1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8801
Book Chapter: Verse
4001 Job 24:4 | 4 Zij doen de nooddruftigen wijken
4002 Job 24:5 | 5 Ziet, zij zijn woudezels in de woestijn;
4003 Job 24:5 | woudezels in de woestijn; zij gaan uit tot hun werk, makende
4004 Job 24:6 | 6 Op het veld maaien zij zijn voeder, en den wijnberg
4005 Job 24:6 | wijnberg des goddelozen lezen zij af. ~
4006 Job 24:7 | 7 Den naakten laten zij vernachten zonder kleding,
4007 Job 24:8 | stroom der bergen worden zij nat, en zonder toevlucht
4008 Job 24:8 | toevlucht zijnde, omhelzen zij de steenrotsen. ~
4009 Job 24:9 | 9 Zij rukken het weesje van de
4010 Job 24:9 | over den arme is, nemen zij te pand. ~
4011 Job 24:10 | 10 Den naakte doen zij weggaan zonder kleed, en
4012 Job 24:11 | Tussen hun muren persen zij olie uit, treden de wijnpersen,
4013 Job 24:13 | 13 Zij zijn onder de wederstrevers
4014 Job 24:13 | wederstrevers des lichts; zij kennen Zijn wegen niet,
4015 Job 24:13 | kennen Zijn wegen niet, en zij blijven niet op Zijn paden. ~
4016 Job 24:16 | doorgraaft hij de huizen, die zij zich des daags afgetekend
4017 Job 24:16 | daags afgetekend hadden; zij kennen het licht niet. ~
4018 Job 24:17 | als men hen kent, zijn zij in de strikken van des doods
4019 Job 24:24 | 24 Zij zijn een weinig tijds verheven,
4020 Job 24:24 | daarna is er niemand van hen; zij worden nedergedrukt; gelijk
4021 Job 24:24 | gelijk alle anderen worden zij besloten; en gelijk de top
4022 Job 24:24 | gelijk de top ener aar worden zij afgesneden. ~
4023 Job 25:5 | 5Zie, tot de maan toe, en zij zal geen schijnsel geven;
4024 Job 26:3 | heeft, en de zaak, alzo zij is, ten volle bekend gemaakt? ~
4025 Job 27:5 | 5 Het zij verre van mij, dat ik ulieden
4026 Job 27:7 | 7 Mijn vijand zij als de goddeloze, en die
4027 Job 27:13 | de erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen
4028 Job 28:1 | plaats voor het goud, dat zij smelten. ~
4029 Job 28:5 | voort, en onder zich wordt zij veranderd, alsof zij vuur
4030 Job 28:5 | wordt zij veranderd, alsof zij vuur ware. ~
4031 Job 28:6 | plaats van den saffier, en zij heeft stofjes van goud. ~
4032 Job 28:12 | de wijsheid, van waar zal zij gevonden worden? En waar
4033 Job 28:13 | weet haar waarde niet, en zij wordt niet gevonden in het
4034 Job 28:14 | 14 De afgrond zegt: Zij is in mij niet; en de zee
4035 Job 28:14 | mij niet; en de zee zegt: Zij is niet bij mij. ~
4036 Job 28:16 | 16 Zij kan niet geschat worden
4037 Job 28:17 | gelijk waarderen; ook is zij niet te verwisselen voor
4038 Job 28:19 | het fijn louter goud kan zij niet geschat worden. ~
4039 Job 28:20 | wijsheid dan, van waar komt zij, en waar is de plaats des
4040 Job 28:21 | 21 Want zij is verholen voor de ogen
4041 Job 28:21 | gevogelte des hemels is zij verborgen. ~
4042 Job 29:14 | mij met gerechtigheid, en zij bekleedde mij; mijn oordeel
4043 Job 29:21 | 21 Zij hoorden mij aan, en wachtten,
4044 Job 29:22 | 22 Na mijn woord spraken zij niet weder, en mijn rede
4045 Job 29:23 | 23 Want zij wachtten naar mij, gelijk
4046 Job 29:24 | 24 Lachte ik hun toe, zij geloofden het niet; en het
4047 Job 29:24 | mijns aangezichts deden zij niet nedervallen. ~
4048 Job 30:2 | krachten hunner handen? Zij was door ouderdom in hen
4049 Job 30:5 | 5 Zij werden uit het midden uitgedreven; (
4050 Job 30:6 | 6 Opdat zij wonen zouden in de kloven
4051 Job 30:7 | 7 Zij schreeuwden tussen de struiken;
4052 Job 30:7 | onder de netelen vergaderden zij zich. ~
4053 Job 30:8 | 8 Zij waren kinderen der dwazen,
4054 Job 30:8 | kinderen van geen naam; zij waren geslagen uit den lande. ~
4055 Job 30:10 | 10 Zij hebben een gruwel aan mij,
4056 Job 30:10 | hebben een gruwel aan mij, zij maken zich verre van mij,
4057 Job 30:10 | zich verre van mij, ja, zij onthouden het speeksel niet
4058 Job 30:11 | mij bedrukt; daarom hebben zij den breidel voor mijn aangezicht
4059 Job 30:13 | 13 Zij breken mijn pad af, zij
4060 Job 30:13 | Zij breken mijn pad af, zij bevorderen mijn ellende;
4061 Job 30:13 | bevorderen mijn ellende; zij hebben geen helper van doen. ~
4062 Job 30:14 | 14 Zij komen aan, als door een
4063 Job 30:14 | onder de verwoesting rollen zij zich aan. ~
