Book Chapter: Verse
1 Gen 42:22 | Jakob geboren zijn, al te zamen veertien zielen. ~
2 Deu 12:22 | en de reine zullen het te zamen eten. ~
3 Deu 15:22 | de onreine en de reine te zamen, als een ree, en als een
4 Deu 27:1 | 1 En Mozes, te zamen met de oudsten van Israel,
5 Deu 27:9 | 9 Voorts sprak Mozes, te zamen met de Levietische priesteren,
6 Deu 33:17 | dezelve zal hij de volken te zamen stoten tot aan de einden
7 Joz 8:25 | waren twaalf duizend, al te zamen lieden van Ai. ~
8 Ric 4:35 | schept, spreekt aldaar te zamen van de gerechtigheid des
9 Ric 18:6 | neder, en zij beiden aten te zamen, en dronken. Toen zeide
10 Ric 18:8 | neigde; en zij beiden aten te zamen. ~
11 1Sa 10:17 | Samuel riep het volk te zamen tot den HEERE, te Mizpa.
12 1Sa 11:11 | er onder hen geen twee te zamen bleven. ~
13 1Sa 17:10 | mij een man, dat wij te zamen strijden! ~
14 2Sa 2:16 | anderen, en zij vielen te zamen; daarvan noemde men dezelve
15 2Sa 10:15 | vergaderden zij zich weder te zamen. ~
16 2Sa 13:25 | laat ons toch niet al te zamen gaan, opdat wij u niet bezwaarlijk
17 2Sa 14:16 | voorheeft mij en mijn zoon te zamen van Gods erve te verdelgen. ~
18 2Sa 20:4 | mij de mannen van Juda te zamen, tegen den derden dag; en
19 1Kon 3:18| gebaard heeft; en wij waren te zamen, geen vreemde was met ons
20 2Kon 25:15| zondigen deed, gemaakt had; te zamen dat altaar en die hoogte
21 1Kro 7:3 | Jisia; deze vijf waren al te zamen hoofden. ~
22 Ezra 2:64| 64 Deze ganse gemeente te zamen was twee en veertig duizend
23 Neh 4:8 | En zij maakten allen te zamen een verbintenis, dat zij
24 Neh 6:2 | zeggen: Kom en laat ons te zamen vergaderen in de dorpen,
25 Neh 6:7 | kom dan nu, en laat ons te zamen raadslaan. ~
26 Neh 7:66 | 66 Deze ganse gemeente te zamen was twee en veertig duizend,
27 Job 3:18 | Daar zijn de gebondenen te zamen in rust; zij horen de stem
28 Job 9:32 | antwoorden zou, zo wij te zamen in het gericht kwamen. ~
29 Job 10:8 | zij mij gemaakt hebben, te zamen rondom mij zijn zij, en
30 Job 16:10 | kinnebakken; zij vervullen zich te zamen aan mij. ~
31 Job 17:16 | des grafs, als er rust te zamen in het stof wezen zal. ~ ~ ~ ~
32 Job 19:12 | 12 Zijn benden zijn te zamen aangekomen, en hebben tegen
33 Job 21:26 | 26 Zij liggen te zamen neder in het stof, en het
34 Job 24:4 | nooddruftigen wijken van den weg; te zamen versteken zich de ellendigen
35 Job 24:17 | de morgenstond is hun te zamen de schaduw des doods; als
36 Job 31:38 | roept, en zijn voren te zamen wenen;
37 Job 37:7 | Toen de morgensterren te zamen vrolijk zongen, en al de
38 Job 39:8 | 8 Verberg hen te zamen in het stof; verbind hun
39 Psa 2:2 | vorsten beraadslagen te zamen tegen den HEERE, en tegen
40 Psa 4:9 | 9Ik zal in vrede te zamen nederliggen en slapen; want
41 Psa 14:3 | zijn allen afgeweken, te zamen zijn zij stinkende geworden;
42 Psa 31:14 | van rondom, dewijl zij te zamen tegen mij raadslaan; zij
43 Psa 36:26 | Laat hen beschaamd en te zamen schaamrood worden, die zich
44 Psa 38:38 | de overtreders worden te zamen verdelgd. het einde der
45 Psa 41:15 | 15 Laat hen te zamen beschaamd en schaamrood
46 Psa 42:8 | mijn haters mompelen te zamen tegen mij; ze bedenken tegen
47 Psa 48:5 | vergaderd; zij waren te zamen doorgetogen. ~
48 Psa 49:3 | slechten als aanzienlijken, te zamen rijk en arm! ~
49 Psa 49:11 | de wijzen sterven, dat te zamen een dwaas en een onvernuftige
50 Psa 53:4 | hen is teruggekeerd, te zamen zijn zij stinkende geworden,
51 Psa 55:15 | 15 Wij, die te zamen in zoetigheid heimelijk
52 Psa 71:10 | loeren, beraadslagen te zamen, ~
53 Psa 74:8 | hart gezegd: Laat ze ons te zamen uitplunderen; zij hebben
