Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
eflal 2
efod 33
efods 15
efraim 171
efraimiet 1
efraimieten 2
efraims 7
Frequency    [«  »]
172 menigte
172 priesteren
171 39
171 efraim
171 zilver
171 zoeken
168 geef

Bijbel

IntraText - Concordances

efraim

    Book Chapter: Verse
1 Gen 37:52 | naam des tweeden noemde hij Efraim; want, zeide hij, God heeft 2 Gen 42:20 | in Egypteland, Manasse en Efraim, die hem Asnath, de dochter 3 Gen 44:1 | zonen met zich, Manasse en Efraim! ~ 4 Gen 44:5 | gekomen ben, zijn mijne; Efraim en Manasse zullen mijne 5 Gen 44:13 | En Jozef nam die beiden, Efraim met zijn rechterhand, tegenover 6 Gen 44:14 | legde die op het hoofd van Efraim, hoewel hij de minste was, 7 Gen 44:17 | rechterhand op het hoofd van Efraim legde, zo was het kwaad 8 Gen 44:17 | om die van het hoofd van Efraim op het hoofd van Manasse 9 Gen 44:20 | zeggende: God zette u als Efraim en als Manasse! En hij zette 10 Gen 44:20 | als Manasse! En hij zette Efraim voor Manasse. ~ 11 Gen 46:23 | 23 En Jozef zag van Efraim kinderen, van het derde 12 Num 1:10 | kinderen van Jozef: van Efraim, Elisama, de zoon van Ammihud; 13 Num 1:32 | Jozef: van de zonen van Efraim, hun geboorten, naar hun 14 Num 1:33 | getelden van den stam van Efraim veertig duizend en vijfhonderd; ~ 15 Num 2:18 | De banier des legers van Efraim, naar hun heiren, zal tegen 16 Num 2:18 | de overste der zonen van Efraim zijn. ~ 17 Num 2:24 | getelden in het leger van Efraim waren honderd acht duizend 18 Num 7:48 | overste der kinderen van Efraim, Elisama, den zoon van Ammihud. ~ 19 Num 10:22 | het leger der kinderen van Efraim, naar hun heiren; en over 20 Num 13:8 | 8 Van de stam van Efraim, Hosea, de zoon van Nun. ~ 21 Num 26:28 | geslachten, waren Manasse en Efraim. ~ 22 Num 26:35 | 35 Dit zijn de zonen van Efraim, naar hun geslachten: van 23 Num 26:37 | geslachten der zonen van Efraim, naar hun getelden: twee 24 Num 33:24 | den stam der kinderen van Efraim, de overste Kemuel, zoon 25 Deu 33:17 | zijn de tien duizenden van Efraim, en dezen zijn de duizenden 26 Deu 34:2 | Nafthali, en het land van Efraim en Manasse, en het ganse 27 Joz 14:4 | twee stammen, Manasse en Efraim; en aan de Levieten gaven 28 Joz 16:4 | kinderen van Jozef, Manasse en Efraim. ~ 29 Joz 16:5 | landpale nu der kinderen van Efraim, naar hun huisgezinnen, 30 Joz 16:8 | den stam der kinderen van Efraim, naar hun huisgezinnen. ~ 31 Joz 16:9 | waren voor de kinderen van Efraim, waren in het midden van 32 Joz 17:8 | hadden de kinderen van Efraim. ~ 33 Joz 17:9 | beek. Deze steden zijn van Efraim in het midden der steden 34 Joz 17:10 | 10 Het was van Efraim tegen het zuiden, en tegen 35 Joz 17:15 | dewijl u het gebergte van Efraim te eng is. ~ 36 Joz 17:17 | het huis van Jozef, tot Efraim en tot Manasse, zeggende: 37 Joz 19:50 | Thimnath-Serah, op het gebergte van Efraim; en hij bouwde die stad, 38 Joz 20:7 | Sichem op het gebergte van Efraim, en Kirjath-Arba, deze is 39 Joz 21:5 | huisgezinnen van den stam van Efraim, en van den stam van Dan, 40 Joz 21:20 | huns lots van den stam van Efraim. ~ 41 Joz 21:21 | voorsteden, op den berg