1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8801
Book Chapter: Verse
7501 Luk 18:9 | zichzelven vertrouwden, dat zij rechtvaardig waren, en de
7502 Luk 18:15 | 15 En zij brachten ook de kinderkens
7503 Luk 18:33 | gegeseld hebbende, zullen zij Hem doden; en ten derden
7504 Luk 18:34 | 34 En zij verstonden geen van deze
7505 Luk 18:34 | was voor hen verborgen, en zij verstonden niet, hetgeen
7506 Luk 18:37 | 37 En zij boodschapten hem, dat Jezus
7507 Luk 19:11 | 11 En als zij dat hoorden, voegde Hij
7508 Luk 19:11 | Jeruzalem was, en omdat zij meenden, dat het Koninkrijk
7509 Luk 19:14 | dat deze over ons koning zij. ~
7510 Luk 19:25 | 25 En zij zeiden tot hem: Heer, hij
7511 Luk 19:33 | 33 En als zij het veulen ontbonden, zeiden
7512 Luk 19:34 | 34 En zij zeiden: De Heere heeft het
7513 Luk 19:35 | 35 En zij brachten hetzelve tot Jezus.
7514 Luk 19:35 | geworpen hebbende, zetten zij Jezus daarop. ~
7515 Luk 19:36 | voort reisde, spreidden zij hun klederen onder Hem op
7516 Luk 19:37 | de krachtige daden, die zij gezien hadden; ~
7517 Luk 19:38 | den Naam des Heeren! Vrede zij in den hemel, en heerlijkheid
7518 Luk 19:44 | en uw kinderen in u; en zij zullen in u den enen steen
7519 Luk 19:48 | 48 En zij vonden niet, wat zij doen
7520 Luk 19:48 | En zij vonden niet, wat zij doen zouden; want al het
7521 Luk 20:5 | 5 En zij overleiden onder zich, zeggende:
7522 Luk 20:6 | het volk stenigen; want zij houden voor zeker, dat Johannes
7523 Luk 20:7 | 7 En zij antwoordden, dat zij niet
7524 Luk 20:7 | En zij antwoordden, dat zij niet wisten, vanwaar die
7525 Luk 20:10 | een dienstknecht, opdat zij hem van de vrucht des wijngaards
7526 Luk 20:11 | behandeld hebbende, zonden zij hem ledig heen. ~
7527 Luk 20:12 | hij nog een derden; maar zij verwondden ook dezen, en
7528 Luk 20:13 | mogelijk dezen ziende, zullen zij hem ontzien. ~
7529 Luk 20:14 | landlieden hem zagen, overleiden zij onder elkander, en zeiden:
7530 Luk 20:15 | 15 En als zij hem buiten den wijngaard
7531 Luk 20:15 | uitgeworpen hadden, doodden zij hem. Wat zal dan de heer
7532 Luk 20:16 | aan anderen geven. En als zij dat hoorden, zeiden zij:
7533 Luk 20:16 | zij dat hoorden, zeiden zij: Dat zij verre!
7534 Luk 20:16 | hoorden, zeiden zij: Dat zij verre!
7535 Luk 20:19 | handen aan Hem te slaan; maar zij vreesden het volk; want
7536 Luk 20:19 | vreesden het volk; want zij verstonden, dat Hij deze
7537 Luk 20:20 | 20 En zij namen Hem waar, en zonden
7538 Luk 20:20 | rechtvaardig te zijn; opdat zij Hem in Zijn rede vangen
7539 Luk 20:21 | 21 En zij vraagden Hem, zeggende:
7540 Luk 20:24 | opschrift heeft hij? En zij, antwoordende, zeiden: Des
7541 Luk 20:26 | 26 En zij konden Hem in Zijn woord
7542 Luk 20:26 | over Zijn antwoord, zwegen zij stil. ~
7543 Luk 20:33 | wiens vrouw van dezen zal zij zijn? Want die zeven hebben
7544 Luk 20:36 | 36 Want zij kunnen niet meer sterven,
7545 Luk 20:36 | niet meer sterven, want zij zijn den engelen gelijk;
7546 Luk 20:36 | zijn den engelen gelijk; en zij zijn kinderen Gods, dewijl
7547 Luk 20:36 | zijn kinderen Gods, dewijl zij kinderen der opstanding
7548 Luk 20:38 | maar der levenden; want zij leven Hem allen. ~
7549 Luk 20:40 | 40 En zij durfden Hem niet meer iets
7550 Luk 20:41 | zeide tot hen: Hoe zeggen zij, dat de Christus Davids
7551 Luk 21:4 | al den leeftocht, dien zij had, daarin geworpen. ~
7552 Luk 21:7 | 7 En zij vraagden Hem, zeggende:
7553 Luk 21:12 | Maar voor dit alles, zullen zij hun handen aan ulieden slaan,
7554 Luk 21:16 | en magen, en vrienden; en zij zullen er sommigen uit u
7555 Luk 21:21 | Alsdan die in Judea zijn, dat zij vlieden naar de bergen;
7556 Luk 21:21 | midden van dezelve zijn, dat zij daaruit trekken; en die
7557 Luk 21:21 | die op de velden zijn, dat zij in dezelve niet komen. ~
7558 Luk 21:24 | 24 En zij zullen vallen door de scherpte
7559 Luk 21:27 | 27 En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien
7560 Luk 21:30 | 30 Wanneer zij nu uitspruiten, en gij dat
7561 Luk 22:2 | Schriftgeleerden zochten, hoe zij Hem ombrengen zouden; want
7562 Luk 22:2 | Hem ombrengen zouden; want zij vreesden het volk. ~
7563 Luk 22:5 | 5 En zij waren verblijd, en zijn