54 Psa 83:6 | zij hebben in het hart te zamen geraadslaagd; tegen U hebben
55 Psa 88:18 | omringen zij mij als water; te zamen omgeven zij mij. ~
56 Psa 141:10 | in zijn garen vallen, te zamen, totdat ik zal zijn voorbijgegaan. ~ ~
57 Pred 4:11| Ook, indien twee te zamen liggen, zo hebben zij warmte;
58 Pred 11:6 | dat, of dat die beide te zamen goed zijn zullen. ~
59 Hoo 4:2 | wasstede opkomen; die al te zamen tweelingen voortbrengen,
60 Hoo 6:6 | wasstede opkomen, die al te zamen tweelingen voortbrengen,
61 Jes 1:28 | overtreders, en der zondaars te zamen; en die den HEERE verlaten,
62 Jes 1:31 | en zij zullen beiden te zamen branden, en er zal geen
63 Jes 8:9 | 9 Vergezelt u te zamen, gij volken! doch wordt
64 Jes 9:16 | want zij zijn allen te zamen huichelaars en boosdoeners,
65 Jes 9:20 | Manasse, en zij zullen te zamen tegen Juda zijn. Om dit
66 Jes 10:8 | niet mijn vorsten al te zamen koningen? ~
67 Jes 11:6 | leeuw, en het mestvee te zamen, en een klein jongske zal
68 Jes 11:7 | koe en de berin zullen te zamen weiden, haar jongen zullen
69 Jes 11:7 | weiden, haar jongen zullen te zamen nederliggen, en de leeuw
70 Jes 11:14 | westen, en zij zullen te zamen die van het oosten beroven;
71 Jes 18:6 | 6 Zij zullen te zamen gelaten worden den roofvogelen
72 Jes 22:3 | Al uw oversten zijn te zamen weggevlucht; zij zijn van
73 Jes 31:3 | nedervallen, en zij zullen al te zamen te niet komen. ~
74 Jes 41:23 | wij verbaasd staan, en te zamen toezien. ~
75 Jes 42:14 | zal ze verwoesten, en te zamen opslokken. ~
76 Jes 43:17 | en macht voortbracht; te zamen zijn zij nedergelegen, zij
77 Jes 43:26 | Mij indachtig, laat ons te zamen richten, vertelt gij uw
78 Jes 44:9 | gesneden beelden zijn al te zamen ijdelheid, en hun gewenste
79 Jes 44:11 | verschrikken, zij zullen te zamen beschaamd worden. ~
80 Jes 45:8 | uitwasse, en gerechtigheid te zamen uitspruiten; Ik, de
81 Jes 45:16 | schande worden, zij allen; te zamen zullen zij met schande heengaan,
82 Jes 48:13 | roep, staan zij daar te zamen. ~
83 Jes 50:8 | Mij twisten? Laat ons te zamen staan; wie heeft een rechtzaak
84 Jes 52:8 | de stem, zij juichen te zamen; want zij zullen oog aan
85 Jes 52:9 | Maakt een geschal, juicht te zamen, gij woeste plaatsen van
86 Jes 61:21 | uw volk zullen allen te zamen rechtvaardigen zijn, zij
87 Jes 66:25 | wolf en het lam zullen te zamen weiden, en de leeuw zal
88 Jes 67:17 | verfoeisel, en muizen; te zamen zullen zij verteerd
89 Jer 3:18 | Israel; en zij zullen te zamen komen uit het land van het
90 Jer 5:5 | Gods; maar zij hadden te zamen het juk verbroken, en de
91 Jer 6:11 | der jongelingen te zamen; want zelfs de man met de
92 Jer 6:12 | worden tot anderen, met te zamen de akkers en vrouwen; want
93 Jer 6:21 | daaraan zullen zich stoten te zamen vaders en kinderen, de nabuur
94 Jer 10:9 | der wijzen zijn zij al te zamen. ~
95 Jer 13:14 | vaders als de kinderen te zamen, spreekt de HEERE; Ik zal
96 Jer 31:8 | zwangeren en barenden te zamen; met een grote gemeente
97 Jer 31:13 | jongelingen en ouden te zamen; want Ik zal hunlieder rouw
98 Jer 31:24 | al zijn steden, zullen te zamen daarin wonen; de akkerlieden,
99 Jer 41:1 | zij aten aldaar brood te zamen, te Mizpa. ~
100 Jer 46:12 | held, zij zijn beiden te zamen gevallen. ~
101 Jer 46:21 | ook gewend, zij zijn te zamen gevlucht, zij hebben niet
102 Jer 48:7 | priesteren en zijn vorsten te zamen. ~
103 Jer 49:3 | priesteren en zijn vorsten te zamen. ~
104 Jer 50:4 | de kinderen van Juda te zamen; wandelende en wenende zullen
105 Jer 50:33 | kinderen van Juda zijn te zamen verdrukt geweest; en allen,
106 Jer 51:38 | 38 Zij zullen te zamen brullen als jonge leeuwen,
