Book Chapter: Verse
1 Gen 38:19 | koren voor den honger uwer huizen. ~
2 Gen 38:33 | neemt voor den honger uwer huizen, en trekt heen. ~
3 Gen 43:24 | en van degenen, die in uw huizen zijn, en om te eten voor
4 Exo 1:21 | vreesden, zo bouwde Hij haar huizen. ~
5 Exo 8:3 | ja, op uw bed; ook in de huizen uwer knechten, en op uw
6 Exo 8:9 | deze vorsen van u en van uw huizen te verdelgen, dat zij alleen
7 Exo 8:11 | vorsen van u, en van uw huizen, en van uw knechten, en
8 Exo 8:13 | vorsen stierven, uit de huizen, uit de voorzalen, en uit
9 Exo 8:21 | en op uw volk, en in uw huizen; alzo dat de huizen der
10 Exo 8:21 | in uw huizen; alzo dat de huizen der Egyptenaren met deze
11 Exo 8:24 | huis van Farao, en in de huizen van zijn knechten, en over
12 Exo 9:20 | knechten en zijn vee in de huizen vlieden; ~
13 Exo 10:6 | zij zullen vervullen uw huizen, en de huizen van al uw
14 Exo 10:6 | vervullen uw huizen, en de huizen van al uw knechten, en de
15 Exo 10:6 | van al uw knechten, en de huizen van alle Egyptenaren; dewelke
16 Exo 12:3 | iegelijk een lam, naar de huizen der vaderen, een lam voor
17 Exo 12:7 | den bovendorpel, aan de huizen, in welke zij het eten zullen.
18 Exo 12:13 | tot een teken zijn aan de huizen, waarin gij zijt; wanneer
19 Exo 12:15 | zuurdeeg wegdoen uit uw huizen; want wie het gedesemde
20 Exo 12:19 | lang geen zuurdesem in uw huizen gevonden worde, want al
21 Exo 12:23 | verderver niet toelaten in uw huizen te komen om te slaan. ~
22 Exo 12:27 | een paasoffer, Die voor de huizen der kinderen Israels voorbijging
23 Exo 12:27 | Egyptenaren sloeg, en onze huizen bevrijdde! Toen boog zich
24 Lev 14:55 | melaatsheid der klederen, en der huizen; ~
25 Lev 24:31 | 31 Doch de huizen der dorpen, die rondom geen
26 Lev 24:32 | steden der Levieten, en de huizen der steden hunner bezitting;
27 Lev 24:33 | jubeljaar uitgaan; want de huizen van de steden der Levieten
28 Num 16:32 | en verslond hen met hun huizen, en allen mensen, die Korach
29 Num 31:71 | niet wederkeren tot onze huizen, totdat zich de kinderen
30 Deu 6:11 | 11 En huizen, vol van alle goeds, die
31 Deu 8:12 | verzadigd zijn, en goede huizen gebouwd hebben, en die bewonen, ~
32 Deu 12:7 | vrolijk zijn, gijlieden en uw huizen, over alles, waaraan gij
33 Deu 19:1 | in hun steden en in hun huizen wonen; ~
34 Joz 9:12 | onzen teerkost uit onze huizen genomen, ten dage, toen
35 Ric 17:14 | gijlieden ook, dat in die huizen een efod is, en terafim,
36 Ric 17:22 | de mannen, zijnde in de huizen, die bij het huis van Micha
37 1Kon 9:10| dewelke Salomo die twee huizen gebouwd had, het huis des
38 1Kon 13:32| Beth-El is, en tegen al de huizen der hoogten, die in de steden
39 1Kon 20:6 | zenden, dat zij uw huis en de huizen uwer knechten bezoeken;
40 2Kon 19:29| en zij stelden ze in de huizen der hoogten, die de Samaritanen
41 2Kon 19:32| voor hen dienst deden in de huizen der hoogten. ~
42 2Kon 25:7 | 7 Daartoe brak hij de huizen der schandjongens af, die
43 2Kon 25:19| nam Josia ook weg al de huizen der hoogten, die in de steden
44 2Kon 27:9 | konings, mitsgaders alle huizen van Jeruzalem; en alle huizen
45 2Kon 27:9 | huizen van Jeruzalem; en alle huizen der groten verbrandde hij
46 1Kro 5:13| nu, naar hun vaderlijke huizen, waren Michael, en Mesullam,
47 1Kro 5:24| hoofden hunner vaderlijke huizen, te weten: Hefer, en Jisei,
48 1Kro 5:24| mannen van naam, hoofden der huizen hunner vaderen. ~
49 1Kro 7:2 | en Samuel; hoofden van de huizen hunner vaderen, van Thola,
50 1Kro 7:4 | geslachten, naar hun vaderlijke huizen, waren de hopen des krijgsheirs
51 1Kro 7:7 | Iri; vijf hoofden in de huizen der vaderen, kloeke helden;
