1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8801
Book Chapter: Verse
8001 Hand 10:4 | steden doorreisden, gaven zij hun de verordeningen over,
8002 Hand 10:6 | 6 En als zij Frygie, en het land van
8003 Hand 10:6 | doorgereisd hadden, werden zij van den Heiligen Geest verhinderd
8004 Hand 10:7 | gekomen zijnde, poogden zij naar Bithynie te reizen;
8005 Hand 10:8 | 8 En zij, Mysie voorbij gereisd zijnde,
8006 Hand 10:14 | Heere heeft geopend, dat zij acht nam op hetgeen van
8007 Hand 10:15 | 15 En als zij gedoopt was, en haar huis,
8008 Hand 10:15 | gedoopt was, en haar huis, bad zij ons, zeggende: Indien gij
8009 Hand 10:15 | mijn huis, en blijft er. En zij dwong ons. ~
8010 Hand 10:18 | 18 En dit deed zij vele dagen lang. Maar Paulus,
8011 Hand 10:19 | huns gewins weg was, grepen zij Paulus en Silas, en trokken
8012 Hand 10:20 | 20 En als zij hen tot de hoofdmannen gebracht
8013 Hand 10:20 | gebracht hadden, zeiden zij: Deze mensen beroeren onze
8014 Hand 10:20 | beroeren onze stad, daar zij Joden zijn. ~
8015 Hand 10:21 | 21 En zij verkondigen zeden, die ons
8016 Hand 10:23 | 23 En als zij hun vele slagen gegeven
8017 Hand 10:23 | gegeven hadden, wierpen zij hen in de gevangenis, en
8018 Hand 10:31 | 31 En zij zeiden: Geloof in den Heere
8019 Hand 10:32 | 32 En zij spraken tot hem het woord
8020 Hand 10:37 | Maar Paulus zeide tot hen: Zij hebben ons, die Romeinen
8021 Hand 10:37 | gevangenis geworpen, en werpen zij ons nu heimelijk daaruit?
8022 Hand 10:37 | daaruit? Niet alzo; maar dat zij zelven komen, en ons uitleiden. ~
8023 Hand 10:38 | wederom den hoofdmannen; en zij werden bevreesd, horende,
8024 Hand 10:38 | werden bevreesd, horende, dat zij Romeinen waren. ~
8025 Hand 10:39 | 39 En zij, komende, baden hen, en
8026 Hand 10:39 | komende, baden hen, en als zij hen uitgeleid hadden, begeerden
8027 Hand 10:39 | uitgeleid hadden, begeerden zij, dat zij uit de stad gaan
8028 Hand 10:39 | hadden, begeerden zij, dat zij uit de stad gaan zouden. ~
8029 Hand 10:40 | uit de gevangenis, gingen zij in tot Lydia; en de broeders
8030 Hand 10:40 | gezien hebbende, vertroostten zij dezelve, en gingen uit de
8031 Hand 11:1 | genomen hebbende, kwamen zij te Thessalonica, alwaar
8032 Hand 11:5 | Jason aanvallende, zochten zij hen tot het volk te brengen. ~
8033 Hand 11:6 | 6 En als zij hen niet vonden, trokken
8034 Hand 11:6 | hen niet vonden, trokken zij Jason en enige broeders
8035 Hand 11:8 | 8 En zij beroerden de schare, en
8036 Hand 11:9 | 9 Doch als zij van Jason en de anderen
8037 Hand 11:9 | ontvangen hadden, lieten zij hen gaan. ~
8038 Hand 11:13 | verkondigd werd, kwamen zij ook daar en bewogen de scharen. ~
8039 Hand 11:15 | hem tot Athene toe; en als zij bevel gekregen hadden aan
8040 Hand 11:15 | Silas en Timotheus, dat zij op het spoedigste tot hem
8041 Hand 11:15 | zouden komen, vertrokken zij. ~
8042 Hand 11:19 | 19 En zij namen hem, en brachten hem
8043 Hand 11:19 | welke deze nieuwe leer zij, daar gij van spreekt? ~
8044 Hand 11:27 | 27 Opdat zij den Heere zouden zoeken,
8045 Hand 11:27 | Heere zouden zoeken, of zij Hem immers tasten en vinden
8046 Hand 11:29 | zilver, of steen gelijk zij, welke door mensenkunst
8047 Hand 11:30 | nu allen mensen alom, dat zij zich bekeren. ~
8048 Hand 11:32 | 32 Als zij nu van de opstanding der
8049 Hand 12:3 | bij hen, en wrocht; want zij waren tentenmakers van handwerk. ~
8050 Hand 12:6 | 6 Maar als zij wederstonden en lasterden,
8051 Hand 12:6 | zeide tot hen: Uw bloed zij op uw hoofd; ik ben rein;
8052 Hand 12:13 | raadt den mensen aan, dat zij God zouden dienen tegen
8053 Hand 12:20 | 20 En als zij baden, dat hij langer bij
8054 Hand 12:26 | Priscilla gehoord hadden, namen zij hem tot zich, en legden
8055 Hand 12:27 | schreven aan de discipelen, dat zij hem ontvangen zouden; welke,
8056 Hand 13:2 | als gij geloofd hebt? En zij zeiden tot hem: Wij hebben
8057 Hand 13:3 | zijt gij dan gedoopt? En zij zeiden: In den doop van
8058 Hand 13:4 | zeggende tot het volk, dat zij geloven zouden in Dengene,
8059 Hand 13:6 | Heilige Geest op hen; en zij spraken met vreemde talen,
8060 Hand 13:16 | overhand tegen hen, alzo dat zij naakt en gewond uit dat
8061 Hand 13:28 | 28 Als zij nu dit hoorden, werden zij
8062 Hand 13:28 | zij nu dit hoorden, werden zij vol van toornigheid, en
8063 Hand 13:29 | werd vol verwarring; en zij liepen met een gedruis eendrachtelijk
8064 Hand 13:32 | 32 Zij riepen dan de ene dit, de