107 Klaa 1:30| voormuur en den muur te zamen treurig gemaakt, zij zijn
108 Eze 24:4 | Doe zijn stukken te zamen daarin, alle goede stukken,
109 Eze 32:12 | zwaarden der helden, die al te zamen de tirannigste der heidenen
110 Eze 37:22 | en zij zullen allen te zamen een enigen Koning tot koning
111 Eze 37:24 | en zij zullen allen te zamen een Herder hebben; en zij
112 Dan 2:35 | 35 Toen werden te zamen vermaald het ijzer, leem,
113 Hos 7:4 | Zij bedrijven al te zamen overspel, zij zijn gelijk
114 Hos 7:7 | 7 Zij zijn allen te zamen verhit als een bakoven,
115 Hos 11:8 | omgekeerd, al Mijn berouw is te zamen ontstoken. ~
116 Amos 1:15| hij en zijn vorsten te zamen, zegt de HEERE. ~ ~
117 Amos 3:3 | 3 Zullen twee te zamen wandelen, tenzij dat zij
118 Mic 2:12 | vergaderen; Ik zal het te zamen zetten als schapen van Bozra;
119 Mic 3:7 | worden; en zij zullen al te zamen de bovenste lip bewimpelen;
120 Zac 10:4 | hetzelve zal de strijdboog, te zamen zullen van hetzelve alle
121 Matt 9:17| leder zakken, en beide te zamen worden behouden. ~
122 Matt 12:14| uitgegaan zijnde, hielden te zamen raad tegen Hem, hoe zij
123 Matt 13:30| 30 Laat ze beiden te zamen opwassen tot den oogst,
124 Matt 22:15| Farizeen heen, en hielden te zamen raad, hoe zij Hem verstrikken
125 Matt 22:34| mond gestopt had, zijn te zamen bijeenvergaderd. ~
126 Matt 26:4 | En zij beraadslaagden te zamen, dat zij Jezus met listigheid
127 Matt 27:1 | ouderlingen des volks te zamen raad genomen tegen Jezus,
128 Matt 27:7 | 7 En te zamen raad gehouden hebbende,
129 Matt 28:12| met de ouderlingen, en te zamen raad genomen hebbende, gaven
130 Mark 3:6 | terstond met de Herodianen te zamen raad gehouden tegen Hem,
131 Mark 6:40| gedeelten bij honderd te zamen, en bij vijftig te zamen. ~
132 Mark 6:40| zamen, en bij vijftig te zamen. ~
133 Mark 12:28| Schriftgeleerden horende, dat zij te zamen in woorden waren, en wetende,
134 Mark 15:1 | hielden de overpriesters te zamen raad, met de ouderlingen
135 Luk 2:19 | bewaarde deze woorden alle te zamen, overleggende die in haar
136 Luk 5:38 | en zij worden beide te zamen behouden. ~
137 Luk 17:35 | 35 Twee vrouwen zullen te zamen malen; de ene zal aangenomen,
138 Luk 22:55 | midden van de zaal, en zij te zamen nederzaten, zat Petrus in
139 Luk 23:49 | ook de vrouwen, die Hem te zamen gevolgd waren van Galilea,
140 Joha 4:36| eeuwigen leven; opdat zich te zamen verblijde, beide, die zaait
141 Joha 9:22| de Joden hadden alrede te zamen een besluit gemaakt, zo
142 Joha 11:53| af beraadslaagden zij te zamen, dat zij Hem doden zouden. ~
143 Joha 21:2 | 2 Er waren te zamen Simon Petrus, en Thomas,
144 Hand 2:46| brood brekende, aten zij te zamen met verheuging en eenvoudigheid
145 Hand 3:1 | nu en Johannes gingen te zamen op naar den tempel, omtrent
146 Hand 4:26| koningen der aarde zijn te zamen opgestaan, en de oversten
147 Hand 8:1 | geschiedde te Ikonium, dat zij te zamen gingen in de synagoge der
148 Hand 9:6 | ouderlingen vergaderden te zamen, om op deze zaak te letten. ~
149 Hand 9:25| het ons eendrachtelijk te zamen zijnde, goed gedacht, enige
150 Hand 17:13| veertig, die dezen eed te zamen gedaan hadden; ~
151 Rom 3:12 | Allen zijn zij afgeweken, te zamen zijn zij onnut geworden;
152 Rom 8:22 | dat het ganse schepsel te zamen zucht, en te zamen als in
153 Rom 8:22 | schepsel te zamen zucht, en te zamen als in barensnood is tot
154 1Kor 8:1 | weten, dat wij allen te zamen kennis hebben. De kennis
155 Kol 1:17 | en alle dingen bestaan te zamen door Hem; ~
156 1The 4:17| overgebleven zijn, zullen te zamen met hen opgenomen worden
157 1The 5:10| hetzij dat wij slapen, te zamen met Hem leven zouden. ~
|