4064 Job 31:13 | mijner dienstmaagd, als zij geschil hadden met mij; ~
4065 Job 32:3 | zijn drie vrienden, omdat zij, geen antwoord vindende,
4066 Job 32:4 | Job in het spreken, omdat zij ouder van dagen waren dan
4067 Job 32:15 | 15 Zij zijn ontzet, zij antwoorden
4068 Job 32:15 | 15 Zij zijn ontzet, zij antwoorden niet meer; zij
4069 Job 32:15 | zij antwoorden niet meer; zij hebben de woorden van zich
4070 Job 32:16 | Ik heb dan gewacht, maar zij spreken niet; want zij staan
4071 Job 32:16 | maar zij spreken niet; want zij staan stil; zij antwoorden
4072 Job 32:16 | niet; want zij staan stil; zij antwoorden niet meer. ~
4073 Job 33:28 | heeft mijn ziel verlost, dat zij niet voere in het verderf,
4074 Job 34:10 | verstand, hoort naar mij: Verre zij God van goddeloosheid, en
4075 Job 34:19 | den arme niet kent? Want zij zijn allen Zijner handen
4076 Job 34:20 | In een ogenblik sterven zij; zelfs ter middernacht wordt
4077 Job 34:25 | Hij hen des nachts om, en zij worden verbrijzeld. ~
4078 Job 34:27 | 27 Daarom dat zij van achter Hem afgeweken
4079 Job 35:3 | gij hebt gezegd: Wat zou zij u baten? Wat meer voordeel
4080 Job 35:5 | aanschouw de bovenste wolken, zij zijn hoger dan gij. ~
4081 Job 35:9 | Vanwege hun grootheid doen zij de onderdrukten roepen;
4082 Job 35:9 | de onderdrukten roepen; zij schreeuwen vanwege den arm
4083 Job 35:12 | 12 Daar roepen zij; maar Hij antwoordt niet,
4084 Job 36:7 | maar met de koningen zijn zij in den troon; daar zet Hij
4085 Job 36:7 | Hij hen voor altoos, en zij worden verheven. ~
4086 Job 36:8 | 8 En zo zij, gebonden zijnde in boeien,
4087 Job 36:9 | hun overtredingen, omdat zij de overhand genomen hebben; ~
4088 Job 36:10 | ter tucht, en zegt, dat zij zich van de ongerechtigheid
4089 Job 36:11 | 11 Indien zij horen, en Hem dienen, zo
4090 Job 36:11 | en Hem dienen, zo zullen zij hun dagen eindigen in het
4091 Job 36:12 | 12 Maar zo zij niet horen, zo gaan zij
4092 Job 36:12 | zij niet horen, zo gaan zij door het zwaard door, en
4093 Job 36:12 | door het zwaard door, en zij geven den geest zonder kennis. ~
4094 Job 36:13 | huichelachtig zijn, leggen toorn op; zij roepen niet, als Hij hen
4095 Job 36:45 | raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt,
4096 Job 37:8 | deuren toegesloten, toen zij uitbrak, en uit de baarmoeder
4097 Job 37:14 | 14 Dat zij veranderd zou worden gelijk
4098 Job 37:14 | worden gelijk zegelleem, en zij gesteld worden als een kleed? ~
4099 Job 37:35 | bliksemen uitlaten, dat zij henenvaren, en tot u zeggen:
4100 Job 38:2 | 2 Als zij nederbukken in de holen,
4101 Job 38:3 | tot God schreeuwen, als zij dwalen, omdat er geen eten
4102 Job 38:5 | gij de maanden tellen, die zij vervullen, en weet gij den
4103 Job 38:6 | 6 Als zij zich krommen, haar jongen
4104 Job 38:7 | worden groot door het koren; zij gaan uit, en keren niet
4105 Job 38:17 | 17 Dat zij haar eieren in de aarde
4106 Job 38:19 | 19 Zij verhardt zich tegen haar
4107 Job 38:19 | tegen haar jongen, alsof zij de hare niet waren; haar
4108 Job 38:19 | arbeid is te vergeefs, omdat zij zonder vreze is. ~
4109 Job 38:21 | Als het tijd is, verheft zij zich in de hoogte; zij belacht
4110 Job 38:21 | verheft zij zich in de hoogte; zij belacht het paard en zijn
4111 Job 39:25 | maaltijd bereiden? Zullen zij hem delen onder de kooplieden? ~
4112 Job 40:8 | 8 Zij kleven aan elkander, zij
4113 Job 40:8 | Zij kleven aan elkander, zij vatten zich samen, dat zij
4114 Job 40:8 | zij vatten zich samen, dat zij zich niet scheiden. ~
4115 Job 40:16 | doorbrekingen wille ontzondigen zij zich. ~
4116 Job 41:11 | over hem gebracht had; en zij gaven hem een iegelijk een
4117 Psa 5:10 | graf, met hun tong vleien zij. ~
4118 Psa 5:11 | hunner overtredingen, want zij zijn wederspannig tegen
4119 Psa 6:11 | beschaamd en verbaasd worden; zij zullen terugkeren, zij zullen
4120 Psa 6:11 | zij zullen terugkeren, zij zullen in een ogenblik beschaamd
4121 Psa 9:16 | gezonken in de groeve, die zij gemaakt hadden; hunlieder
4122 Psa 9:16 | gevangen in het net, dat zij verborgen hadden. ~
4123 Psa 9:21 | laat de heidenen weten, dat zij mensen zijn. Sela. ~ ~ ~ ~
4124 Psa 10:2 | worden in de aanslagen, die zij bedacht hebben. ~
