Book Chapter: Verse
1 Gen 23:22 | drinken, dat die man een gouden voorhoofdsiersel nam, welks
2 Gen 23:53 | voort zilveren kleinoden, en gouden kleinoden, en klederen,
3 Gen 37:42 | aantrekken, en legde hem een gouden keten aan zijn hals; ~
4 Exo 3:22 | eisen zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen; die
5 Exo 11:2 | naaste zilveren vaten en gouden vaten eise. ~
6 Exo 12:35 | geeist zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen. ~
7 Exo 20:23 | maken zilveren goden, en gouden goden zult gij u niet maken. ~
8 Exo 25:11 | gij zult op dezelve een gouden krans maken rondom heen. ~
9 Exo 25:12 | 12 En giet voor haar vier gouden ringen, en zet die aan haar
10 Exo 25:24 | overtrekken; gij zult ook een gouden krans daaraan maken, rondom
11 Exo 25:25 | hand breed; en gij zult een gouden krans rondom derzelver lijst
12 Exo 25:26 | 26 Ook zult gij vier gouden ringen daaraan maken; en
13 Exo 26:6 | 6 Gij zult ook vijftig gouden haakjes maken, en zult de
14 Exo 28:11 | maken, dat zij omvat zijn in gouden kastjes. ~
15 Exo 28:13 | 13 Gij zult ook gouden kastjes maken, ~
16 Exo 28:23 | ook aan den borstlap twee gouden ringen maken; en gij zult
17 Exo 28:24 | zult gij de twee gedraaide gouden ketentjes in de twee ringen
18 Exo 28:26 | 26 Gij zult nog twee gouden ringen maken, en zult ze
19 Exo 28:27 | 27 Nog zult gij twee gouden ringen maken, die gij zetten
20 Exo 28:33 | aan zijn zomen rondom, en gouden schelletjes rondom tussen
21 Exo 28:34 | 34 Dat er een gouden schelletje, daarna een granaatappel
22 Exo 28:34 | granaatappel zij; wederom een gouden schelletje, en een granaatappel,
23 Exo 30:3 | hoornen; en gij zult het een gouden krans rondom maken. ~
24 Exo 30:4 | 4 Gij zult ook twee gouden ringen daaraan maken, onder
25 Exo 32:2 | zeide tot hen: Rukt af de gouden oorsierselen, die in de
26 Exo 32:3 | rukte het ganse volk de gouden oorsierselen af, die in
27 Exo 32:31 | gezondigd, dat zij zich gouden goden gemaakt hebben.
28 Exo 33:2 | zeide tot hen: Rukt af de gouden oorsierselen, die in de
29 Exo 33:3 | rukte het ganse volk de gouden oorsierselen af, die in
30 Exo 33:31 | gezondigd, dat zij zich gouden goden gemaakt hebben.
31 Exo 35:22 | ringen, en spanselen, alle gouden vaten; en alle man, die
32 Exo 35:22 | vaten; en alle man, die een gouden beweegoffer den HEERE offerde, ~
33 Exo 36:13 | 13 Hij maakte ook vijftig gouden haakjes, en voegde de gordijnen
34 Exo 37:2 | buiten; en hij maakte ze een gouden krans rondom. ~
35 Exo 37:3 | hij goot voor dezelve vier gouden ringen, aan haar vier hoeken,
36 Exo 37:11 | goud; en hij maakte een gouden krans daaraan, rondom. ~
37 Exo 37:12 | breed; en hij maakte een gouden krans rondom derzelver lijst. ~
38 Exo 37:13 | 13 Hij goot ook vier gouden ringen daaraan; en hij zette
39 Exo 37:26 | hoornen; en hij maakte het een gouden krans rondom. ~
40 Exo 37:27 | 27 Hij maakte ook twee gouden ringen daaraan, onder zijn
41 Exo 39:6 | sardonixstenen, omvat in gouden kastjes, als zegelgravering
42 Exo 39:13 | en een Jaspis; omvat in gouden kastjes in hun vullingen. ~
43 Exo 39:16 | 16 En zij maakten twee gouden kastjes, en twee gouden
44 Exo 39:16 | gouden kastjes, en twee gouden ringen; en zij zetten die
45 Exo 39:17 | zetten de twee gedraaide gouden ketentjes aan de twee ringen,
46 Exo 39:19 | 19 Zij maakten ook twee gouden ringen, die zij aan de twee
47 Exo 39:20 | 20 Nog maakten zij twee gouden ringen, die zij zetten aan
48 Exo 39:38 | 38 Verder het gouden altaar, en de zalfolie,
49 Exo 40:5 | 5 En gij zult het gouden altaar ten reukwerk voor
50 Exo 40:26 | 26 En hij zette het gouden altaar in de tent der samenkomst,
51 Lev 8:9 | aangezicht zette hij de gouden plaat, de kroon der heiligheid,
52 Num 4:11 | 11 En over het gouden altaar zullen zij een kleed
53 Num 7:14 | Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
54 Num 7:20 | een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
55 Num 7:26 | Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