8065 Hand 13:32 | wist niet, om wat oorzaak zij samengekomen waren. ~
8066 Hand 13:33 | 33 En zij deden Alexander uit de schare
8067 Hand 13:34 | 34 Maar als zij verstonden, dat hij een
8068 Hand 13:35 | Efezeren de kerkbewaarster zij van de grote godin Diana,
8069 Hand 14:8 | lichten in de opperzaal waar zij vergaderd waren. ~
8070 Hand 14:12 | 12 En zij brachten den knecht levende,
8071 Hand 14:18 | 18 En als zij tot hem gekomen waren, zeide
8072 Hand 14:37 | geween van hen allen; en zij, vallende om den hals van
8073 Hand 14:38 | dat hij gezegd had, dat zij zijn aangezicht niet meer
8074 Hand 14:38 | niet meer zien zouden; en zij geleidden hem naar het schip. ~ ~ ~
8075 Hand 15:5 | uit, en reisden voort; en zij geleidden ons allen met
8076 Hand 15:20 | 20 En zij, dat gehoord hebbende, loofden
8077 Hand 15:20 | er zijn, die geloven; en zij zijn allen ijveraars van
8078 Hand 15:21 | 21 En zij zijn aangaande u bericht,
8079 Hand 15:21 | afvallen, zeggende: dat zij de kinderen niet zouden
8080 Hand 15:22 | menigte samenkome; want zij zullen horen, dat gij gekomen
8081 Hand 15:24 | onkosten nevens hen, opdat zij het hoofd bescheren mogen;
8082 Hand 15:24 | is aan hetgeen, waarvan zij, aangaande u, bericht zijn;
8083 Hand 15:25 | geschreven en goed gevonden, dat zij niets dergelijks zouden
8084 Hand 15:25 | zouden onderhouden, dan dat zij zich wachten van hetgeen
8085 Hand 15:29 | 29 Want zij hadden te voren Trofimus,
8086 Hand 15:29 | in de stad gezien, welken zij meenden, dat Paulus in den
8087 Hand 15:30 | het volk liep samen; en zij grepen Paulus, en trokken
8088 Hand 15:31 | 31 En als zij hem zochten te doden, kwam
8089 Hand 15:32 | en liep af naar hen toe. Zij nu, den oversten en de krijgsknechten
8090 Hand 16:2 | 2 (Als zij nu hoorden, dat hij in de
8091 Hand 16:2 | taal hen aansprak, hielden zij zich te meer stil. En hij
8092 Hand 16:5 | brengen naar Jeruzalem, opdat zij gestraft zouden worden. ~
8093 Hand 16:9 | Die tot mij sprak, hoorden zij niet. ~
8094 Hand 16:18 | haast uit Jeruzalem; want zij zullen uw getuigenis van
8095 Hand 16:19 | 19 En ik zeide: Heere, zij weten, dat ik in de gevangenis
8096 Hand 16:22 | 22 Zij hoorden hem nu tot dit woord
8097 Hand 16:22 | nu tot dit woord toe; en zij verhieven hun stem, zeggende:
8098 Hand 16:23 | 23 En als zij riepen, en de klederen van
8099 Hand 16:24 | verstaan mocht, om wat oorzaak zij alzo over hem riepen. ~
8100 Hand 16:25 | 25 En alzo zij hem met de riemen uitrekten,
8101 Hand 16:29 | 29 Terstond dan lieten zij van hem af, die hem zouden
8102 Hand 17:2 | die bij hem stonden, dat zij hem op den mond zouden slaan. ~
8103 Hand 17:12 | zichzelven, zeggende, dat zij noch eten noch drinken zouden,
8104 Hand 17:12 | noch drinken zouden, totdat zij Paulus zouden gedood hebben. ~
8105 Hand 17:13 | 13 En zij waren meer dan veertig,
8106 Hand 17:20 | raad zoudt afbrengen, alsof zij iets van hem nader zouden
8107 Hand 17:21 | noch te drinken, totdat zij hem zullen omgebracht hebben;
8108 Hand 17:21 | zullen omgebracht hebben; en zij zijn nu gereed, verwachtende
8109 Hand 17:23 | krijgsknechten gereed, opdat zij naar Cesarea trekken, en
8110 Hand 17:24 | beesten bestellen, opdat zij Paulus daarop zetten, en
8111 Hand 17:28 | de zaak weten, waarover zij hem beschuldigden, bracht
8112 Hand 17:30 | voor u te zeggen, hetgeen zij tegen hem hadden. Vaarwel. ~
8113 Hand 17:32 | met hem trekken, keerden zij wederom naar de legerplaats. ~
8114 Hand 17:33 | 33 Dewelken als zij te Cesarea gekomen waren,
8115 Hand 17:33 | overgeleverd hadden, hebben zij ook Paulus voor hem gesteld. ~
8116 Hand 18:12 | 12 En zij hebben mij noch in den tempel
8117 Hand 18:13 | 13 En zij kunnen niet bewijzen, waarvan
8118 Hand 18:13 | kunnen niet bewijzen, waarvan zij mij nu beschuldigen. ~
8119 Hand 18:14 | ik naar dien weg, welken zij sekte noemen, den God der
8120 Hand 18:19 | te beschuldigen, indien zij iets hadden tegen mij. ~
8121 Hand 18:20 | dat dezen zelf zeggen of zij enig onrecht in mij gevonden
8122 Hand 19:5 | hij, onder u kunnen, dat zij mede afreizen, en zo er
8123 Hand 19:5 | onbehoorlijks in dezen man is, dat zij hem beschuldigen. ~
8124 Hand 19:7 | Paulus voortbrengende, die zij niet konden bewijzen; ~
8125 Hand 19:14 | 14 En toen zij aldaar vele dagen doorgebracht
8126 Hand 19:17 | 17 Als zij dan gezamenlijk alhier gekomen
8127 Hand 19:23 | met grote pracht, en als zij ingegaan waren in het rechthuis,
