Book Chapter: Verse
1 Gen 2:1 | hemel en de aarde, en al hun heir. ~
2 Gen 29:8 | Indien Ezau op het ene heir komt, en slaat het, zo zal
3 Gen 29:8 | zo zal het overgeblevene heir ontkomen. ~
4 Gen 30:8 | zeide: Voor wien is u al dit heir, dat ik ontmoet heb? En
5 Gen 46:9 | en het was een zeer zwaar heir. ~
6 Exo 14:4 | aan Farao en aan al zijn heir verheerlijkt worden, alzo
7 Exo 14:9 | en zijn ruiters, en zijn heir; nevens Pi-Hachiroth, voor
8 Exo 14:17 | aan Farao en aan al zijn heir, aan zijn wagenen en aan
9 Exo 14:19 | Engel Gods, Die voor het heir van Israel ging, vertrok,
10 Exo 14:28 | de ruiters van het ganse heir van Farao, dat hen nagevolgd
11 Exo 15:4 | Farao's wagenen en zijn heir in de zee geworpen; en de
12 Num 2:4 | 4 Zijn heir nu, en zijn getelden waren
13 Num 2:6 | 6 Zijn heir nu, en zijn getelden waren
14 Num 2:8 | 8 Zijn heir nu, en zijn getelden waren
15 Num 2:11 | 11 Zijn heir nu, en zijn getelden waren
16 Num 2:13 | 13 Zijn heir nu, en zijn getelden waren
17 Num 2:15 | 15 Zijn heir nu, en zijn getelden waren
18 Num 2:19 | 19 Zijn heir nu, en zijn getelden waren
19 Num 2:21 | 21 Zijn heir nu, en zijn getelden waren
20 Num 2:23 | 23 Zijn heir nu, en zijn getelden waren
21 Num 2:26 | 26 Zijn heir nu, en zijn getelden waren
22 Num 2:28 | 28 Zijn heir nu, en zijn getelden waren
23 Num 2:30 | 30 Zijn heir nu, en zijn getelden waren
24 Num 10:14 | hun heiren; en over zijn heir was Nahesson, de zoon van
25 Num 10:15 | 15 En over het heir van den stam der kinderen
26 Num 10:16 | 16 En over het heir van den stam der kinderen
27 Num 10:18 | hun heiren; en over zijn heir was Elizur, de zoon van
28 Num 10:19 | 19 En over het heir van den stam der kinderen
29 Num 10:20 | 20 En over het heir van den stam der kinderen
30 Num 10:22 | hun heiren; en over het heir was Elisama, de zoon van
31 Num 10:23 | 23 En over het heir van den stam der kinderen
32 Num 10:24 | 24 En over het heir van den stam der kinderen
33 Num 10:25 | hun heiren; en over zijn heir was Ahiezer de zoon van
34 Num 10:26 | 26 En over het heir van den stam der kinderen
35 Num 10:27 | 27 En over het heir van den stam der kinderen
36 Deu 4:19 | sterren, des hemels ganse heir; en wordt aangedreven, dat
37 Deu 11:4 | Hij gedaan heeft aan het heir der Egyptenaren, aan deszelfs
38 Deu 17:3 | maan, of voor het ganse heir des hemels, hetwelk ik niet
39 Deu 24:5 | genomen hebben, die zal in het heir niet uittrekken, en men
40 Joz 5:14 | Ik ben de Vorst van het heir des HEEREN: Ik ben nu gekomen!
41 Joz 5:15 | Toen zeide de Vorst van het heir des HEEREN tot Jozua: Trek
42 Joz 23:12 | tegen hen optogen met een heir. ~
43 Joz 23:33 | hen op te trekken met een heir, om het land te verderven,
44 Ric 7:6 | uw hand, dat wij aan uw heir brood zouden geven? ~
45 Ric 8:29 | zeide hij: Vermeerder uw heir, en trek uit. ~
46 1Sa 10:26 | huis te Gibea, en van het heir gingen met hem, welker hart
47 1Sa 17:1 | Filistijnen verzamelden hun heir ten strijde, en verzamelden
48 1Sa 17:20 | aan den wagenburg, als het heir in slagorde uittoog, en
49 1Sa 17:23 | Filistijn van Gath, uit het heir der Filistijnen, en hij
50 2Sa 3:23 | Als nu Joab en het ganse heir, dat met hem was, aankwamen,
51 2Sa 8:9 | hoorde, dat David het ganse heir van Hadad-ezer geslagen
52 2Sa 8:16 | van Zeruja, was over het heir; en Josafat, zoon van Achilud,
53 2Sa 10:7 | Joab heen, en het ganse heir met de helden. ~
54 2Sa 17:25 | plaats gesteld over het heir. Amasa nu was eens mans
55 2Sa 20:23 | Joab nu was over het ganse heir van Israel; en Benaja, de
56 1Kon 2:35| in zijn plaats over het heir; en Zadok, den priester,
57 1Kon 4:4 | van Jojada, was over het heir; en Zadok en Abjathar waren