4125 Psa 11:2 | goddelozen spannen den boog, zij schikken hun pijlen op de
4126 Psa 12:3 | naaste, met vleiende lippen; zij spreken met een dubbel hart. ~
4127 Psa 14:1 | zijn hart: Er is geen God. Zij verderven het, zij maken
4128 Psa 14:1 | God. Zij verderven het, zij maken het gruwelijk met
4129 Psa 14:3 | afgeweken, te zamen zijn zij stinkende geworden; er is
4130 Psa 14:4 | mijn volk opeten, alsof zij brood aten? Zij roepen den
4131 Psa 14:4 | opeten, alsof zij brood aten? Zij roepen den HEERE niet aan. ~
4132 Psa 14:5 | 5Aldaar zijn zij met vervaardheid vervaard;
4133 Psa 17:10 | 10 Met hun vet besluiten zij zich, met hun mond spreken
4134 Psa 17:10 | zich, met hun mond spreken zij hovaardelijk. ~
4135 Psa 17:11 | 11 In onzen gang hebben zij ons nu omsingeld, zij zetten
4136 Psa 17:11 | hebben zij ons nu omsingeld, zij zetten hun ogen op ons ter
4137 Psa 17:14 | kinderen worden verzadigd, en zij laten hun overschot hun
4138 Psa 18:18 | en van mijn haters, omdat zij machtiger waren dan ik. ~
4139 Psa 18:19 | 19 Zij hadden mij bejegend ten
4140 Psa 18:39 | 39 Ik doorstak hen, dat zij niet weder konden opstaan;
4141 Psa 18:39 | niet weder konden opstaan; zij vielen onder mijn voeten. ~
4142 Psa 18:42 | 42 Zij riepen, maar er was geen
4143 Psa 18:45 | oor van mij hoorde, hebben zij mij gehoorzaamd; vreemden
4144 Psa 18:47 | HEERE leeft, en geloofd zij mijn Rotssteen, en verhoogd
4145 Psa 18:47 | mijn Rotssteen, en verhoogd zij de God mijns heils! ~
4146 Psa 19:6 | uitgaande uit zijn slaapkamer; zij is vrolijk als een held,
4147 Psa 19:10 | zijn waarheid, samen zijn zij rechtvaardig. ~
4148 Psa 19:11 | 11 Zij zijn begeerlijker dan goud,
4149 Psa 20:9 | 9 Zij hebben zich gekromd, en
4150 Psa 21:12 | 12 Want zij hebben kwaad tegen U aangelegd;
4151 Psa 21:12 | kwaad tegen U aangelegd; zij hebben een schandelijke
4152 Psa 22:5 | hebben onze vaders vertrouwd; zij hebben vertrouwd, en Gij
4153 Psa 22:6 | 6 Tot U hebben zij geroepen, en zijn uitgered;
4154 Psa 22:6 | zijn uitgered; op U hebben zij vertrouwd, en zijn niet
4155 Psa 22:8 | mij zien, bespotten mij; zij steken de lip uit, zij schudden
4156 Psa 22:8 | zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd, zeggende: ~
4157 Psa 22:14 | 14 Zij hebben hun mond tegen mij
4158 Psa 22:17 | boosdoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn handen en mijn
4159 Psa 22:18 | beenderen zou ik kunnen tellen; zij schouwen het aan, zij zien
4160 Psa 22:18 | tellen; zij schouwen het aan, zij zien op mij. ~
4161 Psa 22:19 | 19 Zij delen mijn klederen onder
4162 Psa 22:27 | eten en verzadigd worden; zij zullen den HEERE prijzen,
4163 Psa 22:32 | 32 Zij zullen aankomen, en Zijn
4164 Psa 25:3 | zullen niet beschaamd worden; zij zullen beschaamd worden,
4165 Psa 25:19 | Aanzie mijn vijanden, want zij vermenigvuldigen, en zij
4166 Psa 25:19 | zij vermenigvuldigen, en zij haten mij met een wreveligen
4167 Psa 27:2 | mijn vlees te eten, stieten zij zelven aan, en vielen. ~
4168 Psa 28:5 | 5Omdat zij niet letten op de daden
4169 Psa 28:6 | 6Geloofd zij de HEERE, want Hij heeft
4170 Psa 31:5 | uitgaan uit het net, dat zij voor mij verborgen hebben,
4171 Psa 31:14 | vreze is van rondom, dewijl zij te zamen tegen mij raadslaan;
4172 Psa 31:14 | zamen tegen mij raadslaan; zij denken mijn ziel te nemen. ~
4173 Psa 31:22 | 22 Geloofd zij de HEERE, want Hij heeft
4174 Psa 32:6 | van grote wateren zullen zij hem niet aanraken. ~
4175 Psa 33:22 | goedertierenheid, HEERE! zij over ons; gelijk als wij
4176 Psa 34:22 | goedertierenheid, HEERE! zij over ons; gelijk als wij
4177 Psa 35:6 | 6 He. Vau. Zij hebben op Hem gezien, ja,
4178 Psa 35:18 | 18 Tsade. Zij roepen, en de HEERE hoort,
4179 Psa 36:6 | 6 Hun weg zij duister en gans slibberig;
4180 Psa 36:7 | 7 Want zij hebben zonder oorzaak de
4181 Psa 36:7 | net voor mij verborgen; zij hebben zonder oorzaak gegraven
4182 Psa 36:9 | verheugen in den HEERE; zij zal vrolijk zijn in Zijn
4183 Psa 36:11 | hetgeen ik niet weet, eisen zij van mij. ~
4184 Psa 36:12 | 12 Zij vergelden mij kwaad voor
4185 Psa 36:13 | aangaande daarentegen, als zij krank waren, was een zak
4186 Psa 36:15 | Maar als ik hinkte, waren zij verblijd, en verzamelden