8128 Hand 20:5 | voren gekend hebben (indien zij het wilden getuigen), dat
8129 Hand 20:10 | ontvangen hebbende; en als zij omgebracht werden, stemde
8130 Hand 20:18 | des satans tot God; opdat zij vergeving der zonden ontvangen,
8131 Hand 20:20 | heidenen verkondigd, dat zij zich zouden beteren, en
8132 Hand 20:31 | zijde gegaan zijnde, spraken zij tot elkander, zeggende:
8133 Hand 21:1 | zouden afvaren, leverden zij Paulus en enige andere gevangenen,
8134 Hand 21:12 | ook van daar te varen, of zij enigszins te Fenix konden
8135 Hand 21:13 | zachtelijk waaide, meenden zij hun voornemen verkregen
8136 Hand 21:13 | afgevaren zijnde, zeilden zij dicht voorbij Kreta henen. ~
8137 Hand 21:17 | opgehaald hebbende, gebruikten zij alle behulpselen, het schip
8138 Hand 21:17 | schip ondergordende; en alzo zij vreesden, dat zij op de
8139 Hand 21:17 | en alzo zij vreesden, dat zij op de droogte Syrtis vervallen
8140 Hand 21:17 | vervallen zouden, streken zij het zeil, en dreven alzo
8141 Hand 21:18 | geslingerd werden, deden zij den volgende dag een uitworp; ~
8142 Hand 21:28 | uitgeworpen hebbende, vonden zij twintig vademen; en een
8143 Hand 21:28 | voortgevaren zijnde, wierpen zij wederom het dieplood uit,
8144 Hand 21:29 | 29 En vrezende, dat zij ergens op harde plaatsen
8145 Hand 21:29 | vervallen mochten, wierpen zij vier ankers van het achterschip
8146 Hand 21:30 | onder den schijn, alsof zij uit het voorschip de ankers
8147 Hand 21:33 | vermaande Paulus hen allen, dat zij zouden spijze nemen, en
8148 Hand 21:36 | 36 En zij allen, goedsmoeds geworden
8149 Hand 21:38 | 38 En als zij met spijze verzadigd waren,
8150 Hand 21:38 | verzadigd waren, lichtten zij het schip, en wierpen het
8151 Hand 21:39 | toen het dag werd, kenden zij het land niet; maar zij
8152 Hand 21:39 | zij het land niet; maar zij merkten een zekeren inham,
8153 Hand 21:39 | oever had, tegen denwelken zij geraden vonden, zo zij konden,
8154 Hand 21:39 | denwelken zij geraden vonden, zo zij konden, het schip aan te
8155 Hand 21:40 | 40 En als zij de ankers opgehaald hadden,
8156 Hand 21:40 | opgehaald hadden, gaven zij het schip aan de zee over,
8157 Hand 21:40 | opgehaald hebbende, hielden zij het naar den oever toe. ~
8158 Hand 21:41 | beide zijden had, zetten zij het schip daarop; en het
8159 Hand 21:42 | der krijgslieden was, dat zij de gevangenen zouden doden,
8160 Hand 21:44 | alzo is het geschied, dat zij allen behouden aan het land
8161 Hand 22:1 | 1 En als zij ontkomen waren, toen verstonden
8162 Hand 22:1 | ontkomen waren, toen verstonden zij, dat het eiland Melite heette. ~
8163 Hand 22:2 | ontstoken hebbende, namen zij ons allen in, om den regen,
8164 Hand 22:4 | zijn hand hangen, zeiden zij tot elkander: Deze mens
8165 Hand 22:6 | 6 En zij verwachtten, dat hij zou
8166 Hand 22:6 | dood nedervallen. Maar als zij lang gewacht hadden, en
8167 Hand 22:6 | ongemak hem overkwam, werden zij veranderd, en zeiden, dat
8168 Hand 22:10 | vertrekken zouden, bestelden zij ons hetgeen van node was. ~
8169 Hand 22:17 | der Joden waren. En als zij samengekomen waren, zeide
8170 Hand 22:21 | 21 Maar zij zeiden tot hem: Wij hebben
8171 Hand 22:22 | aangaat, ons is bekend, dat zij overal tegengesproken wordt. ~
8172 Hand 22:23 | 23 En als zij hem een dag gesteld hadden,
8173 Hand 22:25 | oneens zijnde, scheidden zij; als Paulus dit ene woord
8174 Hand 22:27 | geworden, en met de oren hebben zij zwaarlijk gehoord, en hun
8175 Hand 22:27 | gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet
8176 Hand 22:27 | hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger tijd met
8177 Hand 22:27 | met het hart verstaan, en zij zich bekeren, en Ik hen
8178 Hand 22:28 | 28 Het zij u dan bekend, dat de zaligheid
8179 Rom 1:7 | geroepen heiligen, genade zij u, en vrede van God, onzen
8180 Rom 1:13 | wil niet, dat u onbekend zij, broeders, dat ik menigmaal
8181 Rom 1:20 | en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen
8182 Rom 1:21 | 21 Omdat zij, God kennende, Hem als God
8183 Rom 1:22 | uitgevende voor wijzen, zijn zij dwaas geworden; ~
8184 Rom 1:32 | 32 Dewelken, daar zij het recht Gods weten,, namelijk,
8185 Rom 2:27 | die uit de natuur is, als zij de wet volbrengt, u niet
8186 Rom 3:4 | 4 Dat zij verre. Doch God zij waarachtig,
8187 Rom 3:4 | Dat zij verre. Doch God zij waarachtig, maar alle mens
8188 Rom 3:6 | 6 Dat zij verre, anderszins hoe zal
8189 Rom 3:9 | beiden Joden en Grieken, dat zij allen onder de zonde zijn; ~
