Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
benijdende 2
benijdt 1
beninu 1
benjamin 153
benjaminiet 1
benjaminieten 5
benjamins 6
Frequency    [«  »]
154 jeremia
154 jonge
154 stellen
153 benjamin
153 petrus
153 veertig
153 zetten

Bijbel

IntraText - Concordances

benjamin

    Book Chapter: Verse
1 Gen 32:18 | maar zijn vader noemde hem Benjamin. ~ 2 Gen 32:24 | zonen van Rachel: Jozef en Benjamin. ~ 3 Gen 38:4 | 4 Doch Benjamin, Jozefs broeder, zond Jakob 4 Gen 38:36 | is er niet; nu zult gij Benjamin wegnemen! al deze dingen 5 Gen 39:14 | hij uw anderen broeder en Benjamin met u late gaan! En mij 6 Gen 39:15 | dubbel geld in hun hand, en Benjamin; en zij maakten zich op, 7 Gen 39:16 | 16 Als Jozef Benjamin met hen zag, zo zeide hij 8 Gen 39:29 | hief zijn ogen op, en zag Benjamin, zijn broeder, den zoon 9 Gen 40:12 | gevonden in den zak van Benjamin. ~ 10 Gen 41:12 | de ogen van mijn broeder Benjamin, dat mijn mond tot u spreekt. ~ 11 Gen 41:14 | hij viel aan den hals van Benjamin, zijn broeder, en weende; 12 Gen 41:14 | zijn broeder, en weende; en Benjamin weende aan zijn hals. ~ 13 Gen 41:22 | iedereen, wisselklederen; maar Benjamin gaf hij driehonderd zilverlingen, 14 Gen 42:19 | Jakobs huisvrouw: Jozef en Benjamin. ~ 15 Gen 42:21 | 21 En de zonen van Benjamin: Bela, Becher en Asbel, 16 Gen 45:27 | 27 Benjamin zal als een wolf verscheuren; 17 Exo 1:3 | 3 Issaschar, Zebulon, en Benjamin; ~ 18 Num 1:11 | 11 Van Benjamin, Abidan, de zoon van Gideoni. ~ 19 Num 1:36 | 36 Van de zonen van Benjamin, hun geboorten, naar hun 20 Num 1:37 | getelden van den stam van Benjamin vijf en dertig duizend en 21 Num 2:22 | 22 Daartoe de stam van Benjamin; en Abidan, de zoon van 22 Num 2:22 | de overste der zonen van Benjamin zijn. ~ 23 Num 7:60 | overste der kinderen van Benjamin, Abidan, de zoon van Gideoni. ~ 24 Num 10:24 | den stam der kinderen van Benjamin was Abidan, de zoon van 25 Num 13:9 | 9 Van de stam van Benjamin, Palti, de zoon van Rafu. ~ 26 Num 26:38 | 38 De zonen van Benjamin, naar hun geslachten: van 27 Num 26:41 | 41 Dat zijn de zonen van Benjamin, naar hun geslachten; en 28 Num 33:21 | 21 Van den stam van Benjamin, Elidad, zoon van Chislon; ~ 29 Deu 27:12 | Issaschar, en Jozef, en Benjamin. ~ 30 Deu 33:12 | 12 En van Benjamin zeide hij: De beminde des 31 Joz 18:11 | den stam der kinderen van Benjamin kwam op, naar hun huisgezinnen; 32 Joz 18:20 | erfdeel der kinderen van Benjamin, in hun landpalen rondom, 33 Joz 18:21 | den stam der kinderen van Benjamin, naar hun huisgezinnen, 34 Joz 18:28 | erfdeel der kinderen van Benjamin, naar hun huisgezinnen. ~  ~  ~ ~ 35 Joz 21:4 | Simeon, en van den stam van Benjamin, door het lot, dertien steden. ~ 36 Joz 21:17 | 17 En van den stam van Benjamin, Gibeon en haar voorsteden, 37 Ric 1:21 | 21 Doch de kinderen van Benjamin hebben de