Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
trompettende 2
tronen 11
tronk 1
troon 151
troons 9
troost 10
troostbeker 1
Frequency    [«  »]
151 davids
151 dezer
151 tempel
151 troon
150 groten
150 manasse
150 rivier

Bijbel

IntraText - Concordances

troon

    Book Chapter: Verse
1 Gen 37:40 | hand kussen; alleen dezen troon zal ik groter zijn dan gij. ~ 2 Exo 11:5 | eerstgeborene af, die op zijn troon zitten zou, tot den eerstgeborene 3 Exo 12:29 | van Farao af, die op zijn troon zitten zou, tot op den eerstgeborene 4 Exo 17:16 | zeide: Dewijl de hand op den troon des HEEREN is, zo zal de 5 1Kon 1:13| zijn, en hij zal op mijn troon zitten! Waarom dan is Adonia 6 1Kon 1:17| zijn, en hij zal op mijn troon zitten! ~ 7 1Kon 1:20| kennen geven, wie op den troon van mijn heer den koning 8 1Kon 1:24| zijn, en hij zal op mijn troon zitten? ~ 9 1Kon 1:27| bekend gemaakt, wie op den troon van mijn heer den koning 10 1Kon 1:30| koning zijn, en zal op mijn troon in mijn plaats zitten; voorzeker, 11 1Kon 1:35| zal komen, en zal op mijn troon zitten, en hij zal koning 12 1Kon 1:37| Salomo; en Hij make zijn troon groter dan den troon van 13 1Kon 1:37| zijn troon groter dan den troon van mijn heer den koning 14 1Kon 1:46| En ook zit Salomo op den troon des koninkrijks. ~ 15 1Kon 1:47| dan uw naam, en make zijn troon groter dan uw troon; en 16 1Kon 1:47| zijn troon groter dan uw troon; en de koning heeft aangebeden 17 1Kon 1:48| heeft een, zittende op mijn troon, dat het mijn ogen gezien 18 1Kon 2:4 | afgesneden worden van den troon Israels. ~ 19 1Kon 2:12| 12 En Salomo zat op den troon van zijn vader David; en 20 1Kon 2:19| daarna zat hij op zijn troon, en deed een stoel voor 21 1Kon 2:24| heeft doen zitten op den troon van mijn vader David, en 22 1Kon 2:33| zaad, en zijn huis, en zijn troon zal vrede hebben van den 23 1Kon 2:45| Salomo is gezegend; en de troon van David zal bevestigd 24 1Kon 3:6 | een zoon, zittende op zijn troon, als te dezen dage. ~ 25 1Kon 5:5 | dien Ik in uw plaats op uw troon zetten zal, die zal Mijn 26 1Kon 7:7 | hij een voorhuis voor den troon, alwaar hij richtte, tot 27 1Kon 8:20| David, en ik zit op den troon van Israel, gelijk als de 28 1Kon 8:25| afgesneden worden, die op den troon van Israel zitte; alleenlijk 29 1Kon 9:5 | 5 Zo zal Ik den troon uws koninkrijks over Israel 30 1Kon 9:5 | afgesneden worden van den troon van Israel. ~ 31 1Kon 10:9 | heeft gehad, om u op den troon van Israel te zetten! Omdat 32 1Kon 10:18| koning een groten elpenbenen troon, en hij overtoog denzelven 33 1Kon 10:19| 19 Deze troon had zes trappen, en het 34 1Kon 10:19| trappen, en het hoofd van den troon was van achteren rond, en 35 1Kon 16:11| regeerde, als hij op zijn troon zat, dat hij het ganse huis 36 1Kon 22:10| Juda, zaten elk op zijn troon, bekleed met hun klederen, 37 1Kon 22:19| HEERE, zittende op Zijn troon, en al het hemelse heir 38 2Kon 10:3 | zet dien op zijns vaders troon; en strijdt voor het huis 39 2Kon 10:30| het vierde gelid op den troon van Israel zitten. ~ 40 2Kon 11:19| konings, en hij zat op den troon der koningen. ~ 41 2Kon 14:13| en Jerobeam zat op zijn troon. En Joas werd begraven te 42 2Kon 16:12| het vierde gelid op den troon van Israel zitten; en het 43 1Kro 23:10| een Vader; en Ik zal den troon zijns rijks over Israel 44 1Kro 30:23| 23 Alzo zat Salomo op den troon des HEEREN, als koning in 45 2Kro 7:10| David, en ik zit op den troon van Israel, gelijk als de 46 2Kro 7:16| worden, die zitte op den troon van Israel; alleenlijk zo 47 2Kro 8:18| 18 Zo zal Ik den troon uws koninkrijks bevestigen, 48 2Kro 10:8 | gehad heeft, om u op Zijn troon, den HEERE, uw God, tot 49 2Kro 10:17| koning een groten elpenbenen troon, en hij overtoog denzelven 50 2Kro 10:18| 18 En de troon had zes trappen en een voetbank 51 2Kro 10:18| voetbank van goud, aan den troon vast zijnde, en leuningen 52 2Kro 19:9 | Juda, zaten elk op zijn troon, bekleed met hun klederen, 53 2Kro 19:18| HEERE, zittende op Zijn troon, en al het hemelse heir, 54 2Kro 23:33| zetten den koning op den troon des koninkrijks. 