1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8801
Book Chapter: Verse
501 Exo 1:12 | 12 Maar hoe meer zij het verdrukten, hoe meer
502 Exo 1:12 | hoe meer het wies; zodat zij verdrietig waren vanwege
503 Exo 1:14 | 14 Zodat zij hun het leven bitter maakten
504 Exo 1:14 | met al hun dienst, dien zij hen deden dienen met hardigheid. ~
505 Exo 1:17 | haar gesproken had, maar zij behielden de knechtjes in
506 Exo 1:19 | Egyptische vrouwen; want zij zijn sterk; eer de vroedvrouw
507 Exo 1:19 | tot haar komt, zo hebben zij gebaard. ~
508 Exo 2:2 | en baarde een zoon. Toen zij hem zag, dat hij schoon
509 Exo 2:2 | hij schoon was, zo verborg zij hem drie maanden. ~
510 Exo 2:3 | 3 Doch als zij hem niet langer verbergen
511 Exo 2:3 | langer verbergen kon, zo nam zij voor hem een kistje van
512 Exo 2:3 | met lijm en met pek; en zij legde het knechtje daarin,
513 Exo 2:5 | den kant der rivier; toen zij het kistje in het midden
514 Exo 2:5 | van de biezen zag, zo zond zij haar dienstmaagd heen, en
515 Exo 2:6 | 6 Toen zij het open deed, zo zag zij
516 Exo 2:6 | zij het open deed, zo zag zij dat knechtje; en ziet, het
517 Exo 2:6 | het jongsken weende; en zij werd met barmhartigheid
518 Exo 2:6 | bewogen over hetzelve, en zij zeide: Dit is een van de
519 Exo 2:10 | geworden was, zo bracht zij het tot Farao's dochter,
520 Exo 2:10 | het werd haar ten zoon; en zij noemde zijn naam Mozes,
521 Exo 2:17 | Toen kwamen de herders, en zij dreven haar van daar; doch
522 Exo 2:18 | 18 En toen zij tot haar vader Rehuel kwamen,
523 Exo 2:19 | 19 Toen zeiden zij: Een Egyptisch man heeft
524 Exo 3:13 | tot ulieden gezonden; en zij mij zeggen: Hoe is Zijn
525 Exo 3:18 | 18 En zij zullen uw stem horen; en
526 Exo 4:1 | Mozes, en zeide: Maar zie, zij zullen mij niet geloven,
527 Exo 4:1 | noch mijn stem horen; want zij zullen zeggen: De HEERE
528 Exo 4:4 | hand uit, en vatte haar, en zij werd tot een staf in zijn
529 Exo 4:5 | 5 Opdat zij geloven, dat u verschenen
530 Exo 4:7 | uit zijn boezem, en ziet, zij was weder als zijn ander
531 Exo 4:8 | En het zal geschieden, zo zij u niet geloven, noch naar
532 Exo 4:8 | eerste teken horen, zo zullen zij de stem van het laatste
533 Exo 4:9 | En het zal geschieden, zo zij ook deze twee tekenen niet
534 Exo 4:18 | Egypte zijn, en zie, of zij nog leven. Jethro dan zeide
535 Exo 4:26 | liet van hem af. Toen zeide zij: Bloedbruidegom! vanwege
536 Exo 4:29 | ging Mozes en Aaron, en zij verzamelden al de oudsten
537 Exo 4:31 | En het volk geloofde, en zij hoorden, dat de HEERE de
538 Exo 4:31 | hun verdrukking zag, en zij neigden hun hoofden, en
539 Exo 5:3 | 3 Zij dan zeiden: De God der Hebreen
540 Exo 5:8 | getal der tichelstenen, die zij gisteren en eergisteren
541 Exo 5:8 | daarvan niet verminderen; want zij gaan ledig; daarom roepen
542 Exo 5:8 | gaan ledig; daarom roepen zij, zeggende: Laat ons gaan,
543 Exo 5:9 | dienst over deze mannen, dat zij daaraan te doen hebben,
544 Exo 5:16 | wordt geen stro gegeven, en zij zeggen tot ons: Maakt de
545 Exo 5:20 | 20 En zij ontmoetten Mozes en Aaron,
546 Exo 5:20 | tegen hen over stonden, toen zij van Farao uitgingen. ~
547 Exo 6:3 | vreemdelingschappen, waarin zij vreemdelingen geweest zijn. ~
548 Exo 6:8 | de kinderen Israels; doch zij hoorden naar Mozes niet,
549 Exo 6:19 | zich tot huisvrouw, en zij baarde hem Aaron en Mozes;
550 Exo 6:22 | zuster van Nahesson; en zij baarde hem Nadab en Abihu,
551 Exo 6:24 | Putiel tot een vrouw; en zij baarde hem Pinehas. Dit
552 Exo 6:26 | van Egypte, spraken, opdat zij de kinderen Israels uit
553 Exo 7:6 | geboden had, alzo deden zij. ~
554 Exo 7:7 | en tachtig jaar oud, toen zij tot Farao spraken. ~
555 Exo 7:12 | wierp zijn staf neder, en zij werden tot draken; maar
556 Exo 7:18 | zullen vermoeid worden, dat zij het water uit de rivier
557 Exo 7:19 | vergadering hunner wateren, dat zij bloed worden; en er zij
558 Exo 7:19 | zij bloed worden; en er zij bloed in het ganse Egypteland,
559 Exo 7:24 | om water te drinken; want zij konden van het water der
560 Exo 8:1 | Laat Mijn volk trekken, dat zij Mij dienen. ~
561 Exo 8:7 | met hun bezweringen; en zij deden vorsen over Egypteland
562 Exo 8:8 | volk trekken laten, dat zij den HEERE offeren. ~
