Book Chapter: Verse
1 Gen 15:10 | vermenigvuldigen, zodat het vanwege de menigte niet zal geteld worden. ~
2 Gen 16:4 | gij zult tot een vader van menigte der volken worden! ~
3 Gen 16:5 | gesteld tot een vader van menigte der volken. ~
4 Gen 25:28 | vettigheid der aarde, en menigte van tarwe en most. ~
5 Gen 26:14 | en gij zult uitbreken in menigte, westwaarts en oostwaarts,
6 Gen 27:65 | gehad hebt, dat is tot een menigte uitgebroken; en de HEERE
7 Gen 27:78 | man brak gans zeer uit in menigte, en hij had vele kudden,
8 Gen 29:12 | der zee, dat vanwege de menigte niet geteld kan worden! ~
9 Gen 44:16 | vermenigvuldigen als vissen in menigte, in het midden des lands! ~
10 Gen 44:19 | zijn zaad zal een volle menigte van volkeren worden. ~
11 Exo 23:2 | 2 Gij zult de menigte tot boze zaken niet volgen;
12 Exo 23:2 | dat gij u neigt naar de menigte, om het recht te buigen. ~
13 Num 31:67 | stede van uw vaderen, een menigte van zondige mensen, om de
14 Deu 1:10 | de sterren des hemels in menigte. ~
15 Deu 10:22 | de sterren des hemels in menigte. ~
16 Deu 28:62 | de sterren des hemels in menigte; omdat gij der stem des
17 Ric 4:7 | met zijn wagenen en zijn menigte; en Ik zal hem in uw hand
18 Ric 5:5 | gelijk de sprinkhanen in menigte, dat men hen en hun kemelen
19 Ric 6:12 | dal, gelijk sprinkhanen in menigte, en hun kemelen waren ontelbaar,
20 Ric 6:12 | den oever der zee is, in menigte. ~
21 1Sa 2:33 | ziel te bedroeven; en al de menigte uws huizes zal sterven,
22 1Sa 13:5 | duizend ruiters, en volk in menigte als het zand, dat aan den
23 1Sa 14:16 | Gibea-Benjamins zagen, dat, ziet, de menigte versmolt, en doorging, en
24 2Sa 6:19 | ganse volk, aan de ganse menigte van Israel, van de mannen
25 2Sa 17:11 | zand, dat aan de zee is, in menigte; en dat uw persoon medega
26 1Kon 1:19| gemest vee, en schapen in menigte geslacht, en genood al de
27 1Kon 1:25| gemest vee, en schapen in menigte, en heeft genood al de zonen
28 1Kon 3:8 | gerekend worden, vanwege de menigte. ~
29 1Kon 4:20| zand, dat aan de zee is in menigte, etende, en drinkende, en
30 1Kon 7:47| ongewogen vanwege de zeer grote menigte; het gewicht des kopers
31 1Kon 8:5 | runderen, die vanwege de menigte niet konden geteld, noch
32 1Kon 10:10| gaf, is er nooit meer in menigte gekomen.
