Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
zifron 1
ziften 1
ziha 3
zij 8801
zijde 260
zijden 67
zijkamer 5
Frequency    [«  »]
10033 zal
9630 tot
9551 die
8801 zij
8724 ik
8706 gij
7945 dat

Bijbel

IntraText - Concordances

zij

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8801

     Book Chapter: Verse
6501 Joe 2:7 | zij de muren beklimmen; en zij zullen daarhenen trekken, 6502 Joe 2:8 | 8      Ook zullen zij de een den ander niet dringen; 6503 Joe 2:8 | den ander niet dringen; zij zullen daarhenen trekken 6504 Joe 2:8 | zijn baan; en al vielen zij op een geweer, zij zouden 6505 Joe 2:8 | vielen zij op een geweer, zij zouden niet verwond worden. ~ 6506 Joe 2:9 | 9      Zij zullen in de stad omlopen, 6507 Joe 2:9 | zullen in de stad omlopen, zij zullen lopen op de muren, 6508 Joe 2:9 | zullen lopen op de muren, zij zullen klimmen in de huizen; 6509 Joe 2:9 | zullen klimmen in de huizen; zij zullen door de vensteren 6510 Joe 2:17 | zouden heersen; waarom zouden zij onder de volken zeggen: 6511 Joe 3:2 | Mijn erfdeel Israel, dat zij onder de      heidenen hebben 6512 Joe 3:3 | meisje verkocht om wijn, dat zij mochten drinken. ~ 6513 Joe 3:19 | van Juda, in welker land zij onschuldig bloed vergoten      6514 Amos 1:3 | dat niet afwenden; omdat zij Gilead met ijzeren dorswagens 6515 Amos 1:6 | dat niet afwenden; omdat zij Mijn volk gevankelijk hebben 6516 Amos 1:9 | dat niet afwenden; omdat zij Mijn volk met een volkomen 6517 Amos 1:13 | dat niet afwenden; omdat zij de zwangere vrouwen van 6518 Amos 2:4 | dat niet afwenden; omdat zij de wet des HEEREN verworpen, 6519 Amos 2:6 | dat niet afwenden; omdat zij den rechtvaardige voor geld 6520 Amos 2:7 | aarde op het hoofd der armen zij, en den weg der zachtmoedigen 6521 Amos 2:8 | 8      En zij leggen zich neder bij elk 6522 Amos 3:3 | zamen wandelen, tenzij dat zij bijeengekomen zijn? ~ 6523 Amos 3:10 | 10      Want zij weten niet te doen, dat 6524 Amos 4:8 | togen om tot een stad, opdat zij water mochten drinken, maar 6525 Amos 4:13 | maakt, wat zijn gedachte zij, Die den dageraad duisternis 6526 Amos 5:2 | jonkvrouw Israels is gevallen, zij zal niet weder opstaan; 6527 Amos 5:2 | zal niet weder opstaan; zij is verlaten op haar land, 6528 Amos 5:6 | vertere, zodat er niemand zij, die het blusse in Beth-El; ~ 6529 Amos 5:10 | 10      Zij haten in de poort dengene, 6530 Amos 5:12 | zonden machtig vele zijn; zij benauwen den rechtvaardige, 6531 Amos 5:16 | en in alle wijken zullen zij zeggen: Och! och! en zullen 6532 Amos 5:20 | zodat er geen glans aan zij? ~ 6533 Amos 6:2 | Gath der Filistijnen; of zij beter zijn dan deze koninkrijken, 6534 Amos 6:7 | 7      Daarom zullen zij nu gevankelijk henengaan 6535 Amos 6:9 | zullen overgelaten zijn, dat zij sterven zullen. ~ 6536 Amos 6:10 | hij zeggen: Zwijg! want zij waren niet om des HEEREN 6537 Amos 7:2 | En het geschiedde, als zij het kruid des lands geheel 6538 Amos 8:12 | 12      En zij zullen zwerven van zee tot 6539 Amos 8:12 | noorden tot het oosten; zij zullen omlopen om het woord 6540 Amos 8:14 | weg van Ber-seba leeft! en zij zullen vallen, en niet weder 6541 Amos 9:2 | 2      Al groeven zij tot in de hel, zo zal Mijn 6542 Amos 9:2 | daar halen, en al klommen zij in den hemel, zo zal Ik 6543 Amos 9:3 | 3      En al verstaken zij zich op de hoogte van Karmel, 6544 Amos 9:3 | daar halen; en al verborgen zij zich van voor Mijn ogen 6545 Amos 9:4 | 4      En al gingen zij in gevangenis voor het aangezicht 6546 Amos 9:12 | 12      Opdat zij erfelijk bezitten het overblijfsel 6547 Amos 9:14 | Mijn volk Israel wenden, en zij zullen de verwoeste steden 6548 Amos 9:14 | derzelver wijn drinken; en zij zullen      hoven maken, 6549 Amos 9:15 | in hun land planten; en zij zullen niet meer worden 6550 Oba 1:5 | gij uitgeroeid!), zouden zij niet gestolen hebben zoveel 6551 Oba 1:5 | gekomen waren,      zouden zij niet een nalezing hebben 6552 Oba 1:7 | vredegenoten hebben u bedrogen, zij hebben u overmocht; die 6553 Oba 1:16 | geduriglijk drinken; ja, zij zullen drinken en inzwelgen, 6554 Oba 1:16 | inzwelgen, en zullen zijn alsof zij er niet      geweest waren. ~ 6555 Oba 1:18 | huis tot een stoppel; en zij zullen tegen hen ontbranden, 6556 Oba 1:19 | Filistijnen erfelijk bezitten; ja, zij zullen het veld van Efraim 6557 Oba 1:20 | hetgeen in      Sefarad is, zij zullen de steden van het 6558 Jona 1:7 | 7      Voorts zeiden zij, een ieder tot zijn metgezel: 6559 Jona 1:7 | kwaad