Book Chapter: Verse
1 Hand 7:7 | bij den stadhouder Sergius Paulus, een verstandigen man. Deze,
2 Hand 7:9 | 9 Doch Saulus (die ook Paulus genaamd is), vervuld met
3 Hand 7:13| 13 En Paulus, en die met hem waren, van
4 Hand 7:16| 16 En Paulus stond op, en wenkte met
5 Hand 7:43| godsdienstige Jodengenoten Paulus en Barnabas; welke tot hen
6 Hand 7:45| wederspraken, hetgeen van Paulus gezegd werd, wedersprekende
7 Hand 7:46| 46 Maar Paulus en Barnabas, vrijmoedigheid
8 Hand 7:50| verwekten vervolging tegen Paulus en Barnabas, en wierpen
9 Hand 8:9 | 9 Deze hoorde Paulus spreken; welke de ogen op
10 Hand 8:11| scharen, ziende, hetgeen Paulus gedaan had, verhieven hun
11 Hand 8:12| noemden Barnabas Jupiter, en Paulus Mercurius, omdat hij het
12 Hand 8:14| de apostelen, Barnabas en Paulus, dat horende, scheurden
13 Hand 8:19| de scharen, en stenigden Paulus, en sleepten hem buiten
14 Hand 9:2 | twisting geschiedde bij Paulus en Barnabas tegen hen, zo
15 Hand 9:2 | hebben zij geordineerd, dat Paulus en Barnabas, en enige anderen
16 Hand 9:12| zij hoorden Barnabas en Paulus verhalen, wat grote tekenen
17 Hand 9:22| zich te verkiezen, en met Paulus en Barnabas te zenden naar
18 Hand 9:25| onze geliefden, Barnabas en Paulus. ~
19 Hand 9:35| 35 En Paulus en Barnabas onthielden zich
20 Hand 9:36| En na enige dagen zeide Paulus tot Barnabas: Laat ons nu
21 Hand 9:38| 38 Maar Paulus achtte billijk, dat men
22 Hand 9:40| 40 Maar Paulus verkoos Silas, en reisde
23 Hand 10:3 | 3 Deze wilde Paulus, dat met hem zou reizen;
24 Hand 10:9 | 9 En van Paulus werd in den nacht een gezicht
25 Hand 10:14| acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd. ~
26 Hand 10:17| 17 Dezelve volgde Paulus en ons achterna, en riep,
27 Hand 10:18| zij vele dagen lang. Maar Paulus, daarover ontevreden zijnde,
28 Hand 10:19| gewins weg was, grepen zij Paulus en Silas, en trokken hen
29 Hand 10:25| omtrent den middernacht baden Paulus en Silas, en zongen Gode
30 Hand 10:28| 28 Maar Paulus riep met grote stem, zeggende:
31 Hand 10:29| zeer bevende, en viel voor Paulus en Silas neder aan de voeten; ~
32 Hand 10:36| boodschapte deze woorden aan Paulus, zeggende: De hoofdmannen
33 Hand 10:37| 37 Maar Paulus zeide tot hen: Zij hebben
34 Hand 11:2 | 2 En Paulus, gelijk hij gewoon was,
35 Hand 11:4 | hen geloofden, en werden Paulus en Silas toegevoegd, en
36 Hand 11:10| zonden terstond des nachts Paulus en Silas weg naar Berea;
37 Hand 11:13| Woord Gods ook te Berea van Paulus verkondigd werd, kwamen
38 Hand 11:14| zonden toen van stonde aan Paulus weg, dat hij ging als naar
39 Hand 11:15| 15 En die Paulus geleidden, brachten hem
40 Hand 11:16| 16 En terwijl Paulus hen te Athene verwachtte,
41 Hand 11:22| 22 En Paulus, staande in het midden van
42 Hand 11:33| 33 En alzo is Paulus uit het midden van hen uitgegaan. ~
43 Hand 12:1 | 1 En na dezen scheidde Paulus van Athene en kwam te Korinthe; ~
44 Hand 12:5 | Macedonie afgekomen waren, werd Paulus door den Geest gedrongen,
45 Hand 12:9 | 9 En de Heere zeide tot Paulus door een gezicht in den
46 Hand 12:12| Joden eendrachtelijk tegen Paulus op, en brachten hem voor
47 Hand 12:14| 14 En als Paulus zijn mond zou opendoen,
48 Hand 12:18| 18 En als Paulus er nog vele dagen gebleven
49 Hand 13:1 | Apollos te Korinthe was, dat Paulus, de bovenste delen des lands
50 Hand 13:4 | 4 Maar Paulus zeide: Johannes heeft wel
51 Hand 13:6 | 6 En als Paulus hun de handen opgelegd had,
52 Hand 13:11| krachten door de handen van Paulus; ~
53 Hand 13:13| bezweren u bij Jezus, Dien Paulus predikt! ~
54 Hand 13:15| zeide: Jezus ken ik, en Paulus weet ik; maar gijlieden,
55 Hand 13:21| dingen volbracht waren, nam Paulus voor in den Geest, Macedonie