8190 Rom 3:12 | 12 Allen zijn zij afgeweken, te zamen zijn
8191 Rom 3:12 | afgeweken, te zamen zijn zij onnut geworden; er is niemand,
8192 Rom 3:13 | graf; met hun tongen plegen zij bedrog; slangenvenijn is
8193 Rom 3:17 | den weg des vredes hebben zij niet gekend. ~
8194 Rom 3:19 | dat al wat de wet zegt, zij dat spreekt tot degenen,
8195 Rom 3:19 | wereld voor God verdoemelijk zij. ~
8196 Rom 3:23 | 23 Want zij hebben allen gezondigd,
8197 Rom 3:26 | opdat Hij rechtvaardig zij, en rechtvaardigende dengene,
8198 Rom 3:31 | niet door het geloof? Dat zij verre; maar wij bevestigen
8199 Rom 4:7 | 7 Zeggende: Zalig zijn zij, welker ongerechtigheden
8200 Rom 4:16 | 16 Daarom is zij uit het geloof, opdat zij
8201 Rom 4:16 | zij uit het geloof, opdat zij naar genade zij; ten einde
8202 Rom 4:16 | geloof, opdat zij naar genade zij; ten einde de belofte vast
8203 Rom 4:16 | ten einde de belofte vast zij al den zade, niet alleen
8204 Rom 4:17 | dingen, die niet zijn, alsof zij waren; ~
8205 Rom 6:2 | 2 Dat zij verre. Wij, die der zonde
8206 Rom 6:15 | maar onder de genade? Dat zij verre. ~
8207 Rom 6:17 | 17 Maar Gode zij dank, dat gij wel dienstknechten
8208 Rom 7:2 | man gestorven is, zo is zij vrijgemaakt van de wet des
8209 Rom 7:3 | 3 Daarom dan, indien zij eens anderen mans wordt,
8210 Rom 7:3 | terwijl de man leeft, zo zal zij een overspeelster genaamd
8211 Rom 7:3 | man gestorven is, zo is zij vrij van de wet, alzo dat
8212 Rom 7:3 | vrij van de wet, alzo dat zij geen overspeelster is, als
8213 Rom 7:3 | geen overspeelster is, als zij eens anderen mans wordt. ~
8214 Rom 7:7 | zeggen? Is de wet zonde? Dat zij verre. Ja, ik kende de zonde
8215 Rom 7:13 | mij de dood geworden? Dat zij verre. Maar de zonde is
8216 Rom 7:13 | de dood geworden; opdat zij zou openbaar worden zonde
8217 Rom 7:16 | stem ik de wet toe, dat zij goed is. ~
8218 Rom 8:3 | wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos
8219 Rom 8:27 | welke de mening des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor
8220 Rom 8:29 | opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen. ~
8221 Rom 9:7 | 7 Noch omdat zij Abrahams zaad zijn, zijn
8222 Rom 9:7 | Abrahams zaad zijn, zijn zij allen kinderen; maar: In
8223 Rom 9:10 | daarvan een bewijs, als zij uit een bevrucht was, namelijk
8224 Rom 9:14 | onrechtvaardigheid bij God? Dat zij verre. ~
8225 Rom 9:26 | volk niet, aldaar zullen zij kinderen des levenden Gods
8226 Rom 9:32 | 32 Waarom? Omdat zij die zochten niet uit het
8227 Rom 9:32 | de werken der wet, want zij hebben zich gestoten aan
8228 Rom 10:2 | geef hun getuigenis, dat zij een ijver tot God hebben,
8229 Rom 10:3 | 3 Want alzo zij de rechtvaardigheid Gods
8230 Rom 10:3 | zoeken op te richten, zo zijn zij der rechtvaardigheid Gods
8231 Rom 10:8 | 8 Maar wat zegt zij? Nabij u is het Woord, in
8232 Rom 10:14 | 14 Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in Welken
8233 Rom 10:14 | Hem aanroepen, in Welken zij niet geloofd hebben? En
8234 Rom 10:14 | geloofd hebben? En hoe zullen zij in Hem geloven, van Welken
8235 Rom 10:14 | Hem geloven, van Welken zij niet gehoord hebben? En
8236 Rom 10:14 | gehoord hebben? En hoe zullen zij horen, zonder die hun predikt? ~
8237 Rom 10:15 | 15 En hoe zullen zij prediken, indien zij niet
8238 Rom 10:15 | zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden? Gelijk
8239 Rom 10:16 | 16 Doch zij zijn niet allen het Evangelie
8240 Rom 10:18 | 18 Maar ik zeg: Hebben zij het niet gehoord? Ja toch,
8241 Rom 11:1 | Zijn volk verstoten? Dat zij verre; want ik ben ook een
8242 Rom 11:3 | 3 Heere! zij hebben Uw profeten gedood,
8243 Rom 11:3 | ben alleen overgebleven en zij zoeken mijn ziel. ~
8244 Rom 11:11 | 11 Zo zeg ik dan: Hebben zij gestruikeld, opdat zij vallen
8245 Rom 11:11 | Hebben zij gestruikeld, opdat zij vallen zouden? Dat zij verre;
8246 Rom 11:11 | opdat zij vallen zouden? Dat zij verre; maar door hun val
8247 Rom 11:20 | 20 Het is wel; zij zijn door ongeloof afgebroken,
8248 Rom 11:23 | 23 Maar ook zij, indien zij in het ongeloof
8249 Rom 11:23 | 23 Maar ook zij, indien zij in het ongeloof niet blijven,
8250 Rom 11:25 | deze verborgenheid onbekend zij (opdat gij niet wijs zijt,
8251 Rom 11:28 | 28 Zo zijn zij wel vijanden aangaande het
8252 Rom 11:28 | aangaande de verkiezing zijn zij beminden, om der vaderen
8253 Rom 11:31 | ongehoorzaam geweest, opdat ook zij door uw barmhartigheid zouden