56 Num 7:32 | Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
57 Num 7:38 | Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
58 Num 7:44 | Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
59 Num 7:50 | Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
60 Num 7:56 | Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
61 Num 7:62 | Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
62 Num 7:68 | Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
63 Num 7:74 | Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
64 Num 7:80 | Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
65 Num 7:84 | zilveren sprengbekkens, twaalf gouden reukschalen. ~
66 Num 7:86 | 86 Twaalf gouden reukschalen van reukwerks;
67 Num 31:50 | hij gekregen heeft, een gouden vat, een keten, of een armring,
68 Joz 7:21 | sikkelen zilvers, en een gouden tong, welker gewicht was
69 Joz 7:24 | sierlijk overkleed, en de gouden tong, en zijn zonen, en
70 Ric 7:24 | zijn roof; want zij hadden gouden voorhoofdsierselen gehad,
71 Ric 7:26 | 26 En het gewicht der gouden voorhoofdsierselen, die
72 1Sa 6:4 | zullen? En zij zeiden: Vijf gouden spenen, en vijf gouden muizen,
73 1Sa 6:4 | Vijf gouden spenen, en vijf gouden muizen, naar het getal van
74 1Sa 6:8 | op den wagen, en legt de gouden kleinoden, die gij Hem ten
75 1Sa 6:11 | en het koffertje met de gouden muizen, en de beelden hunner
76 1Sa 6:15 | dat daarbij was, waarin de gouden kleinoden waren, en zetten
77 1Sa 6:17 | 17 Dit nu zijn de gouden spenen, die de Filistijnen
78 1Sa 6:18 | 18 Ook gouden muizen, naar het getal van
79 2Sa 8:7 | 7 En David nam de gouden schilden die bij Hadad-ezers
80 2Sa 8:10 | waren zilveren vaten, en gouden vaten, en koperen vaten; ~
81 1Kon 6:21| voorhang henen door met gouden ketenen, en overtoog dien
82 1Kon 7:48| huis des HEEREN waren; het gouden altaar, en de gouden tafel,
83 1Kon 7:48| het gouden altaar, en de gouden tafel, op dewelke de toonbroden
84 1Kon 10:25| geschenk, zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen, en harnas,
85 1Kon 12:28| een raad, en maakte twee gouden kalveren; en hij zeide tot
86 1Kon 14:26| alles weg; hij nam ook al de gouden schilden weg, die Salomo
87 2Kon 10:29| niet af, te weten, van de gouden kalveren, die te Beth-El
88 2Kon 12:13| sprengbekkens, trompetten, noch enig gouden vat, of zilveren vat, van
89 2Kon 13:13| sprengbekkens, trompetten, noch enig gouden vat, of zilveren vat, van
90 2Kon 26:13| konings; en hij hieuw alle gouden vaten af, die Salomo, de
91 1Kro 18:7 | 7 En David nam de gouden schilden, die bij Hadar-ezers
92 1Kro 18:10| oorlog tegen Thou), en alle gouden, en zilveren, en koperen
93 1Kro 19:7 | 7 En David nam de gouden schilden, die bij Hadar-ezers
94 1Kro 19:10| oorlog tegen Thou), en alle gouden, en zilveren, en koperen
95 1Kro 22:25| voor die plaats zeshonderd gouden sikkelen van gewicht. ~
96 1Kro 29:15| 15 En het gewicht tot de gouden kandelaars, en hun gouden
97 1Kro 29:15| gouden kandelaars, en hun gouden lampen, naar het gewicht
98 1Kro 29:17| tot de schotelen, en tot gouden bekers, het gewicht tot
99 1Kro 30:2 | huis mijns Gods, goud tot gouden, en zilver tot zilveren,
100 1Kro 30:5 | 5 Goud tot de gouden, en zilver tot de zilveren
101 2Kro 4:7 | 7 Hij maakte ook tien gouden kandelaren, naar hun wijze,
102 2Kro 4:8 | linkerhand; en hij maakte honderd gouden sprengbekkens. ~
103 2Kro 4:19| huis Gods waren, en het gouden altaar, en de tafelen, waarop
104 2Kro 10:24| geschenk, zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen, harnas,
105 2Kro 13:9 | alles weg; hij nam ook al de gouden schilden weg, die Salomo
106 2Kro 14:8 | grote menigte, maar gij hebt gouden kalveren bij u, die u Jerobeam
107 2Kro 14:11| op de reine tafel, en den gouden kandelaar en zijn lampen,
108 2Kro 24:14| offeren, en rookschalen, en gouden en zilveren vaten; en zij
109 Ezra 1:9 | dit is hun getal: dertig gouden bekkens, duizend zilveren
110 Ezra 1:10| 10 Dertig gouden bekers, vierhonderd en tien