overkomt. Alzo wierpen zij loten, en het lot viel      6560 Jona 1:8 | 8      Toen zeiden zij tot hem: Verklaar ons nu, 6561 Jona 1:11 | 11      Voorts zeiden zij tot hem: Wat zullen wij 6562 Jona 1:13 | brengen aan het droge, doch zij konden niet; want de zee 6563 Jona 1:14 | 14      Toen riepen zij tot den HEERE, en zeiden: 6564 Jona 1:15 | 15      En zij namen Jona op, en wierpen 6565 Jona 1:16 | HEERE met grote vreeze; en zij slachtten den HEERE slachtoffer, 6566 Jona 3:5 | Nineve geloofden aan God; en zij riepen een vasten uit, en 6567 Jona 3:8 | sterk tot God roepen; en zij zullen zich bekeren, een 6568 Jona 3:10 | God zag hun werken, dat zij zich bekeerden van hun bozen 6569 Mic 1:7 | een woestheid; want      zij heeft ze van hoerenloon 6570 Mic 1:7 | hoerenloon vergaderd, en zij zullen tot hoerenloon wederkeren. ~ 6571 Mic 1:9 | plagen zijn dodelijk; want zij zijn gekomen tot aan Juda; 6572 Mic 1:16 | kaalheid, als de arend, omdat zij gevankelijk van u zijn weggevoerd. ~  ~ 6573 Mic 2:1 | van den morgenstond doen zij het, dewijl het in de macht 6574 Mic 2:2 | 2      En zij begeren akkers, en roven 6575 Mic 2:2 | nemen ze weg; alzo doen zij geweld aan den man en zijn 6576 Mic 2:6 | Profeteert gijlieden niet, zeggen zij, laat die profeteren; zij 6577 Mic 2:6 | zij, laat die profeteren; zij profeteren niet als die; 6578 Mic 2:12 | van      haar kooi zullen zij van mensen deunen. ~ 6579 Mic 2:13 | hun aangezicht optrekken; zij zullen doorbreken, en door 6580 Mic 3:2 | 2      Zij haten het goede, en hebben 6581 Mic 3:2 | en hebben het kwade lief; zij roven hun huid van hen af, 6582 Mic 3:3 | 3      Ja, zij zijn het, die het vlees 6583 Mic 3:4 | 4      Alsdan zullen zij roepen tot den HEERE, doch 6584 Mic 3:4 | hen verbergen, gelijk als zij hun handelingen kwaad gemaakt      6585 Mic 3:5 | tegen dien zo heiligen zij een      krijg. ~ 6586 Mic 3:7 | waarzeggers schaamrood worden; en zij zullen al te zamen de bovenste 6587 Mic 3:11 | waarzeggen om geld; nog steunen zij op den HEERE, zeggende: 6588 Mic 4:3 | straffen, tot verre toe; en zij zullen hun zwaarden slaan 6589 Mic 4:3 | geen zwaard opheffen, en zij zullen den krijg niet meer 6590 Mic 4:4 | 4      Maar zij zullen zitten, een ieder 6591 Mic 4:12 | 12      Maar zij weten de gedachten des HEEREN 6592 Mic 4:14 | belegering tegen ons stellen; zij zullen den rechter Israels 6593 Mic 5:2 | overgeven, tot den tijd toe, dat zij, die baren zal, gebaard 6594 Mic 5:3 | des HEEREN, Zijns Gods, en zij zullen wonen, want nu zal 6595 Mic 7:2 | oprecht onder de mensen; zij loeren altemaal op bloed, 6596 Mic 7:2 | loeren altemaal op bloed, zij jagen, een iegelijk zijn 6597 Mic 7:3 | verderving zijner ziel, en zij draaien ze dicht      ineen. ~ 6598 Mic 7:10 | zullen aan haar zien; nu zal zij worden tot vertreding, als      6599 Mic 7:16 | zijn, vanwege al hun macht; zij zullen de hand op den mond 6600 Mic 7:17 | 17      Zij zullen het stof lekken, 6601 Mic 7:17 | dieren der aarde, zullen zij zich beroeren uit hun sloten; 6602 Mic 7:17 | beroeren uit hun sloten; zij zullen met vervaardheid 6603 Nah 1:10 | 10      Dewijl zij in elkander gevlochten zijn 6604 Nah 1:10 | en dronken zijn, gelijk zij plegen dronken te zijn, 6605 Nah 1:10 | dronken te zijn, zo worden zij volkomen verteerd, als een 6606 Nah 1:12 | Alzo zegt de HEERE: Zijn zij voorspoedig, en alzo velen, 6607 Nah 1:12 | alzo velen, alzo zullen zij ook geschoren worden, en 6608 Nah 2:2 | hebben ze ledig gemaakt, en zij hebben hun wijnranken verdorven. ~ 6609 Nah 2:4 | wagens razen door de wijken, zij lopen ginds en weder op 6610 Nah 2:4 | gedaanten zijn als der fakkelen, zij lopen door elkander henen 6611 Nah 2:5 | voortreffelijken gedenken, doch zij zullen struikelen in hun 6612 Nah 2:5 | struikelen in hun tochten; zij zullen haasten naar hun 6613 Nah 2:8 | watervijver, van de dagen af dat zij geweest is, doch zij zullen 6614 Nah 2:8 | dat zij geweest is, doch zij zullen vluchten. Staat, 6615 Nah 2:10 | 10      Zij is geledigd, ja, uitgeledigd, 6616 Nah 3:10 | 10      Nog is zij gevankelijk gegaan in de 6617 Nah 3:10 | over haar geeerden hebben zij het lot geworpen, en      6618 Nah 3:12 | eerste vruchten; indien zij geschud worden, zo vallen 6619 Nah 3:12 | geschud worden, zo vallen zij dien op den mond, die ze 6620 Nah 3:17 | opgaat, zo vliegen      zij weg, alzo dat hun plaats 6621 Nah 3:17 | plaats onbekend is, waar zij geweest zijn. ~ 6622 Zep 1:13 | huizen tot verwoesting; zij bouwen wel