8254 Rom 11:36 | Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid.
8255 Rom 12:2 | en volmaakte wil van God zij. ~
8256 Rom 12:3 | u is, dat hij niet wijs zij boven hetgeen men behoort
8257 Rom 12:3 | zijn; maar dat hij wijs zij tot matigheid, gelijk als
8258 Rom 12:9 | 9 De liefde zij ongeveinsd. Hebt een afkeer
8259 Rom 13:1 | 1 Alle ziel zij den machten, over haar gesteld,
8260 Rom 13:4 | 4 Want zij is Gods dienares, u ten
8261 Rom 13:4 | kwaad doet, zo vrees; want zij draagt het zwaard niet tevergeefs;
8262 Rom 13:4 | zwaard niet tevergeefs; want zij is Gods dienares, een wreekster
8263 Rom 13:6 | gij ook schattingen; want zij zijn dienaars van God, in
8264 Rom 14:5 | dagen gelijk. Een iegelijk zij in zijn eigen gemoed ten
8265 Rom 15:16 | dienaar van Jezus Christus zij onder de heidenen, het Evangelie
8266 Rom 15:27 | zo goed gedacht; ook zijn zij hun schuldenaars; want indien
8267 Rom 15:27 | deelachtig zijn geworden, zo zijn zij ook schuldig hen van lichamelijke
8268 Rom 15:31 | Jeruzalem doe, aangenaam zij den heiligen;
8269 Rom 15:33 | 33 En de God des vredes zij met u allen. Amen. ~ ~ ~
8270 Rom 16:2 | haar bijstaat, in wat zaak zij u zou mogen van doen hebben;
8271 Rom 16:2 | mogen van doen hebben; want zij is een voorstandster geweest
8272 Rom 16:20 | onzen Heere Jezus Christus zij met ulieden. Amen. ~
8273 Rom 16:24 | onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen. ~
8274 Rom 16:27 | zelven alleen wijzen God zij door Jezus Christus de heerlijkheid
8275 1Kor 1:3 | 3 Genade zij u en vrede van God onzen
8276 1Kor 1:31 | 31 Opdat het zij, gelijk geschreven is: Die
8277 1Kor 2:8 | gekend heeft; want indien zij ze gekend hadden, zo zouden
8278 1Kor 2:8 | gekend hadden, zo zouden zij den Heere der heerlijkheid
8279 1Kor 2:14 | Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij
8280 1Kor 2:14 | ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden
8281 1Kor 3:20 | overleggingen der wijzen, dat zij ijdel zijn. ~
8282 1Kor 3:22 | hetzij toekomende dingen, zij zijn alle uwe. ~
8283 1Kor 6:15 | ze leden ener hoer? Dat zij verre.
8284 1Kor 7:8 | Het is hun goed, indien zij blijven, gelijk als ik. ~
8285 1Kor 7:9 | 9 Maar indien zij zich niet kunnen onthouden,
8286 1Kor 7:9 | niet kunnen onthouden, dat zij trouwen; want het is beter
8287 1Kor 7:11 | 11 En indien zij ook scheidt, dat zij ongetrouwd
8288 1Kor 7:11 | indien zij ook scheidt, dat zij ongetrouwd blijve, of met
8289 1Kor 7:13 | is bij haar te wonen, dat zij hem niet verlate. ~
8290 1Kor 7:14 | kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig. ~
8291 1Kor 7:28 | indien een maagd trouwt, zij zondigt niet. Doch dezulken
8292 1Kor 7:34 | dingen des Heeren, opdat zij heilig zij, beide aan lichaam
8293 1Kor 7:34 | Heeren, opdat zij heilig zij, beide aan lichaam en aan
8294 1Kor 7:34 | de dingen der wereld, hoe zij den man zal behagen. ~
8295 1Kor 7:36 | handelt met zijn maagd, indien zij over den jeugdigen tijd
8296 1Kor 7:36 | wil, hij zondigt niet; dat zij trouwen. ~
8297 1Kor 7:39 | man ontslapen is, zo is zij vrij, om te trouwen, dien
8298 1Kor 7:39 | vrij, om te trouwen, dien zij wil, alleenlijk in den Heere. ~
8299 1Kor 7:40 | 40 Maar zij is gelukkiger, indien zij
8300 1Kor 7:40 | zij is gelukkiger, indien zij alzo blijft, naar mijn gevoelen.
8301 1Kor 9:14 | Evangelie verkondigen, dat zij van het Evangelie leven. ~
8302 1Kor 9:25 | dan doen wel dit, opdat zij een verderfelijke kroon
8303 1Kor 10:4 | drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke
8304 1Kor 10:5 | welgevallen gehad; want zij zijn in de woestijn ter
8305 1Kor 10:6 | hebben, gelijkerwijs als zij lust gehad hebben. ~
8306 1Kor 10:7 | eten, en om te drinken, en zij stonden op om te spelen. ~
8307 1Kor 10:20 | hetgeen de heidenen offeren, zij den duivelen offeren, en
8308 1Kor 10:33 | voordeel van velen, opdat zij mochten behouden worden. ~ ~
8309 1Kor 11:6 | vrouw niet gedekt is, dat zij ook geschoren worde; maar
8310 1Kor 11:6 | afgesneden te hebben, dat zij zich dekke. ~
8311 1Kor 12:19 | 19 Waren zij alle maar een lid, waar
8312 1Kor 12:25 | tweedracht in het lichaam zij, maar de leden voor elkander
8313 1Kor 12:29 | 29 Zijn zij allen apostelen? Zijn zij
8314 1Kor 12:29 | zij allen apostelen? Zijn zij allen profeten? Zijn zij
8315 1Kor 12:29 | zij allen profeten? Zijn zij allen leraars? Zijn zij
8316 1Kor 12:29 | zij allen leraars? Zijn zij allen krachten? ~
8317 1Kor 12:30 | 30 Hebben zij allen gaven der gezondmakingen?