563 Exo 8:9 | huizen te verdelgen, dat zij alleen in de rivier overblijven? ~
564 Exo 8:10 | morgen. En hij zeide: Het zij naar uw woord, opdat gij
565 Exo 8:11 | en van uw volk wijken; zij zullen alleen in de rivier
566 Exo 8:14 | 14 En zij vergaderden ze samen bij
567 Exo 8:17 | 17 En zij deden alzo; want Aaron strekte
568 Exo 8:18 | met hun bezweringen, opdat zij luizen voortbrachten; doch
569 Exo 8:18 | luizen voortbrachten; doch zij konden niet; zo waren de
570 Exo 8:20 | Laat Mijn volk trekken, dat zij Mij dienen; ~
571 Exo 8:21 | ook het aardrijk, waarop zij zijn. ~
572 Exo 8:22 | vermenging van ongedierte zij, opdat gij weet, dat Ik,
573 Exo 8:26 | hun ogen offerden, zouden zij ons niet stenigen? ~
574 Exo 9:9 | 9 En zij zal tot klein stof worden
575 Exo 9:9 | het ganse Egypteland; en zij zal aan de mensen, en aan
576 Exo 9:10 | 10 En zij namen as uit den oven, en
577 Exo 9:13 | Laat Mijn volk trekken, dat zij Mij dienen. ~
578 Exo 9:19 | hen vallen zal, zo zullen zij sterven. ~
579 Exo 9:28 | donder Gods noch hagel meer zij; dan zal ik ulieden trekken
580 Exo 9:32 | werden niet geslagen; want zij waren bedekt. ~
581 Exo 10:3 | Laat Mijn volk trekken, dat zij Mij dienen. ~
582 Exo 10:5 | 5 En zij zullen het gezicht des lands
583 Exo 10:5 | niet zal kunnen zien; en zij zullen afeten het overige
584 Exo 10:5 | overgebleven was van den hagel; zij zullen ook al het geboomte
585 Exo 10:6 | 6 En zij zullen vervullen uw huizen,
586 Exo 10:6 | hebben, van dien dag af, dat zij op den aardbodem geweest
587 Exo 10:7 | laat de mannen trekken, dat zij den HEERE hun God dienen!
588 Exo 10:8 | uw God! wie en wie zijn zij, die gaan zullen? ~
589 Exo 10:10 | zeide hij tot hen: De HEERE zij alzo met ulieden, gelijk
590 Exo 10:12 | om de sprinkhanen, dat zij opkomen over Egypteland,
591 Exo 10:15 | 15 Want zij bedekten het gezicht des
592 Exo 10:15 | land verduisterd werd; en zij aten al het kruid des lands
593 Exo 10:23 | 23 Zij zagen de een de ander niet;
594 Exo 12:2 | hoofd der maanden zijn; zij zal u de eerste van de maanden
595 Exo 12:7 | 7 En zij zullen van het bloed nemen,
596 Exo 12:7 | aan de huizen, in welke zij het eten zullen.
597 Exo 12:8 | 8 En zij zullen het vlees eten in
598 Exo 12:8 | met ongezuurde broden; zij zullen het met bittere saus
599 Exo 12:19 | Israel uitgeroeid worden, hij zij een vreemdeling of een ingeborene
600 Exo 12:28 | geboden had, alzo deden zij. ~
601 Exo 12:33 | het land te drijven; want zij zeiden: Wij zijn allen dood! ~
602 Exo 12:36 | ogen der Egyptenaren, dat zij hun hun begeerte deden;
603 Exo 12:36 | hun hun begeerte deden; en zij beroofden de Egyptenaren. ~
604 Exo 12:39 | 39 En zij bakten van het deeg, dat
605 Exo 12:39 | bakten van het deeg, dat zij uit Egypte gebracht hadden,
606 Exo 12:39 | niet gedesemd; overmits zij uit Egypte uitgedreven werden,
607 Exo 12:39 | uitgedreven werden, zodat zij niet vertoeven konden, noch
608 Exo 12:49 | 49 Enerlei wet zij voor de ingeborene, en den
609 Exo 12:50 | geboden had, alzo deden zij. ~
610 Exo 13:9 | wet des HEEREN in uw mond zij, omdat u de HEERE door een
611 Exo 13:17 | den volke niet rouwe, als zij den strijd zien zouden,
612 Exo 13:20 | 20 Alzo reisden zij uit Sukkoth; en zij legerden
613 Exo 13:20 | reisden zij uit Sukkoth; en zij legerden zich in Etham,
614 Exo 14:2 | de kinderen Israels, dat zij wederkeren, en zich legeren
615 Exo 14:3 | van de kinderen Israels: Zij zijn verward in het land;
616 Exo 14:4 | dat Ik de HEERE ben. En zij deden alzo. ~
617 Exo 14:5 | veranderd tegen het volk, en zij zeiden: Waarom hebben wij
618 Exo 14:5 | hebben laten trekken, dat zij ons niet dienden? ~
619 Exo 14:9 | achterhaalden hen, daar zij zich gelegerd hadden aan
620 Exo 14:10 | Egyptenaars togen achter hen; en zij vreesden zeer; toen riepen
621 Exo 14:11 | 11 En zij zeiden tot Mozes: Hebt gij
622 Exo 14:15 | den kinderen Israels, dat zij voorttrekken. ~
623 Exo 14:17 | Egyptenaren verstokken, dat zij na hen daarin gaan; en Ik
624 Exo 14:20 | 20 En zij kwamen tussen het leger
625 Exo 14:28 | wederkeerden, zo bedekten zij de wagenen en de ruiters
626 Exo 15:5 | afgronden hebben hen bedekt; zij zijn in de diepten gezonken