huizen, maar 6623 Zep 1:13 | bouwen wel huizen, maar zij zullen ze niet bewonen; 6624 Zep 1:13 | zullen ze niet bewonen; en zij planten wijngaarden, maar 6625 Zep 1:13 | planten wijngaarden, maar zij zullen      derzelver wijn 6626 Zep 1:17 | de mensen bang maken, dat zij zullen gaan als de blinden; 6627 Zep 1:17 | gaan als de blinden; want zij hebben tegen den HEERE gezondigd; 6628 Zep 2:7 | van het huis van Juda, dat zij daarin weiden; des avonds 6629 Zep 2:7 | weiden; des avonds zullen zij in de huizen van Askelon 6630 Zep 2:8 | kinderen Ammons, waarmede zij Mijn volk beschimpt hebben, 6631 Zep 2:10 | 10      Dat zullen zij hebben in plaats van hun 6632 Zep 2:10 | plaats van hun hoogmoed; want zij hebben beschimpt, en hebben 6633 Zep 2:15 | mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, 6634 Zep 3:2 | 2      Zij hoort naar de stem niet; 6635 Zep 3:2 | hoort naar de stem niet; zij neemt de tucht niet aan; 6636 Zep 3:2 | neemt de tucht niet aan; zij vertrouwt niet op den HEERE; 6637 Zep 3:2 | HEERE; tot haar God nadert zij niet. ~ 6638 Zep 3:4 | verontreinigen het heilige, zij doen der wet geweld aan. ~ 6639 Zep 3:7 | bezocht hebbe, waarlijk, zij hebben zich vroeg      opgemaakt, 6640 Zep 3:7 | zich vroeg      opgemaakt, zij hebben al hun handelingen 6641 Zep 3:9 | reine spraak wenden; opdat zij allen den Naam des HEEREN 6642 Zep 3:9 | HEEREN aanroepen, opdat zij Hem dienen met een eenparigen 6643 Zep 3:13 | tong gevonden worden; maar zij zullen weiden en      nederliggen, 6644 Zep 3:18 | wil, zal Ik verzamelen, zij zijn uit u; de schimping 6645 Zep 3:19 | het ganse      land, waar zij beschaamd zijn geweest. ~ 6646 Zac 1:4 | boze handelingen;      maar zij hoorden niet, en zij luisterden 6647 Zac 1:4 | maar zij hoorden niet, en zij luisterden niet naar Mij, 6648 Zac 1:5 | En de profeten, zullen zij in eeuwigheid leven? ~ 6649 Zac 1:6 | profeten, geboden had, hebben zij uw vaders niet getroffen? 6650 Zac 1:6 | vaders niet getroffen? zodat zij wederkerende zeiden: Gelijk 6651 Zac 1:11 | 11      En zij antwoordden den Engel des 6652 Zac 1:15 | een weinig toornig, maar zij hebben ten kwade geholpen. ~ 6653 Zac 2:9 | over henlieden bewegen, en zij zullen hunnen knechten een 6654 Zac 2:11 | HEERE toegevoegd worden, en zij zullen Mij tot een volk 6655 Zac 3:5 | op zijn hoofd zetten. En zij zetten dien reinen hoed 6656 Zac 3:5 | reinen hoed op zijn hoofd, en zij togen hem klederen aan; 6657 Zac 3:8 | aangezicht zitten, want zij zijn een wonderteken; want 6658 Zac 4:7 | toeroepingen: Genade, genade zij      denzelven! ~ 6659 Zac 4:10 | zeven verblijden zullen, als zij het tinnen gewicht zullen 6660 Zac 5:5 | ogen op, en zie, wat dit zij, dat er voortkomt. ~ 6661 Zac 5:9 | was in haar vleugelen, en zij hadden vleugelen, als de 6662 Zac 5:9 | vleugelen eens ooievaars; en zij voerden      de efa tussen 6663 Zac 5:10 | sprak: Waarhenen brengen zij deze efa? ~ 6664 Zac 5:11 | in het land Sinear; dat zij daar gevestigd en gesteld 6665 Zac 6:5 | hemels, uitgaande van daar zij stonden voor den Heere der 6666 Zac 6:7 | doorwandelt het land. En zij doorwandelden het land. ~ 6667 Zac 7:11 | 11      Maar zij weigerden op te merken, 6668 Zac 7:11 | togen hun schouder terug, en zij verzwaarden hun oren, opdat 6669 Zac 7:11 | verzwaarden hun oren, opdat zij niet hoorden. ~ 6670 Zac 7:12 | 12      En zij maakten hun hart als een 6671 Zac 7:12 | hart als een diamant, opdat zij niet hoorden de wet en de 6672 Zac 7:13 | als Hij geroepen had, doch zij niet gehoord hebben, alzo 6673 Zac 7:13 | gehoord hebben, alzo riepen zij ook, maar Ik hoorde niet, 6674 Zac 7:14 | onder alle heidenen, welke zij niet kenden; en het land 6675 Zac 7:14 | noch wederkeerde; want zij stelden      het gewenste 6676 Zac 8:8 | hen herwaarts brengen, dat zij in het midden van Jeruzalem 6677 Zac 8:8 | Jeruzalem wonen zullen; en zij zullen Mij tot een volk 6678 Zac 9:2 | Tyrus en Sidon, hoewel zij zeer wijs is; ~ 6679 Zac 9:4 | vesting in de zee verslaan; en zij zal met vuur verteerd worden. ~ 6680 Zac 9:5 | Ekron, dewijl hetgeen, waar zij op zagen, hen heeft te schande 6681 Zac 9:15 | heirscharen zal hen beschutten, en zij zullen eten, nadat zij de 6682 Zac 9:15 | en zij zullen eten, nadat zij de slingerstenen zullen 6683 Zac 9:15 | ten ondergebracht hebben; zij zullen ook drinken, en een 6684 Zac 9:15 | maken als      de wijn; en zij zullen vervuld worden, gelijk 6685 Zac 10:2 | waarzeggers zien valsheid, en zij spreken ijdele dromen, zij 