4187 Psa 36:15 | verblijd, en verzamelden zich; zij verzamelden zich tot mij
4188 Psa 36:15 | geslagenen, en ik merkte niets; zij scheurden hun klederen,
4189 Psa 36:16 | spotachtige tafelbroeders knersten zij over mij met hun tanden. ~
4190 Psa 36:20 | 20 Want zij spreken niet van vrede,
4191 Psa 36:20 | spreken niet van vrede, maar zij bedenken bedriegelijke zaken
4192 Psa 36:21 | 21 En zij sperren hun mond wijd op
4193 Psa 36:21 | mond wijd op tegen mij; zij zeggen: Ha, ha, ons oog
4194 Psa 36:27 | geduriglijk zeggen: Groot gemaakt zij de HEERE, Die lust heeft
4195 Psa 37:9 | 9 Zij worden dronken van de vettigheid
4196 Psa 37:13 | ongerechtigheid gevallen; zij zijn nedergestoten, en kunnen
4197 Psa 38:2 | 2 Want als gras zullen zij haast worden afgesneden,
4198 Psa 38:2 | groene grasscheutjes zullen zij afvallen. ~
4199 Psa 38:19 | 19 Zij zullen niet beschaamd worden
4200 Psa 38:19 | dagen des hongers zullen zij verzadigd worden. ~
4201 Psa 38:20 | lammeren; met den rook zullen zij verdwijnen. ~
4202 Psa 38:28 | verlaten; in eeuwigheid worden zij bewaard; maar het zaad der
4203 Psa 38:40 | en zal ze behouden; want zij betrouwen op Hem. ~ ~ ~ ~
4204 Psa 39:5 | als een zware last zijn zij mij te zwaar geworden. ~
4205 Psa 39:6 | Mijn etterbuilen stinken, zij zijn vervuild, vanwege mijn
4206 Psa 39:11 | het licht mijner ogen, ook zij zelven zijn niet bij mij. ~
4207 Psa 39:13 | spreken verdervingen, en zij overdenken den gansen dag
4208 Psa 39:17 | 17 Want ik zeide: Dat zij zich toch over mij niet
4209 Psa 39:17 | zou wankelen, zo zouden zij zich tegen mij groot maken. ~
4210 Psa 40:5 | welke de mate mijner dagen zij; dat ik wete, hoe vergankelijk
4211 Psa 40:5 | wete, hoe vergankelijk ik zij. ~
4212 Psa 40:7 | een beeld, immers woelen zij ijdelijk; men brengt bijeen,
4213 Psa 40:14 | heenga, en ik niet meer zij. ~ ~
4214 Psa 41:6 | verkondigen en uitspreken, zo zijn zij menigvuldiger dan dat ik
4215 Psa 41:13 | ik niet heb kunnen zien; zij zijn menigvuldiger dan de
4216 Psa 41:17 | geduriglijk zeggen: De HEERE zij groot gemaakt! ~
4217 Psa 42:14 | 14 Geloofd zij de HEERE, de God Israels,
4218 Psa 42:18 | spijs dag en nacht; omdat zij den gansen dag tot mij zeggen:
4219 Psa 42:25 | mijn wederpartijders, als zij den gansen dag tot mij zeggen:
4220 Psa 43:3 | dat die mij leiden; dat zij mij brengen tot den berg
4221 Psa 44:4 | 4 Want zij hebben het land niet geerfd
4222 Psa 45:6 | volken zullen onder U vallen; zij treffen in het hart van
4223 Psa 45:9 | elpenbenen paleizen, van waar zij U verblijden. ~
4224 Psa 45:15 | In gestikte klederen zal zij tot den Koning geleid worden;
4225 Psa 45:16 | 16 Zij zullen geleid worden met
4226 Psa 45:16 | blijdschap en verheuging; zij zullen ingaan in des Konings
4227 Psa 46:6 | in het midden van haar, zij zal niet wankelen; God zal
4228 Psa 48:5 | koningen waren vergaderd; zij waren te zamen doorgetogen. ~
4229 Psa 48:6 | 6 Gelijk zij het zagen, alzo waren zij
4230 Psa 48:6 | zij het zagen, alzo waren zij verwonderd; zij werden verschrikt,
4231 Psa 48:6 | alzo waren zij verwonderd; zij werden verschrikt, zij haastten
4232 Psa 48:6 | zij werden verschrikt, zij haastten weg. ~
4233 Psa 49:12 | van geslacht tot geslacht; zij noemen de landen naar hun
4234 Psa 49:19 | in zijn leven zegent, en zij u loven, omdat gij uzelven
4235 Psa 49:20 | 20 Zo zal zij toch komen tot het geslacht
4236 Psa 49:20 | tot in eeuwigheid zullen zij het licht niet zien. ~
4237 Psa 51:21 | verteerd wordt; dan zullen zij varren offeren op Uw altaar. ~ ~ ~
4238 Psa 52:8 | het zien, en vrezen; en zij zullen over hem lachen,
4239 Psa 53:2 | zijn hart: Er is geen God; zij verderven het, en zij bedrijven
4240 Psa 53:2 | God; zij verderven het, en zij bedrijven gruwelijk onrecht;
4241 Psa 53:4 | teruggekeerd, te zamen zijn zij stinkende geworden, er is
4242 Psa 53:5 | Mijn volk opeten, alsof zij brood aten? Zij roepen God
4243 Psa 53:5 | opeten, alsof zij brood aten? Zij roepen God niet aan. ~
4244 Psa 53:6 | 6Aldaar zijn zij met vervaardheid vervaard
4245 Psa 54:5 | tirannen zoeken mijn ziel; zij stellen God niet voor hun
4246 Psa 55:4 | beangstiging des goddelozen; want zij schuiven ongerechtigheid
4247 Psa 55:4 | op mij, en in toorn haten zij mij. ~
