Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
gedwongen 1
geeerd 11
geeerden 1
geef 168
geeft 220
geeindigd 48
geeist 11
Frequency    [«  »]
171 efraim
171 zilver
171 zoeken
168 geef
168 goddelozen
167 gedood
167 gouden

Bijbel

IntraText - Concordances

geef

    Book Chapter: Verse
1 Gen 9:12 | teken des verbonds, dat Ik geef tussen Mij en tussen ulieden, 2 Gen 14:21 | van Sodom zeide tot Abram: Geef mij de zielen; maar neem 3 Gen 19:7 | 7 Zo geef dan nu dezes mans huisvrouw 4 Gen 22:4 | vreemdeling en inwoner bij u; geef mij een erfbegrafenis bij 5 Gen 22:11 | heer! hoor mij; den akker geef ik u; ook de spelonk, die 6 Gen 22:11 | spelonk, die daarin is, die geef ik u; voor de ogen van de 7 Gen 22:11 | van de zonen mijns volks geef ik u die; begraaf uw dode. ~ 8 Gen 23:23 | Wiens dochter zijt gij? geef het mij toch te kennen; 9 Gen 23:43 | tot welke ik zeggen zal: Geef mij toch een weinig waters 10 Gen 23:45 | putte; en ik zeide tot haar: Geef mij toch te drinken! ~ 11 Gen 27:21 | Toen zeide Jakob tot Laban: Geef mijn huisvrouw, want mijn 12 Gen 27:36 | en zij zeide tot Jakob: Geef mij kinderen! of indien 13 Gen 27:49 | Toen zeide Rachel tot Lea: Geef mij toch van uws zoons Dudaim. ~ 14 Gen 27:61 | 26 Geef mijn vrouwen, en mijn kinderen, 15 Gen 29:29 | Jakob vraagde, en zeide: Geef toch Uw naam te kennen. 16 Gen 31:12 | gij tot mij zult zeggen; geef mij slechts de jonge dochter 17 Gen 34:16 | Ik zoek mijn broederen; geef mij toch te kennen, waar 18 Gen 38:37 | hem tot u niet wederbreng; geef hem in mijn hand, en ik 19 Gen 43:15 | Egyptenaars tot Jozef, zeggende: Geef ons brood; want waarom zouden 20 Gen 43:19 | Farao dienstbaar zijn; en geef zaad, opdat wij leven en 21 Num 11:13 | wenen tegen mij, zeggende: Geef ons vlees, dat wij eten! ~ 22 Num 25:12 | 12 Daarom spreek: Zie, Ik geef hem Mijn verbond des vredes. ~ 23 Num 27:4 | omdat hij geen zoon heeft? Geef ons een bezitting in het 24 Num 27:19 | der ganse vergadering; en geef hem bevel voor hun ogen; ~ 25 Deu 2:28 | voor geld, dat ik ete, en geef mij water voor geld, dat 26 Deu 4:8 | heden voor uw aangezicht geef? ~ 27 Joz 7:19 | Jozua tot Achan: Mijn zoon! Geef toch den HEERE, den God 28 Joz 7:19 | voor Hem belijdenis; en geef mij toch te kennen, wat 29 Joz 14:12 | 12 En nu, geef mij dit gebergte, waarvan 30 Joz 15:19 | 19 En zij zeide: Geef mij een zegen; dewijl gij 31 Joz 15:19 | een dor land gegeven hebt, geef mij ook waterwellingen. 32 Ric 1:15 | 15 En zij zeide tot hem: Geef mij een zegen; dewijl gij 33 Ric 1:15 | een dor land gegeven hebt, geef mij ook waterwellingen. 34 Ric 4:19 | Daarna zeide hij tot haar: Geef mij toch een weinig waters 35 Ric 10:13 | en tot aan de Jordaan; zo geef mij dat nu weder met vrede. ~ 36 Ric 13:13 | En zij zeiden tot hem: Geef uw raadsel te raden, en 37 1Sa 2:15 | tot den man, die offerde: Geef dat vlees om te braden voor 38 1Sa 8:6 | Samuel, als zij zeiden: Geef ons een koning, om ons te 39 1Sa 10:15 | 15 Toen zeide Sauls oom: Geef mij toch te kennen, wat 40 1Sa 14:43 | dan zeide tot Jonathan: Geef mij te kennen, wat gij gedaan 41 1Sa 21:3 | wat is er onder uw hand? Geef mij vijf broden in mijn 42 1Sa 21:9 | Er is zijns gelijke niet; geef het mij. ~ 43 1Sa 23:4 | af naar Kehila; want Ik geef de Filistijnen in uw hand. ~ 44 1Sa 23:11 | O HEERE, God van Israel, geef het toch Uw knecht te kennen! 