33 1Kon 10:27| die in de laagte zijn, in menigte. ~
34 1Kon 20:13| gij gezien al deze grote menigte? Zie, Ik zal ze heden in
35 1Kon 20:28| zo zal Ik al deze grote menigte in uw hand geven, opdat
36 2Kon 7:13| zij zijn als de gehele menigte der Israelieten, die hierbinnen
37 2Kon 7:13| zij zijn als de gehele menigte der Israelieten, die vergaan
38 2Kon 21:23| en gezegd: Ik heb met de menigte mijner wagenen beklommen
39 2Kon 27:11| waren, en het overige der menigte, voerde Nebuzaradan, de
40 1Kro 4:38| hunner vaderen braken uit in menigte. ~
41 1Kro 12:40| runderen, en klein vee in menigte; want er was blijdschap
42 1Kro 23:3 | David bereidde ijzer in menigte, tot nagelen aan de deuren
43 1Kro 23:3 | samenvoegingen; ook koper in menigte, zonder gewicht; ~
44 1Kro 23:4 | tot David cederenhout in menigte. ~
45 1Kro 23:5 | bereidde David voorraad in menigte voor zijn dood. ~
46 1Kro 23:8 | zeggende: Gij hebt bloed in menigte vergoten, want gij hebt
47 1Kro 23:14| gewicht, want het is er in menigte; ik heb ook hout en stenen
48 1Kro 23:15| 15 Ook zijn er bij u in menigte, die het werk kunnen doen,
49 1Kro 30:2 | stenen, en marmerstenen in menigte. ~
50 1Kro 30:16| HEERE, onze God, al deze menigte, die wij bereid hebben om
51 1Kro 30:21| drankofferen; en slachtofferen in menigte, voor gans Israel. ~
52 2Kro 1:15| die in de laagten zijn, in menigte. ~
53 2Kro 2:9 | 9 En dat om mij hout in menigte te bereiden; want het huis,
54 2Kro 4:18| al deze vaten, in grote menigte; want het gewicht des kopers
55 2Kro 5:6 | runderen, die vanwege de menigte niet konden geteld noch
56 2Kro 6:6 | runderen, die vanwege de menigte niet konden geteld noch
57 2Kro 10:1 | dragende specerijen en goud in menigte, en kostelijk gesteente;
58 2Kro 10:9 | en specerijen in grote menigte, en kostelijk gesteente;
59 2Kro 10:27| die in de laagte zijn, in menigte. ~
60 2Kro 14:8 | gij zijt wel een grote menigte, maar gij hebt gouden kalveren
61 2Kro 15:11| zijn wij gekomen tegen deze menigte; o HEERE! Gij zijt onze
62 2Kro 15:15| en voerden weg schapen in menigte, en kemelen; en kwamen weder
63 2Kro 16:9 | Israel vielen zij tot hem in menigte, als zij zagen, dat de HEERE,
64 2Kro 18:5 | hij had rijkdom en eer in menigte. ~
65 2Kro 19:2 | en runderen voor hem in menigte, en voor het volk, dat met
66 2Kro 21:2 | zeggende: Daar komt een grote menigte tegen u van gene zijde der
67 2Kro 21:12| kracht tegen deze grote menigte, die tegen ons komt, en
68 2Kro 21:15| ontzet vanwege deze grote menigte; want de strijd is niet
69 2Kro 21:24| wendden zij zich naar de menigte; en ziet, het waren dode
70 2Kro 21:25| en zij vonden bij hen in menigte, zowel have en dode lichamen,
71 2Kro 24:11| en verzamelden geld in menigte; ~
72 2Kro 24:24| een heirkracht van grote menigte, dewijl zij den HEERE, den
73 2Kro 28:5 | gevankelijk wegvoerden een grote menigte van gevangenen, die zij
74 2Kro 29:35| waren de brandofferen in menigte, met het vet der dankofferen,
75 2Kro 30:17| 17 Want een menigte was in die gemeente, die
76 2Kro 30:18| 18 Want een menigte des volks, velen van Efraim
77 2Kro 30:24| priesteren nu hadden zich in menigte geheiligd. ~
78 2Kro 31:5 | tienden van alles in met menigte. ~
79 2Kro 32:5 | maakte geweer en schilden in menigte. ~
80 2Kro 32:7 | het aangezicht der ganse menigte, die met hem is; want met