4248 Psa 55:11 | 11 Dag en nacht omringen zij haar op haar muren; en ongerechtigheid
4249 Psa 55:16 | schuldeiser overvalle, dat zij als levend ter helle nederdalen;
4250 Psa 55:19 | mij; want met menigte zijn zij tegen mij geweest. ~
4251 Psa 55:20 | geen verandering is, en zij God niet vrezen. ~
4252 Psa 56:6 | Den gansen dag verdraaien zij mijn woorden; al hun gedachten
4253 Psa 56:7 | 7 Zij rotten samen, zij versteken
4254 Psa 56:7 | 7 Zij rotten samen, zij versteken zich, zij passen
4255 Psa 56:7 | samen, zij versteken zich, zij passen op mijn hielen; als
4256 Psa 56:8 | 8 Zouden zij om hun ongerechtigheid vrijgaan?
4257 Psa 56:9 | tranen in uw fles; zijn zij niet in Uw register? ~
4258 Psa 57:6 | de hemelen, o God! Uw eer zij over de ganse aarde. ~
4259 Psa 57:7 | 7 Zij hebben een net bereid voor
4260 Psa 57:7 | mijn ziel was nedergebukt; zij hebben een kuil voor mijn
4261 Psa 57:7 | mijn aangezicht gegraven; zij zijn er midden in gevallen.
4262 Psa 57:12 | de hemelen, o God! Uw eer zij over de ganse aarde. ~ ~ ~
4263 Psa 58:5 | 5 Zij hebben vurig venijn, naar
4264 Psa 58:5 | van vurig slangenvenijn; zij zijn als een dove adder,
4265 Psa 58:6 | 6 Opdat zij niet hore naar de stem der
4266 Psa 58:8 | aan, laat hen zijn, alsof zij afgesneden waren. ~
4267 Psa 59:4 | 4 Want zie, zij leggen mijner ziel lagen;
4268 Psa 59:5 | 5 Zij lopen en bereiden zich zonder
4269 Psa 59:7 | 7 Tegen den avond keren zij weder, zij tieren als een
4270 Psa 59:7 | den avond keren zij weder, zij tieren als een hond, en
4271 Psa 59:7 | tieren als een hond, en zij gaan rondom de stad. ~
4272 Psa 59:8 | 8 Zie, zij storten overvloediglijk
4273 Psa 59:13 | vloek, en om de leugen, die zij vertellen. ~
4274 Psa 59:14 | grimmigheid; verteer hen, dat zij er niet zijn, en laat hen
4275 Psa 59:16 | hen vernachten, al zijn zij niet verzadigd. ~
4276 Psa 61:8 | goedertierenheid en waarheid, dat zij hem behoeden. ~
4277 Psa 62:5 | 5 Zij raadslagen slechts, om hem
4278 Psa 62:5 | zijn hoogheid te verstoten; zij hebben behagen in leugen;
4279 Psa 62:5 | leugen; met hun mond zegenen zij; maar met hun binnenste
4280 Psa 62:5 | met hun binnenste vloeken zij. Sela. ~
4281 Psa 62:10 | weegschaal opgewogen, zouden zij samen lichter zijn dan de
4282 Psa 63:11 | het geweld des zwaards; zij zullen de vossen ten deel
4283 Psa 64:5 | schieten; haastig schieten zij naar hem, en vrezen niet. ~
4284 Psa 64:6 | 6 Zij sterken zichzelven in een
4285 Psa 64:6 | zichzelven in een boze zaak; zij houden spraak van strikken
4286 Psa 64:6 | van strikken te verbergen; zij zeggen: Wie zal ze zien? ~
4287 Psa 64:7 | 7 Zij doorzoeken allerlei schalkheid;
4288 Psa 64:7 | ten uiterste doorzoeken zij, wat te doorzoeken is; zelfs
4289 Psa 65:13 | 13 Zij bedruipen de weiden der
4290 Psa 65:14 | dalen zijn bedekt met koren; zij juichen, ook zingen zij. ~
4291 Psa 65:14 | zij juichen, ook zingen zij. ~
4292 Psa 66:4 | aanbidde U, en psalmzinge U; zij psalmzinge Uw Naam. Sela. ~
4293 Psa 66:6 | veranderd in het droge; zij zijn te voet doorgegaan
4294 Psa 66:20 | 20 Geloofd zij God, Die mijn gebed niet
4295 Psa 67:2 | 2God zij ons genadig en zegene ons;
4296 Psa 68:4 | zullen zich verblijden; zij zullen van vreugde opspringen
4297 Psa 68:10 | Uw erfenis gesterkt, als zij mat was geworden. ~
4298 Psa 68:13 | heirscharen vloden weg, zij vloden weg; en zij, die
4299 Psa 68:13 | weg, zij vloden weg; en zij, die te huis bleef, deelde
4300 Psa 68:15 | daarin verstrooide, werd zij sneeuwwit als op Zalmon. ~
4301 Psa 68:20 | 20 Geloofd zij de HEERE; dag bij dag overlaadt
4302 Psa 68:25 | 25 O God! zij hebben Uw gangen gezien,
4303 Psa 68:36 | sterkte en krachten. Geloofd zij God! ~
4304 Psa 69:22 | 22 Ja, zij hebben mij gal tot mijn
4305 Psa 69:22 | en in mijn dorst hebben zij mij edik te drinken gegeven. ~
4306 Psa 69:24 | ogen duister worden, dat zij niet zien; en doe hun lenden
4307 Psa 69:26 | 26 Hun paleis zij verwoest; in hun tenten
4308 Psa 69:26 | verwoest; in hun tenten zij geen inwoner. ~
4309 Psa 69:27 | 27 Want zij vervolgen, dien Gij geslagen
4310 Psa 69:36 | bouwen; en aldaar zullen zij wonen, en haar erfelijk
4311 Psa 70:5 | geduriglijk zeggen: God zij groot gemaakt! ~
