Book Chapter: Verse
1 Gen 37:52 | naam des tweeden noemde hij Efraim; want, zeide hij, God heeft
2 Gen 42:20 | in Egypteland, Manasse en Efraim, die hem Asnath, de dochter
3 Gen 44:1 | zonen met zich, Manasse en Efraim! ~
4 Gen 44:5 | gekomen ben, zijn mijne; Efraim en Manasse zullen mijne
5 Gen 44:13 | En Jozef nam die beiden, Efraim met zijn rechterhand, tegenover
6 Gen 44:14 | legde die op het hoofd van Efraim, hoewel hij de minste was,
7 Gen 44:17 | rechterhand op het hoofd van Efraim legde, zo was het kwaad
8 Gen 44:17 | om die van het hoofd van Efraim op het hoofd van Manasse
9 Gen 44:20 | zeggende: God zette u als Efraim en als Manasse! En hij zette
10 Gen 44:20 | als Manasse! En hij zette Efraim voor Manasse. ~
11 Gen 46:23 | 23 En Jozef zag van Efraim kinderen, van het derde
12 Num 1:10 | kinderen van Jozef: van Efraim, Elisama, de zoon van Ammihud;
13 Num 1:32 | Jozef: van de zonen van Efraim, hun geboorten, naar hun
14 Num 1:33 | getelden van den stam van Efraim veertig duizend en vijfhonderd; ~
15 Num 2:18 | De banier des legers van Efraim, naar hun heiren, zal tegen
16 Num 2:18 | de overste der zonen van Efraim zijn. ~
17 Num 2:24 | getelden in het leger van Efraim waren honderd acht duizend
18 Num 7:48 | overste der kinderen van Efraim, Elisama, den zoon van Ammihud. ~
19 Num 10:22 | het leger der kinderen van Efraim, naar hun heiren; en over
20 Num 13:8 | 8 Van de stam van Efraim, Hosea, de zoon van Nun. ~
21 Num 26:28 | geslachten, waren Manasse en Efraim. ~
22 Num 26:35 | 35 Dit zijn de zonen van Efraim, naar hun geslachten: van
23 Num 26:37 | geslachten der zonen van Efraim, naar hun getelden: twee
24 Num 33:24 | den stam der kinderen van Efraim, de overste Kemuel, zoon
25 Deu 33:17 | zijn de tien duizenden van Efraim, en dezen zijn de duizenden
26 Deu 34:2 | Nafthali, en het land van Efraim en Manasse, en het ganse
27 Joz 14:4 | twee stammen, Manasse en Efraim; en aan de Levieten gaven
28 Joz 16:4 | kinderen van Jozef, Manasse en Efraim. ~
29 Joz 16:5 | landpale nu der kinderen van Efraim, naar hun huisgezinnen,
30 Joz 16:8 | den stam der kinderen van Efraim, naar hun huisgezinnen. ~
31 Joz 16:9 | waren voor de kinderen van Efraim, waren in het midden van
32 Joz 17:8 | hadden de kinderen van Efraim. ~
33 Joz 17:9 | beek. Deze steden zijn van Efraim in het midden der steden
34 Joz 17:10 | 10 Het was van Efraim tegen het zuiden, en tegen
35 Joz 17:15 | dewijl u het gebergte van Efraim te eng is. ~
36 Joz 17:17 | het huis van Jozef, tot Efraim en tot Manasse, zeggende:
37 Joz 19:50 | Thimnath-Serah, op het gebergte van Efraim; en hij bouwde die stad,
38 Joz 20:7 | Sichem op het gebergte van Efraim, en Kirjath-Arba, deze is
39 Joz 21:5 | huisgezinnen van den stam van Efraim, en van den stam van Dan,
40 Joz 21:20 | huns lots van den stam van Efraim. ~
41 Joz 21:21 | voorsteden, op den berg Efraim, en Gezer en haar voorsteden; ~
42 Joz 25:30 | welke is op een berg van Efraim, aan het noorden van den
43 Joz 25:33 | geweest op het gebergte van Efraim. ~