7564 Luk 22:5 | zijn het eens geworden, dat zij hem geld geven zouden. ~
7565 Luk 22:9 | 9 En zij zeiden tot Hem: Waar wilt
7566 Luk 22:13 | 13 En zij, heengaande, vonden het,
7567 Luk 22:23 | 23 En zij begonnen onder elkander
7568 Luk 22:26 | maar de meeste onder u, die zij gelijk de minste, en die
7569 Luk 22:35 | u ook iets ontbroken? En zij zeiden: Niets. ~
7570 Luk 22:38 | 38 En zij zeiden: Heere! zie hier
7571 Luk 22:54 | 54 En zij grepen Hem en leidden Hem
7572 Luk 22:55 | 55 En als zij vuur ontstoken hadden in
7573 Luk 22:55 | het midden van de zaal, en zij te zamen nederzaten, zat
7574 Luk 22:64 | 64 En als zij Hem overdekt hadden, sloegen
7575 Luk 22:64 | overdekt hadden, sloegen zij Hem op het aangezicht, en
7576 Luk 22:65 | vele andere dingen zeiden zij tegen Hem, lasterende. ~
7577 Luk 22:70 | 70 En zij zeiden allen: Zijt Gij dan
7578 Luk 22:71 | 71 En zij zeiden: Wat hebben wij nog
7579 Luk 23:2 | 2 En zij begonnen Hem te beschuldigen,
7580 Luk 23:5 | 5 En zij hielden te sterker aan,
7581 Luk 23:12 | vrienden met elkander; want zij waren te voren in vijandschap
7582 Luk 23:21 | 21 Maar zij riepen daartegen, zeggende:
7583 Luk 23:23 | 23 Maar zij hielden aan met groot geroep,
7584 Luk 23:25 | gevangenis geworpen was, welken zij geeist hadden; maar Jezus
7585 Luk 23:26 | 26 En als zij Hem wegleidden, namen zij
7586 Luk 23:26 | zij Hem wegleidden, namen zij een Simon van Cyrene, komende
7587 Luk 23:30 | 30 Alsdan zullen zij beginnen te zeggen tot de
7588 Luk 23:31 | 31 Want indien zij dit doen aan het groene
7589 Luk 23:33 | 33 En toen zij kwamen op de plaats genaamd
7590 Luk 23:33 | Hoofdschedel plaats, kruisigden zij Hem aldaar, en de kwaaddoeners,
7591 Luk 23:34 | Vader, vergeef het hun; want zij weten niet, wat zij doen.
7592 Luk 23:34 | want zij weten niet, wat zij doen. En verdelende Zijn
7593 Luk 23:34 | verdelende Zijn klederen, wierpen zij het lot. ~
7594 Luk 23:56 | wedergekeerd zijnde, bereidden zij specerijen en zalven; en
7595 Luk 23:56 | en op den sabbat rustten zij naar het gebod. ~ ~ ~
7596 Luk 24:1 | den morgenstond, gingen zij naar het graf, dragende
7597 Luk 24:1 | dragende de specerijen, die zij bereid hadden, en sommigen
7598 Luk 24:2 | 2 En zij vonden den steen afgewenteld
7599 Luk 24:3 | ingegaan zijnde, vonden zij het lichaam van den Heere
7600 Luk 24:4 | 4 En het geschiedde, als zij daarover twijfelmoedig waren,
7601 Luk 24:5 | 5 En als zij zeer bevreesd werden, en
7602 Luk 24:5 | de aarde neigden, zeiden zij tot haar: Wat zoekt gij
7603 Luk 24:8 | 8 En zij werden indachtig Zijner
7604 Luk 24:9 | van het graf, boodschapten zij al deze dingen aan de elven,
7605 Luk 24:11 | hen als ijdel geklap, en zij geloofden haar niet. ~
7606 Luk 24:14 | 14 En zij spraken samen onder elkander
7607 Luk 24:15 | het geschiedde, terwijl zij samen spraken, en elkander
7608 Luk 24:16 | ogen werden gehouden, dat zij Hem niet kenden. ~
7609 Luk 24:19 | zeide tot hen: Welke? En zij zeiden tot Hem: De dingen
7610 Luk 24:23 | lichaam niet vindende, kwamen zij en zeiden, dat zij ook een
7611 Luk 24:23 | kwamen zij en zeiden, dat zij ook een gezicht van engelen
7612 Luk 24:24 | gezegd hadden; maar Hem zagen zij niet. ~
7613 Luk 24:28 | 28 En zij kwamen nabij het vlek, daar
7614 Luk 24:28 | kwamen nabij het vlek, daar zij naar toegingen; en Hij hield
7615 Luk 24:29 | 29 En zij dwongen Hem, zeggende: Blijf
7616 Luk 24:31 | ogen werden geopend, en zij kenden Hem; en Hij kwam
7617 Luk 24:32 | 32 En zij zeiden tot elkander: Was
7618 Luk 24:33 | 33 En zij, opstaande ter zelfder ure,
7619 Luk 24:35 | 35 En zij vertelden, hetgeen op den
7620 Luk 24:36 | 36 En als zij van deze dingen spraken,
7621 Luk 24:36 | en zeide tot hen: Vrede zij ulieden! ~
7622 Luk 24:37 | 37 En zij verschrikt en zeer bevreesd
7623 Luk 24:37 | geworden zijnde, meenden, dat zij een geest zagen. ~
7624 Luk 24:41 | 41 En toen zij het van blijdschap nog niet
7625 Luk 24:42 | 42 En zij gaven Hem een stuk van een
7626 Luk 24:45 | Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden. ~
7627 Luk 24:52 | 52 En zij aanbaden Hem, en keerden
7628 Luk 24:53 | 53 En zij waren allen tijd in den