45 1Sa 24:5 | HEERE tot u zegt: Zie, Ik geef uw vijand in uw hand, en 46 1Sa 25:8 | een goeden dag gekomen; geef toch uw knechten, en uw 47 2Sa 3:14 | zoon van Saul, zeggende: Geef mij mijn huisvrouw Michal, 48 2Sa 14:7 | dienstmaagd, en hebben gezegd: Geef dien hier, die zijn broeder 49 1Kon 3:9 | 9 Geef dan Uw knecht een verstandig 50 1Kon 3:26 | en zeide: Och, mijn heer! Geef haar dat levende kind, en 51 1Kon 8:36 | zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij 52 1Kon 8:39 | en vergeef, en doe, en geef een iegelijk naar al zijn 53 1Kon 8:50 | zullen overtreden hebben; en geef hun barmhartigheid voor 54 1Kon 17:19 | 19 En hij zeide tot haar: Geef mij uw zoon. En hij nam 55 1Kon 21:2 | sprak tot Naboth, zeggende: Geef mij uw wijngaard, opdat 56 1Kon 21:6 | gesproken en hem gezegd heb: Geef mij uw wijngaard om geld, 57 2Kon 4:2 | haar: Wat zal ik u doen? Geef mij te kennen, wat gij in 58 2Kon 4:42 | haar hulzen; en hij zeide: Geef aan het volk, dat zij eten. ~ 59 2Kon 4:43 | voorzetten? En hij zeide: Geef aan het volk, dat zij eten; 60 2Kon 5:22 | gebergte van Efraim gekomen; geef hun toch een talent zilvers 61 2Kon 6:28 | vrouw heeft tot mij gezegd: Geef uw zoon, dat wij hem heden 62 2Kon 6:29 | anderen daags tot haar zeide: Geef uw zoon, dat wij hem eten, 63 2Kon 9:12 | zij zeiden: Het is leugen; geef het ons nu te kennen. En 64 2Kon 10:15 | zeide: Het is, ja, het is; geef uw hand. En hij gaf zijn 65 2Kon 15:9 | den Libanon is, zeggende: Geef uw dochter mijn zoon ter 66 2Kon 22:1 | tot hem: Zo zegt de HEERE: Geef bevel aan uw huis, want 67 1Kro 22:22 | En David zeide tot Ornan: Geef mij de plaats des dorsvloers, 68 1Kro 22:22 | HEERE een altaar bouwe; geef ze mij voor het volle geld, 69 1Kro 22:23 | is in zijn ogen; zie, ik geef deze runderen tot brandofferen, 70 1Kro 22:23 | tarwe tot spijsoffer; ik geef het al. ~ 71 1Kro 30:3 | tot het huis mijns Gods, geef ik het bijzonder goud en 72 1Kro 30:19 | 19 En geef mijn zoon Salomo een volkomen 73 2Kro 1:10 | 10 Geef mij nu wijsheid en wetenschap, 74 2Kro 7:27 | zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij 75 2Kro 7:30 | Uwer woning, en vergeef, en geef een iegelijk naar al zijn 76 2Kro 25:18 | Libanon is, om te zeggen: Geef uw dochter mijn zoon ter 77 Ezra 7:19 | 19 En geef de vaten, die u gegeven 78 Neh 1:11 | knecht heden wel gelukken, en geef hem barmhartigheid voor 79 Neh 4:4 | versmaadheid weder op hun hoofd, en geef hen over tot een roof in 80 Job 13:22 | antwoorden; of ik zal spreken, en geef mij antwoord. ~ 81 Job 37:4 | toen Ik de aarde grondde? Geef het te kennen, indien gij 82 Job 37:18 | aan de breedte der