627 Exo 15:10 | de zee heeft hen gedekt, zij zonken onder als lood in
628 Exo 15:14 | volken hebben het gehoord, zij zullen sidderen; weedom
629 Exo 15:16 | grootheid van Uw arm zullen zij verstommen, als een steen,
630 Exo 15:22 | van de Schelfzee af; en zij trokken uit tot in de woestijn
631 Exo 15:22 | tot in de woestijn Sur, en zij gingen drie dagen in de
632 Exo 15:23 | 23 Toen kwamen zij te Mara; doch zij konden
633 Exo 15:23 | kwamen zij te Mara; doch zij konden het water van Mara
634 Exo 15:27 | 27 Toen kwamen zij te Elim, en daar waren twaalf
635 Exo 15:27 | en zeventig palmbomen; en zij legerden zich aldaar aan
636 Exo 16:1 | 1 Toen zij van Elim gereisd waren,
637 Exo 16:1 | der tweede maand, nadat zij uit Egypteland uitgegaan
638 Exo 16:5 | geschieden op den zesden dag, dat zij bereiden zullen hetgeen
639 Exo 16:5 | bereiden zullen hetgeen zij ingebracht zullen hebben;
640 Exo 16:5 | dubbel zijn boven hetgeen zij dagelijks zullen verzamelen. ~
641 Exo 16:10 | kinderen Israels sprak, en zij zich naar de woestijn keerden,
642 Exo 16:15 | Israels zagen, zo zeiden zij, de een tot den ander: Het
643 Exo 16:15 | ander: Het is Man, want zij wisten niet wat het was.
644 Exo 16:18 | 18 Doch als zij het met de gomer maten,
645 Exo 16:20 | 20 Doch zij hoorden niet naar Mozes,
646 Exo 16:21 | 21 Zij nu verzamelden het allen
647 Exo 16:22 | geschiedde op den zesden dag, dat zij dubbel brood verzamelden,
648 Exo 16:24 | 24 En zij legden het op tot den morgen,
649 Exo 16:27 | om te verzamelen; doch zij vonden niet. ~
650 Exo 16:32 | voor uw geslachten, opdat zij zien het brood, dat Ik ulieden
651 Exo 16:35 | Man veertig jaren, totdat zij in een bewoond land kwamen;
652 Exo 16:35 | een bewoond land kwamen; zij aten Man, totdat zij kwamen
653 Exo 16:35 | kwamen; zij aten Man, totdat zij kwamen aan de pale van het
654 Exo 17:1 | het bevel des HEEREN, en zij legerden zich te Rafidim.
655 Exo 17:4 | feilt niet veel aan, of zij zullen mij stenigen. ~
656 Exo 17:7 | kinderen Israels, en omdat zij den HEERE verzocht hadden,
657 Exo 17:12 | werden zwaar; daarom namen zij een steen, en legden dien
658 Exo 18:7 | boog zich, en kuste hem; en zij vraagden de een den ander
659 Exo 18:7 | ander naar den welstand, en zij gingen naar de tent. ~
660 Exo 18:10 | En Jethro zeide: Gezegend zij de HEERE, Die ulieden verlost
661 Exo 18:11 | want in de zaak, waarin zij trotselijk gehandeld hebben,
662 Exo 18:16 | 16 Wanneer zij een zaak hebben, zo komt
663 Exo 18:20 | hun bekend den weg, waarin zij wandelen zullen, en het
664 Exo 18:20 | zullen, en het werk, dat zij doen zullen. ~
665 Exo 18:22 | 22 Dat zij dit volk te allen tijde
666 Exo 18:22 | doch het geschiede, dat zij alle grote zaken aan u brengen,
667 Exo 18:22 | aan u brengen, maar dat zij alle kleine zaken richten;
668 Exo 18:26 | 26 Dat zij het volk te allen tijde
669 Exo 18:26 | tot Mozes brachten, maar zij alle kleine zaak richtten. ~
670 Exo 19:1 | ten zelfden dage kwamen zij in de woestijn Sinai. ~
671 Exo 19:2 | 2 Want zij togen uit Rafidim, en kwamen
672 Exo 19:2 | in de woestijn Sinai, en zij legerden zich in de woestijn;
673 Exo 19:9 | Ik met u spreek, en dat zij ook eeuwiglijk aan u geloven.
674 Exo 19:10 | heden en morgen, en dat zij hun klederen wassen, ~
675 Exo 19:13 | ramshoorn langzaam gaat, zullen zij op den berg klimmen. ~
676 Exo 19:14 | hij heiligde het volk; en zij wiesen hun klederen. ~
677 Exo 19:17 | leger, Gode tegemoet; en zij stonden aan het onderste
678 Exo 19:21 | af, betuig dit volk, dat zij niet doorbreken tot den
679 Exo 20:18 | het volk zulks zag, weken zij af, en stonden van verre. ~
680 Exo 20:19 | 19 En zij zeiden tot Mozes: Spreek
681 Exo 21:4 | heer een vrouw gegeven, en zij hem zonen of dochteren gebaard
682 Exo 21:7 | een dienstmaagd, zo zal zij niet uitgaan, gelijk de
683 Exo 21:8 | 8 Indien zij kwalijk bevalt in de ogen
684 Exo 21:11 | dingen niet doet, zo zal zij om niet uitgaan, zonder
685 Exo 21:22 | doch geen dodelijk verderf zij, zo zal hij zekerlijk gestraft
686 Exo 22:16 | een bruidschat geven, dat zij hem ter vrouwe zij. ~
687 Exo 22:16 | dat zij hem ter vrouwe zij. ~
688 Exo 22:23 | enigszins beledigt, en indien zij enigszins tot Mij roepen,
689 Exo 22:30 | schapen; zeven dagen zullen zij bij hun moeder zijn, op