Efraim, en Gezer en haar voorsteden; ~ 42 Joz 25:30 | welke is op een berg van Efraim, aan het noorden van den 43 Joz 25:33 | geweest op het gebergte van Efraim. ~ 44 Ric 1:29 | 29 Ook verdreef Efraim de Kanaanieten niet, die 45 Ric 2:9 | Timnath-Heres, op een berg van Efraim, tegen het noorden van den 46 Ric 3:27 | bazuin op het gebergte van Efraim; en de kinderen Israels 47 Ric 4:5 | Beth-El, op het gebergte van Efraim; en de kinderen Israels 48 Ric 4:38 | 14 Uit Efraim was hun wortel tegen Amalek. 49 Ric 6:24 | in het ganse gebergte van Efraim, zeggende: Komt af de Midianieten 50 Ric 6:24 | alzo werd alle man van Efraim bijeengeroepen, en zij benamen 51 Ric 7:1 | Toen zeiden de mannen van Efraim tot hem: Wat stuk is dit, 52 Ric 7:2 | zijn niet de nalezingen van Efraim beter dan de wijnoogst van 53 Ric 9:1 | Samir, op het gebergte van Efraim. ~ 54 Ric 9:9 | Benjamin, en tegen het huis van Efraim; zodat het Israel zeer bang 55 Ric 11:1 | Toen werden de mannen van Efraim bijeengeroepen, en trokken 56 Ric 11:4 | van Gilead, en streed met Efraim; en de mannen van Gilead 57 Ric 11:4 | mannen van Gilead sloegen Efraim, want de Gileadieten, zijnde 58 Ric 11:4 | Gileadieten, zijnde tussen Efraim en tussen Manasse, zeiden: 59 Ric 11:4 | Gijlieden zijt vluchtelingen van Efraim. ~ 60 Ric 11:5 | als de vluchtelingen van Efraim zeiden: Laat mij overgaan; 61 Ric 11:6 | Jordaan, dat te dier tijd van Efraim vielen twee en veertig duizend. ~ 62 Ric 11:15 | Pirhathon, in het land van Efraim, op den berg van den Amalekiet. ~  ~ 63 Ric 16:1 | man van het gebergte van Efraim, wiens naam was Micha. ~ 64 Ric 16:8 | kwam aan het gebergte van Efraim tot aan het huis van Micha, 65 Ric 17:2 | kwamen aan het gebergte van Efraim, tot aan het huis van Micha, 66 Ric 17:13 | door naar het gebergte van Efraim, en zij kwamen tot aan het 67 Ric 18:1 | zijden van het gebergte van Efraim, die zich een vrouw, een 68 Ric 18:16 | was van het gebergte van Efraim, doch als vreemdeling verkeerde 69 Ric 18:18 | zijden van het gebergte van Efraim, van waar ik ben; en ik 70 1Sa 1:1 | Ramathaim-Zofim, van het gebergte van Efraim, wiens naam was Elkana, 71 1Sa 9:4 | ging door het gebergte van Efraim, en hij ging door het land 72 1Sa 14:22 | hadden in het gebergte van Efraim, hoorden, dat de Filistijnen 73 2Sa 2:9 | en over Jizreel, en over Efraim, en over Benjamin, en over 74 2Sa 13:23 | had te Baal-Hazor, dat bij Efraim is; zo nodigde Absalom al 75 2Sa 20:21 | man van het gebergte van Efraim, wiens naam is Seba, de 76 1Kon 4:8 | was in het gebergte van Efraim. ~ 77 1Kon 12:25| Sichem op het gebergte van Efraim, en woonde daarin, en toog 78 2Kon 5:22| profeten, van het gebergte van Efraim gekomen; geef hun toch een 79 2Kon 15:13| Jeruzalem, van de poort van Efraim tot aan de Hoekpoort, vierhonderd 80 1Kro 6:66| landpale, van den stam van Efraim. ~ 81 1Kro 6:67| voorsteden op het gebergte van Efraim, en Gezer en haar voorsteden, ~ 82 1Kro 7:20| 20 En de kinderen van Efraim waren Suthelah; en zijn 83 1Kro 7:22| 22 Daarom droeg Efraim, hun vader, vele dagen leed; 84 1Kro 9:3 | en van de kinderen van Efraim en