aarde? Geef het te kennen, indien gij 83 Psa 27:12 | 12 Geef mij niet over in de begeerte 84 Psa 28:4 | boosheid hunner handelingen; geef hun naar hunner handen werk; 85 Psa 42:3 | gelukzalig gemaakt worden. Geef hem ook niet over in zijner 86 Psa 51:14 | 14 Geef mij weder de vreugde Uws 87 Psa 60:7 | beminden zouden bevrijd worden; geef heil door Uw rechterhand, 88 Psa 60:13 | 13 Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid, 89 Psa 72:1 | 1 Voor Salomo. O God! geef den koning Uw rechten, en 90 Psa 74:19 | 19 Geef aan het wild gedierte de 91 Psa 79:12 | 12 En geef onze naburen zevenvoudig 92 Psa 85:8 | goedertierenheid, o HEERE, en geef ons Uw heil. ~ 93 Psa 86:16 | mij, en zijt mij genadig, geef Uw knecht Uw sterkte, en 94 Psa 108:7 | beminden bevrijd worden; geef heil door Uw rechterhand, 95 Psa 108:13 | 13 Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid; 96 Psa 115:1 | niet ons, maar Uw Naam geef eer, om Uwer goedertierenheid, 97 Psa 118:25 | 25 Och HEERE! geef nu heil; och HEERE! geef 98 Psa 118:25 | geef nu heil; och HEERE! geef nu voorspoed. ~ 99 Psa 119:27 | 27  Geef mij den weg Uwer bevelen 100 Psa 119:34 | 34  Geef mij het verstand, en ik 101 Psa 119:121 | en gerechtigheid gedaan; geef mij niet over aan mijn onderdrukkers. ~ 102 Psa 140:9 | 9 Geef, HEERE! de begeerten des 103 Spre 23:26 | 26      Mijn zoon! geef mij uw hart, en laat uw 104 Spre 25:21 | dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo 105 Spre 25:21 | eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; ~ 106 Spre 30:8 | mij; armoede of rijkdom geef mij niet; voed mij met het 107 Spre 30:15 | bloedzuiger heeft twee dochters: Geef, geef! Deze drie dingen 108 Spre 30:15 | heeft twee dochters: Geef, geef! Deze drie dingen worden 109 Spre 31:31 | 31      Thau. Geef haar van de vrucht harer 110 Pred 7:21 | 21      Geef ook uw hart niet tot alle 111 Pred 11:2 | 2      Geef een deel aan zeven, ja, 112 Jes 38:1 | hem: Alzo zegt de HEERE: Geef bevel aan uw huis; want 113 Jes 43:6 | zeggen tot het noorden: Geef; en tot het zuiden: Houd 114 Jes 50:6 | 6      Ik geef Mijn rug dengenen, die Mij 115 Jer 1:9 | HEERE zeide tot mij: Zie, Ik geef Mijn woorden in uw mond. ~ 116 Jer 18:21 | 21      Daarom, geef hun zonen den honger over, 117 Jer 20:10 | Magor-missabib, zeggende: Geef ons te kennen, en wij zullen 118 Jer 25:15 | grimmigheid van Mijn hand, en geef dien te drinken al den volken, 119 Jer 27:5 | uitgestrekten arm, en Ik geef ze aan welken het recht 120 Jer 32:3 | zegt de HEERE: Ziet, Ik geef deze stad in de hand des 121 Jer 32:28 | zegt de HEERE alzo: Zie, Ik geef deze stad in de hand der 122 Jer 34:2 | Zo zegt de HEERE: Zie, Ik geef deze stad in de hand des 123 Jer 35:2 | in een der kameren, en geef hun wijn te drinken. ~ 124 Klaa 1:40 | afvlieten als een beek; geef uzelve geen rust, uw oogappel 125 Klaa 1:108| 64      Thau. HEERE! geef hun weder die vergelding, 126 Klaa 1:109| 65      Thau. Geef hun een deksel des harten; 127 Eze 2:8 | uw mond, en