111 Ezra 6:5 | 5 Daartoe zal men ook de gouden en zilveren vaten van het
112 Ezra 8:27| 27 En twintig gouden bekers, tot duizend drachmen;
113 Est 20 | ogen, zodat de koning den gouden scepter, die in zijn hand
114 Est 45:1 | De koning nu reikte den gouden scepter ~
115 Est 49:8 | kleed, en met een grote gouden kroon, en met een opperkleed
116 Job 41:11 | gelds, een iegelijk ook een gouden voorhoofdsiersel. ~
117 Psa 16:1 | 1 Een gouden kleinood van David. Bewaar
118 Psa 45:14 | inwendig; haar kleding is van gouden borduursel. ~
119 Psa 56:1 | 1 Een gouden kleinood van David, voor
120 Psa 57:1 | 1 Een gouden kleinood van David, voor
121 Psa 58:1 | 1 Een gouden kleinood van David, voor
122 Psa 59:1 | 1 Een gouden kleinood van David, voor
123 Psa 60:1 | 1 Een gouden kleinood van David tot lering,
124 Spre 11:22| van rede afwijkt, is een gouden bagge in een varkenssnuit. ~
125 Spre 25:11| zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde
126 Spre 25:12| bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad
127 Hoo 1:11 | 11 Wij zullen u gouden spangen maken, met zilveren
128 Hoo 5:14 | Zijn handen zijn als gouden ringen, gevuld met turkoois;
129 Jes 2:20 | zilveren afgoden, en zijn gouden afgoden, welke zij zich
130 Jes 30:22 | en het overtreksel uwer gouden gegoten beelden; gij zult
131 Jes 31:7 | zilveren afgoden en zijn gouden afgoden, welke u uw handen
132 Jer 4:30 | al versierdet gij u met gouden sieraad, al schuurdet gij
133 Jer 51:7 | 7 Babel was een gouden beker in de hand des HEEREN,
134 Dan 2:38 | dezelve; gij zijt dat gouden hoofd. ~
135 Dan 3:5 | nedervallen, en aanbidden het gouden beeld, hetwelk de koning
136 Dan 3:7 | nedervallende, aanbaden het gouden beeld, hetwelk de koning
137 Dan 3:10 | muziek, nedervallen, en het gouden beeld aanbidden zouden; ~
138 Dan 3:12 | niet, en zij bidden het gouden beeld niet aan, hetwelk
139 Dan 3:14 | goden niet eert, en het gouden beeld, dat ik opgericht
140 Dan 3:18 | niet zullen eren, noch het gouden beeld, dat gij hebt opgericht,
141 Dan 5:2 | had, zeide hij, dat men de gouden en zilveren vaten voorbrengen
142 Dan 5:3 | Toen bracht men voor de gouden vaten, die men uit den tempel
143 Dan 5:4 | dronken den wijn, en prezen de gouden, en de zilveren, de koperen,
144 Dan 5:7 | gekleed worden, met een gouden keten om zijn hals, en hij
145 Dan 5:16 | bekleed worden, met een gouden keten om uw hals, en gij
146 Dan 5:29 | Daniel met purper, met een gouden keten om zijn hals, en zij
147 Zac 4:2 | zie, en ziet, een geheel gouden kandelaar, en een oliekruikje
148 Zac 4:12 | olijfbomen, welke in de twee gouden kruiken zijn, die goud van
149 2Tim 2:20| groot huis zijn niet alleen gouden en zilveren vaten, maar
150 Heb 9:4 | 4 Hebbende een gouden wierookvat, en de ark des
151 Heb 9:4 | overdekt, in welke was de gouden kruik, daar het Manna in
152 Jako 2:2 | vergadering kwam een man met een gouden ring aan den vinger, in
153 Open 1:12| omgekeerd hebbende, zag ik zeven gouden kandelaren; ~
154 Open 1:13| omgord aan de borsten met een gouden gordel; ~
155 Open 1:20| rechter hand, en de zeven gouden kandelaren. De zeven sterren
156 Open 2:1 | in het midden der zeven gouden kandelaren wandelt: ~
157 Open 4:4 | klederen, en zij hadden gouden kronen op hun hoofden. ~
158 Open 5:8 | hebbende elk citeren en gouden fiolen, zijnde vol reukwerks,
159 Open 8:3 | het altaar, hebbende een gouden wierookvat; en hem werd
160 Open 8:3 | heiligen zou leggen op het gouden altaar, dat voor den troon
161 Open 9:13| uit de vier hoornen des gouden altaars, dat voor God was, ~
162 Open 9:20| aanbidden de duivelen; en de gouden, en zilveren, en koperen,
163 Open 14:14| hebbende op Zijn hoofd een gouden kroon; en in Zijn hand een
164 Open 15:6 | en omgord om de borst met gouden gordels. ~
165 Open 15:7 | den zeven engelen zeven gouden fiolen, vol van den toorn
166 Open 17:4 | en had in hare hand een gouden drinkbeker, vol van gruwelen,
167 Open 21:15| die met mij sprak, had een gouden rietstok, opdat hij de stad
|