690 Exo 23:33 | 33 Zij zullen in uw land niet wonen,
691 Exo 23:33 | uw land niet wonen, opdat zij u tegen Mij niet doen zondigen;
692 Exo 24:2 | tot den HEERE, maar dat zij niet naderen; en het volk
693 Exo 24:3 | het volk met een stem, en zij zeiden: Al deze woorden,
694 Exo 24:7 | voor de oren des volks; en zij zeiden: Al wat de HEERE
695 Exo 24:10 | 10 En zij zagen den God van Israel,
696 Exo 24:11 | de kinderen Israels; maar zij aten en dronken, nadat zij
697 Exo 24:11 | zij aten en dronken, nadat zij God gezien hadden. ~
698 Exo 25:2 | de kinderen Israels, dat zij voor Mij een hefoffer nemen.
699 Exo 25:8 | 8 En zij zullen Mij een heiligdom
700 Exo 25:10 | 10 Zo zullen zij een ark van sittimhout maken;
701 Exo 25:15 | de ringen der ark zijn; zij zullen er niet uitgetogen
702 Exo 25:29 | haar kroezen (met welke zij bedekt zal worden); van
703 Exo 26:6 | opdat het een tabernakel zij. ~
704 Exo 26:11 | de tent samenvoegen, dat zij een zij.
705 Exo 26:11 | samenvoegen, dat zij een zij.
706 Exo 26:24 | 24 En zij zullen van beneden als tweelingen
707 Exo 26:24 | tweelingen samengevoegd zijn; zij zullen ook als tweelingen
708 Exo 26:24 | twee hoekberderen zullen zij zijn. ~
709 Exo 27:5 | tot het midden des altaars zij. ~
710 Exo 27:8 | gewezen heeft, alzo zullen zij doen. ~
711 Exo 27:20 | kinderen Israels gebieden, dat zij tot u brengen reine olie
712 Exo 28:3 | wijsheid vervuld heb, dat zij voor Aaron klederen maken,
713 Exo 28:4 | nu zijn de klederen, die zij maken zullen: een borstlap,
714 Exo 28:4 | een hoed en een gordel; zij zullen dan voor uw broeder
715 Exo 28:5 | 5 Zij zullen ook het goud, en
716 Exo 28:11 | gij zult ze maken, dat zij omvat zijn in gouden kastjes. ~
717 Exo 28:20 | Sardonix, en een Jaspis; zij zullen met goud ingevat
718 Exo 28:21 | van Israel, met hun namen; zij zullen als zegelen gegraveerd
719 Exo 28:21 | de twaalf stammen zullen zij zijn. ~
720 Exo 28:28 | 28 En zij zullen den borstlap met
721 Exo 28:28 | kunstelijken riem van den efod zij; en de borstlap zal van
722 Exo 28:30 | en de Thummim zetten, dat zij op het hart van Aaron zijn,
723 Exo 28:34 | daarna een granaatappel zij; wederom een gouden schelletje,
724 Exo 28:37 | hemelsblauw snoer, alzo dat zij aan den hoed zij; aan de
725 Exo 28:37 | alzo dat zij aan den hoed zij; aan de voorste zijde des
726 Exo 28:37 | voorste zijde des hoeds zal zij zijn. ~
727 Exo 28:38 | 38 En zij zal op het voorhoofd van
728 Exo 28:38 | hunner geheiligde dingen; en zij zal geduriglijk aan zijn
729 Exo 28:41 | vullen, en hen heiligen, dat zij Mij het priesterambt bedienen. ~
730 Exo 28:42 | der schaamte te bedekken; zij zullen zijn van de lenden
731 Exo 28:43 | zullen die aanhebben, als zij in de tent der samenkomst
732 Exo 28:43 | samenkomst gaan, of als zij tot het altaar treden zullen,
733 Exo 28:43 | heilige te dienen; opdat zij geen ongerechtigheid dragen
734 Exo 29:1 | om hen te heiligen, dat zij Mij het priesterambt bedienen:
735 Exo 29:9 | de mutsen opbinden, opdat zij het priesterambt hebben
736 Exo 29:21 | hem; opdat hij geheiligd zij, en zijn klederen, ook zijn
737 Exo 29:33 | 33 En zij zullen die dingen eten,
738 Exo 29:43 | kinderen Israels; opdat zij geheiligd worden door Mijn
739 Exo 29:44 | zijn zonen heiligen, opdat zij Mij het priesterambt bedienen. ~
740 Exo 29:46 | 46 En zij zullen weten, dat Ik de
741 Exo 30:4 | aan zijn beide zijden; en zij zullen zijn tot plaatsen
742 Exo 30:12 | getelden onder hen, zo zullen zij een iegelijk de verzoening
743 Exo 30:12 | opdat onder hen geen plage zij, als gij hen tellen zult. ~
744 Exo 30:13 | 13 Dit zullen zij geven, al die tot de getelden
745 Exo 30:20 | 20 Wanneer zij in de tent der samenkomst
746 Exo 30:20 | samenkomst zullen gaan, zo zullen zij zich met water wassen, opdat
747 Exo 30:20 | met water wassen, opdat zij niet sterven; of wanneer
748 Exo 30:20 | niet sterven; of wanneer zij tot het altaar naderen,
749 Exo 30:20 | naderen, om te dienen, dat zij het vuuroffer den HEERE
750 Exo 30:21 | 21 Zij zullen dan hun handen en
751 Exo 30:21 | en voeten wassen, opdat zij niet sterven; en dit zal
752 Exo 30:29 | zult ze alzo heiligen, dat zij heiligheid der heiligheden