4312 Psa 71:24 | gansen dag uitspreken, want zij zijn beschaamd, want zij
4313 Psa 71:24 | zij zijn beschaamd, want zij zijn schaamrood geworden,
4314 Psa 72:5 | 5 Zij zullen U vrezen, zolang
4315 Psa 72:7 | totdat de maan niet meer zij. ~
4316 Psa 72:17 | voortgeplant worden; en zij zullen in hem gezegend worden;
4317 Psa 72:18 | 18 Geloofd zij de HEERE God, de God Israels,
4318 Psa 72:19 | 19 En geloofd zij de Naam Zijner heerlijkheid
4319 Psa 73:5 | 5 Zij zijn niet in de moeite als
4320 Psa 73:7 | ogen puilen uit van vet; zij gaan de inbeeldingen des
4321 Psa 73:8 | 8 Zij mergelen de lieden uit,
4322 Psa 73:8 | boselijk van verdrukking; zij spreken uit de hoogte. ~
4323 Psa 73:9 | 9 Zij zetten hun mond tegen den
4324 Psa 73:11 | 11 Dat zij zeggen: Hoe zou het God
4325 Psa 73:12 | goddeloos; nochtans hebben zij rust in de wereld; zij vermenigvuldigen
4326 Psa 73:12 | hebben zij rust in de wereld; zij vermenigvuldigen het vermogen. ~
4327 Psa 73:19 | 19 Hoe worden zij als in een ogenblik tot
4328 Psa 74:4 | vergaderplaatsen gebruld; zij hebben hun tekenen tot tekenen
4329 Psa 74:6 | 6 Alzo hebben zij nu derzelver graveerselen
4330 Psa 74:7 | 7 Zij hebben Uw heiligdommen in
4331 Psa 74:7 | gezet; ter aarde toe hebben zij de woning Uws Naams ontheiligd. ~
4332 Psa 74:8 | 8 Zij hebben in hun hart gezegd:
4333 Psa 74:8 | ons te zamen uitplunderen; zij hebben alle Gods vergaderplaatsen
4334 Psa 76:6 | stouthartigen zijn beroofd geworden; zij hebben hun slaap gesluimerd;
4335 Psa 77:17 | God! de wateren zagen U, zij beefden; ook waren de afgronden
4336 Psa 78:5 | vaderen geboden heeft, dat zij ze hun kinderen zouden bekend
4337 Psa 78:7 | 7 En dat zij hun hoop op God zouden stellen,
4338 Psa 78:8 | 8 En dat zij niet zouden worden gelijk
4339 Psa 78:10 | 10 Zij hielden Gods verbond niet,
4340 Psa 78:11 | 11 En zij vergaten Zijn daden, en
4341 Psa 78:17 | 17 Nog voeren zij wijders voort tegen Hem
4342 Psa 78:18 | 18 En zij verzochten God in hun hart,
4343 Psa 78:19 | 19 En zij spraken tegen God, zij zeiden:
4344 Psa 78:19 | En zij spraken tegen God, zij zeiden: Zou God een tafel
4345 Psa 78:22 | 22 Omdat zij in God niet geloofden, en
4346 Psa 78:29 | 29 Toen aten zij, en werden zeer zat; zodat
4347 Psa 78:30 | 30 Zij waren nog niet vervreemd
4348 Psa 78:32 | Boven dit alles zondigden zij nog, en geloofden niet,
4349 Psa 78:34 | hen doodde, zo vraagden zij naar Hem, en keerden weder,
4350 Psa 78:36 | 36 En zij vleiden Hem met hun mond,
4351 Psa 78:37 | was niet recht met Hem, en zij waren niet getrouw in Zijn
4352 Psa 78:39 | 39 En Hij dacht, dat zij vlees waren, een wind, die
4353 Psa 78:40 | Hoe dikwijls verbitterden zij Hem in de woestijn, deden
4354 Psa 78:41 | 41 Want zij kwamen alweder, en verzochten
4355 Psa 78:42 | 42 Zij dachten niet aan Zijn hand,
4356 Psa 78:44 | veranderde, en hun stromen, opdat zij niet zouden drinken. ~
4357 Psa 78:53 | leidde hen zeker, zodat zij niet vreesden; want de zee
4358 Psa 78:56 | 56 Maar zij verzochten en verbitterden
4359 Psa 78:57 | 57 En zij weken terug, en handelden
4360 Psa 78:57 | trouwelooslijk, gelijk hun vaders; zij zijn omgekeerd, als een
4361 Psa 78:58 | 58 En zij verwekten Hem tot toorn
4362 Psa 79:1 | zijn gekomen in Uw erfenis; zij hebben den tempel Uwer heiligheid
4363 Psa 79:1 | heiligheid verontreinigd; zij hebben Jeruzalem tot steenhopen
4364 Psa 79:2 | 2 Zij hebben de dode lichamen
4365 Psa 79:3 | 3 Zij hebben hun bloed rondom
4366 Psa 79:7 | heeft Jakob opgegeten, en zij hebben zijn liefelijke woning
4367 Psa 79:12 | schoot hun smaad, waarmede zij U, o Heere! gesmaad hebben. ~
4368 Psa 80:17 | verbrand; hij is afgehouwen; zij komen om van het schelden
4369 Psa 80:18 | 18 Uw hand zij over den man Uwer rechterhand,
4370 Psa 81:13 | goeddunken huns harten, dat zij wandelden in hun raadslagen. ~
4371 Psa 82:5 | niet, en verstaan niet; zij wandelen steeds in duisternis;
4372 Psa 83:4 | 4 Zij maken listiglijk een heimelijken
4373 Psa 83:5 | 5 Zij hebben gezegd: Komt, en
4374 Psa 83:5 | laat ons hen uitroeien, dat zij geen volk meer zijn; dat
4375 Psa 83:6 | 6 Want zij hebben in het hart te zamen
4376 Psa 83:6 | geraadslaagd; tegen U hebben zij een verbond gemaakt; ~
4377 Psa 83:9 | zich Assur bij hen gevoegd; zij zijn den kinderen van Lot