7629 Joha 1:7 | Licht te getuigen, opdat zij allen door hem geloven zouden. ~
7630 Joha 1:19 | afzonden van Jeruzalem, opdat zij hem zouden vragen: Wie zijt
7631 Joha 1:21 | 21 En zij vraagden hem: Wat dan? Zijt
7632 Joha 1:22 | 22 Zij zeiden dan tot hem: Wie
7633 Joha 1:25 | 25 En zij vraagden hem en spraken
7634 Joha 1:37 | hoorden hem dat spreken, en zij volgden Jezus. ~
7635 Joha 1:39 | 39 Wat zoekt gij? En zij zeiden tot Hem: Rabbi! (
7636 Joha 1:40 | zeide tot hen: Komt en ziet! Zij kwamen en zagen, waar Hij
7637 Joha 2:3 | moeder van Jezus tot Hem: Zij hebben geen wijn. ~
7638 Joha 2:7 | watervaten met water. En zij vulden ze tot boven toe. ~
7639 Joha 2:8 | het tot den hofmeester; en zij droegen het. ~
7640 Joha 2:12 | en Zijn discipelen; en zij bleven aldaar niet vele
7641 Joha 2:22 | dit tot hen gezegd had, en zij geloofden de Schrift, en
7642 Joha 3:21 | werken openbaar worden, dat zij in God gedaan zijn. ~
7643 Joha 3:23 | aldaar vele wateren waren; en zij kwamen daar, en werden gedoopt. ~
7644 Joha 3:26 | 26 En zij kwamen tot Johannes, en
7645 Joha 3:26 | gaaft, zie, Die doopt, en zij komen allen tot Hem. ~
7646 Joha 3:27 | uit de hemel niet gegeven zij. ~
7647 Joha 4:8 | heengegaan in de stad, opdat zij zouden spijze kopen.) ~
7648 Joha 4:30 | 30 Zij dan gingen uit de stad,
7649 Joha 4:35 | aanschouwt de landen; want zij zijn alrede wit om te oogsten. ~
7650 Joha 4:40 | Hem gekomen waren, baden zij Hem, dat Hij bij hen bleef;
7651 Joha 4:45 | feest gedaan had; want ook zij waren tot het feest gegaan. ~
7652 Joha 4:52 | met hem geworden was. En zij zeiden tot hem: Gisteren
7653 Joha 5:12 | 12 Zij vraagden hem dan: Wie is
7654 Joha 5:23 | 23 Opdat zij allen den Zoon eren, gelijk
7655 Joha 5:23 | allen den Zoon eren, gelijk zij den Vader eren. Die den
7656 Joha 6:2 | een grote schare, omdat zij Zijn tekenen zagen, die
7657 Joha 6:11 | ook van de visjes, zoveel zij wilden. ~
7658 Joha 6:12 | 12 En als zij verzadigd waren, zeide Hij
7659 Joha 6:13 | 13 Zij vergaderden ze dan, en vulden
7660 Joha 6:15 | Jezus dan, wetende, dat zij zouden komen, en Hem met
7661 Joha 6:15 | met geweld nemen, opdat zij Hem Koning maakten, ontweek
7662 Joha 6:17 | schip gegaan zijnde, kwamen zij over de zee naar Kapernaum.
7663 Joha 6:19 | 19 En als zij omtrent vijf en twintig
7664 Joha 6:19 | stadien gevaren waren, zagen zij Jezus, wandelende op de
7665 Joha 6:19 | komende bij het schip; en zij werden bevreesd. ~
7666 Joha 6:21 | 21 Zij hebben dan Hem gewilliglijk
7667 Joha 6:21 | schip aan het land, daar zij naar toe voeren. ~
7668 Joha 6:23 | Tiberias, nabij de plaats, waar zij het brood gegeten hadden,
7669 Joha 6:24 | Zijn discipelen, zo gingen zij ook in de schepen, en kwamen
7670 Joha 6:25 | 25 En als zij Hem gevonden hadden over
7671 Joha 6:25 | hadden over de zee, zeiden zij tot Hem: Rabbi, wanneer
7672 Joha 6:28 | 28 Zij zeiden dan tot Hem: Wat
7673 Joha 6:30 | 30 Zij zeiden dan tot Hem: Wat
7674 Joha 6:34 | 34 Zij zeiden dan tot Hem: Heere,
7675 Joha 6:42 | 42 En zij zeiden: Is deze niet Jezus,
7676 Joha 6:45 | geschreven in de profeten: En zij zullen allen van God geleerd
7677 Joha 6:49 | gegeten in de woestijn, en zij zijn gestorven. ~
7678 Joha 6:64 | wist van den beginne, wie zij waren, die niet geloofden,
7679 Joha 6:65 | tenzij dat het hem gegeven zij van Mijn Vader. ~
7680 Joha 7:7 | niet haten, maar Mij haat zij, omdat Ik van dezelve getuig,
7681 Joha 7:17 | van deze leer bekennen, of zij uit God is, dan of Ik van
7682 Joha 7:22 | besnijdenis gegeven (niet dat zij uit Mozes is, maar uit de
7683 Joha 7:25 | zeiden: Is Deze niet, Dien zij zoeken te doden? ~
7684 Joha 7:26 | spreekt vrijmoediglijk, en zij zeggen Hem niets. Zouden
7685 Joha 7:30 | 30 Zij zochten Hem dan te grijpen;
7686 Joha 7:32 | overpriesters zonden dienaren, opdat zij Hem grijpen zouden. ~
7687 Joha 7:51 | wet den mens, tenzij dat zij eerst van hem gehoord heeft,
7688 Joha 7:52 | 52 Zij antwoordden en zeiden tot
7689 Joha 8:4 | hebbende in het midden, zeiden zij tot Hem: Meester, deze vrouw
7690 Joha 8:6 | 6 En dit zeiden zij, Hem verzoekende, opdat
7691 Joha 8:6 | Hem verzoekende, opdat zij iets hadden, om Hem te beschuldigen.