753 Exo 30:32 | maken; het is heiligheid, zij zal ulieden heiligheid zijn. ~
754 Exo 30:34 | wierook; dat elk bijzonder zij. ~
755 Exo 31:6 | Ik wijsheid gegeven; en zij zullen maken al wat Ik u
756 Exo 31:11 | Ik u geboden heb, zullen zij het maken. ~
757 Exo 32:1 | zich het volk tot Aaron, en zij zeiden tot hem: Sta op,
758 Exo 32:1 | weten niet, wat hem geschied zij. ~
759 Exo 32:3 | die in hun oren waren; en zij brachten ze tot Aaron. ~
760 Exo 32:4 | kalf daaruit. Toen zeiden zij: Dit zijn uw goden, Israel!
761 Exo 32:6 | 6 En zij stonden des anderen daags
762 Exo 32:6 | drinken; daarna stonden zij op, om te spelen. ~
763 Exo 32:8 | 8 En zij zijn haast afgeweken van
764 Exo 32:8 | dien Ik hun geboden had, zij hebben zich een gegoten
765 Exo 32:8 | gegoten kalf gemaakt; en zij hebben zich voor hetzelve
766 Exo 32:13 | ulieder zaad geven, dat zij het erfelijk bezitten in
767 Exo 32:15 | beide zijden beschreven, zij waren op de ene en op de
768 Exo 32:20 | En hij nam dat kalf, dat zij gemaakt hadden, en verbrandde
769 Exo 32:23 | 23 Zij dan zeiden tot mij: Maak
770 Exo 32:23 | weten niet, wat hem geschied zij. ~
771 Exo 32:31 | grote zonde gezondigd, dat zij zich gouden goden gemaakt
772 Exo 32:35 | de HEERE dit volk, omdat zij dat kalf gemaakt hadden,
773 Exo 33:1 | zich het volk tot Aaron, en zij zeiden tot hem: Sta op,
774 Exo 33:1 | weten niet, wat hem geschied zij. ~
775 Exo 33:3 | die in hun oren waren; en zij brachten ze tot Aaron. ~
776 Exo 33:4 | kalf daaruit. Toen zeiden zij: Dit zijn uw goden, Israel!
777 Exo 33:6 | 6 En zij stonden des anderen daags
778 Exo 33:6 | drinken; daarna stonden zij op, om te spelen. ~
779 Exo 33:8 | 8 En zij zijn haast afgeweken van
780 Exo 33:8 | dien Ik hun geboden had, zij hebben zich een gegoten
781 Exo 33:8 | gegoten kalf gemaakt; en zij hebben zich voor hetzelve
782 Exo 33:13 | ulieder zaad geven, dat zij het erfelijk bezitten in
783 Exo 33:15 | beide zijden beschreven, zij waren op de ene en op de
784 Exo 33:20 | En hij nam dat kalf, dat zij gemaakt hadden, en verbrandde
785 Exo 33:23 | 23 Zij dan zeiden tot mij: Maak
786 Exo 33:23 | weten niet, wat hem geschied zij. ~
787 Exo 33:31 | grote zonde gezondigd, dat zij zich gouden goden gemaakt
788 Exo 33:35 | de HEERE dit volk, omdat zij dat kalf gemaakt hadden,
789 Exo 34:4 | woord hoorde, zo droegen zij leed; en niemand van hen
790 Exo 34:8 | de deur zijner tent; en zij zagen Mozes na, totdat hij
791 Exo 34:10 | stond al het volk op, en zij bogen zich, een ieder in
792 Exo 34:38 | inwoner van dat land; en zij hun goden niet nahoereren,
793 Exo 34:53 | aangezichts; daarom vreesden zij tot hem toe te treden. ~
794 Exo 35:21 | 21 En zij kwamen, alle man, wiens
795 Exo 35:22 | alle vrijwilligen van hart; zij brachten haken, en oorsierselen,
796 Exo 35:25 | sponnen met haar handen, en zij brachten het gesponnene,
797 Exo 36:1 | gegeven had, om te weten, hoe zij maken zouden alle werk ten
798 Exo 36:3 | 3 Zij dan namen van voor het aangezicht
799 Exo 36:3 | heiligdoms, om dat te maken; doch zij brachten tot hem nog allen
800 Exo 36:4 | man van zijn werk, hetwelk zij maakten; ~
801 Exo 36:5 | 5 En zij spraken tot Mozes, zeggende:
802 Exo 36:18 | tent samen te voegen, dat zij een ware. ~
803 Exo 36:29 | 29 En zij waren van beneden als tweelingen
804 Exo 36:29 | tweelingen samengevoegd, zij waren ook als tweelingen
805 Exo 39:1 | 1 Zij maakten ook ambtsklederen,
806 Exo 39:1 | scharlaken; ook maakten zij de heilige klederen, die
807 Exo 39:3 | 3 En zij rekten uit de dunne platen
808 Exo 39:4 | 4 Zij maakten samenvoegende schouderbanden
809 Exo 39:6 | 6 Zij bereidden ook de sardonixstenen,
810 Exo 39:9 | 9 Hij was vierkant; zij maakten den borstlap dubbel;
811 Exo 39:10 | 10 En zij vulden daarin vier rijen
812 Exo 39:15 | 15 Zij maakten ook aan den borstlap
813 Exo 39:16 | 16 En zij maakten twee gouden kastjes,
814 Exo 39:16 | en twee gouden ringen; en zij zetten die twee ringen aan
815 Exo 39:17 | 17 En zij zetten de twee gedraaide
816 Exo 39:18 | gedraaide ketenen zetten zij aan de twee kastjes, en
817 Exo 39:18 | aan de twee kastjes, en zij zetten ze aan de schouderbanden
818 Exo 39:19 | 19 Zij maakten ook twee gouden
819 Exo 39:19 | twee gouden ringen, die zij aan de twee andere einden
