Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
3zijt 1
3zo 1
4 1189
40 161
41 142
42 136
43 129
Frequency    [«  »]
162 harten
162 liefde
162 vallen
161 40
161 genomen
158 verder
157 mitsgaders

Bijbel

IntraText - Concordances

40

    Book Chapter: Verse
1 Gen 23:40 | 40 En hij zeide tot mij: De 2 Gen 25:40 | 40 En op uw zwaard zult gij 3 Gen 27:75 | 40 Toen scheidde Jakob de lammeren, 4 Gen 28:40 | 40 Ik ben geweest, dat mij 5 Gen 33:40 | 40 En dit zijn de namen der 6 Gen 36:23 | Genesis 40 ~ 7 Gen 37:40 | 40 Gij zult over mijn huis 8 Exo 12:40 | 40 De tijd nu der woning, die 9 Exo 25:40 | 40 Zie dan toe, dat gij het 10 Exo 28:40 | 40 Voor de zonen van Aaron 11 Exo 29:40 | 40 Met een tiende deel meelbloem, 12 Exo 39:40 | 40 De behangselen des voorhofs, 13 Exo 40 | 40 ~ 14 Lev 11:40 | 40 Ook die van hun dood aas 15 Lev 13:40 | 40 En als een man zijn hoofdhaar 16 Lev 14:40 | 40 Zo zal de priester gebieden, 17 Lev 22:71 | 40 En op den eersten dag zult 18 Lev 24:40 | 40 Als een dagloner, als een 19 Lev 25:40 | 40 Dan zullen zij hun ongerechtigheid 20 Num 1:40 | 40 Van de zonen van Aser, hun 21 Num 3:40 | 40 En de HEERE zeide tot Mozes: 22 Num 4:40 | 40 Hun getelden waren, naar 23 Num 7:40 | 40 Een geitenbok, ten zondoffer; ~ 24 Num 14:40 | 40 En zij stonden des morgens 25 Num 15:40 | 40 Opdat gij gedenkt en doet 26 Num 16:40 | 40 Ter nagedachtenis voor de 27 Num 22:40 | 40 Toen slachtte Balak runderen 28 Num 26:40 | 40 En de zonen van Bela waren 29 Num 29:40 | 40 En Mozes sprak tot de kinderen 30 Num 31:40 | 40 En der mensen zielen waren 31 Num 31:93 | 40 Zo gaf Mozes Gilead aan 32 Num 32:40 | 40 En de Kanaaniet, de koning 33 Deu 1:40 | 40 Gij daarentegen, keert u, 34 Deu 4:40 | 40 En gij zult houden Zijn 35 Deu 28:40 | 40 Olijfbomen zult gij hebben 36 Deu 32:40 | 40 Want Ik zal Mijn hand naar 37 Joz 10:40 | 40 Alzo sloeg Jozua het ganse 38 Joz 15:40 | 40 En Chabbon, en Lahmas, en 39 Joz 19:40 | 40 Het zevende lot ging uit 40 Joz 22:13 | 40 Al die steden waren van 41 Ric 5:40 | 40 En God deed alzo in denzelven 42 Ric 8:40 | 40 En Abimelech jaagde hem 43 Ric 10:40 | 40 Dat de dochteren Israels 44 Ric 19:40 | 40 Toen begon de verheffing 45 1Sa 14:40 | 40 Verder zeide hij tot het 46 1Sa 17:40 | 40 En hij nam zijn staf in 47 1Sa 20:40 | 40 Toen gaf Jonathan zijn gereedschap 48 1Sa 25:40 | 40 Als nu de knechten van David 49 2Sa 19:40 | 40 En de koning toog voort 50 2Sa 22:40 | 40 Want Gij omgorddet mij met 51 1Kon 1:40| 40 En al het volk kwam op achter 52 1Kon 2:40| 40 Toen maakte zich Simei op, 53 1Kon 7:40| 40 Daartoe maakte Hiram de 54 1Kon 8:40| 40 Opdat zij U vrezen al de 55 1Kon 11:40| 40 Daarom zocht Salomo Jerobeam 56 1Kon 18:40| 40 En Elia zeide tot hen: Grijpt 57 1Kon 20:40| 40 Het geschiedde nu, als uw 58 1Kon 22:40| 40 Alzo ontsliep Achab met 59 2Kon 4:40| 40 Daarna schepten zij voor 60 2Kon 19:40| 40 Doch zij hoorden niet, maar 61 1Kro 1:40| 40 De kinderen van Sobal waren 62 1Kro 2:40| 40 En Elasa gewon Sismai, en 63 1Kro 4:40| 40 En zij vonden vette en goede 64 1Kro 6:40| 40 Den zoon van Michael, den 65 1Kro 7:40| 40 Deze allen waren kinderen 66 1Kro 8:40| 40 En de zonen van Ulam waren 67 1Kro 9:40| 40 En Jonathans zoon van Merib-baal, 68 1Kro 11:40| 40 Ira, de Jithriet; Gareb, 69 1Kro 12:40| 40 En ook de naasten aan hen, 70 1Kro 16:40| 40 Om den HEERE de brandofferen 71 2Kro 7:40| 40 Nu, mijn God, laat toch 72 Ezra 2:40| 40 De Levieten. De kinderen 73 Ezra 10:40| 40 Machnadbai, Sasai, Sarai, ~ 74 Neh 7:40 | 40 De kinderen van Immer, duizend 75 Neh 12:40 | 40 Daarna stonden de beide 76 Job 31:40 | 40 Dat voor tarwe distelen 77 Job 39 | 40 ~ 78 Psa 18:40 | 40 Want Gij omgorddet mij met 79 Psa 38:40 | 40 En de