Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
turkooizen 1
tussen 413
tussenkome 1
twaalf 165
twaalfde 23
twaalfden 3
twaalven 21
Frequency    [«  »]
166 brachten
166 gemeente
165 lichaam
165 twaalf
164 heir
164 ontvangen
164 oren

Bijbel

IntraText - Concordances

twaalf

    Book Chapter: Verse
1 Gen 5:8 | van Seth negenhonderd en twaalf jaren; en hij stierf. ~ 2 Gen 14:4 | 4 Twaalf jaren hadden zij Kedor-Laomer 3 Gen 16:20 | gans zeer vermenigvuldigen; twaalf vorsten zal hij gewinnen, 4 Gen 23:83 | hun dorpen en paleizen, twaalf vorsten naar hun volken. ~ 5 Gen 32:22 | de zonen van Jakob waren twaalf. ~ 6 Gen 38:13 | Wij, uw knechten, waren twaalf gebroeders, eens mans zonen, 7 Gen 38:32 | 32 Wij waren twaalf gebroeders, zonen van onzen 8 Gen 45:28 | stammen van Israel zijn twaalf; en dit is het, wat hun 9 Exo 15:27 | zij te Elim, en daar waren twaalf waterfonteinen, en zeventig 10 Exo 24:4 | altaar onder aan den berg, en twaalf kolommen, naar de twaalf 11 Exo 24:4 | twaalf kolommen, naar de twaalf stammen van Israel. ~ 12 Exo 28:21 | stenen zullen zijn met de twaalf namen der zonen van Israel, 13 Exo 28:21 | elk met zijn naam; voor de twaalf stammen zullen zij zijn. ~ 14 Exo 39:14 | zonen van Israel, waren twaalf, met hun namen, met zegelgravering; 15 Exo 39:14 | ieder met zijn naam, naar de twaalf stammen. ~ 16 Lev 23:5 | ook meelbloem nemen, en twaalf koeken daarvan bakken; van 17 Num 1:44 | de oversten van Israel; twaalf mannen waren zij, elk over 18 Num 7:3 | zes overdekte wagens, en twaalf runderen; een wagen voor 19 Num 7:84 | als hetzelve gezalfd werd: twaalf zilveren schotels, twaalf 20 Num 7:84 | twaalf zilveren schotels, twaalf zilveren sprengbekkens, 21 Num 7:84 | zilveren sprengbekkens, twaalf gouden reukschalen. ~ 22 Num 7:86 | 86 Twaalf gouden reukschalen van reukwerks; 23 Num 7:87 | runderen ten brandoffer waren twaalf varren, twaalf rammen, twaalf 24 Num 7:87 | brandoffer waren twaalf varren, twaalf rammen, twaalf eenjarige 25 Num 7:87 | twaalf varren, twaalf rammen, twaalf eenjarige lammeren, met 26 Num 7:87 | met hun spijsoffer; en twaalf geitenbokken ten zondoffer. ~ 27 Num 17:2 | het huis hunner vaderen, twaalf staven; eens iegelijken 28 Num 17:6 | het huis hunner vaderen, twaalf staven; Aarons staf was 29 Num 18:2 | het huis hunner vaderen, twaalf staven; eens iegelijken 30 Num 18:6 | het huis hunner vaderen, twaalf staven; Aarons staf was 31 Num 29:17 | Daarna op den tweeden dag: twaalf jonge varren, twee rammen, 32 Num 31:5 | duizend van elken stam, twaalf duizend toegerusten ten 33 Num 32:9 | te Elim; in Elim nu waren twaalf waterfonteinen en zeventig 34 Deu 1:23 | mijn ogen; zo nam ik uit u twaalf mannen, van elken stam een 35 Joz 3:12 | Nu dan, neemt gijlieden u twaalf mannen uit de stammen Israels, 36 Joz 4:2 | 2 Neemt gijlieden u twaalf mannen uit het volk, uit 37 Joz 4:3 | der priesteren, en bereidt twaalf stenen, en brengt ze met 38 Joz 4:4 | 4 Jozua dan riep die twaalf mannen, die hij had doen 39 Joz 4:8 | geboden had; en zij namen twaalf stenen op midden uit de 40 Joz 4:9 | 9 Jozua richtte ook twaalf stenen op, midden in de 41 Joz 4:20 | 20 En Jozua richtte die twaalf stenen te Gilgal op, die 42 Joz 8:25 | mannen als vrouwen, waren twaalf duizend, al te zamen lieden 43 Joz 18:24 | Chefar-haammonai, en Ofni, en Gaba; twaalf steden en haar dorpen. ~ 44 Joz 19:15 | en Jidala, en Bethlehem; twaalf steden en haar dorpen. ~ 45 Joz 21:7 | van den stam van Zebulon, twaalf steden. ~ 46 Joz 22:13 | Levieten; en hun lot was twaalf steden. ~ 47 Ric 18:29 | haar met haar beenderen in twaalf stukken; en hij zond ze 48 Ric 20:10 | de vergadering daarheen twaalf duizend mannen, van de strijdbaarste; 49 2Sa 2:15 | en gingen over in getal, twaalf van Benjamin, te weten voor 50 2Sa 2:15 | Isboseth, Sauls zoon, en twaalf van Davids knechten. ~ 51 2Sa 10:6 | en van de mannen van Tob twaalf duizend man. ~ 52 2Sa 17:1 | tot Absalom: Laat mij nu twaalf