52 1Kro 7:9 | geslachten, hoofden der huizen hunner vaderen, kloeke helden,
53 1Kro 7:40| hoofden der vaderlijke huizen, uitgelezene kloeke helden,
54 1Kro 9:9 | hoofden der vaderen in de huizen hunner vaderen. ~
55 1Kro 9:13| broeders, hoofden in de huizen hunner vaderen, duizend
56 1Kro 15:1 | 1 En David maakte zich huizen in zijn stad; en hij bereidde
57 1Kro 25:4 | zestien hoofden der vaderlijke huizen, maar van de kinderen van
58 1Kro 25:4 | Ithamar, naar hun vaderlijke huizen, acht. ~
59 1Kro 25:30| Levieten, naar hun vaderlijke huizen. ~
60 1Kro 27:13| groten, naar hun vaderlijke huizen, tot elke poort. ~
61 1Kro 30:4 | zilver, om de wanden der huizen te overtrekken; ~
62 2Kro 18:14| is hun telling, naar de huizen hunner vaderen. In Juda
63 2Kro 25:5 | en stelde hen, naar de huizen der vaderen, tot oversten
64 2Kro 34:11| samenvoegingen, en om de huizen te zolderen, die de koningen
65 2Kro 35:4 | 4 En bereidt u naar de huizen uwer vaderen, naar uw verdelingen,
66 2Kro 35:5 | onderscheiding der vaderlijke huizen, voor uw broederen, het
67 2Kro 35:5 | afdeling van de vaderlijke huizen der Levieten; ~
68 2Kro 35:12| verdelingen der vaderlijke huizen, aan het volk geven mochten,
69 2Kro 36:4 | 4 En bereidt u naar de huizen uwer vaderen, naar uw verdelingen,
70 2Kro 36:5 | onderscheiding der vaderlijke huizen, voor uw broederen, het
71 2Kro 36:5 | afdeling van de vaderlijke huizen der Levieten; ~
72 2Kro 36:12| verdelingen der vaderlijke huizen, aan het volk geven mochten,
73 Neh 4:14 | dochteren, uw vrouwen en uw huizen. ~
74 Neh 5:3 | onze wijngaarden, en onze huizen, opdat wij in dezen honger
75 Neh 5:11 | hun olijfgaarden en hun huizen; en het honderdste deel
76 Neh 7:4 | weinig daarbinnen; en de huizen waren niet gebouwd. ~
77 Neh 9:25 | ingenomen, en erfelijk bezeten, huizen, vol van alle goed, uitgehouwen
78 Job 3:15 | die goud hadden, die hun huizen met zilver vervulden. ~
79 Job 4:19 | min op degenen, die lemen huizen bewonen, welker grondslag
80 Job 15:28 | bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde,
81 Job 21:9 | 9 Hun huizen hebben vrede zonder vreze,
82 Job 22:18 | 18 Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom
83 Job 24:16 | duisternis doorgraaft hij de huizen, die zij zich des daags
84 Psa 49:12 | binnenste gedachte is, dat hun huizen zullen zijn in eeuwigheid,
85 Spre 1:13| zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof vullen. ~
86 Pred 2:4 | grote werken, ik bouwde mij huizen, ik plantte mij wijngaarden. ~
87 Hoo 1:17 | 17 De balken onzer huizen zijn cederen, onze galerijen
88 Jes 3:14 | des ellendigen is in uwe huizen. ~
89 Jes 5:9 | gesproken: Zo niet vele huizen tot verwoesting zullen worden,
90 Jes 6:11 | geen inwoner zij, en de huizen, dat er geen mens zij, en
91 Jes 8:14 | der struikeling den twee huizen van Israel, tot een strik
92 Jes 13:16 | verpletterd worden; hun huizen zullen geplunderd, en hun
93 Jes 13:21 | dieren der woestijnen, en hun huizen zullen vervuld worden met
94 Jes 22:10 | 10 Gij zult ook de huizen van Jeruzalem tellen; en
95 Jes 22:10 | Jeruzalem tellen; en gij zult huizen afbreken, om de muren te
96 Jes 24:10 | stad is verbroken, al de huizen staan gesloten, dat er niemand
97 Jes 66:21 | 21 En zij zullen huizen bouwen en bewonen, en zij
98 Jer 5:27 | gevogelte, alzo zijn hun huizen vol van bedrog; daarom zijn
99 Jer 6:12 | 12 En hun huizen zullen omgewend worden tot
100 Jer 17:22 | geen last uitvoeren uit uw huizen op den sabbatdag, noch enig
101 Jer 18:22 | er een geschrei uit hun huizen gehoord worden, wanneer
102 Jer 19:13 | 13 En de huizen van Jeruzalem en de huizen