eet, wat Ik u geef. ~ 128 Eze 3:3 | zeide tot mij: Mensenkind, geef uw buik te eten, en vul 129 Eze 3:3 | ingewand met deze rol, die Ik u geef. Toen at ik, en het was 130 Dan 5:17 | uw gaven voor uzelven, en geef uw vereringen aan een ander; 131 Dan 8:16 | riep en zeide: Gabriel! geef dezen het gezicht te verstaan. ~ 132 Hos 9:14 | 14      Geef hun, HEERE! Wat zult Gij 133 Hos 9:14 | HEERE! Wat zult Gij geven? Geef hun een misdragende baarmoeder, 134 Hos 13:10 | richters, waar gij van zeidet: Geef mij een koning en vorsten? ~ 135 Hos 14:3 | alle ongerechtigheid, en geef het goede, zo zullen wij 136 Joe 2:17 | Spaar Uw volk, o HEERE! en geef Uw erfenis niet over tot 137 Amos 9:9 | 9      Want ziet, Ik geef bevel, en Ik zal het huis 138 Mic 1:14 | 14      Daarom geef geschenken aan Morescheth-Gaths; 139 Matt 6:11 | 11 Geef ons heden ons dagelijks 140 Matt 14:8 | van haar moeder, zeide: Geef mij hier in een schotel 141 Matt 17:27 | stater vinden; neem die, en geef hem aan hen voor Mij en 142 Matt 19:21 | verkoop wat gij hebt, en geef het den armen, en gij zult 143 Matt 20:8 | rentmeester: Roep de arbeiders, en geef hun het loon, beginnende 144 Mark 10:21 | alles, wat gij hebt, en geef het den armen, en gij zult 145 Mark 10:37 | 37 En zij zeiden tot Hem: Geef ons, dat wij mogen zitten, 146 Luk 4:6 | is mij overgegeven, en ik geef ze, wien ik ook wil; ~ 147 Luk 11:3 | 3 Geef ons elken dag ons dagelijks 148 Luk 14:9 | genood heeft, tot u zegge: Geef dezen plaats; en gij alsdan 149 Luk 15:12 | zeide tot den vader: Vader, geef mij het deel des goeds, 150 Luk 16:2 | Hoe hoor ik dit van u? Geef rekenschap van uw rentmeesterschap; 151 Luk 18:12 | vast tweemaal per week; ik geef tienden van alles, wat ik 152 Luk 19:8 | van mijn goederen, Heere, geef ik den armen; en indien 153 Luk 19:8 | bedrog ontvreemd heb, dat geef ik vierdubbel weder. ~ 154 Joha 4:7 | putten. Jezus zeide tot haar: Geef Mij te drinken. ~ 155 Joha 4:10 | Hij is, Die tot u zegt: Geef Mij te drinken, zo zoudt 156 Joha 4:15 | vrouw zeide tot Hem: Heere, geef mij dat water, opdat mij 157 Joha 6:34 | zeiden dan tot Hem: Heere, geef ons altijd dit Brood. ~ 158 Joha 9:24 | was, en zeiden tot hem: Geef God de eer; wij weten, dat 159 Joha 10:28 | 28 En Ik geef hun het eeuwige leven; en 160 Joha 13:34 | 34 Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; 161 Joha 14:27 | Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet gelijkerwijs 162 Joha 14:27 | gelijkerwijs de wereld hem geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde 163 Hand 4:29 | zie op hun dreigingen, en geef Uw dienstknechten met alle 164 Rom 10:2 | 2 Want ik geef hun getuigenis, dat zij 165 Gal 4:15 | uw gelukachting? Want ik geef u getuigenis, dat gij, zo 166 Kol 4:13 | 13 Want ik geef hem getuigenis, dat hij 167 Open 3:9 | 9 Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge 168 Open 10:9 | engel, zeggende tot hem: Geef mij dat boeksken. En hij


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License