duizend mannen uitlezen, 53 1Kon 4:7 | 7 En Salomo had twaalf bestelmeesters over gans 54 1Kon 4:26| paardenstallen tot zijn wagenen, en twaalf duizend ruiteren. ~ 55 1Kon 7:15| ellen, en een draad van twaalf ellen omving den anderen 56 1Kon 7:25| 25 Zij stond op twaalf runderen; drie ziende naar 57 1Kon 7:44| Daartoe de ene zee; en de twaalf runderen onder die zee. ~ 58 1Kon 10:20| 20 En twaalf leeuwen stonden daar op 59 1Kon 10:26| vierhonderd wagenen, en twaalf duizend ruiteren, en legde 60 1Kon 11:30| was, en scheurde het, in twaalf stukken. ~ 61 1Kon 16:23| over Israel, en regeerde twaalf jaren; te Thirza regeerde 62 1Kon 18:31| 31 En Elia nam twaalf stenen, naar het getal der 63 1Kon 19:19| Safat; dezelve ploegde met twaalf juk runderen voor zich henen, 64 2Kon 3:1 | van Juda, en hij regeerde twaalf jaren. ~ 65 2Kon 23:1 | 1 Manasse was twaalf jaren oud, toen hij koning 66 1Kro 6:63| van Zebulon, bij het lot, twaalf steden. ~ 67 1Kro 9:22| dorpelen, waren tweehonderd en twaalf. Dezen waren in het geslachtsregister 68 1Kro 15:10| broederen waren honderd en twaalf. ~ 69 1Kro 26:9 | broederen, en zijn zonen, waren twaalf. ~ 70 1Kro 26:10| zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 71 1Kro 26:11| zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 72 1Kro 26:12| zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 73 1Kro 26:13| zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 74 1Kro 26:14| zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 75 1Kro 26:15| zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 76 1Kro 26:16| zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 77 1Kro 26:17| zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 78 1Kro 26:18| zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 79 1Kro 26:19| zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 80 1Kro 26:20| zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 81 1Kro 26:21| zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 82 1Kro 26:22| zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 83 1Kro 26:23| zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 84 1Kro 26:24| zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 85 1Kro 26:25| zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 86 1Kro 26:26| zonen en zijn broederen; twaalf. ~ 87 1Kro 26:27| zonen en zijn broederen; twaalf. ~ 88 1Kro 26:28| zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 89 1Kro 26:29| zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 90 1Kro 26:30| zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 91 1Kro 26:31| zonen en zijn broederen, twaalf. ~  ~  ~  92 2Kro 1:14| vierhonderd wagenen, en twaalf duizend ruiteren had; en 93 2Kro 4:4 | 4 Zij stond op twaalf runderen, drie ziende naar 94 2Kro 4:15| 15 Een zee, en de twaalf runderen daaronder. ~ 95 2Kro 10:19| 19 En twaalf leeuwen stonden daar aan 96 2Kro 10:25| paardenstallen, en wagenen, en twaalf duizend ruiteren; en hij 97 2Kro 33:1 | 1 Manasse was twaalf jaren oud, als hij koning 98 Ezra 2:6 | twee duizend achthonderd en twaalf. ~ 99 Ezra 2:18| kinderen van Jora, honderd en twaalf. ~ 100 Ezra 6:17| vierhonderd lammeren en twaalf geitenbokken, ten zondoffer 101 Ezra 8:24| 24 Toen scheidde ik twaalf uit van de oversten der 102 Ezra 8:35| God Israels brandofferen; twaalf varren voor gans Israel, 103 Ezra 8:35| zeven en zeventig lammeren, twaalf bokken ten zondoffer; alles 104 Neh 5:14 | koning Arthahsasta, zijnde twaalf jaren, heb ik, met mijn 105 Neh 7:24 | kinderen van Harif, honderd en twaalf; ~ 106 Est 6:1 | Ahasveros te komen, nadat haar twaalf maanden lang naar de wet 107 Psa 60:2 | Edomieten sloeg in het Zoutdal, twaalf duizend. ~ 108 Jer 52:20 | pilaren, de ene zee, en de twaalf koperen runderen, die in 109 Jer 52:21 | pilaars, en een draad van twaalf ellen omving hem; en zijn 110 Eze 43:16 | 16      De Ariel nu, twaalf ellen de lengte, met twaalf 111 Eze 43:16 | twaalf ellen de