7692 Joha 8:7 | 7 En als zij Hem bleven vragen, richtte
7693 Joha 8:9 | 9 Maar zij, dit horende, en van hun
7694 Joha 8:11 | 11 En zij zeide: Niemand, Heere! En
7695 Joha 8:19 | 19 Zij dan zeiden tot Hem: Waar
7696 Joha 8:25 | 25 Zij zeiden dan tot Hem: Wie
7697 Joha 8:27 | 27 Zij verstonden niet, dat Hij
7698 Joha 8:33 | 33 Zij antwoordden Hem: Wij zijn
7699 Joha 8:39 | 39 Zij antwoordden en zeiden tot
7700 Joha 8:41 | doet de werken uws vaders. Zij zeiden dan tot Hem: Wij
7701 Joha 8:59 | 59 Zij namen dan stenen op, dat
7702 Joha 8:59 | namen dan stenen op, dat zij ze op Hem wierpen. Maar
7703 Joha 9:10 | 10 Zij dan zeiden tot hem: Hoe
7704 Joha 9:12 | 12 Zij dan zeiden tot hem: Waar
7705 Joha 9:13 | 13 Zij brachten hem tot de Farizeen,
7706 Joha 9:17 | 17 Zij zeiden wederom tot den blinde:
7707 Joha 9:18 | ziende was geworden, totdat zij geroepen hadden de ouders
7708 Joha 9:19 | 19 En zij vraagden hun, zeggende:
7709 Joha 9:22 | zeiden zijn ouders, omdat zij de Joden vreesden; want
7710 Joha 9:24 | 24 Zij dan riepen voor de tweede
7711 Joha 9:26 | 26 En zij zeiden wederom tot hem:
7712 Joha 9:28 | 28 Zij gaven hem dan scheldwoorden,
7713 Joha 9:34 | 34 Zij antwoordden, en zeiden tot
7714 Joha 9:34 | geboren, en leert gij ons? En zij wierpen hem uit. ~
7715 Joha 9:35 | 35 Jezus hoorde, dat zij hem uitgeworpen hadden,
7716 Joha 10:4 | schapen volgen hem, overmits zij zijn stem kennen. ~
7717 Joha 10:5 | Maar een vreemde zullen zij geenszins volgen, maar zullen
7718 Joha 10:5 | van hem vlieden; overmits zij de stem des vreemden niet
7719 Joha 10:6 | zeide Jezus tot hen; maar zij verstonden niet, wat het
7720 Joha 10:10 | verderve; Ik ben gekomen, opdat zij het leven hebben, en overvloed
7721 Joha 10:16 | moet Ik ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen;
7722 Joha 10:27 | stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij. ~
7723 Joha 10:28 | hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan
7724 Joha 10:39 | 39 Zij zochten dan wederom Hem
7725 Joha 11:13 | gesproken van zijn dood; maar zij meenden, dat Hij sprak van
7726 Joha 11:19 | tot Martha en Maria, opdat zij haar vertroosten zouden
7727 Joha 11:20 | 20 Martha dan, als zij hoorde, dat Jezus kwam,
7728 Joha 11:27 | 27 Zij zeide tot Hem: Ja, Heere;
7729 Joha 11:28 | dit gezegd hebbende, ging zij heen, en riep Maria, haar
7730 Joha 11:29 | 29 Deze, als zij dat hoorde, stond haastelijk
7731 Joha 11:31 | vertroostten, ziende Maria, dat zij haastelijk opstond en uitging,
7732 Joha 11:31 | volgden haar, zeggende: Zij gaat naar het graf, opdat
7733 Joha 11:31 | gaat naar het graf, opdat zij aldaar wene. ~
7734 Joha 11:32 | 32 Maria dan, als zij kwam, waar Jezus was, en
7735 Joha 11:34 | Waar hebt gij hem gelegd? Zij zeiden tot Hem: Heere, kom
7736 Joha 11:41 | 41 Zij namen dan den steen weg,
7737 Joha 11:42 | heb Ik dit gezegd, opdat zij zouden geloven, dat Gij
7738 Joha 11:48 | Hem alzo laten geworden, zij zullen allen in Hem geloven,
7739 Joha 11:53 | dag dan af beraadslaagden zij te zamen, dat zij Hem doden
7740 Joha 11:53 | beraadslaagden zij te zamen, dat zij Hem doden zouden. ~
7741 Joha 11:55 | voor het pascha, opdat zij zichzelven reinigden. ~
7742 Joha 11:56 | 56 Zij zochten dan Jezus, en zeiden
7743 Joha 11:57 | zou te kennen geven, opdat zij Hem mochten vangen. ~ ~
7744 Joha 12:2 | 2 Zij bereidden Hem dan aldaar
7745 Joha 12:7 | zeide: Laat af van haar; zij heeft dit bewaard tegen
7746 Joha 12:9 | dat Hij aldaar was; en zij kwamen, niet alleen om Jezus'
7747 Joha 12:9 | om Jezus' wil, maar opdat zij ook Lazarus zouden zien,
7748 Joha 12:10 | overpriesters beraadslaagden, dat zij ook Lazarus doden zouden. ~
7749 Joha 12:16 | verheerlijkt was, toen werden zij indachtig, dat dit van Hem
7750 Joha 12:16 | Hem geschreven was, en dat zij Hem dit gedaan hadden. ~
7751 Joha 12:18 | schare Hem tegemoet, overmits zij gehoord had, dat Hij dat
7752 Joha 12:20 | die opgekomen waren, opdat zij op het feest zouden aanbidden; ~
7753 Joha 12:37 | had, nochtans geloofden zij in Hem niet; ~
7754 Joha 12:39 | 39 Daarom konden zij niet geloven, dewijl Jesaja
7755 Joha 12:40 | hun hart verhard; opdat zij met de ogen niet zien, en