820 Exo 39:20 | 20 Nog maakten zij twee gouden ringen, die
821 Exo 39:20 | twee gouden ringen, die zij zetten aan de twee schouderbanden
822 Exo 39:21 | 21 En zij bonden den borstlap met
823 Exo 39:24 | zomen des mantels maakten zij granaatappelen van hemelsblauw,
824 Exo 39:25 | 25 Zij maakten ook schelletjes
825 Exo 39:25 | schelletjes van louter goud, en zij stelden de schelletjes tussen
826 Exo 39:27 | 27 Zij maakten ook de rokken van
827 Exo 39:30 | 30 Zij maakten ook de plaat van
828 Exo 39:30 | heiligheid van louter goud, en zij schreven daarop een schrift,
829 Exo 39:31 | 31 En zij hechtten een snoer van hemelsblauw
830 Exo 39:32 | geboden had; alzo hadden zij het gemaakt. ~
831 Exo 39:33 | 33 Daarna brachten zij den tabernakel tot Mozes,
832 Exo 39:43 | het ganse werk, en ziet, zij hadden het gemaakt, gelijk
833 Exo 39:43 | geboden had; alzo hadden zij het gemaakt. Toen zegende
834 Exo 40:15 | zult gezalfd hebben, dat zij Mij het priesterambt bedienen.
835 Exo 40:32 | 32 Als zij ingingen tot de tent der
836 Exo 40:32 | tent der samenkomst, en als zij tot het altaar naderden,
837 Exo 40:32 | altaar naderden, zo wiesen zij zich, gelijk als de HEERE
838 Exo 40:37 | opgeheven werd, zo reisden zij niet tot op den dag, dat
839 Exo 40:37 | niet tot op den dag, dat zij opgeheven werd. ~
840 Lev 1:4 | opdat het voor hem aangenaam zij, om hem te verzoenen. ~
841 Lev 2:5 | spijsoffer is, in de pan gekookt, zij zal zijn van ongezuurde
842 Lev 2:12 | maar op het altaar zullen zij niet komen tot een liefelijken
843 Lev 3:17 | 17 Dit zij een eeuwige inzetting voor
844 Lev 4:13 | gemeente verborgen is, en zij iets gedaan zullen hebben
845 Lev 4:14 | 14 En die zonde, die zij daartegen gezondigd zullen
846 Lev 6:16 | tent der samenkomst zullen zij dat eten. ~
847 Lev 6:18 | Aaron zal het eten; het zij een eeuwige inzetting voor
848 Lev 6:20 | Aaron en van zijn zonen, die zij den HEERE offeren zullen,
849 Lev 6:22 | worden, hetzelfde doen; het zij een eeuwige inzetting; het
850 Lev 7:2 | 2 In de plaats, waar zij het brandoffer slachten,
851 Lev 7:2 | brandoffer slachten, zullen zij het schuldoffer slachten;
852 Lev 7:36 | als Hij hen zalfde; het zij een eeuwige inzetting voor
853 Lev 7:38 | kinderen Israels gebood, dat zij hun offeranden den HEERE,
854 Lev 8:28 | altaar, op het brandoffer; zij waren vulofferen tot een
855 Lev 8:29 | het aangezicht des HEEREN; zij werd Mozes ten dele van
856 Lev 9:5 | 5 Toen namen zij hetgeen Mozes geboden had,
857 Lev 9:13 | 13 Ook leverden zij aan hem het brandoffer in
858 Lev 9:20 | 20 En zij legden het vet op de borsten;
859 Lev 9:23 | samenkomst; daarna kwamen zij uit, en zegenden het volk;
860 Lev 9:24 | volk dit zag, zo juichten zij, en vielen op hun aangezichten. ~
861 Lev 10:2 | HEEREN, en verteerde hen; en zij stierven voor het aangezicht
862 Lev 10:5 | 5 Toen traden zij toe, en droegen hen, in
863 Lev 10:7 | zalfolie des HEEREN is op u. En zij deden naar het woord van
864 Lev 10:9 | opdat gij niet sterft; het zij een eeuwige inzetting onder
865 Lev 10:14 | zonen bescheiden deel, zijn zij uit de dankofferen der kinderen
866 Lev 10:15 | en de beweegborst zullen zij nevens de vuurofferen des
867 Lev 10:19 | Mozes: Zie, heden hebben zij hun zondoffer en hun brandoffer
868 Lev 11:8 | dood aas niet aanroeren, zij zullen u onrein zijn. ~
869 Lev 11:11 | Ja, een verfoeisel zullen zij u zijn; van hun vlees zult
870 Lev 11:13 | zult gij deze verfoeien, zij zullen niet gegeten worden,
871 Lev 11:13 | zullen niet gegeten worden, zij zullen een verfoeisel zijn:
872 Lev 11:28 | zijn tot aan den avond; zij zullen u onrein zijn. ~
873 Lev 11:31 | zal aangeroerd hebben, als zij dood zijn, zal onrein zijn
874 Lev 11:32 | dezelve vallen zal, als zij dood zijn, zal onrein zijn,
875 Lev 11:35 | pan zal verbroken worden; zij zijn onrein, daarom zullen
876 Lev 11:35 | zijn onrein, daarom zullen zij u onrein zijn. ~
877 Lev 11:42 | zult gij niet eten, want zij zijn een verfoeisel. ~
878 Lev 11:45 | opdat Ik u tot een God zij, en opdat gij heilig zijt,
879 Lev 12:2 | gebaard zal hebben, zo zal zij zeven dagen onrein zijn;
880 Lev 12:2 | afzondering harer krankheid zal zij onrein zijn. ~
