Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
36 227
37 208
38 191
39 171
3als 1
3dat 3
3de 4
Frequency    [«  »]
172 hemelen
172 menigte
172 priesteren
171 39
171 efraim
171 zilver
171 zoeken

Bijbel

IntraText - Concordances

39

    Book Chapter: Verse
1 Gen 23:39 | 39 Toen zeide ik tot mijn heer: 2 Gen 25:39 | 39 Toen antwoordde zijn vader 3 Gen 27:74 | 39 Als dan de kudde verhit 4 Gen 28:39 | 39 Het verscheurde heb ik tot 5 Gen 33:39 | 39 En Baal-Hanan, de zoon van 6 Gen 36 | 39 ~ 7 Gen 37:39 | 39 Daarna zeide Farao tot Jozef: 8 Exo 12:39 | 39 En zij bakten van het deeg, 9 Exo 25:39 | 39 Uit een talent louter goud 10 Exo 28:39 | 39 Gij zult ook een rok vol 11 Exo 29:39 | 39 Het ene lam zult gij des 12 Exo 39 | 39 ~ 13 Exo 39:39 | 39 Het koperen altaar, en den 14 Lev 11:39 | 39 En wanneer van de dieren, 15 Lev 13:39 | 39 En de priester zal gemerkt 16 Lev 14:39 | 39 Daarna zal de priester op 17 Lev 22:70 | 39 Doch op den vijftienden 18 Lev 24:39 | 39 Desgelijks, wanneer uw broeder 19 Lev 25:39 | 39 En de overgeblevenen onder 20 Num 1:39 | 39 Waren hun getelden van den 21 Num 3:39 | 39 Alle getelden der Levieten, 22 Num 4:39 | 39 Van dertig jaren oud en 23 Num 7:39 | 39 Een var, een jong rund, 24 Num 14:39 | 39 En Mozes sprak deze woorden 25 Num 15:39 | 39 En hij zal ulieden aan de 26 Num 16:39 | 39 En Eleazar, de priester, 27 Num 22:39 | 39 En Bileam ging met Balak; 28 Num 26:39 | 39 Van Sefufam het geslacht 29 Num 29:39 | 39 Deze dingen zult gij den 30 Num 31:39 | 39 En de ezelen waren dertig 31 Num 31:92 | 39 En de kinderen van Machir, 32 Num 32:39 | 39 Aaron nu was honderd drie 33 Deu 1:39 | 39 En uw kinderkens, waarvan 34 Deu 4:39 | 39 Zo zult gij heden weten, 35 Deu 28:39 | 39 Wijngaarden zult gij planten, 36 Deu 32:39 | 39 Ziet nu, dat Ik, Ik Die 37 Joz 10:39 | 39 En hij nam haar in, met 38 Joz 15:39 | 39 Lachis, en Bozkath, en Eglon, ~ 39 Joz 19:39 | 39 Dit is het erfdeel van den 40 Joz 22:12 | 39 Hesbon en haar voorsteden, 41 Ric 5:39 | 39 En Gideon zeide tot God: 42 Ric 8:39 | 39 En Gaal trok uit voor het 43 Ric 10:39 | 39 En het geschiedde ten einde 44 Ric 19:39 | 39 Zo keerden zich de mannen 45 1Sa 14:39 | 39 Want zo waarachtig als de 46 1Sa 17:39 | 39 En David gordde zijn zwaard 47 1Sa 20:39 | 39 Doch de jongen wist er niets 48 1Sa 25:39 | 39 Toen David hoorde, dat Nabal 49 2Sa 3:39 | 39 Maar ik ben heden teder, 50 2Sa 13:39 | 39 Toen verlangde de ziel van 51 2Sa 19:39 | 39 Toen nu al het volk over 52 2Sa 22:39 | 39 En ik verteerde hen, en 53 2Sa 23:39 | 39 Uria, de Hethiet, zeven 54 1Kon 1:39| 39 En Zadok, de priester, nam 55 1Kon 2:39| 