8318 1Kor 12:30 | gezondmakingen? Spreken zij allen met menigerlei talen?
8319 1Kor 12:30 | met menigerlei talen? Zijn zij allen uitleggers? ~
8320 1Kor 13:4 | De liefde is lankmoedig, zij is goedertieren; de liefde
8321 1Kor 13:4 | handelt niet lichtvaardiglijk, zij is niet opgeblazen; ~
8322 1Kor 13:5 | 5 Zij handelt niet ongeschiktelijk,
8323 1Kor 13:5 | handelt niet ongeschiktelijk, zij zoekt zichzelve niet, zij
8324 1Kor 13:5 | zij zoekt zichzelve niet, zij wordt niet verbitterd, zij
8325 1Kor 13:5 | zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad; ~
8326 1Kor 13:6 | 6 Zij verblijdt zich niet in de
8327 1Kor 13:6 | de ongerechtigheid, maar zij verblijdt zich in de waarheid; ~
8328 1Kor 13:7 | 7 Zij bedekt alle dingen, zij
8329 1Kor 13:7 | Zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij
8330 1Kor 13:7 | zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt
8331 1Kor 13:7 | zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen. ~
8332 1Kor 13:8 | maar hetzij profetieen, zij zullen te niet gedaan worden;
8333 1Kor 13:8 | gedaan worden; hetzij talen, zij zullen ophouden; hetzij
8334 1Kor 13:8 | ophouden; hetzij kennis, zij zal te niet gedaan worden. ~
8335 1Kor 14:7 | fluit, hetzij citer, zo zij geen onderscheid met hun
8336 1Kor 14:21 | spreken, en ook alzo zullen zij Mij niet horen, zegt de
8337 1Kor 14:23 | bijeenvergaderd ware, en zij allen in vreemde talen spraken,
8338 1Kor 14:23 | ongelovigen inkwamen, zouden zij niet zeggen, dat gij uitzinnig
8339 1Kor 14:24 | 24 Maar indien zij allen profeteerden, en een
8340 1Kor 14:31 | ander profeteren, opdat zij allen leren, en allen getroost
8341 1Kor 14:35 | 35 En zo zij iets willen leren, laat
8342 1Kor 14:35 | lelijk voor de vrouwen, dat zij in de Gemeente spreken. ~
8343 1Kor 14:38 | iemand onwetend is, die zij onwetend. ~
8344 1Kor 15:10 | overvloediger gearbeid dan zij allen; doch niet ik, maar
8345 1Kor 15:22 | 22 Want gelijk zij allen in Adam sterven, alzo
8346 1Kor 15:22 | Adam sterven, alzo zullen zij ook in Christus allen levend
8347 1Kor 15:28 | onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen. ~
8348 1Kor 15:29 | 29 Anders, wat zullen zij doen, die voor de doden
8349 1Kor 15:29 | opgewekt worden? Waarom worden zij voor de doden ook gedoopt? ~
8350 1Kor 15:35 | hoedanig een lichaam zullen zij komen? ~
8351 1Kor 15:57 | 57 Maar Gode zij dank, Die ons de overwinning
8352 1Kor 16:4 | zelf reizen zou, zo zullen zij met mij reizen. ~
8353 1Kor 16:10 | dat hij buiten vreze bij u zij; want hij werkt het werk
8354 1Kor 16:15 | eersteling van Achaje, en dat zij zichzelven den heiligen
8355 1Kor 16:18 | 18 Want zij hebben mijn geest verkwikt,
8356 1Kor 16:22 | Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking; Maran-atha! ~
8357 1Kor 16:23 | den Heere Jezus Christus zij met u. ~
8358 1Kor 16:24 | 24 Mijn liefde zij met u allen in Christus
8359 2Kor 1:2 | 2 Genade zij u en vrede van God, onzen
8360 2Kor 1:3 | 3 Geloofd zij de God en Vader van onzen
8361 2Kor 2:14 | 14 En Gode zij dank, Die ons allen tijd
8362 2Kor 4:7 | uitnemendheid der kracht zij van God, en niet uit ons; ~
8363 2Kor 5:15 | voor allen gestorven is, zij dan allen gestorven zijn.