4378 Psa 83:11 | verdelgd zijn te Endor; zij zijn geworden tot drek der
4379 Psa 83:17 | aangezicht vol schande, opdat zij, o HEERE! Uw Naam zoeken. ~
4380 Psa 83:19 | 19 Opdat zij weten, dat Gij alleen met
4381 Psa 84:4 | een nest voor zich, waar zij haar jongen legt, bij Uw
4382 Psa 84:5 | 5 Welgelukzalig zijn zij, die in Uw huis wonen; zij
4383 Psa 84:5 | zij, die in Uw huis wonen; zij prijzen U gestadiglijk.
4384 Psa 84:7 | 7 Als zij door het dal der moerbezienbomen
4385 Psa 84:7 | moerbezienbomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein; ook
4386 Psa 84:8 | 8 Zij gaan van kracht tot kracht;
4387 Psa 85:9 | vrede spreken; maar dat zij niet weder tot dwaasheid
4388 Psa 86:14 | tirannen zoeken mijn ziel; en zij stellen U niet voor hun
4389 Psa 88:6 | Gij niet meer gedenkt, en zij zijn afgesneden van Uw hand.
4390 Psa 88:11 | overledenen opstaan, zullen zij U loven? Sela. ~
4391 Psa 88:18 | Den gansen dag omringen zij mij als water; te zamen
4392 Psa 88:18 | water; te zamen omgeven zij mij. ~
4393 Psa 89:16 | het geklank kent; o HEERE! zij zullen in het licht Uws
4394 Psa 89:17 | 17 Zij zullen zich den gansen dag
4395 Psa 89:32 | 32 Indien zij Mijn inzettingen ontheiligen,
4396 Psa 89:52 | vijanden smaden, waarmede zij de voetstappen Uws gezalfden
4397 Psa 89:53 | 53 Geloofd zij de HEERE in eeuwigheid!
4398 Psa 90:5 | 5 Gij overstroomt hen; zij zijn gelijk een slaap; in
4399 Psa 90:5 | in den morgenstond zijn zij gelijk het gras, dat verandert; ~
4400 Psa 90:17 | des HEEREN, onzes Gods; zij over ons; en bevestig Gij
4401 Psa 91:11 | engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen. ~
4402 Psa 91:12 | 12 Zij zullen u op de handen dragen,
4403 Psa 92:8 | ongerechtigheid bloeien, opdat zij tot in der eeuwigheid verdelgd
4404 Psa 92:15 | grijzen ouderdom zullen zij nog vruchten dragen; zij
4405 Psa 92:15 | zij nog vruchten dragen; zij zullen vet en groen zijn, ~
4406 Psa 93:1 | is de wereld bevestigd, zij zal niet wankelen. ~
4407 Psa 94:5 | 5 O HEERE! zij verbrijzelen Uw volk, en
4408 Psa 94:5 | verbrijzelen Uw volk, en zij verdrukken Uw erfdeel. ~
4409 Psa 94:6 | en den vreemdeling doden zij, en zij vermoorden de wezen. ~
4410 Psa 94:6 | vreemdeling doden zij, en zij vermoorden de wezen. ~
4411 Psa 94:11 | gedachten des mensen, dat zij ijdelheid zijn. ~
4412 Psa 94:21 | 21 Zij rotten zich samen tegen
4413 Psa 94:21 | ziel des rechtvaardigen, en zij verdoemen onschuldig bloed. ~
4414 Psa 95:10 | geslacht, en heb gezegd: Zij zijn een volk, dwalende
4415 Psa 95:10 | volk, dwalende van hart, en zij kennen Mijn wegen niet. ~
4416 Psa 95:11 | Mijn toorn gezworen: Zo zij in Mijn rust zullen ingaan! ~
4417 Psa 96:10 | wereld bevestigd worden, zij zal niet bewogen worden;
4418 Psa 99:3 | 3Dat zij Uw groten en vreselijken
4419 Psa 99:6 | aanroepers Zijns Naams; zij riepen tot den HEERE, en
4420 Psa 99:7 | tot hen in een wolkkolom; zij hebben Zijn getuigenissen
4421 Psa 101:6 | getrouwen in het land, dat zij bij mij zitten; die in den
4422 Psa 102:27 | zult staande blijven; en zij alle zullen als een kleed
4423 Psa 102:27 | veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn. ~
4424 Psa 103:16 | daarover gegaan is, zo is zij niet meer, en haar plaats
4425 Psa 104:5 | gegrond op haar grondvesten; zij zal nimmermeer noch eeuwiglijk
4426 Psa 104:7 | 7 Van Uw schelden vloden zij, zij haastten zich weg voor
4427 Psa 104:7 | Uw schelden vloden zij, zij haastten zich weg voor de
4428 Psa 104:9 | hebt een paal gesteld, dien zij niet overgaan zullen; zij
4429 Psa 104:9 | zij niet overgaan zullen; zij zullen de aarde niet weder
4430 Psa 104:10 | uitzendt door de dalen, dat zij tussen de gebergten henen
4431 Psa 104:11 | 11 Zij drenken al het gedierte
4432 Psa 104:22 | 22 De zon opgaande, maken zij zich weg, en liggen neder
4433 Psa 104:27 | 27 Zij allen wachten op U, dat
4434 Psa 104:28 | 28 Geeft Gij ze hun, zij vergaderen ze; doet Gij
4435 Psa 104:28 | doet Gij Uw hand open, zij worden met goed verzadigd. ~
4436 Psa 104:29 | Verbergt Gij Uw aangezicht, zij worden verschrikt; neemt
4437 Psa 104:29 | neemt Gij hun adem weg, zij sterven, en zij keren weder