7756 Joha 12:40 | het hart niet verstaan, en zij bekeerd worden, en Ik hen
7757 Joha 12:42 | der Farizeen wil beleden zij het niet; opdat zij uit
7758 Joha 12:42 | beleden zij het niet; opdat zij uit de synagoge niet zouden
7759 Joha 12:43 | 43 Want zij hadden de eer der mensen
7760 Joha 13:35 | 35 Hieraan zullen zij allen bekennen, dat gij
7761 Joha 14:17 | niet kan ontvangen; want zij ziet Hem niet, en kent Hem
7762 Joha 14:27 | hart worde niet ontroerd en zij niet versaagd. ~
7763 Joha 15:2 | die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht drage. ~
7764 Joha 15:4 | dragen van zichzelve, zo zij niet in den wijnstok blijft;
7765 Joha 15:6 | werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand. ~
7766 Joha 15:18 | wereld haat, zo weet, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft. ~
7767 Joha 15:20 | meerder dan zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij
7768 Joha 15:20 | zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen;
7769 Joha 15:20 | ook u vervolgen; indien zij Mijn woord bewaard hebben,
7770 Joha 15:20 | Mijn woord bewaard hebben, zij zullen ook het uwe bewaren. ~
7771 Joha 15:21 | Maar al deze dingen zullen zij doen om Mijns Naams wil,
7772 Joha 15:21 | om Mijns Naams wil, omdat zij Hem niet kennen, Die Mij
7773 Joha 15:22 | en tot hen gesproken had, zij hadden geen zonde; maar
7774 Joha 15:22 | geen zonde; maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun
7775 Joha 15:24 | niemand anders gedaan heeft, zij hadden geen zonde; maar
7776 Joha 15:24 | geen zonde; maar nu hebben zij ze gezien, en beiden Mij
7777 Joha 15:25 | in hun wet geschreven is: Zij hebben mij zonder oorzaak
7778 Joha 16:2 | 2 Zij zullen u uit de synagogen
7779 Joha 16:3 | 3 En deze dingen zullen zij u doen, omdat zij den Vader
7780 Joha 16:3 | zullen zij u doen, omdat zij den Vader niet gekend hebben,
7781 Joha 16:9 | 9 Van zonde, omdat zij in Mij niet geloven; ~
7782 Joha 16:18 | 18 Zij zeiden dan: Wat is dit,
7783 Joha 16:19 | 19 Jezus dan bekende, dat zij Hem wilden vragen, en zeide
7784 Joha 16:21 | 21 Een vrouw, wanneer zij baart, heeft droefheid,
7785 Joha 16:21 | gekomen is; maar wanneer zij het kindeken gebaard heeft,
7786 Joha 16:21 | gebaard heeft, zo gedenkt zij de benauwdheid niet meer,
7787 Joha 16:24 | opdat uw blijdschap vervuld zij. ~
7788 Joha 17:3 | is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen
7789 Joha 17:6 | de wereld gegeven hebt. Zij waren Uw, en Gij hebt Mij
7790 Joha 17:6 | Mij dezelve gegeven; en zij hebben Uw woord bewaard. ~
7791 Joha 17:7 | 7 Nu hebben zij bekend, dat alles, wat Gij
7792 Joha 17:8 | heb Ik hun gegeven, en zij hebben ze ontvangen, en
7793 Joha 17:8 | hebben ze ontvangen, en zij hebben waarlijk bekend,
7794 Joha 17:9 | Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn Uw. ~
7795 Joha 17:11 | Mij gegeven hebt, opdat zij een zijn, gelijk als Wij. ~
7796 Joha 17:13 | dit in de wereld, opdat zij Mijn blijdschap vervuld
7797 Joha 17:14 | wereld heeft ze gehaat, omdat zij van de wereld niet zijn,
7798 Joha 17:16 | 16 Zij zijn niet van de wereld,
7799 Joha 17:19 | Mijzelven voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in
7800 Joha 17:21 | 21 Opdat zij allen een zijn, gelijkerwijs
7801 Joha 17:21 | Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons een zijn; opdat de
7802 Joha 17:22 | Mij gegeven hebt; opdat zij een zijn, gelijk als Wij
7803 Joha 17:23 | hen, en Gij in Mij; opdat zij volmaakt zijn in een, en
7804 Joha 17:24 | Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen
7805 Joha 17:26 | Mij liefgehad hebt, in hen zij, en Ik in hen. ~ ~
7806 Joha 18:5 | 5 Zij antwoordden Hem: Jezus den
7807 Joha 18:6 | zeide: Ik ben het; gingen zij achterwaarts, en vielen
7808 Joha 18:7 | wederom: Wien zoekt gij? En zij zeiden: Jezus den Nazarener. ~
7809 Joha 18:25 | Petrus stond en warmde zich. Zij zeiden dan tot hem: Zijt
7810 Joha 18:28 | 28 Zij dan leidden Jezus van Kajafas
7811 Joha 18:28 | was 's morgens vroeg; en zij gingen niet in het rechthuis,
7812 Joha 18:28 | in het rechthuis, opdat zij niet verontreinigd zouden
7813 Joha 18:28 | zouden worden, maar opdat zij het pascha eten mochten. ~