lengte, met twaalf ellen breedte, vierkant 112 Eze 47:13 | erve zult nemen, naar de twaalf stammen Israels: Jozef twee 113 Dan 4:29 | Want op het einde van twaalf maanden, toen hij op het 114 Matt 9:20| En ziet, een vrouw die twaalf jaren het bloedvloeien gehad 115 Matt 10:1 | 1 En Zijn twaalf discipelen tot Zich geroepen 116 Matt 10:2 | 2 De namen nu der twaalf apostelen zijn deze: de 117 Matt 10:5 | 5 Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden, 118 Matt 11:1 | Jezus geeindigd had Zijn twaalf discipelen bevelen te geven, 119 Matt 14:20| het overschot der brokken, twaalf volle korven. ~ 120 Matt 19:28| dat gij ook zult zitten op twaalf tronen, oordelende de twaalf 121 Matt 19:28| twaalf tronen, oordelende de twaalf geslachten Israels. ~ 122 Matt 20:17| Jeruzalem, nam tot Zich de twaalf discipelen alleen op de 123 Matt 26:53| en Hij zal Mij meer dan twaalf legioenen engelen bijzetten? ~ 124 Mark 3:14| 14 En Hij stelde er twaalf, opdat zij met Hem zouden 125 Mark 5:25| En een zekere vrouw, die twaalf jaren den vloed des bloeds 126 Mark 5:42| en wandelde; want het was twaalf jaren oud; en zij ontzetten 127 Mark 6:43| 43 En zij namen op twaalf volle korven brokken, en 128 Mark 8:19| opnaamt? Zij zeiden Hem: Twaalf. ~ 129 Luk 2:42 | 42 En toen Hij twaalf jaren oud geworden was, 130 Luk 6:13 | tot Zich, en verkoos er twaalf uit hen, die Hij ook apostelen 131 Luk 8:42 | enige dochter, van omtrent twaalf jaren, en deze lag op haar 132 Luk 8:43 | 43 En een vrouw, die twaalf jaren lang den vloed des 133 Luk 9:1 | 1 En Zijn twaalf discipelen samengeroepen 134 Luk 9:17 | brokken overgeschoten was, twaalf korven. ~ 135 Luk 22:14 | was, zat Hij aan, en de twaalf apostelen met Hem. ~ 136 Luk 22:30 | op tronen, oordelende de twaalf geslachten Israels. ~ 137 Joha 6:13| vergaderden ze dan, en vulden twaalf korven met brokken van de 138 Joha 6:70| antwoordde hun: Heb Ik niet u twaalf uitverkoren? En een uit 139 Joha 11:9 | antwoordde: Zijn er niet twaalf uren in den dag? Indien 140 Hand 13:7 | alle deze waren omtrent twaalf mannen. ~ 141 Hand 18:11| weten, dat het niet meer dan twaalf dagen zijn, van dat ik ben 142 Hand 20:7 | 7 Tot dewelke onze twaalf geslachten, geduriglijk 143 Jako 1:1 | Heere Jezus Christus; aan de twaalf stammen, die in de verstrooiing 144 Open 7:5 | geslacht van Juda waren twaalf duizend verzegeld; uit het 145 Open 7:5 | geslacht van Ruben waren twaalf duizend verzegeld; uit het 146 Open 7:5 | het geslacht van Gad waren twaalf duizend verzegeld; ~ 147 Open 7:6 | geslacht van Aser waren twaalf duizend verzegeld; uit het 148 Open 7:6 | geslacht van Nafthali waren twaalf duizend verzegeld; uit het 149 Open 7:6 | geslacht van Manasse waren twaalf duizend verzegeld; ~ 150 Open 7:7 | geslacht van Simeon waren twaalf duizend verzegeld; uit het 151 Open 7:7 | geslacht van Levi waren twaalf duizend verzegeld; uit het 152 Open 7:7 | geslacht van Issaschar waren twaalf duizend verzegeld; ~ 153 Open 7:8 | geslacht van Zebulon waren twaalf duizend verzegeld; uit het 154 Open 7:8 | geslacht van Jozef waren twaalf duizend verzegeld; uit het 155 Open 7:8 | geslacht van Benjamin waren twaalf duizend verzegeld. ~ 156 Open 12:1 | haar hoofd een kroon van twaalf sterren; ~ 157 Open 21:12| groten en hogen muur, en had twaalf poorten, en in de poorten 158 Open 21:12| poorten, en in de poorten twaalf engelen, en namen daarop 159 Open 21:12| welken zijn de namen der twaalf geslachten der kinderen 160 Open 21:14| En de muur der stad had twaalf fondamenten, en in dezelve 161 Open 21:14| in dezelve de namen der twaalf apostelen des Lams. ~ 162 Open 21:16| stad met den rietstok op twaalf duizend stadien; de lengte, 163 Open 21:21| 21 En de twaalf poorten waren twaalf paarlen, 164 Open 21:21| de twaalf poorten waren twaalf paarlen, een iedere poort 165 Open 22:2 | des levens, voortbrengende twaalf vruchten, van maand tot


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License