8364 2Kor 6:16 | Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een volk zijn. ~
8365 2Kor 8:3 | 3 Want zij zijn naar vermogen (ik betuig
8366 2Kor 8:5 | 5 En zij deden niet alleen, gelijk
8367 2Kor 8:11 | om te willen, er ook alzo zij het voleindigen uit hetgeen
8368 2Kor 8:14 | tegenwoordigen tijd, uw overvloed zij om hun gebrek te vervullen;
8369 2Kor 8:14 | opdat ook hun overvloed zij om uw gebrek te vervullen,
8370 2Kor 8:16 | 16 Doch Gode zij dank, Die dezelfde naarstigheid
8371 2Kor 8:23 | u; hetzij onze broeders, zij zijn afgezanten der Gemeenten,
8372 2Kor 9:5 | broeders te vermanen, dat zij eerst tot u zouden komen,
8373 2Kor 9:5 | zegen; opdat die gereed zij, alzo als een zegen, en
8374 2Kor 9:13 | 13 Dewijl zij door de beproeving dezer
8375 2Kor 9:15 | 15 Doch Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke
8376 2Kor 10:10 | Want de brieven (zeggen zij) zijn wel gewichtig en krachtig;
8377 2Kor 10:12 | deze verstaan niet, dat zij zichzelven met zichzelven
8378 2Kor 11:12 | oorzaak hebben willen, opdat zij in hetgeen zij roemen, bevonden
8379 2Kor 11:12 | willen, opdat zij in hetgeen zij roemen, bevonden mochten
8380 2Kor 11:15 | zich veranderen, als waren zij dienaars der gerechtigheid;
8381 2Kor 11:22 | 22 Zijn zij Hebreen? Ik ook. Zijn zij
8382 2Kor 11:22 | zij Hebreen? Ik ook. Zijn zij Israelieten? Ik ook. Zijn
8383 2Kor 11:22 | Israelieten? Ik ook. Zijn zij het zaad van Abraham? Ik
8384 2Kor 11:23 | 23 Zijn zij dienaars van Christus? (
8385 2Kor 12:2 | veertien jaren (of het geschied zij in het lichaam, weet ik
8386 2Kor 12:3 | buiten het lichaam geschied zij, weet ik niet, God weet
8387 2Kor 12:16 | 16 Doch het zij zo, ik heb u niet bezwaard;
8388 2Kor 12:21 | hoererij, en ontuchtigheid, die zij gedaan hebben. ~ ~
8389 2Kor 13:13 | gemeenschap des Heiligen Geestes, zij met u allen. Amen. ~ ~ ~ ~
8390 Gal 1:3 | 3 Genade zij u en vrede van God den Vader,
8391 Gal 1:5 | 5 Denwelken zij de heerlijkheid in alle
8392 Gal 1:8 | u verkondigd hebben, die zij vervloekt. ~
8393 Gal 1:9 | gij ontvangen hebt, die zij vervloekt. ~
8394 Gal 1:23 | 23 Maar zij hadden alleenlijk gehoord,
8395 Gal 1:24 | 24 En zij verheerlijkten God in mij. ~ ~ ~
8396 Gal 2:4 | Christus Jezus hebben, opdat zij ons zouden tot dienstbaarheid
8397 Gal 2:6 | wat te zijn, hoedanigen zij eertijds waren, verschilt
8398 Gal 2:7 | 7 Maar daarentegen, als zij zagen, dat aan mij het Evangelie
8399 Gal 2:9 | gegeven was, bekenden, gaven zij mij en Barnabas de rechter
8400 Gal 2:9 | wij tot de heidenen, en zij tot de besnijdenis zouden
8401 Gal 2:12 | met de heidenen; maar toen zij gekomen waren, onttrok hij
8402 Gal 2:14 | 14 Maar als ik zag, dat zij niet recht wandelden naar
8403 Gal 2:17 | een dienaar der zonde? Dat zij verre. ~
8404 Gal 3:18 | erfenis uit de wet is, zo is zij niet meer uit de beloftenis;
8405 Gal 3:19 | 19 Waartoe is dan de wet? Zij is om der overtredingen
8406 Gal 3:19 | dien het beloofd was; en zij is door de engelen besteld
8407 Gal 3:21 | beloftenissen Gods? Dat zij verre; want indien er een
8408 Gal 4:17 | 17 Zij ijveren niet recht over
8409 Gal 4:17 | niet recht over u; maar zij willen ons uitsluiten, opdat
8410 Gal 5:10 | oordeel dragen, wie hij ook zij. ~
8411 Gal 5:12 | 12 Och, of zij ook afgesneden werden, die
8412 Gal 6:12 | worden, alleenlijk opdat zij vanwege het kruis van Christus
8413 Gal 6:13 | houden de wet niet; maar zij willen, dat gij besneden
8414 Gal 6:13 | gij besneden wordt, opdat zij in uw vlees roemen zouden. ~
8415 Gal 6:14 | 14 Maar het zij verre van mij, dat ik zou
8416 Gal 6:18 | onzen Heere Jezus Christus zij met uw geest, broeders!
8417 Efez 1:2 | 2 Genade zij u en vrede van God, onzen
8418 Efez 1:3 | 3 Gezegend zij de God en Vader van onzen
8419 Efez 1:18 | opdat gij moogt weten, welke zij de hoop van Zijn roeping,
8420 Efez 1:18 | roeping, en welke de rijkdom zij der heerlijkheid van Zijn
8421 Efez 1:19 | grootheid Zijner kracht zij aan ons, die geloven, naar
8422 Efez 3:5 | is bekend gemaakt, gelijk zij nu is geopenbaard aan Zijn
8423 Efez 3:9 | allen te verlichten, dat zij mogen verstaan, welke de
8424 Efez 3:9 | gemeenschap der verborgenheid zij, die van alle eeuwen verborgen
8425 Efez 3:18 | lengte, en diepte, en hoogte zij, ~
8426 Efez 3:21 | 21 Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid in de Gemeente,
8427 Efez 4:29 | nuttige stichting, opdat zij genade geve dien, die dezelve
8428 Efez 4:31 | en geroep, en lastering zij van u geweerd, met alle
8429 Efez 5:10 | den Heere welbehagelijk zij. ~
8430 Efez 5:17 | welke de wil des Heeren zij. ~
8431 Efez 5:27 | iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk. ~
8432 Efez 5:31 | zijn vrouw aanhangen; en zij twee zullen tot een vlees