44 Ric 1:29 | 29 Ook verdreef Efraim de Kanaanieten niet, die
45 Ric 2:9 | Timnath-Heres, op een berg van Efraim, tegen het noorden van den
46 Ric 3:27 | bazuin op het gebergte van Efraim; en de kinderen Israels
47 Ric 4:5 | Beth-El, op het gebergte van Efraim; en de kinderen Israels
48 Ric 4:38 | 14 Uit Efraim was hun wortel tegen Amalek.
49 Ric 6:24 | in het ganse gebergte van Efraim, zeggende: Komt af de Midianieten
50 Ric 6:24 | alzo werd alle man van Efraim bijeengeroepen, en zij benamen
51 Ric 7:1 | Toen zeiden de mannen van Efraim tot hem: Wat stuk is dit,
52 Ric 7:2 | zijn niet de nalezingen van Efraim beter dan de wijnoogst van
53 Ric 9:1 | Samir, op het gebergte van Efraim. ~
54 Ric 9:9 | Benjamin, en tegen het huis van Efraim; zodat het Israel zeer bang
55 Ric 11:1 | Toen werden de mannen van Efraim bijeengeroepen, en trokken
56 Ric 11:4 | van Gilead, en streed met Efraim; en de mannen van Gilead
57 Ric 11:4 | mannen van Gilead sloegen Efraim, want de Gileadieten, zijnde
58 Ric 11:4 | Gileadieten, zijnde tussen Efraim en tussen Manasse, zeiden:
59 Ric 11:4 | Gijlieden zijt vluchtelingen van Efraim. ~
60 Ric 11:5 | als de vluchtelingen van Efraim zeiden: Laat mij overgaan;
61 Ric 11:6 | Jordaan, dat te dier tijd van Efraim vielen twee en veertig duizend. ~
62 Ric 11:15 | Pirhathon, in het land van Efraim, op den berg van den Amalekiet. ~ ~
63 Ric 16:1 | man van het gebergte van Efraim, wiens naam was Micha. ~
64 Ric 16:8 | kwam aan het gebergte van Efraim tot aan het huis van Micha,
65 Ric 17:2 | kwamen aan het gebergte van Efraim, tot aan het huis van Micha,
66 Ric 17:13 | door naar het gebergte van Efraim, en zij kwamen tot aan het
67 Ric 18:1 | zijden van het gebergte van Efraim, die zich een vrouw, een
68 Ric 18:16 | was van het gebergte van Efraim, doch als vreemdeling verkeerde
69 Ric 18:18 | zijden van het gebergte van Efraim, van waar ik ben; en ik
70 1Sa 1:1 | Ramathaim-Zofim, van het gebergte van Efraim, wiens naam was Elkana,
71 1Sa 9:4 | ging door het gebergte van Efraim, en hij ging door het land
72 1Sa 14:22 | hadden in het gebergte van Efraim, hoorden, dat de Filistijnen
73 2Sa 2:9 | en over Jizreel, en over Efraim, en over Benjamin, en over
74 2Sa 13:23 | had te Baal-Hazor, dat bij Efraim is; zo nodigde Absalom al
75 2Sa 20:21 | man van het gebergte van Efraim, wiens naam is Seba, de
76 1Kon 4:8 | was in het gebergte van Efraim. ~
77 1Kon 12:25| Sichem op het gebergte van Efraim, en woonde daarin, en toog
78 2Kon 5:22| profeten, van het gebergte van Efraim gekomen; geef hun toch een
79 2Kon 15:13| Jeruzalem, van de poort van Efraim tot aan de Hoekpoort, vierhonderd
80 1Kro 6:66| landpale, van den stam van Efraim. ~
81 1Kro 6:67| voorsteden op het gebergte van Efraim, en Gezer en haar voorsteden, ~
82 1Kro 7:20| 20 En de kinderen van Efraim waren Suthelah; en zijn
83 1Kro 7:22| 22 Daarom droeg Efraim, hun vader, vele dagen leed;
84 1Kro 9:3 | en van de kinderen van Efraim en Manasse; ~