HEERE zal hen helpen, 80 Psa 41 | 40 ~ 81 Psa 78:40 | 40 Hoe dikwijls verbitterden 82 Psa 89:40 | 40 Gij hebt het verbond Uws 83 Psa 105:40 | 40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen 84 Psa 106:40 | 40 Dies is de toorn des HEEREN 85 Psa 107:40 | 40 Hij stort verachting uit 86 Psa 119:40 | 40  Zie, ik heb een begeerte 87 Jes 40 | 40 ~ 88 Jer 23:40 | 40      En Ik zal u eeuwige 89 Jer 31:40 | 40      En het ganse dal der 90 Jer 32:40 | 40      En Ik zal een eeuwig 91 Jer 40 | 40 ~ 92 Jer 48:40 | 40      Want zo zegt de HEERE: 93 Jer 50:40 | 40      Gelijk God Sodom en 94 Jer 51:40 | 40      Ik zal hen afvoeren 95 Klaa 1:84| 40      Nun. Laat ons onze 96 Eze 16:40 | 40      Daarna zullen zij tegen 97 Eze 20:40 | 40      Want op Mijn heiligen 98 Eze 23:40 | 40      Dit is er ook, dat 99 Eze 40 | l 40 ~ 100 Eze 40:40 | 40      Ook waren er aan de 101 Dan 2:40 | 40      En het vierde koninkrijk 102 Dan 11:40 | 40      En op den tijd van 103 Matt 5:40| 40 En zo iemand met u rechten 104 Matt 10:40| 40 Die u ontvangt, ontvangt 105 Matt 12:40| 40 Want gelijk Jonas drie dagen 106 Matt 13:40| 40 Gelijkerwijs dan het onkruid 107 Matt 21:40| 40 Wanneer dan de heer des 108 Matt 22:40| 40 Aan deze twee geboden hangt 109 Matt 24:40| 40 Alsdan zullen er twee op 110 Matt 25:40| 40 En de Koning zal antwoorden 111 Matt 26:40| 40 En Hij kwam tot de discipelen 112 Matt 27:40| 40 En zeggende: Gij, Die den 113 Mark 1:40| 40 En tot Hem kwam een melaatse, 114 Mark 4:40| 40 En Hij zeide tot hen: Wat 115 Mark 5:40| 40 En zij belachten Hem; maar 116 Mark 6:40| 40 En zij zaten neder in gedeelten 117 Mark 9:40| 40 Want wie tegen ons niet 118 Mark 10:40| 40 Maar het zitten tot Mijn 119 Mark 12:40| 40 Welke de huizen der weduwen 120 Mark 14:40| 40 En wedergekeerd zijnde, 121 Mark 15:40| 40 En er waren ook vrouwen, 122 Luk 1:40 | 40 En kwam in het huis van 123 Luk 2:40 | 40 En het Kindeken wies op, 124 Luk 4:40 | 40 En als de zon onderging, 125 Luk 6:40 | 40 De discipel is niet boven 126 Luk 7:40 | 40 En Jezus antwoordende, zeide 127 Luk 8:40 | 40 En het geschiedde, als Jezus 128 Luk 9:40 | 40 En ik heb Uw discipelen 129 Luk 10:40 | 40 Doch Martha was zeer bezig 130 Luk 11:40 | 40 Gij onverstandigen! Die 131 Luk 12:40 | 40 Gij dan, zijt ook bereid; 132 Luk 18:40 | 40 En Jezus, stilstaande, beval, 133 Luk 19:40 | 40 En Hij, antwoordende, zeide 134 Luk 20:40 | 40 En zij durfden Hem niet 135 Luk 22:40 | 40 En als Hij aan die plaats 136 Luk 23:40 | 40 Maar de andere, antwoordende, 137 Luk 24:40 | 40 En als Hij dit zeide, toonde 138 Joha 1:40| 40 Hij zeide tot hen: Komt 139 Joha 4:40| 40 Als dan de Samaritanen tot 140 Joha 5:40| 40 En gij wilt tot Mij niet 141 Joha 6:40| 40 En dit is de wil Desgenen, 142 Joha 7:40| 40 Velen dan uit de schare, 143 Joha 8:40| 40 Maar nu zoekt gij Mij te 144 Joha 9:40| 40 En dit hoorden enigen uit 145 Joha 10:40| 40 En Hij ging wederom over 146 Joha 11:40| 40 Jezus zeide tot haar: Heb 147 Joha 12:40| 40 Hij heeft hun ogen verblind, 148 Joha 18:40| 40 Zij dan riepen allen wederom, 149 Joha 19:40| 40 Zij namen dan het lichaam 150 Hand 2:40| 40 En met veel meer andere 151 Hand 5:40| 40 Dezen heeft God opgewekt 152 Hand 7:40| 40 Ziet dan toe, dat over ulieden 153 Hand 9:40| 40 Maar Paulus verkoos Silas, 154 Hand 10:40| 40 En uitgegaan zijnde uit 155 Hand 13:40| 40 Want wij staan in gevaar, 156 Hand 15:40| 40 En als hij het toegelaten 157 Hand 21:40| 40 En als zij de ankers opgehaald 158 1Kor 7:40| 40 Maar zij is gelukkiger, 159 1Kor 14:40| 40 Laat alle dingen eerlijk 160 1Kor 15:40| 40 En er zijn hemelse lichamen, 161 Heb 11:40 | 40 Alzo God wat beters over


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License