39 Doch het geschiedde met 56 1Kon 7:39| 39 En hij zette vijf dier stellingen 57 1Kon 8:39| 39 Hoor Gij dan in den hemel, 58 1Kon 11:39| 39 En Ik zal om diens wil het 59 1Kon 18:39| 39 Als nu het ganse volk dat 60 1Kon 20:39| 39 En het geschiedde, als de 61 1Kon 22:39| 39 Het overige nu der geschiedenissen 62 2Kon 4:39| 39 Toen ging er een uit in 63 2Kon 19:39| 39 Maar den HEERE, uw God, 64 1Kro 1:39| 39 De kinderen van Lotan nu 65 1Kro 2:39| 39 En Azaria gewon Helez, en 66 1Kro 4:39| 39 En zij gingen tot aan den 67 1Kro 6:39| 39 En zijn broeder Asaf stond 68 1Kro 7:39| 39 En de kinderen van Ulla 69 1Kro 8:39| 39 En de zonen van Esek, zijn 70 1Kro 9:39| 39 En Ner gewon Kis, en Kis 71 1Kro 11:39| 39 Zelek, de Ammoniet; Nahrai, 72 1Kro 12:39| 39 En zij waren daar bij David 73 1Kro 16:39| 39 En den priester Zadok, en 74 2Kro 7:39| 39 Hoor dan uit den hemel, 75 Ezra 2:39| 39 De kinderen van Harim, duizend 76 Ezra 10:39| 39 En Selemja, en Nathan, en 77 Neh 7:39 | 39 De priesters: de kinderen 78 Neh 10:39 | 39 Want de kinderen Israels 79 Neh 12:39 | 39 En van boven de poort van 80 Job 31:39 | 39 Zo ik zijn vermogen gegeten 81 Job 38 | 39 ~ 82 Psa 18:39 | 39 Ik doorstak hen, dat zij 83 Psa 38:39 | 39 Thau. Doch het heil der 84 Psa 40 | 39 ~ 85 Psa 78:39 | 39 En Hij dacht, dat zij vlees 86 Psa 89:39 | 39 Maar Gij hebt hem verstoten 87 Psa 105:39 | 39 Hij breidde een wolk uit 88 Psa 106:39 | 39 En zij ontreinigden zich 89 Psa 107:39 | 39 Daarna verminderen zij, 90 Psa 119:39 | 39  Wend mijn smaadheid af, 91 Jes 39 | 39 ~ 92 Jer 23:39 | 39      Daarom, ziet, Ik zal 93 Jer 31:39 | 39      En het meetsnoer zal 94 Jer 32:39 | 39      En Ik zal hun enerlei 95 Jer 39 | 39 ~ 96 Jer 48:39 | 39      Hoe is hij verslagen! 97 Jer 49:39 | 39      Maar het zal geschieden 98 Jer 50:39 | 39      Daarom zo zullen de 99 Jer 51:39 | 39      Als zij verhit zijn, 100 Klaa 1:83| 39      Mem. Wat klaagt dan 101 Eze 16:39 | 39      En Ik zal u in hun 102 Eze 20:39 | 39      En gijlieden, o huis 103 Eze 23:39 | 39      Want als zij hun kinderen 104 Eze 39 | 39 ~ 105 Eze 40:39 | 39      En in het voorhuis 106 Dan 2:39 | 39      En na u zal een ander 107 Dan 11:39 | 39      En hij zal de vastigheden 108 Matt 5:39| 39 Maar Ik zeg u, dat gij den 109 Matt 10:39| 39 Die zijn ziel vindt, zal 110 Matt 12:39| 39 Maar Hij antwoordde en zeide 111 Matt 13:39| 39 En de vijand, die hetzelve 112 Matt 15:39| 39 En de scharen van Zich gelaten 113 Matt 21:39| 39 En hem nemende, wierpen 114 Matt 22:39| 39 En het tweede aan dit gelijk, 115 Matt 23:39| 39 Want Ik zeg u: Gij zult 116 Matt 24:39| 39 En bekenden het