6686 Zac 10:2 | zij spreken ijdele dromen, zij troosten met ijdelheid; 6687 Zac 10:2 | met ijdelheid; daarom zijn zij henengetogen als schapen, 6688 Zac 10:2 | henengetogen als schapen, zij zijn      onderdrukt geworden; 6689 Zac 10:5 | 5      En zij zullen zijn als de helden, 6690 Zac 10:5 | treden in den strijd, en zij zullen strijden; want de 6691 Zac 10:5 | HEERE zal met hen wezen; en zij zullen die beschamen, die 6692 Zac 10:6 | Mij hunner ontfermd, en zij zullen wezen, alsof Ik hen 6693 Zac 10:7 | 7      En zij zullen zijn als een held 6694 Zac 10:8 | Ik zal ze verlossen; en zij zullen vermenigvuldigd worden, 6695 Zac 10:8 | vermenigvuldigd worden, gelijk zij te voren vermenigvuldigd 6696 Zac 10:9 | onder de volken zaaien, en zij zullen Mijner gedenken in 6697 Zac 10:9 | gedenken in verre plaatsen; en zij zullen leven met hun kinderen, 6698 Zac 10:12 | en in Zijn Naam zullen zij wandelen, spreekt de HEERE. ~  ~ 6699 Zac 11:5 | verkopen, zegt: Geloofd zij de HEERE, dat ik rijk geworden 6700 Zac 11:6 | hand zijns      konings, en zij zullen dit land te morzel 6701 Zac 11:7 | slachtschapen geweid, dewijl zij ellendige schapen zijn; 6702 Zac 11:9 | en wat afgesneden is, dat zij afgesneden, en dat de overgeblevenen 6703 Zac 11:12 | zo niet, laat het na. En zij hebben mijn loon gewogen, 6704 Zac 12:2 | volken rondom; ja, ook zal zij zijn over Juda, in de belegering 6705 Zac 12:6 | fakkel onder de schoven; en zij zullen ter rechterzijde 6706 Zac 12:10 | genade en der gebeden; en zij zullen Mij aanschouwen, 6707 Zac 12:10 | zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken      hebben, 6708 Zac 12:10 | doorstoken      hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, 6709 Zac 12:10 | over een enigen zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk 6710 Zac 13:2 | de namen der afgoden, dat zij niet meer gedacht zullen 6711 Zac 13:4 | wanneer hij profeteert; en zij zullen geen haren mantel   6712 Zac 14:8 | naar de achterste zee aan; zij zullen      des zomers en 6713 Zac 14:10 | zuidwaarts van Jeruzalem; en zij zal verhoogd en bewoond 6714 Zac 14:11 | 11      En zij zullen daarin wonen, en 6715 Zac 14:13 | onder hen zal wezen, zodat zij een ieder zijns naasten 6716 Mal 1:4 | der heirscharen: Zullen zij bouwen, zo zal Ik afbreken; 6717 Mal 1:5 | gijlieden zult zeggen: De HEERE zij groot gemaakt, van de landpale 6718 Mal 1:9 | God, dat Hij ons genadig zij; zulks is van uw hand geschied, 6719 Mal 1:14 | 14      Ja, vervloekt zij de bedrieger, die een mannetje 6720 Mal 2:4 | opdat Mijn verbond met Levi zij, zegt de HEERE der heirscharen. ~ 6721 Mal 2:14 | trouwelooslijk handelt; daar zij toch uw      gezellin, en 6722 Mal 3:3 | en als zilver; dan zullen zij den HEERE spijsoffer      6723 Mal 3:10 | schathuis, opdat er spijze zij in Mijn huis; en beproeft 6724 Mal 3:15 | worden gebouwd; ook verzoeken zij den HEERE, en ontkomen. ~ 6725 Mal 3:17 | 17      En zij zullen, zegt de HEERE der 6726 Mal 4:3 | goddelozen vertreden; want zij zullen as worden onder de 6727 Matt 1:18 | Jozef ondertrouwd was, eer zij samengekomen waren, werd 6728 Matt 1:18 | samengekomen waren, werd zij zwanger bevonden uit den 6729 Matt 1:21 | 21 En zij zal een Zoon baren, en gij 6730 Matt 1:25 | bekende haar niet, totdat zij dezen haar eerstgeboren 6731 Matt 2:5 | 5 En zij zeiden tot hem: Te Bethlehem, 6732 Matt 2:9 | 9 En zij, den koning gehoord hebbende, 6733 Matt 2:9 | heengereisd; en ziet, de ster, die zij in het oosten gezien hadden, 6734 Matt 2:9 | hadden, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats, 6735 Matt 2:10 | 10 Als zij nu de ster zagen, verheugden 6736 Matt 2:10 | de ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote vreugde. ~ 6737 Matt 2:11 | huis gekomen zijnde, vonden zij het Kindeken met Maria, 6738 Matt 2:11 | en nedervallende hebben zij Hetzelve aangebeden; en 6739 Matt 2:11 | opengedaan hebbende, brachten zij Hem geschenken: goud en 6740 Matt 2:12 | zijnde in den droom, dat zij niet zouden wederkeren tot 6741 Matt 2:12 | tot Herodes, vertrokken zij door een anderen weg weder 6742 Matt 2:13 | 13 Toen zij nu vertrokken waren, ziet, 6743 Matt 2:18 | niet vertroost wezen, omdat zij niet zijn! ~ 6744 Matt 2:20 | in het land Israels; want zij zijn gestorven, die de ziel 6745 Matt 4:6 | van U bevelen zal, en dat zij U op de handen zullen nemen, 6746 Matt 4:18 | in de zee werpende (want zij waren vissers); ~ 6747 Matt 4:20 | 20 Zij dan, terstond de netten 6748 Matt 