8433 Efez 5:33 | zichzelven; en de vrouw zie, dat zij den man vreze. ~ ~ ~
8434 Efez 6:23 | 23 Vrede zij den broederen, en liefde
8435 Efez 6:24 | 24 De genade zij met al degenen, die onzen
8436 Fili 1:2 | 2 Genade zij u en vrede van God, onzen
8437 Fili 1:17 | dezen uit liefde, dewijl zij weten, dat ik tot verantwoording
8438 Fili 1:22 | vlees, hetzelve mij oorbaar zij, en wat ik verkiezen zal,
8439 Fili 1:26 | Christus Jezus overvloedig zij aan mij, door mijn tegenwoordigheid
8440 Fili 2:5 | 5 Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus
8441 Fili 2:11 | Jezus Christus de Heere zij, tot heerlijkheid Gods des
8442 Fili 2:21 | 21 Want zij zoeken allen het hunne,
8443 Fili 3:18 | nu ook wenende zeg, dat zij vijanden des kruises van
8444 Fili 4:2 | ik vermaan Syntyche, dat zij eensgezind zijn in den Heere. ~
8445 Fili 4:5 | 5 Uw bescheidenheid zij allen mensen bekend. De
8446 Fili 4:20 | 20 Onzen God nu en Vader zij de heerlijkheid in alle
8447 Fili 4:23 | onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen. ~
8448 Kol 1:2 | te Kolosse zijn: genade zij u en vrede van God, onzen
8449 Kol 1:27 | willen bekend maken, welke zij de rijkdom der heerlijkheid
8450 Kol 2:2 | vertroost mogen worden, en zij samengevoegd zijn in de
8451 Kol 3:21 | uw kinderen niet, opdat zij niet moedeloos worden. ~
8452 Kol 4:6 | 6 Uw woord zij te allen tijde in aangenaamheid,
8453 Kol 4:9 | dewelke uit de uwen is; zij zullen u alles bekend maken,
8454 Kol 4:18 | Gedenkt mijn banden. De genade zij met u. Amen. ~ ~ ~ ~
8455 1The 1:1 | Heere Jezus Christus: genade zij u en vrede van God, onzen
8456 1The 2:14 | medeburgers, gelijk als zij van de Joden; ~
8457 1The 2:16 | spreken tot de heidenen, dat zij zalig mochten worden; opdat
8458 1The 2:16 | zalig mochten worden; opdat zij te allen tijd hun zonden
8459 1The 5:3 | 3 Want wanneer zij zullen zeggen: Het is vrede,
8460 1The 5:3 | een bevruchte vrouw; en zij zullen het geenszins ontvlieden; ~
8461 1The 5:28 | onzen Heere Jezus Christus zij met ulieden. Amen. ~
8462 2The 1:2 | 2 Genade zij u, en vrede, van God, onzen
8463 2The 2:3 | dat eerst de afval gekomen zij, en dat geopenbaard zij
8464 2The 2:3 | zij, en dat geopenbaard zij de mens der zonde, de zoon
8465 2The 2:10 | verloren gaan; daarvoor dat zij de liefde der waarheid niet
8466 2The 2:11 | kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven; ~
8467 2The 2:12 | 12 Opdat zij allen veroordeeld worden,
8468 2The 3:12 | Heere Jezus Christus, dat zij met stilheid werkende, hun
8469 2The 3:16 | allerlei wijze. De Heere zij met u allen. ~
8470 2The 3:18 | onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen. ~ ~ ~
8471 1Tim 1:2 | genade, barmhartigheid, vrede zij u van God, onzen Vader,
8472 1Tim 1:7 | niet verstaande, noch wat zij zeggen, noch wat zij bevestigen. ~
8473 1Tim 1:7 | wat zij zeggen, noch wat zij bevestigen. ~
8474 1Tim 1:17 | den alleen wijzen God, zij eer en heerlijkheid in alle
8475 1Tim 1:20 | satan overgegeven heb, opdat zij zouden leren niet meer te
8476 1Tim 2:12 | laat de vrouw niet toe, dat zij lere, noch over den man
8477 1Tim 2:12 | man heerse, maar wil, dat zij in stilheid zij. ~
8478 1Tim 2:12 | wil, dat zij in stilheid zij. ~
8479 1Tim 2:15 | 15 Doch zij zal zalig worden in kinderen
8480 1Tim 2:15 | in kinderen te baren, zo zij blijft in het geloof, en
8481 1Tim 3:10 | beproefd worden, en dat zij daarna dienen, zo zij onbestraffelijk
8482 1Tim 3:10 | dat zij daarna dienen, zo zij onbestraffelijk zijn. ~
8483 1Tim 4:15 | opdat uw toenemen openbaar zij in alles. ~
8484 1Tim 5:7 | 7 En beveel dit, opdat zij onberispelijk zijn. ~
8485 1Tim 5:9 | eens mans vrouw geweest zij; ~
8486 1Tim 5:10 | hebbende van goede werken: zo zij kinderen opgevoed heeft,
8487 1Tim 5:10 | kinderen opgevoed heeft, zo zij gaarne heeft geherbergd,
8488 1Tim 5:10 | gaarne heeft geherbergd, zo zij der heiligen voeten heeft
8489 1Tim 5:10 | voeten heeft gewassen, zo zij den verdrukten genoegzame
8490 1Tim 5:10 | genoegzame hulp gedaan heeft, zo zij alle goed werk nagetracht
8491 1Tim 5:11 | weduwen niet aan; want als zij weelderig geworden zijn
8492 1Tim 5:11 | tegen Christus, zo willen zij huwelijken; ~
8493 1Tim 5:12 | Hebbende haar oordeel, omdat zij haar eerste geloof hebben
8494 1Tim 5:13 | 13 En meteen ook leren zij ledig omgaan bij de huizen;
8495 1Tim 5:16 | niet bezwaard worde, opdat zij degenen, die waarlijk weduwen
8496 1Tim 5:24 | en in sommigen ook volgen zij na. ~
8497 1Tim 6:2 | hen niet verachten, omdat zij broeders zijn; maar zullen
8498 1Tim 6:2 | hen te meer dienen, omdat zij gelovig en geliefd zijn,
8499 1Tim 6:5 | de godzaligheid een gewin zij. Wijk af van dezulken. ~
8500 1Tim 6:16 | heeft, noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8801 |