niet, totdat 117 Matt 25:39| 39 En wanneer hebben wij U 118 Matt 26:39| 39 En een weinig voortgegaan 119 Matt 27:39| 39 En die voorbijgingen, lasterden 120 Mark 1:39| 39 En Hij predikte in hun synagogen, 121 Mark 4:39| 39 En Hij opgewekt zijnde, 122 Mark 5:39| 39 En ingegaan zijnde, zeide 123 Mark 6:39| 39 En Hij gebood hun, dat zij 124 Mark 9:39| 39 Doch Jezus zeide: Verbiedt 125 Mark 10:39| 39 En zij zeiden tot Hem: Wij 126 Mark 12:39| 39 En de voorgestoelten hebben 127 Mark 14:39| 39 En wederom heengegaan zijnde, 128 Mark 15:39| 39 En de hoofdman over honderd, 129 Luk 1:39 | 39 En Maria, opgestaan zijnde 130 Luk 2:39 | 39 En als zij alles voleindigd 131 Luk 4:39 | 39 En staande boven haar, bestrafte 132 Luk 5:39 | 39 En niemand, die ouden drinkt, 133 Luk 6:39 | 39 En Hij zeide tot hen een 134 Luk 7:39 | 39 En de Farizeer, die Hem 135 Luk 8:39 | 39 Keer weder naar uw huis, 136 Luk 9:39 | 39 En zie, een geest neemt 137 Luk 10:39 | 39 En deze had een zuster, 138 Luk 11:39 | 39 En de Heere zeide tot hem: 139 Luk 12:39 | 39 Maar weet dit, dat, indien 140 Luk 18:39 | 39 En die voorbijgingen, bestraften 141 Luk 19:39 | 39 En sommigen der Farizeen 142 Luk 20:39 | 39 En sommigen der Schriftgeleerden, 143 Luk 22:39 | 39 En uitgaande, vertrok Hij, 144 Luk 23:39 | 39 En een der kwaaddoeners, 145 Luk 24:39 | 39 Ziet Mijn handen en Mijn 146 Joha 1:39| 39 Wat zoekt gij? En zij zeiden 147 Joha 4:39| 39 En velen der Samaritanen 148 Joha 5:39| 39 Onderzoekt de Schriften; 149 Joha 6:39| 39 En dit is de wil des Vaders, 150 Joha 7:39| 39 (En dit zeide Hij van den 151 Joha 8:39| 39 Zij antwoordden en zeiden 152 Joha 9:39| 39 En Jezus zeide: Ik ben tot 153 Joha 10:39| 39 Zij zochten dan wederom 154 Joha 11:39| 39 Jezus zeide: Neemt den steen 155 Joha 12:39| 39 Daarom konden zij niet geloven, 156 Joha 18:39| 39 Doch gij hebt een gewoonte, 157 Joha 19:39| 39 En Nicodemus kwam ook (die 158 Hand 2:39| 39 Want u komt de belofte toe, 159 Hand 5:39| 39 En wij zijn getuigen van 160 Hand 7:39| 39 En dat van alles, waarvan 161 Hand 9:39| 39 Er ontstond dan een verbittering, 162 Hand 10:39| 39 En zij, komende, baden hen, 163 Hand 13:39| 39 En indien gij iets van andere 164 Hand 15:39| 39 Maar Paulus zeide: Ik ben 165 Hand 21:39| 39 En toen het dag werd, kenden 166 Rom 8:39 | 39 Noch hoogte, noch diepte, 167 1Kor 7:39| 39 Een vrouw is door de wet 168 1Kor 14:39| 39 Zo dan, broeders, ijvert 169 1Kor 15:39| 39 Alle vlees is niet hetzelfde 170 Heb 10:39 | 39 Maar wij zijn niet van degenen, 171 Heb 11:39 | 39 En deze allen, hebbende


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License