881 Lev 12:4 | 4Daarna zal zij drie en dertig dagen blijven
882 Lev 12:4 | reiniging; niets heiligs zal zij aanroeren, en tot het heiligdom
883 Lev 12:4 | en tot het heiligdom zal zij niet komen, totdat de dagen
884 Lev 12:5 | 5Maar indien zij een meisje gebaard zal hebben,
885 Lev 12:5 | gebaard zal hebben, zo zal zij twee weken onrein zijn,
886 Lev 12:5 | afzondering; daarna zal zij zes en zestig dagen blijven
887 Lev 12:6 | vervuld zullen zijn, zo zal zij een eenjarig lam ten brandoffer,
888 Lev 12:7 | verzoening doen, zo zal zij rein zijn van den vloed
889 Lev 12:8 | voor een lam vindt, zo zal zij twee tortelduiven, of twee
890 Lev 12:8 | verzoening doen; zo zal zij rein zijn. ~\ ~
891 Lev 13:13 | plaag heeft, rein verklaren; zij is geheel in wit veranderd;
892 Lev 13:20 | de plaag der melaatsheid, zij is door de zweer uitgebot. ~
893 Lev 13:22 | 22 Zo zij daarna gans in het vel uitgespreid
894 Lev 13:25 | melaatsheid, door den brand is zij uitgebot; daarom zal hem
895 Lev 13:26 | blaar geen wit haar is, en zij niet lager dan het vel,
896 Lev 13:27 | zevenden dag bezien; indien zij gans uitgespreid is in het
897 Lev 13:49 | melaatsheid; daarom zal zij den priester vertoond worden. ~
898 Lev 13:56 | ziet, die plaag, nadat zij zal gewassen zijn, ingetrokken
899 Lev 13:57 | 57 Maar zo zij nog aan het kleed, of aan
900 Lev 14:36 | priester zal gebieden, dat zij dat huis ruimen, aleer de
901 Lev 14:40 | de priester gebieden, dat zij de stenen, in welke die
902 Lev 14:41 | binnen doen schrabben, en zij zullen het stof, dat zij
903 Lev 14:41 | zij zullen het stof, dat zij afgeschrabd hebben, tot
904 Lev 14:42 | 42 Daarna zullen zij andere stenen nemen, en
905 Lev 15:18 | zal hebben; daarom zullen zij zich met water baden, en
906 Lev 15:19 | bloed in haar vlees, zo zal zij zeven dagen in haar afzondering
907 Lev 15:20 | 20 En al hetgeen, waarop zij in haar afzondering zal
908 Lev 15:20 | mitsgaders alles, waarop zij zal gezeten hebben, zal
909 Lev 15:22 | al wie enig tuig, waarop zij gezeten zal hebben, aanroert,
910 Lev 15:23 | of op het tuig, waarop zij zat, als hij dat aanroerde,
911 Lev 15:24 | haar afzondering op hem zij, zo zal hij zeven dagen
912 Lev 15:25 | vloeien zal, of wanneer zij vloeien zal boven hare afzondering,
913 Lev 15:25 | boven hare afzondering, zij zal al den dagen van den
914 Lev 15:26 | 26 Alle leger, waarop zij al de dagen haars vloeds
915 Lev 15:26 | afzondering; en alle tuig, waarop zij zal gezeten hebben, zal
916 Lev 15:28 | 28 Maar als zij van haar vloed rein wordt,
917 Lev 15:28 | vloed rein wordt, dan zal zij voor zich zeven dagen tellen,
918 Lev 15:28 | dagen tellen, daarna zal zij rein zijn. ~
919 Lev 15:29 | op den achtsten dag zal zij voor zich twee tortelduiven,
920 Lev 15:29 | twee jonge duiven nemen, en zij zal die tot den priester
921 Lev 15:31 | hun onreinigheid; opdat zij in hun onreinigheid niet
922 Lev 15:31 | onreinigheid niet sterven, als zij Mijn tabernakel, die in
923 Lev 16:1 | Aaron gestorven waren, als zij genaderd waren voor het
924 Lev 16:27 | vlees en hun mest zullen zij met vuur verbranden. ~
925 Lev 17:5 | slachtofferen brengen, welke zij op het veld slachten, dat
926 Lev 17:5 | op het veld slachten, dat zij die den HEERE toebrengen,
927 Lev 17:7 | 7 En zij zullen ook niet meer hun
928 Lev 17:7 | slachtofferen den duivelen, welke zij nahoereren, offeren; dat
929 Lev 18:7 | uwer moeder niet ontdekken; zij is uw moeder; gij zult haar
930 Lev 18:10 | gij niet ontdekken; want zij zijn uw schaamte. ~
931 Lev 18:11 | die uw vader geboren is (zij is uw zuster), haar schaamte
932 Lev 18:12 | uws vaders niet ontdekken; zij is uws vaders nabestaande. ~
933 Lev 18:13 | moeder niet ontdekken; want zij is uwer moeder nabestaande. ~
934 Lev 18:14 | huisvrouw zult gij niet naderen; zij is uw moei. ~
935 Lev 18:15 | schoondochter niet ontdekken; zij is uws zoons huisvrouw;
936 Lev 18:17 | haar schaamte te ontdekken; zij zijn nabestaanden; het is
937 Lev 19:20 | zullen gegeseld worden; zij zullen niet gedood worden;
938 Lev 19:20 | niet gedood worden; want zij was niet vrij gemaakt. ~
939 Lev 20:11 | vaders schaamte ontdekt; zij beiden zullen zekerlijk
940 Lev 20:12 | zoons zal gelegen hebben, zij zullen beiden zekerlijk