58 1Kon 10:2 | Jeruzalem, met een zeer zwaar heir, met kemelen, dragende specerijen,
59 1Kon 20:19| landschappen uit de stad, en het heir, dat hen navolgde. ~
60 1Kon 20:25| 25 En gij, tel u een heir, als dat heir, dat van de
61 1Kon 20:25| tel u een heir, als dat heir, dat van de uwen gevallen
62 1Kon 22:19| troon, en al het hemelse heir staande nevens Hem, aan
63 2Kon 5:15| Gods, hij en zijn ganse heir, en kwam, en stond voor
64 2Kon 6:14| en wagenen, en een zwaar heir; welke des nachts kwamen,
65 2Kon 6:15| en ging uit; en ziet, een heir omringde de stad met paarden
66 2Kon 7:6 | 6 Want de HEERE had het heir der Syriers doen horen een
67 2Kon 9:5 | zaten de hoofdmannen van het heir, en hij zeide: Ik heb een
68 2Kon 11:15| van honderd, die over het heir gesteld waren, en zeide
69 2Kon 19:16| en bogen zich voor alle heir des hemels, en dienden Baal. ~
70 2Kon 20:17| koning Hizkia, met een zwaar heir naar Jeruzalem; en zij togen
71 2Kon 23:3 | boog zich neder voor het heir des hemels, en diende ze. ~
72 2Kon 23:5 | hij altaren voor al het heir des hemels, in beide de
73 2Kon 25:4 | het bos, en voor al het heir des hemels gemaakt was,
74 2Kon 25:5 | andere planeten, en al het heir des hemels rookten. ~
75 2Kon 27:1 | Jeruzalem, hij en zijn ganse heir, en legerde zich tegen haar;
76 2Kon 27:5 | 5 Doch het heir der Chaldeen jaagde den
77 2Kon 27:5 | van Jericho, en zal zijn heir werd van bij hem verstrooid. ~
78 2Kon 27:10| 10 En het ganse heir de Chaldeen, dat met den
79 1Kro 5:18| zestig, uitgaande in het heir. ~
80 1Kro 7:11| tweehonderd, uitgaande in het heir ten strijde. ~
81 1Kro 12:21| zij waren oversten in het heir. ~
82 1Kro 12:33| Zebulon, uitgaande in het heir, toegerust ten strijde met
83 1Kro 12:36| uit Aser, uitgaande in het heir, om krijgsorde te houden,
84 1Kro 14:16| had; en zij sloegen het heir der Filistijnen van Gibeon
85 1Kro 18:15| van Zeruja, was over het heir; en Josafat, de zoon van
86 1Kro 19:15| van Zeruja, was over het heir; en Josafat, de zoon van
87 1Kro 20:8 | zond hij Joab en het ganse heir met de helden. ~
88 2Kro 10:1 | Jeruzalem, met een zeer zwaar heir, en kemelen, dragende specerijen
89 2Kro 14:3 | bond den strijd aan met een heir van strijdbare helden, vierhonderd
90 2Kro 15:8 | 8 Asa nu had een heir van driehonderd duizend
91 2Kro 15:9 | kwam tegen hen uit, met een heir van duizend maal duizend,
92 2Kro 17:7 | HEERE, uw God, daarom is het heir des konings van Syrie uit
93 2Kro 17:8 | en de Libiers een groot heir met zeer veel wagenen en
94 2Kro 19:18| troon, en al het hemelse heir, staande aan Zijn rechter
95 2Kro 23:27| honderden, die over het heir gesteld waren, uit, en zeide
96 2Kro 25:7 | zeggende: O, koning! laat het heir van Israel met u niet gaan;
97 2Kro 26:14| voor hen, voor het ganse heir, schilden, en spiesen, en
98 2Kro 28:9 | Oded; die ging uit, het heir tegen, dat naar Samaria
99 2Kro 28:12| tegen degenen, die uit het heir kwamen. ~
100 2Kro 33:3 | boog zich neder voor al het heir des hemels, en diende ze; ~
101 2Kro 33:5 | hij altaren voor al het heir des hemels, in beide de
102 Ezra 8:22| schaamde mij van den koning een heir en ruiters te begeren, om
103 Neh 4:2 | zijner broederen en van het heir van Samaria, en zeide: Wat
104 Neh 9:6 | hemel der hemelen, en al hun heir, de aarde en al wat daarop
105 Neh 9:6 | die allen levend; en het heir der hemelen aanbidt U. ~
106 Psa 33:6 | Geest Zijns monds al hun heir. ~
107 Psa 33:16 | behouden door een groot heir; een held wordt niet gered
108 Psa 34:6 | Geest Zijns monds al hun heir. ~
109 Psa 34:16 | behouden door een groot heir; een held wordt niet gered
110 Psa 136:15 | Hij heeft Farao met zijn heir gestort in de Schelfzee;