Jebusieten, te 38 Ric 1:21 | woonden met de kinderen van Benjamin te Jeruzalem, tot op dezen 39 Ric 4:38 | tegen Amalek. Achter u was Benjamin onder uw volken. Uit Machir 40 Ric 9:9 | zelfs tegen Juda, en tegen Benjamin, en tegen het huis van Efraim; 41 Ric 19:12 | door den gansen stam van Benjamin, zeggende: Wat voor een 42 Ric 19:13 | wegdoen. Doch de kinderen van Benjamin wilden niet horen naar de 43 Ric 19:14 | 14 Maar de kinderen van Benjamin verzamelden zich uit de 44 Ric 19:15 | 15 En de kinderen van Benjamin werden te dien dage geteld 45 Ric 19:17 | Israel werden geteld, behalve Benjamin, vierhonderd duizend mannen, 46 Ric 19:18 | strijde tegen de kinderen van Benjamin? En de HEERE zeide: Juda 47 Ric 19:20 | togen uit ten strijde tegen Benjamin; voorts schikten de mannen 48 Ric 19:21 | Toen togen de kinderen van Benjamin uit van Gibea, en zij vernielden 49 Ric 19:23 | strijde tegen de kinderen van Benjamin, mijn broeder? En de HEERE 50 Ric 19:24 | Israels tot de kinderen van Benjamin, des anderen daags. ~ 51 Ric 19:25 | 25 En die van Benjamin trokken uit hun tegemoet, 52 Ric 19:28 | strijde tegen de kinderen van Benjamin, mijn broeder, of zal ik 53 Ric 19:30 | dag, tegen de kinderen van Benjamin; en zij schikten den strijd 54 Ric 19:31 | Toen togen de kinderen van Benjamin uit, het volk tegemoet, 55 Ric 19:32 | Toen zeiden de kinderen van Benjamin: Zij zijn voor ons aangezicht 56 Ric 19:35 | 35 Toen sloeg de HEERE Benjamin voor Israels aangezicht; 57 Ric 19:35 | Israels op dien dag van Benjamin vernielden vijf en twintig 58 Ric 19:36 | 36 En de kinderen van Benjamin zagen, dat zij geslagen 59 Ric 19:39 | Israel om in den strijd; en Benjamin had begonnen te slaan en 60 Ric 19:40 | pilaar van rook; als nu Benjamin achter zich omzag, ziet, 61 Ric 19:41 | zich om; en de mannen van Benjamin werden verbaasd, want zij 62 Ric 19:43 | 43 Zij omringden Benjamin, zij vervolgden hem, zij 63 Ric 19:44 | 44 En er vielen van Benjamin achttien duizend mannen; 64 Ric 19:46 | allen, die op die dag van Benjamin vielen, vijf en twintig 65 Ric 19:48 | weder tot de kinderen van Benjamin, en sloegen hen met de scherpte 66 Ric 20:6 | den kinderen Israels over Benjamin, hun broeder; en zij zeiden: 67 Ric 20:13 | sprak tot de kinderen van Benjamin, die in den rotssteen van 68 Ric 20:15 | berouwde het den volke over Benjamin, omdat de HEERE een scheur 69 Ric 20:16 | Want de vrouwen zijn uit Benjamin verdelgd. ~ 70 Ric 20:17 | die ontkomen zijn, is van Benjamin, en er moet geen stam uitgedelgd 71 Ric 20:20 | geboden den kinderen van Benjamin, zeggende: Gaat heen, en 72 Ric 20:21 | gaat heen in het land van Benjamin. ~ 73 Ric 20:23 | 23 En de kinderen van Benjamin deden alzo, en voerden naar 74 1Sa 9:1 | 1 Er was nu een man van Benjamin, wiens naam was Kis, een 75 1Sa 9:16 | een man uit het land van Benjamin, dien