56 Hand 13:26| ziet en hoort, dat deze Paulus veel volk, niet alleen van
57 Hand 13:29| Macedoniers, metgezellen van Paulus op de reis. ~
58 Hand 13:30| 30 En als Paulus tot het volk wilde ingaan,
59 Hand 14:1 | het oproer gestild was, Paulus, de discipelen tot zich
60 Hand 14:7 | brood te breken, handelde Paulus met hen, zullende des anderen
61 Hand 14:9 | overvallen zijnde, alzo Paulus lang tot hen sprak, door
62 Hand 14:10| 10 Doch Paulus, afgekomen zijnde, viel
63 Hand 14:13| af naar Assus, waar wij Paulus zouden innemen; want hij
64 Hand 14:16| 16 Want Paulus had voorgenomen Efeze voorbij
65 Hand 14:37| vallende om den hals van Paulus, kusten hem; ~
66 Hand 15:4 | zeven dagen; dewelke tot Paulus zeiden door den Geest, dat
67 Hand 15:8 | 8 En des anderen daags, Paulus en wij, die met hem waren,
68 Hand 15:11| ons, en nam den gordel van Paulus, en zichzelven handen en
69 Hand 15:13| 13 Maar Paulus antwoordde: Wat doet gij,
70 Hand 15:18| En den volgenden dag ging Paulus met ons in tot Jakobus;
71 Hand 15:26| 26 Toen nam Paulus de mannen met zich, en den
72 Hand 15:29| welken zij meenden, dat Paulus in den tempel gebracht had. ~
73 Hand 15:30| liep samen; en zij grepen Paulus, en trokken hem buiten den
74 Hand 15:32| krijgsknechten ziende, hielden op van Paulus te slaan. ~
75 Hand 15:37| 37 En als Paulus nu in de legerplaats zou
76 Hand 15:39| 39 Maar Paulus zeide: Ik ben een Joods
77 Hand 15:40| hij het toegelaten had, Paulus, staande op de trappen,
78 Hand 16:25| riemen uitrekten, zeide Paulus tot den hoofdman over honderd,
79 Hand 16:28| som gelds verkregen. En Paulus zeide: Maar ik ben ook een
80 Hand 16:30| gehele raad zouden komen; en Paulus afgebracht hebbende, stelde
81 Hand 17:1 | 1 En Paulus, de ogen op den raad houdende,
82 Hand 17:3 | 3 Toen zeide Paulus tot hem: God zal u slaan,
83 Hand 17:5 | 5 En Paulus zeide: Ik wist niet, broeders!
84 Hand 17:6 | 6 En Paulus wetende dat het ene deel
85 Hand 17:10| de overste, vrezende, dat Paulus van hen verscheurd mocht
86 Hand 17:11| zeide: Heb goeden moed, Paulus, want gelijk gij te Jeruzalem
87 Hand 17:12| drinken zouden, totdat zij Paulus zouden gedood hebben. ~
88 Hand 17:14| zullen nuttigen, totdat wij Paulus zullen gedood hebben. ~
89 Hand 17:16| 16 En als de zoon van Paulus' zuster deze lage gehoord
90 Hand 17:16| legerplaats, en boodschapte het Paulus. ~
91 Hand 17:17| 17 En Paulus riep tot zich een van de
92 Hand 17:18| tot den overste, en zeide: Paulus, de gevangene, heeft mij
93 Hand 17:20| van u te begeren, dat gij Paulus morgen in den raad zoudt
94 Hand 17:24| beesten bestellen, opdat zij Paulus daarop zetten, en behouden
95 Hand 17:31| gelijk hun bevolen was, namen Paulus, en brachten hem des nachts
96 Hand 17:33| overgeleverd hadden, hebben zij ook Paulus voor hem gesteld. ~
97 Hand 18:1 | voor den stadhouder tegen Paulus. ~
98 Hand 18:10| 10 Maar Paulus, als hem de stadhouder gewenkt
99 Hand 18:23| hoofdman over honderd, dat Paulus zou bewaard worden, en verlichting
100 Hand 18:24| die een Jodin was, ontbood Paulus, en hoorde hem van het geloof
101 Hand 18:26| ook hopende, dat hem van Paulus geld gegeven zou worden,
102 Hand 18:27| Joden gunst bewijzen, liet Paulus gevangen. ~ ~ ~
103 Hand 19:2 | verschenen voor hem tegen Paulus en baden hem, ~
104 Hand 19:4 | Doch Festus antwoordde, dat Paulus te Cesarea bewaard werd,
105 Hand 19:6 | gezeten zijnde, beval hij, dat Paulus zou voor gebracht worden. ~
106 Hand 19:7 | zware beschuldigingen tegen Paulus voortbrengende, die zij
107 Hand 19:9 | gunst bewijzen, antwoordde Paulus, en zeide: Wilt gij naar
108 Hand 19:10| 10 En Paulus zeide: Ik sta voor den rechterstoel