4:22 | 22 Zij dan, terstond verlatende 6749 Matt 4:24 | uit in geheel Syrie; en zij brachten tot Hem allen, 6750 Matt 5:4 | Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden. ~ 6751 Matt 5:5 | zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beerven. ~ 6752 Matt 5:6 | naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden. ~ 6753 Matt 5:8 | de reinen van hart; want zij zullen God zien. ~ 6754 Matt 5:9 | zijn de vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen genaamd 6755 Matt 5:12 | hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die 6756 Matt 5:15 | maar op een kandelaar, en zij schijnt allen, die in het 6757 Matt 5:16 | schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, 6758 Matt 5:20 | gerechtigheid overvloediger zij, dan der Schriftgeleerden 6759 Matt 5:32 | hoererij, die maakt, dat zij overspel doet; en zo wie 6760 Matt 5:35 | Noch bij de aarde, omdat zij is de voetbank Zijner voeten; 6761 Matt 5:35 | noch bij Jeruzalem, omdat zij is de stad des groten Konings; ~ 6762 Matt 6:2 | op de straten doen, opdat zij van de mensen geeerd mogen 6763 Matt 6:2 | worden. Voorwaar zeg Ik u: Zij hebben hun loon weg. ~ 6764 Matt 6:4 | aalmoes in het verborgen zij; en uw Vader, Die in het 6765 Matt 6:5 | staande, te bidden, opdat zij van de mensen mogen gezien 6766 Matt 6:5 | Voorwaar, Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben. ~ 6767 Matt 6:7 | gelijk de heidenen; want zij menen, dat zij door hun 6768 Matt 6:7 | heidenen; want zij menen, dat zij door hun veelheid van woorden 6769 Matt 6:16 | gelijk de geveinsden; want zij mismaken hun aangezichten, 6770 Matt 6:16 | hun aangezichten, opdat zij van de mensen mogen gezien 6771 Matt 6:16 | mogen gezien worden, als zij vasten. Voorwaar, Ik zeg 6772 Matt 6:16 | Voorwaar, Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben. 6773 Matt 6:26 | vogelen des hemels, dat zij niet zaaien, noch maaien, 6774 Matt 6:28 | de lelien des velds, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, 6775 Matt 6:28 | des velds, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen 6776 Matt 7:6 | paarlen voor de zwijnen; opdat zij niet te eniger tijd dezelve 6777 Matt 7:15 | komen, maar van binnen zijn zij grijpende wolven. ~ 6778 Matt 8:15 | koorts verliet haar; en zij stond op, en diende henlieden. ~ 6779 Matt 8:16 | laat geworden was, hebben zij velen, van den duivel bezeten, 6780 Matt 8:29 | 29 En ziet, zij riepen, zeggende: Jezus, 6781 Matt 8:32 | zeide tot hen: Gaat heen. En zij uitgaande, voeren heen in 6782 Matt 8:32 | steilte af in de zee, en zij stierven in het water. ~ 6783 Matt 8:33 | weidden, zijn gevlucht; en als zij in de stad gekomen waren, 6784 Matt 8:33 | gekomen waren, boodschapten zij al deze dingen, en wat den 6785 Matt 8:34 | Jezus tegemoet; en als zij Hem zagen, baden zij, dat 6786 Matt 8:34 | als zij Hem zagen, baden zij, dat Hij uit hun landpalen 6787 Matt 9:1 | kwam in Zijn stad. En ziet, zij brachten tot Hem een geraakte, 6788 Matt 9:13 | gaat heen en leert, wat het zij: Ik wil barmhartigheid, 6789 Matt 9:15 | weggenomen zijn, en dan zullen zij vasten. ~ 6790 Matt 9:18 | leg Uw hand op haar, en zij zal leven. ~ 6791 Matt 9:21 | 21 Want zij zeide in zichzelven: Indien 6792 Matt 9:24 | niet dood, maar slaapt. En zij belachten Hem. ~ 6793 Matt 9:28 | gij, dat Ik dat doen kan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere! ~ 6794 Matt 9:31 | 31 Maar zij, uitgegaan zijnde, hebben 6795 Matt 9:32 | uitgingen, ziet, zo brachten zij tot Hem een mens, die stom 6796 Matt 9:36 | bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, 6797 Matt 10:17 | wacht u voor de mensen; want zij zullen u overleveren in 6798 Matt 10:17 | in hun synagogen zullen zij u geselen. ~ 6799 Matt 10:19 | 19 Doch wanneer zij u overleveren, zo zult gij 6800 Matt 10:23 | 23 Wanneer zij u dan in deze stad vervolgen, 6801 Matt 10:25 | 25 Het zij den discipel genoeg, dat 6802 Matt 10:25 | gelijk zijn heer. Indien zij den Heere des huizes Beelzebul 6803 Matt 10:36 | 36 En zij zullen des mensen vijanden 6804 Matt 11:18 | etende, noch drinkende, en zij zeggen: Hij heeft den duivel. ~ 6805 Matt 11:19 | etende en drinkende, en zij zeggen: Ziet daar, een Mens, 6806 Matt 11:20 | waren, te verwijten, omdat zij zich niet bekeerd hadden. ~ 6807 Matt 11:21 | die in u geschied zijn, zij zouden zich eertijds in 6808 Matt 11:23 | die in u geschied zijn, zij zouden tot op den huidigen 6809 Matt 12:7 | gij geweten hadt, wat het zij: Ik wil