7814 Joha 18:30 | 30 Zij antwoordden en zeiden tot
7815 Joha 18:40 | 40 Zij dan riepen allen wederom,
7816 Joha 19:3 | Gij Koning der Joden! En zij gaven Hem kinnebakslagen. ~
7817 Joha 19:6 | de dienaars zagen, riepen zij, zeggende: Kruis Hem, kruis
7818 Joha 19:15 | 15 Maar zij riepen: Neem weg, neem weg,
7819 Joha 19:16 | gekruist zou worden. En zij namen Jezus, en leidden
7820 Joha 19:18 | 18 Alwaar zij Hem kruisten, en met Hem
7821 Joha 19:23 | krijgsknechten dan, als zij Jezus gekruist hadden, namen
7822 Joha 19:24 | 24 Zij dan zeiden tot elkander:
7823 Joha 19:24 | vervuld worde, die zegt: Zij hebben Mijn klederen onder
7824 Joha 19:24 | over Mijn kleding hebben zij het lot geworpen. Dit hebben
7825 Joha 19:29 | dan een vat vol ediks, en zij vulden een spons met edik,
7826 Joha 19:31 | benen zouden gebroken, en zij weggenomen worden. ~
7827 Joha 19:33 | Maar komende tot Jezus, als zij zagen, dat Hij nu gestorven
7828 Joha 19:33 | gestorven was, zo braken zij Zijn benen niet. ~
7829 Joha 19:37 | zegt een andere Schrift: Zij zullen zien, in Welken zij
7830 Joha 19:37 | Zij zullen zien, in Welken zij gestoken hebben. ~
7831 Joha 19:40 | 40 Zij namen dan het lichaam van
7832 Joha 19:42 | 42 Aldaar dan legden zij Jezus, om de voorbereiding
7833 Joha 20:2 | 2 Zij liep dan, en kwam tot Simon
7834 Joha 20:2 | liefhad, en zeide tot hen: Zij hebben den Heere weggenomen
7835 Joha 20:2 | en wij weten niet, waar zij Hem gelegd hebben. ~
7836 Joha 20:3 | en de andere discipel, en zij kwamen tot het graf. ~
7837 Joha 20:9 | 9 Want zij wisten nog de Schrift niet,
7838 Joha 20:11 | bij het graf, wenende. Als zij dan weende, bukte zij in
7839 Joha 20:11 | Als zij dan weende, bukte zij in het graf; ~
7840 Joha 20:13 | haar: Vrouw! wat weent gij? Zij zeide tot hen: Omdat zij
7841 Joha 20:13 | Zij zeide tot hen: Omdat zij mijn Heere weggenomen hebben,
7842 Joha 20:13 | hebben, en ik weet niet, waar zij Hem gelegd hebben. ~
7843 Joha 20:14 | 14 En als zij dit gezegd had, keerde zij
7844 Joha 20:14 | zij dit gezegd had, keerde zij zich achterwaarts, en zag
7845 Joha 20:14 | en zag Jezus staan, en zij wist niet, dat het Jezus
7846 Joha 20:15 | weent gij? Wien zoekt gij? Zij, menende, dat het de hovenier
7847 Joha 20:16 | Jezus zeide tot haar: Maria! Zij, zich omkerende, zeide tot
7848 Joha 20:18 | boodschapte den discipelen, dat zij den Heere gezien had, en
7849 Joha 20:19 | en zeide tot hen: Vrede zij ulieden! ~
7850 Joha 20:20 | dan werden verblijd, als zij den Heere zagen. ~
7851 Joha 20:21 | zeide wederom tot hen: Vrede zij ulieden, gelijkerwijs Mij
7852 Joha 20:23 | zonden vergeeft, dien worden zij vergeven; zo gij iemands
7853 Joha 20:23 | zonden houdt, dien zijn zij gehouden. ~
7854 Joha 20:26 | midden, en zeide: Vrede zij ulieden! ~
7855 Joha 20:29 | gij geloofd; zalig zijn zij, die niet zullen gezien
7856 Joha 21:3 | zeide tot hen: Ik ga vissen. Zij zeiden tot hem: Wij gaan
7857 Joha 21:3 | hem: Wij gaan ook met u. Zij gingen uit, en traden terstond
7858 Joha 21:3 | en in dien nacht vingen zij niets. ~
7859 Joha 21:5 | gij niet enige toespijs? Zij antwoordden Hem: Neen. ~
7860 Joha 21:6 | schip, en gij zult vinden. Zij wierpen het dan, en konden
7861 Joha 21:8 | kwamen met het scheepje (want zij waren niet verre van het
7862 Joha 21:9 | 9 Als zij dan aan het land gegaan
7863 Joha 21:9 | land gegaan waren, zagen zij een kolenvuur liggen, en
7864 Joha 21:15 | 15 Toen zij dan het middagmaal gehouden
7865 Joha 21:25 | gedaan heeft, welke, zo zij elk bijzonder geschreven
7866 Hand 1:4 | was, beval Hij hun, dat zij van Jeruzalem niet scheiden
7867 Hand 1:6 | 6 Zij dan, die samengekomen waren,
7868 Hand 1:9 | werd Hij opgenomen, daar zij het zagen, en een wolk nam
7869 Hand 1:10 | 10 En alzo zij hun ogen naar den hemel
7870 Hand 1:12 | 12 Toen keerden zij wederom naar Jeruzalem,
7871 Hand 1:13 | 13 En als zij ingekomen waren, gingen
7872 Hand 1:13 | ingekomen waren, gingen zij op in de opperzaal, waar
7873 Hand 1:13 | op in de opperzaal, waar zij bleven, namelijk Petrus
7874 Hand 1:20 | woonstede worde woest, en er zij niemand die in dezelve wone.
7875 Hand 1:23 | 23 En zij stelden er twee, Jozef,