85 1Kro 12:30| 30 En van de kinderen van Efraim, twintig duizend en achthonderd,
86 1Kro 28:10| Peloniet, uit de kinderen van Efraim; in zijn verdeling waren
87 1Kro 28:14| Pirhathoniet, van de kinderen van Efraim; in zijn verdeling waren
88 1Kro 28:20| 20 Over de kinderen van Efraim was Hosea, de zoon van Azarja;
89 2Kro 14:4 | dewelke is in het gebergte van Efraim; en hij zeide: Hoort mij
90 2Kro 16:8 | hij van het gebergte van Efraim genomen had, en vernieuwde
91 2Kro 16:9 | vreemdelingen met hen uit Efraim, en Manasse, en uit Simeon;
92 2Kro 18:2 | Juda, en in de steden van Efraim, die zijn vader Asa ingenomen
93 2Kro 20:4 | af tot het gebergte van Efraim toe, en deed hen wederkeren
94 2Kro 25:7 | Israel, met alle kinderen van Efraim. ~
95 2Kro 25:10| weten de benden, die uit Efraim tot hem gekomen waren, dat
96 2Kro 25:23| Jeruzalem, van de poort van Efraim tot aan de Hoekpoort, vierhonderd
97 2Kro 28:7 | Zichri, een geweldig man van Efraim, sloeg Maaseja, den zoon
98 2Kro 28:12| hoofden der kinderen van Efraim, Azaria, de zoon van Johanan,
99 2Kro 30:1 | schreef ook brieven tot Efraim en Manasse, dat zij zouden
100 2Kro 30:10| stad, door het land van Efraim en Manasse, tot Zebulon
101 2Kro 30:18| menigte des volks, velen van Efraim en Manasse, Issaschar en
102 2Kro 31:1 | Juda en Benjamin, ook in Efraim en Manasse, totdat zij alles
103 2Kro 34:6 | de steden van Manasse, en Efraim, en Simeon, ja, tot Nafthali
104 2Kro 34:9 | uit de hand van Manasse en Efraim, en uit het ganse overblijfsel
105 Neh 12:39 | En van boven de poort van Efraim, en boven de Oude poort,
106 Psa 60:9 | en Manasse is mijn, en Efraim is de sterkte mijns hoofds;
107 Psa 78:9 | 9 (De kinderen van Efraim, gewapende boogschutters,
108 Psa 78:67 | van Jozef, en den stam van Efraim verkoos Hij niet. ~
109 Psa 80:3 | voor het aangezicht van Efraim, en Benjamin, en Manasse,
110 Psa 108:9 | mijn, Manasse is mijn, en Efraim is de sterkte mijns hoofds;
111 Jes 7:2 | zeggende: De Syriers rusten op Efraim, zo bewoog zich zijn hart
112 Jes 7:5 | beraadslaagd heeft, met Efraim en den zoon van Remalia,
113 Jes 7:8 | vijf en zestig jaren zal Efraim verbroken worden, dat het
114 Jes 7:17 | zijn van dien dag af, dat Efraim van Juda is afgeweken, door
115 Jes 9:8 | volk zal het gewaar worden, Efraim en de inwoner van Samaria;
116 Jes 9:20 | 20 Manasse Efraim, en Efraim Manasse, en zij
117 Jes 9:20 | Manasse Efraim, en Efraim Manasse, en zij zullen te
118 Jes 11:13 | 13 En de nijd van Efraim zal wegwijken, en de tegenpartijders
119 Jes 11:13 | zullen uitgeroeid worden; Efraim zal Juda niet benijden,
120 Jes 11:13 | niet benijden, en Juda zal Efraim niet benauwen. ~
121 Jes 17:3 | vesting zal ophouden van Efraim, en het koninkrijk van Damaskus,
122 Jes 28:1 | kroon der dronkenen van Efraim, welker heerlijk sieraad
123 Jes 28:3 | kronen der dronkenen van Efraim zullen met voeten vertreden
124 Jer 4:15 | horen van het gebergte van Efraim. ~
125 Jer 7:15 | broederen, het ganse zaad van Efraim, weggeworpen heb. ~