109 Hand 19:14| heeft Festus de zaken van Paulus aan den koning verhaald,
110 Hand 19:19| Die gestorven was, Welken Paulus zeide te leven. ~
111 Hand 19:21| 21 En als Paulus zich beriep, dat men hem
112 Hand 19:23| voornaamsten de stad waren, werd Paulus op bevel van Festus voor
113 Hand 20:1 | 1 En Agrippa zeide tot Paulus: Het is u geoorloofd voor
114 Hand 20:1 | te spreken. Toen strekte Paulus de hand uit, en verantwoordde
115 Hand 20:24| met grote stem: Gij raast, Paulus, de grote geleerdheid brengt
116 Hand 20:28| 28 En Agrippa zeide tot Paulus: Gij beweegt mij bijna een
117 Hand 20:29| 29 En Paulus zeide: Ik wenste wel van
118 Hand 21:1 | zouden afvaren, leverden zij Paulus en enige andere gevangenen,
119 Hand 21:3 | Julius, vriendelijk met Paulus handelende, liet hem toe
120 Hand 21:9 | voorbij was, vermaande hen Paulus, ~
121 Hand 21:11| schipper, dan hetgeen van Paulus gezegd werd. ~
122 Hand 21:21| geweest was, toen stond Paulus op in het midden van hen,
123 Hand 21:24| 24 Zeggende: Vrees niet, Paulus, gij moet voor den keizer
124 Hand 21:31| 31 Zeide Paulus tot den hoofdman en tot
125 Hand 21:33| dag zou worden, vermaande Paulus hen allen, dat zij zouden
126 Hand 21:43| Maar de hoofdman, willen Paulus behouden, belette hun dat
127 Hand 22:3 | 3 En als Paulus een hoop rijzen bijeengeraapt
128 Hand 22:8 | te bed lag; tot denwelken Paulus inging, en als hij gebeden
129 Hand 22:15| de drie tabernen; welke Paulus ziende, dankte hij God en
130 Hand 22:16| overste des legers; maar aan Paulus werd toegelaten op zichzelven
131 Hand 22:17| geschiedde na drie dagen dat Paulus samenriep degenen, die de
132 Hand 22:25| zijnde, scheidden zij; als Paulus dit ene woord gezegd had,
133 Hand 22:30| 30 En Paulus bleef twee gehele jaren
134 Rom 1:1 | 1 Paulus, een dienstknecht van Jezus
135 1Kor 1:1 | 1 Paulus, een geroepen apostel van
136 1Kor 1:12| iegelijk van u zegt: Ik ben van Paulus, en ik van Apollos; en ik
137 1Kor 1:13| Is Christus gedeeld? Is Paulus voor u gekruist? Of zijt
138 1Kor 1:13| gekruist? Of zijt gij in Paulus' naam gedoopt? ~
139 1Kor 3:4 | de een zegt: Ik ben van Paulus; en een ander: Ik ben van
140 1Kor 3:5 | 5 Wie is dan Paulus, en wie is Apollos, anders
141 1Kor 3:22| 22 Hetzij Paulus, hetzij Apollos, hetzij
142 1Kor 16:21| groetenis met mijn hand van Paulus. ~
143 2Kor 1:1 | 1 Paulus, een apostel van Jezus Christus,
144 2Kor 10:1 | 1 Voorts ik Paulus zelf bid u, door de zachtmoedigheid
145 Gal 1:1 | 1 Paulus, een apostel,, geroepen
146 Gal 5:2 | 2 Ziet, ik Paulus zeg u, zo gij u laat besnijden,
147 Efez 1:1 | 1 Paulus, een apostel van Jezus Christus,
148 Efez 3:1 | 1 Om deze oorzaak ben ik Paulus de gevangene van Christus
149 Fili 1:1 | 1 Paulus en Timotheus, dienstknechten
150 Kol 1:1 | 1 Paulus, een apostel van Jezus Christus,
151 Kol 1:23 | hemel is; van hetwelk ik Paulus een dienaar geworden ben; ~
152 Kol 4:18 | groetenis met mijn hand, van Paulus. Gedenkt mijn banden. De
153 1The 1:1 | 1 Paulus, en Silvanus, en Timotheus,
154 1The 2:18| willen komen (immers ik Paulus) eenmaal en andermaal, maar
155 2The 1:1 | 1 Paulus, en Silvanus, en Timotheus,
156 2The 3:17| groetenis met mijn hand, van Paulus; hetwelk is een teken in
157 1Tim 1:1 | 1 Paulus, een apostel van Jezus Christus,
158 2Tim 1:1 | 1 Paulus, een apostel van Jezus Christus,
159 2Tim 5:1 | 1 Paulus, een dienstknecht Gods,
160 Tit 1:1 | 1 Paulus, een dienstknecht Gods,
161 File 1:1 | 1 Paulus, een gevangene van Christus
162 File 1:9 | zodanig een ben, te weten Paulus, een oud man, en nu ook
163 File 1:19| 19 Ik, Paulus, heb het geschreven met
164 2Pet 3:15| ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid, die hem
|