7876 Hand 1:24 | 24 En zij baden en zeiden: Gij Heere!
7877 Hand 1:26 | 26 En zij wierpen hun loten; en het
7878 Hand 2:1 | feest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen. ~
7879 Hand 2:2 | vervulde het gehele huis, waar zij zaten. ~
7880 Hand 2:4 | 4 En zij werden allen vervuld met
7881 Hand 2:7 | 7 En zij ontzetten zich allen, en
7882 Hand 2:12 | 12 En zij ontzetten zich allen, en
7883 Hand 2:13 | anderen, spottende, zeiden: Zij zijn vol zoeten wijns. ~
7884 Hand 2:14 | te Jeruzalem woont, dit zij u bekend, en laat mijn woorden
7885 Hand 2:18 | Mijn Geest uitstorten, en zij zullen profeteren. ~
7886 Hand 2:37 | 37 En als zij dit hoorden, werden zij
7887 Hand 2:37 | zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, en
7888 Hand 2:42 | 42 En zij waren volhardende in de
7889 Hand 2:45 | 45 En zij verkochten hun goederen
7890 Hand 2:46 | huis brood brekende, aten zij te zamen met verheuging
7891 Hand 3:2 | lijf, werd gedragen, welken zij dagelijks zetten aan de
7892 Hand 3:3 | en Johannes ziende, als zij in den tempel zouden ingaan,
7893 Hand 3:10 | 10 En zij kenden hem, dat hij die
7894 Hand 3:10 | Schone poort des tempels; en zij werden vervuld met verbaasdheid
7895 Hand 4:1 | 1 En terwijl zij tot het volk spraken, kwamen
7896 Hand 4:2 | ontevreden zijnde, omdat zij het volk leerden, en verkondigden
7897 Hand 4:3 | 3 En zij sloegen de handen aan hen,
7898 Hand 4:7 | 7 En als zij hen in het midden gesteld
7899 Hand 4:7 | gesteld hadden, vraagden zij: Door wat kracht, of door
7900 Hand 4:10 | 10 Zo zij u allen kennelijk, en het
7901 Hand 4:13 | 13 Zij nu, ziende de vrijmoedigheid
7902 Hand 4:13 | Johannes, en vernemende, dat zij ongeleerde en slechte mensen
7903 Hand 4:13 | zich, en kenden hen, dat zij met Jezus geweest waren. ~
7904 Hand 4:14 | die genezen was, hadden zij niets daartegen te zeggen. ~
7905 Hand 4:15 | buiten den raad, overlegden zij met elkander, ~
7906 Hand 4:17 | scherpelijk dreigen, dat zij niet meer tot enig mens
7907 Hand 4:18 | 18 En als zij hen geroepen hadden, zeiden
7908 Hand 4:18 | geroepen hadden, zeiden zij hun aan, dat zij ganselijk
7909 Hand 4:18 | zeiden zij hun aan, dat zij ganselijk niet zouden spreken,
7910 Hand 4:21 | 21 Maar zij dreigden hen nog meer, en
7911 Hand 4:21 | gaan, niets vindende, hoe zij hen straffen zouden, om
7912 Hand 4:21 | om des volks wil; want zij verheerlijkten allen God
7913 Hand 4:23 | 23 En zij, losgelaten zijnde, kwamen
7914 Hand 4:24 | dezen dat hoorden, hieven zij eendrachtelijk hun stem
7915 Hand 4:31 | 31 En als zij gebeden hadden, werd de
7916 Hand 4:31 | werd de plaats, in welke zij vergaderd waren, bewogen.
7917 Hand 4:31 | vergaderd waren, bewogen. En zij werden allen vervuld met
7918 Hand 4:34 | of huizen, die verkochten zij, en brachten den prijs der
7919 Hand 5:10 | begeerde te eten. En terwijl zij het bereidden, viel over
7920 Hand 5:18 | geroepen hebbende, vraagden zij, of Simon, toegenaamd Petrus,
7921 Hand 5:22 | 22 En zij zeiden: Cornelius, een hoofdman
7922 Hand 5:24 | des anderen daags kwamen zij te Cesarea. En Cornelius
7923 Hand 5:39 | en te Jeruzalem; Welken zij gedood hebben, Hem hangende
7924 Hand 5:46 | 46 Want zij hoorden hen spreken met
7925 Hand 5:48 | 48 En hij beval, dat zij zouden gedoopt worden in
7926 Hand 5:48 | Naam des Heeren. Toen baden zij hem, dat hij enige dagen
7927 Hand 6:18 | 18 En als zij dit hoorden, waren zij tevreden,
7928 Hand 6:18 | als zij dit hoorden, waren zij tevreden, en verheerlijkten
7929 Hand 6:22 | die te Jeruzalem was; en zij zonden Barnabas uit, dat
7930 Hand 6:23 | vermaande hen allen, dat zij met een voornemen des harten
7931 Hand 6:26 | En het is geschied, dat zij een geheel jaar samen vergaderden
7932 Hand 6:30 | 30 Hetwelk zij ook deden, en zonden het
7933 Hand 6:40 | 10 En als zij door de eerste en tweede
7934 Hand 6:40 | wacht gegaan waren, kwamen zij aan de ijzeren poort, die
7935 Hand 6:40 | uitgegaan zijnde, gingen zij een straat voort, en terstond
7936 Hand 6:44 | 14 En zij de stem van Petrus bekennende,
7937 Hand 6:45 | 15 En zij zeiden tot haar: Gij raast.
7938 Hand 6:45 | tot haar: Gij raast. Doch zij bleef er sterk bij, dat
7939 Hand 6:45 | bij, dat het alzo was. En zij zeiden: Het is zijn engel. ~