Manasse; ~ 85 1Kro 12:30| 30 En van de kinderen van Efraim, twintig duizend en achthonderd, 86 1Kro 28:10| Peloniet, uit de kinderen van Efraim; in zijn verdeling waren 87 1Kro 28:14| Pirhathoniet, van de kinderen van Efraim; in zijn verdeling waren 88 1Kro 28:20| 20 Over de kinderen van Efraim was Hosea, de zoon van Azarja; 89 2Kro 14:4 | dewelke is in het gebergte van Efraim; en hij zeide: Hoort mij 90 2Kro 16:8 | hij van het gebergte van Efraim genomen had, en vernieuwde 91 2Kro 16:9 | vreemdelingen met hen uit Efraim, en Manasse, en uit Simeon; 92 2Kro 18:2 | Juda, en in de steden van Efraim, die zijn vader Asa ingenomen 93 2Kro 20:4 | af tot het gebergte van Efraim toe, en deed hen wederkeren 94 2Kro 25:7 | Israel, met alle kinderen van Efraim. ~ 95 2Kro 25:10| weten de benden, die uit Efraim tot hem gekomen waren, dat 96 2Kro 25:23| Jeruzalem, van de poort van Efraim tot aan de Hoekpoort, vierhonderd 97 2Kro 28:7 | Zichri, een geweldig man van Efraim, sloeg Maaseja, den zoon 98 2Kro 28:12| hoofden der kinderen van Efraim, Azaria, de zoon van Johanan, 99 2Kro 30:1 | schreef ook brieven tot Efraim en Manasse, dat zij zouden 100 2Kro 30:10| stad, door het land van Efraim en Manasse, tot Zebulon 101 2Kro 30:18| menigte des volks, velen van Efraim en Manasse, Issaschar en 102 2Kro 31:1 | Juda en Benjamin, ook in Efraim en Manasse, totdat zij alles 103 2Kro 34:6 | de steden van Manasse, en Efraim, en Simeon, ja, tot Nafthali 104 2Kro 34:9 | uit de hand van Manasse en Efraim, en uit het ganse overblijfsel 105 Neh 12:39 | En van boven de poort van Efraim, en boven de Oude poort, 106 Psa 60:9 | en Manasse is mijn, en Efraim is de sterkte mijns hoofds; 107 Psa 78:9 | 9 (De kinderen van Efraim, gewapende boogschutters, 108 Psa 78:67 | van Jozef, en den stam van Efraim verkoos Hij niet. ~ 109 Psa 80:3 | voor het aangezicht van Efraim, en Benjamin, en Manasse, 110 Psa 108:9 | mijn, Manasse is mijn, en Efraim is de sterkte mijns hoofds; 111 Jes 7:2 | zeggende: De Syriers rusten op Efraim, zo bewoog zich zijn hart 112 Jes 7:5 | beraadslaagd heeft, met Efraim en den zoon van Remalia, 113 Jes 7:8 | vijf en zestig jaren zal Efraim verbroken worden, dat het 114 Jes 7:17 | zijn van dien dag af, dat Efraim van Juda is afgeweken, door      115 Jes 9:8 | volk zal het gewaar worden, Efraim en de inwoner van Samaria; 116 Jes 9:20 | 20      Manasse Efraim, en Efraim Manasse, en zij 117 Jes 9:20 | Manasse Efraim, en Efraim Manasse, en zij zullen te 118 Jes 11:13 | 13      En de nijd van Efraim zal wegwijken, en de tegenpartijders 119 Jes 11:13 | zullen uitgeroeid worden; Efraim zal Juda niet benijden, 120 Jes 11:13 | niet benijden, en Juda zal Efraim niet benauwen. ~ 121 Jes 17:3 | vesting zal ophouden van Efraim, en het koninkrijk van Damaskus, 122 Jes 28:1 | kroon der dronkenen van Efraim, welker heerlijk sieraad 123 Jes 28:3 | kronen der dronkenen van Efraim zullen met voeten vertreden 124 Jer 4:15 | horen van het gebergte van Efraim. ~ 125 Jer 7:15 | broederen, het ganse zaad van Efraim, weggeworpen heb. ~ 126 Jer 31:9 | Israel      tot een Vader, en Efraim is Mijn eerstgeborene. ~ 127 