103 Jer 19:13 | huizen van Jeruzalem en de huizen der koningen van Juda zullen,
104 Jer 19:13 | onrein worden, met al de huizen, op welker daken zij aan
105 Jer 29:5 | 5 Bouwt huizen en woont daarin, en plant
106 Jer 29:28 | Het zal lang duren; bouwt huizen, en woont daarin en plant
107 Jer 32:15 | God Israels: Er zullen nog huizen, en velden, en wijngaarden
108 Jer 32:29 | zullen ze verbranden, met de huizen, op welker daken zij aan
109 Jer 33:4 | de God Israels, van de huizen dezer stad, en van de huizen
110 Jer 33:4 | huizen dezer stad, en van de huizen der koningen van Juda, die
111 Jer 35:9 | 9 En dat wij geen huizen bouwen tot onze woning;
112 Jer 39:8 | het huis des konings en de huizen des volks met vuur; en zij
113 Jer 43:12 | een vuur aansteken in de huizen der goden van Egypte, en
114 Jer 43:13 | verbreken; en hij zal de huizen der goden van Egypte met
115 Jer 52:13 | konings; mitsgaders alle huizen van Jeruzalem en alle huizen
116 Jer 52:13 | huizen van Jeruzalem en alle huizen der groten verbrandde hij
117 Klaa 2:2 | vreemdelingen gewend, onze huizen tot de uitlanders. ~
118 Eze 7:24 | heidenen doen komen, die hun huizen erfelijk bezitten zullen,
119 Eze 11:3 | Die zeggen: Men moet geen huizen nabij bouwen; deze stad
120 Eze 16:41 | 41 Zij zullen ook uw huizen met vuur verbranden, en
121 Eze 23:47 | zullen zij doden, en haar huizen met vuur verbranden. ~
122 Eze 26:12 | afbreken, en uw kostelijke huizen omwerpen; en uw stenen,
123 Eze 28:26 | zullen daarin zeker wonen, en huizen bouwen, en wijngaarden planten;
124 Eze 33:30 | wanden en in de deuren der huizen; en de een spreekt met den
125 Eze 45:4 | een plaats zijn tot huizen, en een heilige plaats voor
126 Dan 2:5 | gehouwen worden, en uw huizen zullen tot een drekhoop
127 Hos 11:11 | zal hen doen wonen in hun huizen, spreekt de HEERE. ~ ~
128 Joe 2:9 | zij zullen klimmen in de huizen; zij zullen door de vensteren
129 Amos 3:15| slaan; en de elpenbenen huizen zullen vergaan, en de grote
130 Amos 3:15| zullen vergaan, en de grote huizen een einde nemen, spreekt
131 Amos 5:11| hem neemt, zo hebt gij wel huizen gebouwd van gehouwen steen,
132 Mic 1:14 | aan Morescheth-Gaths; de huizen van Achzib zullen den koningen
133 Mic 2:2 | akkers, en roven ze, en huizen, en nemen ze weg; alzo doen
134 Zep 1:13 | ten roof worden, en hun huizen tot verwoesting; zij bouwen
135 Zep 1:13 | verwoesting; zij bouwen wel huizen, maar zij zullen ze niet
136 Zep 2:7 | avonds zullen zij in de huizen van Askelon legeren, als
137 Zac 14:2 | stad zal ingenomen, en de huizen zullen geplunderd, en de
138 Matt 11:8 | dragen, zijn in der koningen huizen. ~
139 Matt 19:29| wie zal verlaten hebben, huizen, of broeders, of zusters,
140 Matt 23:14| geveinsden, want gij eet de huizen der weduwen op, en dat onder
141 Mark 10:30| honderdvoud, nu in dezen tijd, huizen, en broeders, en zusters,
142 Mark 12:40| 40 Welke de huizen der weduwen opeten, en dat
143 Luk 16:4 | zal wezen, zij mij in hun huizen ontvangen. ~
144 Luk 20:47 | 47 Die der weduwen huizen opeten, en onder een schijn
145 Hand 4:34| bezitters waren van landen of huizen, die verkochten zij, en
146 Hand 14:20| in het openbaar en bij de huizen;
147 1Kor 11:22| 22 Hebt gij dan geen huizen, om er te eten en te drinken?
148 1Tim 3:12| hun kinderen en hun eigen huizen wel regeren. ~
149 1Tim 5:13| zij ledig omgaan bij de huizen; en zijn niet alleen ledig,
150 2Tim 3:6 | dezen zijn het, die in de huizen insluipen, en nemen de vrouwkens
151 2Tim 5:11| mond stoppen, die gehele huizen verkeren, lerende wat niet
152 Tit 1:11 | mond stoppen, die gehele huizen verkeren, lerende wat niet
|