81 2Kro 32:29| van schapen en runderen in menigte; want God gaf hem zeer grote
82 Neh 9:25 | en bomen van spijze, in menigte; en zij hebben gegeten,
83 Est 56:3 | Joden, en aangenaam bij de menigte zijner broederen, zoekende
84 Job 1:10 | gezegend, en zijn vee is in menigte uitgebroken in den lande. ~
85 Job 31:34 | Zeker, ik kon wel een grote menigte geweldiglijk onderdrukt
86 Job 33:19 | zijn leger, en de sterke menigte zijner beenderen; ~
87 Psa 42:19 | onder de feesthoudende menigte. ~
88 Psa 55:19 | strijd tegen mij; want met menigte zijn zij tegen mij geweest. ~
89 Psa 106:7 | Uw wonderen; zij zijn der menigte Uwer goedertierenheid niet
90 Spre 14:28| 28 In de menigte des volks is des konings
91 Spre 20:6 | 6 Elk van de menigte der mensen roept zijn weldadigheid
92 Spre 20:15| 15 Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen
93 Jes 5:13 | zullen honger lijden, en hun menigte zal verdorren van dorst. ~
94 Jes 5:14 | haar heerlijkheid, en haar menigte, met haar gedruis, en die
95 Jes 16:14 | worden, met al die grote menigte; en het overblijfsel
96 Jes 29:5 | 5 En de menigte uwer vreemde soldaten zal
97 Jes 29:5 | zijn gelijk dun stof, en de menigte der tirannen als voorbijvliegend
98 Jes 29:8 | is begerig; alzo zal de menigte aller heidenen zijn, die
99 Jes 31:4 | wanneer schoon een volle menigte der herderen samengeroepen
100 Jes 37:24 | en gezegd: Ik heb met de menigte mijner wagenen beklommen
101 Jes 47:9 | uwer toverijen, vanwege de menigte uwer bezweringen. ~
102 Jes 61:5 | verwijd worden; want de menigte de zee zal tot u gekeerd
103 Jer 3:23 | het van de heuvelen en de menigte der bergen; waarlijk, in
104 Jer 46:25 | zal bezoeking doen over de menigte van No, en over Farao, en
105 Jer 49:32 | zullen ten roof zijn, en de menigte van hun vee zal ten buit
106 Jer 52:15 | en het overige der menigte, voerde Nebuzaradan, de
107 Eze 7:11 | overblijven, noch van hun menigte, noch van hun gedruis, en
108 Eze 7:12 | toorn is over de gehele menigte van het land. ~
109 Eze 7:13 | gezicht, aangaande de gehele menigte van het land, niet
110 Eze 7:14 | toorn is over de gehele menigte van het land. ~
111 Eze 14:4 | komt, antwoorden naar de menigte zijner drekgoden; ~
112 Eze 17:17 | door een groot heir en door menigte van krijgs vergadering,
113 Eze 19:11 | door zijn hoogte, met de menigte zijner takken. ~
114 Eze 23:42 | Als nu het geruis der menigte daarop stil was, zo zonden
115 Eze 23:42 | zonden zij tot mannen uit de menigte der mensen, en daar werden
116 Eze 26:10 | 10 Vanwege de menigte zijner paarden zal u derzelver
117 Eze 30:4 | want zij zullen derzelver menigte wegnemen, en haar fondamenten
118 Eze 30:10 | Heere HEERE: Ja, Ik zal de menigte van Egypte doen ophouden,
119 Eze 30:15 | van Egypte; en Ik zal de menigte van No uitroeien. ~
120 Eze 31:2 | van Egypte, en tot zijn menigte: Wien zijt gij gelijk in
121 Eze 31:18 | is Farao, en zijn ganse menigte, spreekt de Heere HEERE. ~ ~
122 Eze 32:12 | 12 Ik zal uw menigte vellen door de zwaarden
123 Eze 32:12 | verstoren, en haar ganse menigte zal verdelgd worden. ~
124 Eze 32:16 | Egypte en over haar ganse menigte, spreekt de Heere HEERE. ~
125 Eze 32:18 | Mensenkind! weeklaag over de menigte van Egypte, en doe ze nederdalen, (
126 Eze 32:20 | trek haar henen met al haar menigte. ~