zult gij ten voorganger 76 1Sa 9:21 | geslachten van den stam van Benjamin? Waarom spreekt gij mij 77 1Sa 10:2 | Rachel, aan de landpale van Benjamin, te Zelzah; die zullen tot 78 1Sa 10:20 | naderen, zo is de stam van Benjamin geraakt. ~ 79 1Sa 10:21 | 21 Toen hij den stam van Benjamin deed aankomen naar zijn 80 2Sa 2:9 | en over Efraim, en over Benjamin, en over gans Israel. ~ 81 2Sa 2:15 | over in getal, twaalf van Benjamin, te weten voor Isboseth, 82 2Sa 2:25 | 25 En de kinderen van Benjamin verzamelden zich achter 83 2Sa 2:31 | Davids knechten hadden van Benjamin en onder Abners mannen geslagen: 84 2Sa 3:19 | sprak ook voor de oren van Benjamin. Voorts ging Abner ook heen, 85 2Sa 3:19 | ogen van het ganse huis van Benjamin. ~ 86 2Sa 4:2 | Beerothiet, van de kinderen van Benjamin; want ook Beeroth werd aan 87 2Sa 4:2 | want ook Beeroth werd aan Benjamin gerekend. ~ 88 2Sa 19:17 | 17 En duizend man van Benjamin met hem; ook Ziba, de knecht 89 2Sa 21:14 | Jonathan in het land van Benjamin te Zela, in het graf van 90 1Kon 4:18| Simei, de zoon van Ela, in Benjamin. ~ 91 1Kon 12:21| van Juda en den stam van Benjamin, honderd en tachtig duizend 92 1Kon 12:23| het ganse huis van Juda en Benjamin, en overige des volks, zeggende: ~ 93 1Kro 2:2 | 2 Dan, Jozef en Benjamin, Nafthali, Gad en Aser. ~ 94 1Kro 6:60| 60 Van den stam van Benjamin nu: Geba en haar voorsteden, 95 1Kro 6:65| den stam der kinderen van Benjamin, deze steden, dewelke zij 96 1Kro 7:6 | 6 De kinderen van Benjamin waren Bela, en Becher, en 97 1Kro 7:10| van Bilhan waren Jeus en Benjamin, en Ehud, en Chenaana, en 98 1Kro 8:1 | 1 Benjamin nu gewon Bela, zijn eerstgeborene, 99 1Kro 8:40| waren van de kinderen van Benjamin. ~  ~  ~  100 1Kro 9:3 | en van de kinderen van Benjamin, en van de kinderen van 101 1Kro 9:7 | 7 En van de kinderen van Benjamin waren Sallu, de zoon van 102 1Kro 12:2 | broederen van Saul, uit Benjamin. ~ 103 1Kro 12:16| ook van de kinderen van Benjamin en Juda op de vesting tot 104 1Kro 12:29| 29 En van de kinderen van Benjamin, de broederen van Saul, 105 1Kro 22:6 | 6 Doch Levi en Benjamin telde hij onder dezelve 106 1Kro 28:21| zoon van Zecharja; over Benjamin was Jaasiel, de zoon van 107 2Kro 12:1 | hij het huis van Juda en Benjamin, eenhonderd en tachtig duizend, 108 2Kro 12:3 | ganse Israel in Juda en Benjamin, zeggende: ~ 109 2Kro 12:10| Hebron; dewelke in Juda en in Benjamin de vaste steden waren. ~ 110 2Kro 12:12| gans zeer; zo was Juda, en Benjamin zijne. ~ 111 2Kro 12:23| alle landen van Juda en Benjamin, in alle vaste steden verspreidde, 112 2Kro 15:8 | tweehonderd en tachtig duizend uit Benjamin, het schild dragende en 113 2Kro 16:2 | mij, Asa, en gans Juda, en Benjamin! De HEERE is met ulieden, 114 2Kro 16:8 | het ganse land van Juda en Benjamin, en uit de steden, die hij 115 2Kro 16:9 | vergaderde