126 Jer 31:9 | Israel tot een Vader, en Efraim is Mijn eerstgeborene. ~
127 Jer 31:18 | heb wel gehoord, dat zich Efraim beklaagt, zeggende: Gij
128 Jer 31:20 | 20 Is niet Efraim Mij een dierbare zoon, is
129 Jer 50:19 | zal op het gebergte van Efraim en Gilead verzadigd worden. ~
130 Eze 37:16 | Jozef, het hout van Efraim, en van het ganse huis Israels,
131 Eze 48:5 | tot den westerhoek toe, Efraim een. ~
132 Eze 48:6 | En aan de landpale van Efraim, van den oosterhoek tot
133 Hos 4:17 | 17 Efraim is vergezeld met de afgoden;
134 Hos 5:3 | 3 Ik ken Efraim, en Israel is voor Mij niet
135 Hos 5:3 | niet verborgen; dat gij, o Efraim! nu hoereert, en Israel
136 Hos 5:5 | aangezicht getuigen; en Israel en Efraim zullen vallen door hun ongerechtigheid;
137 Hos 5:9 | 9 Efraim zal tot verwoesting worden,
138 Hos 5:11 | 11 Efraim is verdrukt, hij is verpletterd
139 Hos 5:12 | 12 Daarom zal Ik Efraim zijn als een mot, en den
140 Hos 5:13 | 13 Als Efraim zijn krankheid zag, en Juda
141 Hos 5:13 | Juda zijn gezwel, zo toog Efraim tot Assur, en hij zond tot
142 Hos 5:14 | 14 Want Ik zal Efraim zijn als een felle leeuw,
143 Hos 6:4 | Wat zal Ik u doen, o Efraim! wat zal Ik u doen, o Juda!
144 Hos 7:8 | 8 Efraim, die verwart zich met de
145 Hos 7:8 | verwart zich met de volken; Efraim is een koek, die niet is
146 Hos 7:11 | 11 Want Efraim is als een botte duif, zonder
147 Hos 8:9 | voor zichzelven is; die van Efraim hebben boelen om hoerenloon
148 Hos 8:11 | 11 Omdat Efraim de altaren vermenigvuldigd
149 Hos 9:3 | land niet blijven; maar Efraim zal weder tot Egypte keren,
150 Hos 9:8 | 8 De wachter van Efraim is met mijn God, maar de
151 Hos 9:11 | 11 Aangaande Efraim, hunlieder heerlijkheid
152 Hos 9:13 | 13 Efraim is, gelijk als Ik Tyrus
153 Hos 9:13 | liefelijke woonplaats; maar Efraim zal zijn kinderen moeten
154 Hos 9:16 | 16 Efraim is geslagen, hunlieder wortel
155 Hos 10:6 | geschenk voor den koning Jareb; Efraim zal schaamte behalen, en
156 Hos 10:11 | 11 Dewijl Efraim een vaars is, gewend gaarne
157 Hos 10:11 | hals overgegaan; Ik zal Efraim berijden, Juda zal ploegen,
158 Hos 11:3 | Ik nochtans leerde Efraim gaan; Hij nam ze op Zijn
159 Hos 11:8 | Hoe zou Ik u overgeven, o Efraim? u overleveren, o Israel?
160 Hos 11:9 | Ik zal niet wederkeren om Efraim te verderven; want Ik ben
161 Hos 12:1 | 1 Die van Efraim hebben Mij omsingeld met
162 Hos 12:2 | 2 Efraim weidt zich met wind, en
163 Hos 12:9 | 9 Nog zegt Efraim: Evenwel ben ik rijk geworden,
164 Hos 12:15 | 15 Efraim daarentegen heeft Hen zeer
165 Hos 13:1 | 1 Als Efraim sprak, zo beefde men, hij
166 Hos 14:9 | 9 Efraim! wat heb Ik meer met de
167 Oba 1:19 | zij zullen het veld van Efraim en het veld van Samaria
168 Zac 9:10 | En Ik zal de wagens uit Efraim uitroeien, en de paarden
169 Zac 9:13 | Juda zal gespannen, en Ik Efraim den boog zal gevuld hebben;
170 Zac 10:7 | zullen zijn als een held van Efraim, en hun hart zal zich verblijden,
171 Joha 11:54| woestijn, naar de stad, genaamd Efraim, en verkeerde aldaar met
|