941 Lev 20:12 | zekerlijk gedood worden; zij hebben een gruwelijke vermenging
942 Lev 20:13 | vrouwelijke bijligging, zij hebben beiden een gruwel
943 Lev 20:13 | beiden een gruwel gedaan; zij zullen zekerlijk gedood
944 Lev 20:14 | daad in het midden van u zij. ~
945 Lev 20:16 | vrouw en dat beest doden; zij zullen zekerlijk gedood
946 Lev 20:17 | haar schaamte gezien, en zij zijn schaamte zal gezien
947 Lev 20:17 | schandvlek; daarom zullen zij voor de ogen van de kinderen
948 Lev 20:18 | haar fontein ontbloot, en zij zelve de fontein haars bloeds
949 Lev 20:18 | ontdekt zal hebben, zo zullen zij beiden uit het midden huns
950 Lev 20:19 | nabestaande ontbloot heeft, zullen zij hun ongerechtigheid dragen. ~
951 Lev 20:20 | schaamte zijns ooms ontdekt; zij zullen hun zonde dragen;
952 Lev 20:20 | zonder kinderen zullen zij sterven. ~
953 Lev 20:21 | zijns broeders ontdekt; zij zullen zonder kinderen zijn. ~
954 Lev 20:23 | want al deze dingen hebben zij gedaan; daarom ben Ik op
955 Lev 20:27 | duivelskunstenaar zal zijn, zij zullen zekerlijk gedood
956 Lev 21:5 | 5 Zij zullen op hun hoofd geen
957 Lev 21:5 | en in hun vlees zullen zij geen sneden snijden. ~
958 Lev 21:6 | 6 Zij zullen hun God heilig zijn,
959 Lev 21:6 | den Naam huns Gods zullen zij niet ontheiligen; want zij
960 Lev 21:6 | zij niet ontheiligen; want zij offeren de vuurofferen des
961 Lev 21:6 | huns Gods; daarom zullen zij heilig zijn. ~
962 Lev 21:7 | 7 Zij zullen geen vrouw nemen,
963 Lev 21:9 | zal beginnen te hoereren, zij ontheiligt haar vader; met
964 Lev 21:9 | haar vader; met vuur zal zij verbrand worden. ~
965 Lev 21:18 | zal zijn, zal naderen, hij zij een blind man, of kreupel,
966 Lev 22:2 | Aaron en tot zijn zonen, dat zij zich van de heilige dingen
967 Lev 22:2 | der kinderen Israels, die zij Mij heiligen, afzonderen,
968 Lev 22:2 | heiligen, afzonderen, opdat zij de Naam Mijner heiligheid
969 Lev 22:9 | 9 Zij zullen dan Mijn bevel onderhouden,
970 Lev 22:9 | bevel onderhouden, opdat zij geen zonde daarover dragen
971 Lev 22:9 | dragen en daarin sterven, als zij die ontheiligd zouden hebben;
972 Lev 22:12 | vreemden man zal toebehoren, zij zal van het hefoffer der
973 Lev 22:13 | wedergekeerd zijn, zo zal zij van de spijze haars vaders
974 Lev 22:15 | 15 Zo zullen zij niet ontheiligen de heilige
975 Lev 22:15 | der kinderen Israels, die zij den HEERE zullen gegeven
976 Lev 22:16 | ongerechtigheid der schuld, als zij hun heilige dingen zouden
977 Lev 22:18 | vrijwillige offeren, die zij den HEERE ten brandoffer
978 Lev 22:21 | zijn, opdat het aangenaam zij; geen gebrek zal daarin
979 Lev 22:25 | hen, in dezelve is gebrek, zij zouden niet aangenaam zijn
980 Lev 22:33 | opdat Ik u tot een God zij; Ik ben de HEERE! ~s HEEREN,
981 Lev 22:42 | opdat het voor u aangenaam zij; des anderen daags na den
982 Lev 22:48 | twee beweegbroden brengen, zij zullen van twee tienden
983 Lev 22:48 | meelbloem zijn, gedesemd zullen zij gebakken worden; het zijn
984 Lev 22:49 | en twee rammen offeren; zij zullen den HEERE een brandoffer
985 Lev 22:51 | de twee lammeren bewegen; zij zullen den HEERE een heilig
986 Lev 23:2 | den kinderen Israels, dat zij tot u brengen zuivere gestoten
987 Lev 23:11 | vloekte; daarom brachten zij hem tot Mozes; de naam nu
988 Lev 23:12 | 12 En zij leidden hem in de gevangenis,
989 Lev 23:23 | de kinderen Israels, dat zij den vloeker tot buiten het
990 Lev 24:31 | daarvoor zal lossing zijn, en zij zullen in het jubeljaar
991 Lev 24:38 | opdat Ik u tot een God zij. ~
992 Lev 24:42 | 42 Want zij zijn Mijn dienstknechten,
993 Lev 24:42 | Egypteland uitgevoerd heb; zij zullen niet verkocht worden,
994 Lev 24:45 | die bij u zullen zijn, die zij in uw land zullen gewonnen
995 Lev 24:45 | zullen gewonnen hebben; en zij zullen u tot een bezitting
996 Lev 24:46 | uw kinderen na u, opdat zij de bezitting erven; gij
997 Lev 24:55 | Mijn dienstknechten zijn zij, die Ik uit Egypteland uitgevoerd
998 Lev 25:6 | slapen liggen, en niemand zij, die verschrikke; en Ik
999 Lev 25:7 | uw vijanden vervolgen; en zij zullen voor uw aangezicht
1000 Lev 25:36 | gedreven blad hen jagen zal, en zij zullen vlieden, gelijk men
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8801 |