het ganse Juda en Benjamin, en de vreemdelingen met 116 2Kro 18:17| 17 En uit Benjamin was Eljada, een kloek held; 117 2Kro 25:5 | honderden, door gans Juda en Benjamin; en hij monsterde hen, van 118 2Kro 31:1 | altaren af, uit gans Juda en Benjamin, ook in Efraim en Manasse, 119 2Kro 34:9 | Israel, en uit gans Juda en Benjamin, en te Jeruzalem wedergekomen 120 2Kro 34:32| die te Jeruzalem en in Benjamin gevonden werden, staan; 121 Ezra 1:5 | der vaderen van Juda en Benjamin, en de priesteren en de 122 Ezra 4:1 | wederpartijders van Juda en Benjamin hoorden, dat de kinderen 123 Ezra 10:9 | alle mannen van Juda en Benjamin te Jeruzalem in drie dagen; 124 Ezra 10:32| 32 Benjamin, Malluch, Semarja. ~ 125 Neh 3:23 | 23 Daarna verbeterden Benjamin, en Hassub, tegenover hun 126 Neh 11:4 | en van de kinderen van Benjamin. Van de kinderen van Juda: 127 Neh 11:7 | dit zijn de kinderen van Benjamin: Sallu, de zoon van Mesullam, 128 Neh 11:31 | 31 De kinderen van Benjamin nu van Geba woonden in Michmas, 129 Neh 11:36 | verdelingen van Juda, en van Benjamin. ~  ~  ~  130 Neh 12:34 | 34 Juda, en Benjamin, en Semaja, en Jeremia; ~ 131 Psa 68:28 | 28 Daar is Benjamin de kleine, die over hen 132 Psa 80:3 | aangezicht van Efraim, en Benjamin, en Manasse, en kom tot 133 Jer 1:1 | Anathoth waren, in het land van Benjamin; ~ 134 Jer 6:1 | hopen, gij kinderen van Benjamin! uit het midden van Jeruzalem, 135 Jer 17:26 | Jeruzalem, en uit het land van Benjamin, en uit de laagte, en van 136 Jer 20:2 | in de bovenste poort van Benjamin, die aan het huis des HEEREN 137 Jer 32:8 | dat in het      land van Benjamin is; want gij hebt het erfrecht, 138 Jer 32:44 | betuigen, in het land van Benjamin, en in de plaatsen rondom 139 Jer 33:13 | zuiden, en in het land van Benjamin, en in de plaatsen rondom 140 Jer 37:12 | te gaan in het land van Benjamin, om van daar te scheiden 141 Jer 37:13 | Als hij in de poort van Benjamin was, zo was daar de wachtmeester, 142 Jer 38:7 | zat in de poort van      Benjamin); ~ 143 Eze 48:22 | tussen de landpale      van Benjamin is, zal des vorsten zijn. ~ 144 Eze 48:23 | tot den westerhoek toe, Benjamin een snoer. ~ 145 Eze 48:24 | En aan de landpale van Benjamin, van den oosterhoek tot 146 Eze 48:32 | van Jozef, een poort van Benjamin, een poort van Dan. ~ 147 Hos 5:8 | te Beth-Aven; achter u, Benjamin! ~ 148 Oba 1:19 | erfelijk bezitten; en      Benjamin Gilead. ~ 149 Zac 14:10 | plaats; van      de poort van Benjamin af, tot aan de plaats van 150 Hand 7:21| een man uit den stam van Benjamin, veertig jaren. ~ 151 Rom 11:1 | zaad Abrahams, van den stam Benjamin. ~ 152 Fili 3:5 | Israel, van den stam van Benjamin, een Hebreer uit de Hebreen, 153 Open 7:8 | verzegeld; uit het geslacht van Benjamin waren twaalf duizend verzegeld. ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License