127 Eze 32:24 | Daar is Elam met haar ganse menigte rondom haar graf; zij zijn
128 Eze 32:25 | gesteld onder haar ganse menigte, rondom hem zijn haar graven;
129 Eze 32:26 | en Tubal, met haar ganse menigte; rondom hem zijn haar graven;
130 Eze 32:31 | troosten over zijn ganse menigte; de verslagenen van het
131 Eze 32:32 | Farao en zijn ganse menigte, spreekt de Heere HEERE. ~ ~
132 Eze 39:11 | begraven Gog en zijn ganse menigte, en zullen het noemen: Het
133 Eze 39:11 | noemen: Het dal van Gogs menigte. ~
134 Eze 39:15 | begraven in het dal van Gogs menigte. ~
135 Dan 10:6 | was gelijk de stem ener menigte. ~
136 Dan 11:10 | mengen, en zij zullen een menigte van grote heiren verzamelen;
137 Dan 11:11 | Noorden, die ook een grote menigte oprichten zal, doch
138 Dan 11:11 | oprichten zal, doch die menigte zal in zijn hand gegeven
139 Dan 11:12 | 12 Als die menigte zal weggenomen zijn, zal
140 Dan 11:13 | wederkeren, en hij zal een groter menigte dan de eerste was, oprichten;
141 Hos 4:10 | maar niet uitbreken in menigte; want zij hebben nagelaten
142 Nah 3:3 | verslagenen zijn, en een zware menigte der dode lichamen; ja, er
143 Zac 14:14 | zilver, en klederen in grote menigte. ~
144 Mark 3:7 | en Hem volgde een grote menigte van Galilea, en van Judea. ~
145 Mark 3:8 | Tyrus en Sidon, een grote menigte, gehoord hebbende, hoe grote
146 Mark 12:37| is Hij zijn Zoon? En de menigte der schare hoorde Hem gaarne. ~
147 Luk 1:10 | 10 En al de menigte des volks was buiten, biddende,
148 Luk 2:13 | was er met den engel een menigte des hemelsen heirlegers,
149 Luk 5:6 | besloten zij een grote menigte vissen, en hun net scheurde. ~
150 Luk 6:17 | discipelen, en een grote menigte des volks van geheel Judea
151 Luk 8:37 | 37 En de gehele menigte van het omliggende land
152 Luk 19:37 | Olijfbergs, begon al de menigte der discipelen zich te verblijden,
153 Luk 23:1 | 1 En de gehele menigte van hen stond op, en leidde
154 Luk 23:18 | 18 Doch al de menigte riep gelijkelijk, zeggende:
155 Luk 23:27 | 27 En een grote menigte van volk en van vrouwen
156 Joha 5:3 | In dezelve lag een grote menigte van kranken, blinden, kreupelen,
157 Joha 21:6 | meer trekken vanwege de menigte der vissen. ~
158 Hand 2:6 | stem geschied was, kwam de menigte samen, en werd beroerd,
159 Hand 4:32| 32 En de menigte van degenen, die geloofden,
160 Hand 8:1 | alzo spraken, dat een grote menigte, beiden van Joden en Grieken,
161 Hand 8:4 | 4 En de menigte der stad werd verdeeld,
162 Hand 9:12| 12 En al de menigte zweeg stil, en zij hoorden
163 Hand 9:30| kwamen te Antiochie; en de menigte vergaderd hebbende, gaven
164 Hand 11:4 | godsdienstige Grieken een grote menigte, en van de voornaamste vrouwen
165 Hand 13:9 | den weg des Heeren voor de menigte, week hij van hen, en scheidde
166 Hand 15:22| Het is gans nodig, dat de menigte samenkome; want zij zullen
167 Hand 15:36| 36 Want de menigte des volks volgde, al roepende:
168 Hand 17:7 | Farizeen en de Sadduceen, en de menigte werd verdeeld. ~
169 Hand 19:24| van welken mij de ganse menigte der Joden heeft aangesproken,
170 Heb 11:12 | verstorvene, zovelen in menigte geboren, als de sterren
171 Jako 5:20| den dood zal behouden, en menigte der zonden zal bedekken. ~
172 1Pet 4:8 | elkander; want de liefde zal menigte van zonden bedekken. ~
|