barmhartigheid en 6810 Matt 12:10 | die een dorre hand had, en zij vraagden Hem, zeggende: 6811 Matt 12:10 | sabbatdagen te genezen? (opdat zij Hem mochten beschuldigen). ~ 6812 Matt 12:13 | en hij strekte ze uit, en zij werd hersteld, gezond gelijk 6813 Matt 12:14 | zamen raad tegen Hem, hoe zij Hem doden mochten. ~ 6814 Matt 12:16 | gebood hun scherpelijk, dat zij Hem niet openbaar maken 6815 Matt 12:36 | zullen gesproken hebben, zij van hetzelve zullen rekenschap 6816 Matt 12:41 | hetzelve veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de 6817 Matt 12:42 | hetzelve veroordelen; want zij is gekomen van de einden 6818 Matt 12:45 | en ingegaan zijnde, wonen zij aldaar; en het laatste van 6819 Matt 13:13 | door gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en horende 6820 Matt 13:15 | volks is dik geworden, en zij hebben met de oren zwaarlijk 6821 Matt 13:15 | gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet 6822 Matt 13:15 | hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger tijd met 6823 Matt 13:16 | uw ogen zijn zalig, omdat zij zien, en uw oren, omdat 6824 Matt 13:16 | zien, en uw oren, omdat zij horen. ~ 6825 Matt 13:41 | Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk 6826 Matt 13:48 | vaten, maar het kwade werpen zij weg. ~ 6827 Matt 13:51 | gij dit alles verstaan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere! ~ 6828 Matt 13:54 | hen in hun synagoge, zodat zij zich ontzetten, en zeiden: 6829 Matt 13:56 | 56 En Zijn zusters, zijn zij niet allen bij ons? Van 6830 Matt 13:57 | 57 En zij werden aan Hem geergerd. 6831 Matt 14:5 | vreesde hij het volk, omdat zij hem hielden voor een profeet. ~ 6832 Matt 14:6 | in het midden van hen, en zij behaagde aan Herodes. ~ 6833 Matt 14:7 | ede beloofde te geven, wat zij ook eisen zou. ~ 6834 Matt 14:8 | 8 En zij, te voren onderricht zijnde 6835 Matt 14:11 | het dochtertje gegeven; en zij droeg het tot haar moeder. ~ 6836 Matt 14:15 | de scharen van U, opdat zij heengaan in de vlekken en 6837 Matt 14:17 | 17 Doch zij zeiden tot Hem: Wij hebben 6838 Matt 14:20 | 20 En zij aten allen en werden verzadigd, 6839 Matt 14:20 | en werden verzadigd, en zij namen op, het overschot 6840 Matt 14:26 | Het is een spooksel! En zij schreeuwden van vrees. ~ 6841 Matt 14:32 | 32 En als zij in het schip geklommen waren, 6842 Matt 14:34 | overgevaren zijnde, kwamen zij in het land Gennesaret. ~ 6843 Matt 14:35 | werden kennende, zonden zij in dat gehele omliggende 6844 Matt 14:36 | 36 En baden Hem, dat zij alleenlijk den zoom Zijns 6845 Matt 15:2 | inzetting der ouden? Want zij wassen hun handen niet, 6846 Matt 15:2 | hun handen niet, wanneer zij brood zullen eten. ~ 6847 Matt 15:9 | 9 Doch tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen, die 6848 Matt 15:14 | 14 Laat hen varen; zij zijn blinde leidslieden 6849 Matt 15:14 | blinde leidt, zo zullen zij beiden in de gracht vallen. 6850 Matt 15:23 | zeggende: Laat haar van U; want zij roept ons na. ~ 6851 Matt 15:25 | 25 En zij kwam en aanbad Hem, zeggende: 6852 Matt 15:27 | 27 En zij zeide: Ja, Heere! doch de 6853 Matt 15:31 | en de blinden ziende; en zij verheerlijkten den God Israels. ~ 6854 Matt 15:32 | bewogen over de schare, omdat zij nu drie dagen bij Mij gebleven 6855 Matt 15:32 | zijn, en hebben niet wat zij eten zouden; en Ik wil hen 6856 Matt 15:32 | nuchteren van Mij laten, opdat zij op den weg niet bezwijken. ~ 6857 Matt 15:34 | Hoevele broden hebt gij? Zij zeiden: Zeven, en weinige 6858 Matt 15:37 | 37 En zij aten allen en werden verzadigd, 6859 Matt 15:37 | en werden verzadigd, en zij namen op, het overschot 6860 Matt 16:5 | zijde gekomen waren, hadden zij vergeten broden mede te 6861 Matt 16:7 | 7 En zij overlegden bij zichzelven, 6862 Matt 16:12 | 12 Toen verstonden zij, dat Hij niet gezegd had, 6863 Matt 16:12 | Hij niet gezegd had, dat zij zich wachten zouden van 6864 Matt 16:14 | 14 En zij zeiden: Sommigen: Johannes 6865 Matt 16:20 | Hij Zijn discipelen, dat zij iemand zeggen zouden, dat 6866 Matt 16:28 | niet smaken zullen, totdat zij den Zoon des mensen zullen 6867 Matt 17:8 | hun ogen opheffende, zagen zij niemand, dan Jezus alleen. 