Jer 31:18 | heb wel gehoord, dat zich Efraim beklaagt, zeggende: Gij 128 Jer 31:20 | 20      Is niet Efraim Mij een dierbare zoon, is 129 Jer 50:19 | zal op het gebergte van Efraim en Gilead verzadigd worden. ~ 130 Eze 37:16 | Jozef, het      hout van Efraim, en van het ganse huis Israels, 131 Eze 48:5 | tot den westerhoek toe, Efraim een. ~ 132 Eze 48:6 | En aan de landpale van Efraim, van den oosterhoek tot 133 Hos 4:17 | 17      Efraim is vergezeld met de afgoden; 134 Hos 5:3 | 3      Ik ken Efraim, en Israel is voor Mij niet 135 Hos 5:3 | niet verborgen; dat gij, o Efraim! nu hoereert, en Israel 136 Hos 5:5 | aangezicht getuigen; en Israel en Efraim zullen vallen door hun ongerechtigheid; 137 Hos 5:9 | 9      Efraim zal tot verwoesting worden, 138 Hos 5:11 | 11      Efraim is verdrukt, hij is verpletterd 139 Hos 5:12 | 12      Daarom zal Ik Efraim zijn als een mot, en den 140 Hos 5:13 | 13      Als Efraim zijn krankheid zag, en Juda 141 Hos 5:13 | Juda zijn gezwel, zo toog Efraim tot Assur, en hij zond tot 142 Hos 5:14 | 14      Want Ik zal Efraim zijn als een felle leeuw, 143 Hos 6:4 | Wat zal Ik u doen, o Efraim! wat zal Ik u doen, o Juda! 144 Hos 7:8 | 8      Efraim, die verwart zich met de 145 Hos 7:8 | verwart zich met de volken; Efraim is een koek, die niet is 146 Hos 7:11 | 11      Want Efraim is als een botte duif, zonder 147 Hos 8:9 | voor zichzelven is; die van Efraim hebben boelen om hoerenloon 148 Hos 8:11 | 11      Omdat Efraim de altaren vermenigvuldigd 149 Hos 9:3 | land niet blijven; maar Efraim zal weder tot Egypte keren, 150 Hos 9:8 | 8      De wachter van Efraim is met mijn God, maar de 151 Hos 9:11 | 11      Aangaande Efraim, hunlieder heerlijkheid 152 Hos 9:13 | 13      Efraim is, gelijk als Ik Tyrus 153 Hos 9:13 | liefelijke woonplaats; maar Efraim zal zijn kinderen moeten 154 Hos 9:16 | 16      Efraim is geslagen, hunlieder wortel 155 Hos 10:6 | geschenk voor den koning Jareb; Efraim zal schaamte behalen, en 156 Hos 10:11 | 11      Dewijl Efraim een vaars is, gewend gaarne 157 Hos 10:11 | hals overgegaan; Ik zal Efraim berijden, Juda zal ploegen, 158 Hos 11:3 | Ik nochtans leerde Efraim gaan; Hij nam ze op Zijn 159 Hos 11:8 | Hoe zou Ik u overgeven, o Efraim? u overleveren, o Israel? 160 Hos 11:9 | Ik zal niet wederkeren om Efraim te verderven; want Ik ben 161 Hos 12:1 | 1      Die van Efraim hebben Mij omsingeld met 162 Hos 12:2 | 2      Efraim weidt zich met wind, en 163 Hos 12:9 | 9      Nog zegt Efraim: Evenwel ben ik rijk geworden, 164 Hos 12:15 | 15      Efraim daarentegen heeft Hen zeer 165 Hos 13:1 | 1      Als Efraim sprak, zo beefde men, hij 166 Hos 14:9 | 9      Efraim! wat heb Ik meer met de 167 Oba 1:19 | zij zullen het veld van Efraim en het veld van Samaria 168 Zac 9:10 | En Ik zal de wagens uit Efraim uitroeien, en de paarden 169 Zac 9:13 | Juda zal gespannen, en Ik Efraim den boog zal gevuld hebben; 170 Zac 10:7 | zullen zijn als een held van Efraim, en hun hart zal zich verblijden, 171 Joha 11:54| woestijn, naar de stad, genaamd Efraim, en verkeerde aldaar met


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License