111 Jes 34:2 | grimmigheid over al hun heir; Hij heeft hen verbannen,
112 Jes 34:4 | 4 En al het heir der hemelen zal uitteren,
113 Jes 34:4 | gelijk een boek, en al hun heir zal afvallen, gelijk een
114 Jes 36:2 | koning Hizkia, met een zwaar heir; en hij stond aan den watergang
115 Jes 40:26 | heeft; Die in getal hun heir voortbrengt; Die ze alle
116 Jes 43:17 | Die wagenen en paarden, heir en macht voortbracht; te
117 Jes 45:12 | uitgebreid, en Ik heb al hun heir bevel gegeven. ~
118 Jes 61:5 | tot u gekeerd worden, het heir der heidenen zal tot u komen. ~
119 Jes 61:11 | opdat men tot u inbrenge het heir der heidenen, en hun koningen
120 Jer 8:2 | maan, en voor het ganse heir des hemels, die zij liefgehad,
121 Jer 19:13 | welker daken zij aan al het heir des hemels gerookt
122 Jer 32:2 | 2 (Het heir nu des konings van Babel
123 Jer 33:22 | 22 Gelijk het heir des hemels niet geteld,
124 Jer 34:1 | van Babel, en zijn ganse heir, en alle koninkrijken der
125 Jer 34:7 | 7 Als het heir des konings van Babel streed
126 Jer 34:21 | weten, in de hand van het heir des konings van Babel,
127 Jer 35:11 | Jeruzalem trekken vanwege het heir der Chaldeen, en vanwege
128 Jer 35:11 | Chaldeen, en vanwege het heir der Syriers; alzo zijn wij
129 Jer 37:5 | 5 En Farao's heir was uit Egypte uitgetogen;
130 Jer 37:7 | te vragen: Ziet, Farao's heir, dat u ter hulpe uitgetogen
131 Jer 37:10 | sloegt gijlieden het ganse heir der Chaldeen, die tegen
132 Jer 37:11 | geschiedde het, als het heir der Chaldeen van Jeruzalem
133 Jer 37:11 | opgetogen, vanwege Farao's heir; ~
134 Jer 38:3 | worden in de hand van het heir des konings van Babel, datzelve
135 Jer 39:1 | koning van Babel, en al zijn heir, tegen Jeruzalem, en zij
136 Jer 39:5 | 5 Doch het heir der Chaldeen jaagde hen
137 Jer 46:2 | Tegen Egypte; tegen het heir van Farao Necho, koning
138 Jer 51:3 | jongelingen niet, verbant al haar heir; ~
139 Jer 52:4 | hij en zijn ganse heir, en zij legerden zich tegen
140 Jer 52:8 | 8 Doch het heir der Chaldeen jaagde den
141 Jer 52:8 | van Jericho; en al zijn heir werd van bij hem verstrooid. ~
142 Jer 52:14 | 14 En het ganse heir der Chaldeen, dat met den
143 Eze 17:17 | zal Farao, door een groot heir en door menigte van krijgs
144 Eze 27:10 | en Puteers waren in uw heir, uw krijgslieden; schild
145 Eze 27:11 | kinderen van Arvad en uw heir waren rondom op uw muren,
146 Eze 29:18 | koning van Babel, heeft zijn heir een groten dienst doen dienen
147 Eze 29:18 | noch hij, noch zijn heir heeft loon gehad vanwege
148 Eze 29:19 | loon zijn voor zijn heir. ~
149 Eze 32:31 | van Farao en zijn ganse heir, spreekt de Heere HEERE. ~
150 Eze 37:10 | voeten, een gans zeer groot heir. ~
151 Eze 38:4 | uitvoeren, mitsgaders uw ganse heir, paarden en ruiteren, die
152 Eze 38:15 | vergadering, en een machtig heir; ~
153 Dan 3:20 | van kracht, die in zijn heir waren, zeide hij, dat zij
154 Dan 4:35 | doet naar Zijn wil met het heir des hemels en de inwoners
155 Dan 8:10 | hij werd groot tot aan het heir des hemels; en hij wierp
156 Dan 8:10 | wierp er sommigen van dat heir, namelijk van de sterren,
157 Dan 8:12 | 12 En het heir werd in den afval overgegeven
158 Dan 8:13 | zo het heiligdom als het heir ter vertreding zal overgegeven
159 Joe 2:11 | verheft Zijn stem voor Zijn heir henen; want Zijn leger is
160 Joe 2:25 | heeft afgegeten; Mijn groot heir, dat Ik onder u gezonden
161 Oba 1:11 | dage als de uitlanders zijn heir gevangen voerden, en de
162 Oba 1:13 | uitgestrekt hebben aan zijn heir, ten dage zijns verderfs; ~
163 Oba 1:20 | gevankelijk weggevoerden van dit heir der kinderen Israels, hetgeen
164 Zep 1:5 | nederbuigen op de daken voor het heir des hemels, en die zich
|