6868 Matt 17:9 | 9 En als zij van de berg afkwamen, gebood 6869 Matt 17:12 | Elias nu gekomen is, en zij hebben hem niet gekend; 6870 Matt 17:12 | hebben hem niet gekend; doch zij hebben aan hem gedaan, al 6871 Matt 17:12 | hebben aan hem gedaan, al wat zij hebben gewild; alzo zal 6872 Matt 17:14 | 14 En als zij bij de schare gekomen waren, 6873 Matt 17:16 | discipelen gebracht, en zij hebben hem niet kunnen genezen. ~ 6874 Matt 17:22 | 22 En als zij in Galilea verkeerden, zeide 6875 Matt 17:23 | 23 En zij zullen Hem doden, en ten 6876 Matt 17:23 | Hij opgewekt worden. En zij werden zeer bedroefd. ~ 6877 Matt 17:24 | 24 En als zij te Kapernaum ingekomen waren, 6878 Matt 17:25 | der aarde, van wie nemen zij tollen of schatting, van 6879 Matt 18:17 | gemeente geen gehoor geeft, zo zij hij u als de heiden en de 6880 Matt 18:19 | aarde, over enige zaak, die zij zouden mogen begeren, dat 6881 Matt 18:31 | hetgeen geschied was, zijn zij zeer bedroefd geworden; 6882 Matt 18:31 | en komende, verklaarden zij hunnen heer al wat er geschied 6883 Matt 19:6 | 6 Alzo dat zij niet meer twee zijn, maar 6884 Matt 19:7 | 7 Zij zeiden tot hem: Waarom heeft 6885 Matt 20:4 | recht is, zal ik u geven. En zij gingen. ~ 6886 Matt 20:7 | 7 Zij zeiden tot hem: Omdat ons 6887 Matt 20:9 | 9 En als zij kwamen, die ter elfder ure 6888 Matt 20:9 | gehuurd waren, ontvingen zij ieder een penning. ~ 6889 Matt 20:10 | eersten komende, meenden, dat zij meer ontvangen zouden; en 6890 Matt 20:10 | meer ontvangen zouden; en zij zelven ontvingen ook elk 6891 Matt 20:11 | ontvangen hebbende, murmureerden zij tegen den heer des huizes, ~ 6892 Matt 20:18 | overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen; ~ 6893 Matt 20:19 | 19 En zij zullen Hem den heidenen 6894 Matt 20:21 | tot haar: Wat wilt gij? Zij zeide tot Hem: Zeg, dat 6895 Matt 20:22 | waarmede Ik gedoopt worde? Zij zeiden tot Hem: Wij kunnen. ~ 6896 Matt 20:24 | tien dat hoorden, namen zij het zeer kwalijk van de 6897 Matt 20:26 | willen groot worden, die zij uw dienaar; ~ 6898 Matt 20:27 | willen de eerste zijn, die zij uw dienstknecht. ~ 6899 Matt 20:29 | 29 En als zij van Jericho uitgingen, is 6900 Matt 20:30 | zittende aan den weg, als zij hoorden, dat Jezus voorbijging, 6901 Matt 20:31 | schare bestrafte hen, opdat zij zwijgen zouden; maar zij 6902 Matt 20:31 | zij zwijgen zouden; maar zij riepen te meer, zeggende: 6903 Matt 20:33 | 33 Zij zeiden tot Hem: Heere! dat 6904 Matt 20:34 | werden hun ogen ziende, en zij volgden Hem. ~  ~ 6905 Matt 21:1 | 1 En als zij nu Jeruzalem genaakten, 6906 Matt 21:15 | Hosanna den Zone Davids! namen zij dat zeer kwalijk; ~ 6907 Matt 21:25 | hemel, of uit de mensen? En zij overlegden bij zichzelven 6908 Matt 21:26 | vrezen wij de schare; want zij houden allen Johannes voor 6909 Matt 21:27 | 27 En zij, Jezus antwoordende, zeiden: 6910 Matt 21:31 | den wil des vaders gedaan? Zij zeiden tot Hem: De eerste. 6911 Matt 21:36 | getal dan de eersten, en zij deden hun desgelijks. ~ 6912 Matt 21:37 | hen zijn zoon, zeggende: Zij zullen mijn zoon ontzien. ~ 6913 Matt 21:39 | En hem nemende, wierpen zij hem uit, buiten de wijngaard, 6914 Matt 21:41 | 41 Zij zeiden tot hem: Hij zal 6915 Matt 21:45 | gelijkenissen hoorden, verstonden zij, dat Hij van hen sprak. ~ 6916 Matt 21:46 | Hem te vangen, vreesden zij de scharen, dewijl deze 6917 Matt 22:3 | ter bruiloft te roepen; en zij wilden niet komen. ~ 6918 Matt 22:5 | 5 Maar zij, zulks niet achtende, zijn 6919 Matt 22:10 | vergaderden allen, die zij vonden, beiden kwaden en 6920 Matt 22:15 | hielden te zamen raad, hoe zij Hem verstrikken zouden in 6921 Matt 22:16 | 16 En zij zonden uit tot Hem hun discipelen, 6922 Matt 22:19 | de schattingpenning. En zij brachten Hem een penning. ~ 6923 Matt 22:21 | 21 Zij zeiden tot Hem: Des keizers. 6924 Matt 22:22 | 22 En zij, dit horende, verwonderden 6925 Matt 22:22 | en Hem verlatende, zijn zij weggegaan. ~ 6926 Matt 22:28 | opstanding dan, wiens vrouw zal zij wezen van die zeven, want 6927 Matt 22:28 | wezen van die zeven, want zij hebben ze allen gehad? ~ 6928 Matt 22:30 | Want in de opstanding nemen zij niet ten huwelijk, noch 6929 Matt 22:30 | huwelijk uitgegeven; maar zij zijn als engelen Gods in 6930 Matt 22:42 | Christus? Wiens Zoon is Hij? Zij zeiden tot Hem: Davids Zoon. ~ 6931 Matt 23:3 | 3 Daarom, al wat zij u zeggen, dat gij houden 6932 Matt 23:3 | niet naar hun werken; want zij zeggen het, en doen het 6933 Matt 23:4 | 4 Want zij binden lasten, die zwaar 6934 Matt 23:4 | schouderen der mensen; maar zij willen die met hun vinger 6935 Matt 23:5 | 5 En al hun werken doen zij, om van de mensen gezien 6936 Matt 23:5 | mensen gezien te worden; want zij maken hun gedenkcedels breed, 6937 Matt 23:6 | 6 En zij beminnen de vooraanzitting 6938 Matt 23:25 | schotels, maar van binnen zijn zij vol van roof en onmatigheid. ~ 6939 Matt 23:27 | schijnen, maar van binnen zijn zij vol doodsbeenderen en alle 6940 Matt 24:5 | Ik ben de Christus; en zij zullen velen verleiden. ~ 6941 Matt 24:9 | 9 Alsdan zullen zij u overleveren in verdrukking, 6942 Matt 24:24 | wonderheden doen, alzo dat zij (indien het mogelijk ware) 6943 Matt 24:26 | 26 Zo zij dan tot u zullen zeggen: 6944 Matt 24:31 | bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen 6945 Matt 24:38 | 38 Want gelijk zij waren in de dagen voor den 6946 Matt 25:5 | bruidegom vertoefde, werden zij allen sluimerig, en vielen 6947 Matt 25:9 | ons en voor u niet genoeg zij; maar gaat liever tot de 6948 Matt 25:10 | 10 Als zij nu heengingen om te kopen, 6949 Matt 26:4 | 4 En zij beraadslaagden te zamen, 6950 Matt 26:4 | beraadslaagden te zamen, dat zij Jezus met listigheid vangen 6951 Matt 26:5 | 5 Doch zij zeiden: Niet in het feest, 6952 Matt 26:10 | deze vrouw moeite aan? want zij heeft een goed werk aan 6953 Matt 26:12 | 12 Want als zij deze zalf op Mijn lichaam 6954 Matt 26:12 | gegoten heeft, zo heeft zij het gedaan tot een voorbereiding 6955 Matt 26:13 | gesproken worden van hetgeen zij gedaan heeft. ~ 6956 Matt 26:15 | zal Hem u overleveren? En zij hebben hem toegelegd dertig 6957 Matt 26:21 | 21 En toen zij aten, zeide Hij: Voorwaar, 6958 Matt 26:22 | 22 En zij, zeer bedroefd geworden 6959 Matt 26:26 | 26 En als zij aten, nam Jezus het brood, 6960 Matt 26:30 | 30 En als zij den lofzang gezongen hadden, 6961 Matt 26:30 | gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg. ~ 6962 Matt 26:33 | zeide tot Hem: Al werden zij ook allen aan U geergerd, 6963 Matt 26:50 | zijt gij hier! Toen kwamen zij toe, en sloegen de handen 6964 Matt 26:59 | getuigenis tegen Jezus, opdat zij Hem doden mochten; en vonden 6965 Matt 26:60 | toegekomen waren, zo vonden zij toch niet. ~ 6966 Matt 26:66 | 66 Wat dunkt ulieden? En zij, antwoordende, zeiden: Hij 6967 Matt 26:67 | 67 Toen spogen zij in Zijn aangezicht, en sloegen 6968 Matt 27:1 | genomen tegen Jezus, dat zij Hem doden zouden. ~ 6969 Matt 27:2 | gebonden hebbende, leidden zij Hem weg, en gaven Hem over 6970 Matt 27:4 | het onschuldig bloed! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dat 6971 Matt 27:7 | gehouden hebbende, kochten zij daarmede den akker des pottenbakkers, 6972 Matt 27:9 | profeet Jeremia, zeggende: En zij hebben de dertig zilveren 6973 Matt 27:9 | kinderen Israels, Denwelken zij gewaardeerd hebben; ~ 6974 Matt 27:13 | Gij niet, hoevele zaken zij tegen U getuigen? ~ 6975 Matt 27:15 | gevangene los te laten, welke zij wilden. ~ 6976 Matt 27:16 | 16 En zij hadden toen een welbekende 6977 Matt 27:17 | 17 Als zij dan vergaderd waren, zeide 6978 Matt 27:18 | 18 Want hij wist, dat zij Hem door nijdigheid overgeleverd 6979 Matt 27:20 | scharen aangeraden, dat zij zouden Bar-abbas begeren, 6980 Matt 27:21 | dat ik u zal loslaten? En zij zeiden: Bar-abbas. ~ 6981 Matt 27:22 | genaamd wordt Christus? Zij zeiden allen tot hem: Laat 6982 Matt 27:23 | Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer, zeggende: 6983 Matt 27:28 | 28 En als zij Hem ontkleed hadden, deden 6984 Matt 27:28 | Hem ontkleed hadden, deden zij Hem een purperen mantel 6985 Matt 27:29 | knieen voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, 6986 Matt 27:30 | gespogen hebbende, namen zij de rietstok en sloegen op 6987 Matt 27:31 | 31 En toen zij Hem bespot hadden, deden 6988 Matt 27:31 | Hem bespot hadden, deden zij Hem den mantel af, en deden 6989 Matt 27:32 | 32 En uitgaande, vonden zij een man van Cyrene, met 6990 Matt 27:32 | name Simon; deze dwongen zij, dat hij Zijn kruis droeg. ~ 6991 Matt 27:34 | 34 Gaven zij Hem te drinken edik met 6992 Matt 27:35 | 35 Toen zij nu Hem gekruisigd hadden, 6993 Matt 27:35 | gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn klederen, het lot werpende; 6994 Matt 27:35 | gezegd is door den profeet: Zij hebben Mijn klederen onder 6995 Matt 27:36 | 36 En zij, nederzittende, bewaarden 6996 Matt 27:37 | 37 En zij stelden boven Zijn hoofd 6997 Matt 27:53 | Zijn opstanding, kwamen zij in de heilige stad, en zijn 6998 Matt 27:66 | 66 En zij heengaande, verzekerden 6999 Matt 28:8 | grote blijdschap, liepen zij heen, om hetzelve Zijn discipelen 7000 Matt 28:9 | 9 En als zij heengingen, om Zijn discipelen


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8801

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License