7940 Hand 6:46 | bleef kloppende: en als zij opengedaan hadden, zagen
7941 Hand 6:46 | opengedaan hadden, zagen zij hem, en ontzetten zich. ~
7942 Hand 6:47 | de hand gewenkt had, dat zij zwijgen zouden, verhaalde
7943 Hand 6:49 | ondervraagd had, gebood hij, dat zij weggeleid zouden worden.
7944 Hand 6:50 | Sidoniers te krijgen; maar zij kwamen eendrachtelijk tot
7945 Hand 6:55 | wederom van Jeruzalem, als zij den dienst volbracht hadden,
7946 Hand 7:2 | 2 En als zij den Heere dienden, en vastten,
7947 Hand 7:3 | 3 Toen vastten en baden zij, en hun de handen opgelegd
7948 Hand 7:3 | opgelegd hebbende, lieten zij hen gaan. ~
7949 Hand 7:4 | Seleucie, en van daar scheepten zij af naar Cyprus. ~
7950 Hand 7:5 | te Salamis, verkondigden zij het woord Gods in de synagogen
7951 Hand 7:5 | synagogen der Joden; en zij hadden ook Johannes tot
7952 Hand 7:6 | 6 En als zij het eiland doorgegaan waren
7953 Hand 7:6 | waren tot Pafos toe, vonden zij een zekeren tovenaar, een
7954 Hand 7:14 | 14 En zij, van Perge het land doorgaande,
7955 Hand 7:14 | den dag des sabbats, zaten zij neder. ~
7956 Hand 7:17 | en het volk verhoogd, als zij vreemdelingen waren in het
7957 Hand 7:21 | En van toen aan begeerden zij een koning; en God gaf hun
7958 Hand 7:28 | des doods vindende, hebben zij van Pilatus begeerd, dat
7959 Hand 7:29 | 29 En als zij alles volbracht hadden,
7960 Hand 7:29 | Hem geschreven was, namen zij Hem af van het hout, en
7961 Hand 7:38 | 38 Zo zij u dan bekend, mannen broeders,
7962 Hand 7:48 | dit hoorden, verblijdden zij zich, en prezen het Woord
7963 Hand 7:51 | 51 Doch zij schudden het stof van hun
7964 Hand 8:1 | geschiedde te Ikonium, dat zij te zamen gingen in de synagoge
7965 Hand 8:3 | 3 Zij verkeerden dan aldaar een
7966 Hand 8:6 | 6 Zijn zij, alles overlegd hebbende,
7967 Hand 8:12 | 12 En zij noemden Barnabas Jupiter,
7968 Hand 8:18 | dit zeggende, wederhielden zij nauwelijks de scharen, dat
7969 Hand 8:18 | nauwelijks de scharen, dat zij hun niet offerden. ~
7970 Hand 8:21 | 21 En als zij derzelve stad het Evangelie
7971 Hand 8:21 | gemaakt hadden, keerden zij weder naar Lystre, en Ikonium,
7972 Hand 8:22 | discipelen, en vermanende, dat zij zouden blijven in het geloof,
7973 Hand 8:23 | 23 En als zij in elke Gemeente, met opsteken
7974 Hand 8:23 | hebbende met vasten, bevalen zij hen den Heere, in Welken
7975 Hand 8:23 | hen den Heere, in Welken zij geloofd hadden. ~
7976 Hand 8:24 | doorgereisd hebbende, kwamen zij in Pamfylie. ~
7977 Hand 8:25 | 25 En als zij te Perge het Woord gesproken
7978 Hand 8:25 | gesproken hadden, kwamen zij af naar Attalie. ~
7979 Hand 8:26 | 26 En van daar scheepten zij af naar Antiochie, van waar
7980 Hand 8:26 | naar Antiochie, van waar zij der genade Gods bevolen
7981 Hand 8:26 | geweest tot het werk, dat zij volbracht hadden. ~
7982 Hand 8:27 | vergaderd hebbende, verhaalden zij, wat grote dingen God met
7983 Hand 8:28 | 28 En zij verkeerden aldaar geen kleinen
7984 Hand 9:2 | Barnabas tegen hen, zo hebben zij geordineerd, dat Paulus
7985 Hand 9:3 | 3 Zij dan, van de Gemeente uitgeleid
7986 Hand 9:4 | Jeruzalem gekomen zijnde, werden zij ontvangen van de Gemeente,
7987 Hand 9:4 | apostelen, en de ouderlingen; en zij verkondigden, wat grote
7988 Hand 9:5 | 5 Maar, zeiden zij, er zijn sommigen opgestaan
7989 Hand 9:11 | op zulke wijze als ook zij. ~
7990 Hand 9:12 | de menigte zweeg stil, en zij hoorden Barnabas en Paulus
7991 Hand 9:20 | hun zal aanschrijven, dat zij zich onthouden van de dingen,
7992 Hand 9:23 | 23 En zij schreven door hen dit navolgende:
7993 Hand 9:30 | vergaderd hebbende, gaven zij den brief over. ~
7994 Hand 9:31 | 31 En zij, dien gelezen hebbende,
7995 Hand 9:33 | 33 En als zij daar een tijd lang vertoefd
7996 Hand 9:36 | Heeren verkondigd hebben, hoe zij het hebben. ~
7997 Hand 9:37 | 37 En Barnabas ried, dat zij Johannes, die toegenaamd
7998 Hand 9:39 | een verbittering, alzo dat zij van elkander gescheiden
7999 Hand 10:3 | die plaatsen waren; want zij kenden allen zijn vader,
8000 Hand 10:4 | 4 En alzo zij de steden doorreisden, gaven
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8801 |