4438 Psa 104:29 | adem weg, zij sterven, en zij keren weder tot hun stof. ~
4439 Psa 104:30 | Uw Geest uit, zo worden zij geschapen, en Gij vernieuwt
4440 Psa 104:31 | heerlijkheid des HEEREN zij tot in der eeuwigheid; de
4441 Psa 104:32 | aarde aanschouwt, zo beeft zij; als Hij de bergen aanroert,
4442 Psa 104:32 | bergen aanroert, zo roken zij. ~
4443 Psa 105:12 | 12 Als zij weinig mensen in getal waren,
4444 Psa 105:25 | keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij
4445 Psa 105:25 | zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk
4446 Psa 105:27 | 27 Zij deden onder hen de bevelen
4447 Psa 105:28 | en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. ~
4448 Psa 105:38 | 38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking
4449 Psa 105:40 | 40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen
4450 Psa 105:44 | landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid
4451 Psa 105:45 | 45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden,
4452 Psa 106:3 | 3 Welgelukzalig zijn zij, die het recht onderhouden,
4453 Psa 106:7 | niet gelet op Uw wonderen; zij zijn der menigte Uwer goedertierenheid
4454 Psa 106:7 | gedachtig geweest; maar zij waren wederspannig aan de
4455 Psa 106:9 | schold de Schelfzee, zodat zij verdroogde, en Hij deed
4456 Psa 106:12 | 12 Toen geloofden zij aan Zijn woorden; zij zongen
4457 Psa 106:12 | geloofden zij aan Zijn woorden; zij zongen Zijn lof. ~
4458 Psa 106:13 | 13 Doch zij vergaten haast Zijn werken,
4459 Psa 106:13 | vergaten haast Zijn werken, zij verbeidden naar Zijn raad
4460 Psa 106:14 | 14 Maar zij werden belust met lust in
4461 Psa 106:14 | lust in de woestijn, en zij verzochten God in de wildernis. ~
4462 Psa 106:16 | 16 En zij benijdden Mozes in het leger,
4463 Psa 106:19 | 19 Zij maakten een kalf bij Horeb,
4464 Psa 106:19 | maakten een kalf bij Horeb, en zij bogen zich voor een gegoten
4465 Psa 106:20 | 20 En zij veranderden hun Eer in de
4466 Psa 106:21 | 21 Zij vergaten God, hun Heiland,
4467 Psa 106:24 | 24 Zij versmaadden ook het gewenste
4468 Psa 106:24 | versmaadden ook het gewenste land; zij geloofden Zijn woord niet. ~
4469 Psa 106:25 | 25 Maar zij murmureerden in hun tenten;
4470 Psa 106:25 | stem des HEEREN hoorden zij niet. ~
4471 Psa 106:28 | 28 Ook hebben zij zich gekoppeld aan Baal-Peor,
4472 Psa 106:28 | gekoppeld aan Baal-Peor, en zij hebben de offeranden der
4473 Psa 106:29 | 29 En zij hebben den HEERE tot toorn
4474 Psa 106:32 | 32 Zij maakten Hem ook zeer toornig
4475 Psa 106:33 | 33 Want zij verbitterden zijn geest,
4476 Psa 106:34 | 34 Zij hebben die volken niet verdelgd,
4477 Psa 106:35 | 35 Maar zij vermengden zich met de heidenen,
4478 Psa 106:36 | 36 En zij dienden hun afgoden, en
4479 Psa 106:36 | dienden hun afgoden, en zij werden hun tot een strik. ~
4480 Psa 106:37 | 37 Daarenboven hebben zij hun zonen en hun dochteren
4481 Psa 106:38 | 38 En zij hebben onschuldig bloed
4482 Psa 106:38 | en hunner dochteren, die zij den afgoden van Kanaan hebben
4483 Psa 106:39 | 39 En zij ontreinigden zich door hun
4484 Psa 106:39 | zich door hun werken, en zij hebben gehoereerd door hun
4485 Psa 106:42 | hebben hen verdrukt, en zij zijn vernederd geworden
4486 Psa 106:43 | hen menigmaal gered; maar zij verbitterden Hem door hun
4487 Psa 106:48 | 48 Geloofd zij de HEERE, de God Israels,
4488 Psa 107:5 | 5 Zij waren hongerig, ook dorstig;
4489 Psa 107:6 | HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, heeft Hij hen gered
4490 Psa 107:11 | 11 Omdat zij wederspannig waren geweest
4491 Psa 107:12 | zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er
4492 Psa 107:13 | HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen
4493 Psa 107:18 | gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten
4494 Psa 107:19 | HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen
4495 Psa 107:22 | 22 En dat zij lofofferen offeren, en met
4496 Psa 107:26 | 26 Zij rijzen op naar den hemel;
4497 Psa 107:26 | rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden;
4498 Psa 107:27 | 27 Zij dansen en waggelen als een
4499 Psa 107:28 | HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen
4500 Psa 107:30 | 30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8801 |