55 Est 1:2 | koning Ahasveros op den troon zijns koninkrijks zat, die 56 Est 19 | zat op zijn koninklijken troon, in het koninklijke huis, 57 Job 36:7 | koningen zijn zij in den troon; daar zet Hij hen voor altoos, 58 Psa 9:5 | Gij hebt gezeten op den troon, o Rechter, der gerechtigheid. ~ 59 Psa 9:8 | eeuwigheid zitten; Hij heeft Zijn troon bereid ten gerichte. ~ 60 Psa 11:4 | Zijner heiligheid, des HEEREN troon is in den hemel; Zijn ogen 61 Psa 45:7 | 7 Uw troon, o God! is eeuwiglijk en 62 Psa 47:9 | heidenen; God zit op den troon Zijner heiligheid. ~ 63 Psa 89:5 | eeuwigheid bevestigen, en uw troon opbouwen van geslacht tot 64 Psa 89:30 | eeuwigheid zetten, en zijn troon als de dagen der hemelen. ~ 65 Psa 89:37 | eeuwigheid zijn, en zijn troon zal voor Mij zijn gelijk 66 Psa 89:45 | ophouden; en Gij hebt zijn troon ter aarde nedergestoten. ~ 67 Psa 93:2 | 2Van toen af is Uw troon bevestigd, Gij zijt van 68 Psa 103:19 | 19 De HEERE heeft Zijn troon in de hemelen bevestigd, 69 Psa 132:11 | vrucht uws buiks zal Ik op uw troon zetten. ~ 70 Psa 132:12 | tot in eeuwigheid op uw troon zitten. ~ 71 Spre 16:12| door gerechtigheid wordt de troon bevestigd. ~ 72 Spre 20:8 | koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit 73 Spre 20:28| weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. ~ 74 Spre 25:5 | aangezicht des konings, en zijn troon zal door gerechtigheid bevestigd 75 Spre 29:14| trouw recht doet, diens troon zal in eeuwigheid bevestigd 76 Jes 6:1 | op een hogen en verheven troon, en Zijn zomen vervullende 77 Jes 9:6 | zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, 78 Jes 14:13 | hemel opklimmen, ik zal mijn troon boven de sterren Gods verhogen; 79 Jes 16:5 | 5      Want er zal een troon bevestigd worden in goedertierenheid, 80 Jes 47:1 | op de aarde, er is geen troon meer, gij dochter der Chaldeen! 81 Jes 67:1 | HEERE: De hemel is Mijn troon, en de aarde is de voetbank 82 Jer 1:15 | zetten een iegelijk zijn troon voor de deur der poorten 83 Jer 3:17 | Jeruzalem noemen, des HEEREN troon; en al de heidenen zullen 84 Jer 13:13 | koningen, die op Davids troon zitten, en de priesters, 85 Jer 14:21 | Uws Naams wil; werp den troon Uwer heerlijkheid niet neder; 86 Jer 17:12 | 12      Een troon der heerlijkheid, een hoogheid 87 Jer 17:25 | vorsten, zittende op den troon van David, rijdende op wagenen 88 Jer 22:2 | gij, die zit op Davids troon, gij, en uw knechten, en 89 Jer 22:4 | zittende den David op zijn troon, rijdende op wagens en op 90 Jer 22:30 | zijn, zittende op      den troon Davids, en heersende meer 91 Jer 29:16 | den koning, die op Davids troon zit, en van al het volk, 92 Jer 33:17 | afgesneden een Man, Die op den troon van het huis Israels zitte. ~ 93 Jer 33:21 | zoon hebbe, die op zijn troon regere, en met de Levieten, 94 Jer 36:30 | geen hebben, die op Davids troon zitte; en zijn dood lichaam 95 Jer 43:10 | knecht, halen, en Ik zal zijn troon      zetten boven op deze 96 Jer 49:38 | 38      En Ik zal Mijn troon in Elam stellen; en zal 97 Klaa 2:19| HEERE, zit in eeuwigheid, Uw troon is van geslacht tot geslacht. ~ 98 Dan 5:20 | hovaardij, werd hij van den troon zijns koninkrijks afgestoten, 99 Dan 7:9 | hoofds als zuivere wol; Zijn troon was      vuurvonken, deszelfs 100 Jona 3:6 | en hij stond op van zijn troon, en deed zijn heerlijk overkleed 101 Zac 6:13 | zitten, en heersen op Zijn troon; en Hij zal priester zijn 102 Zac 6:13 | zal priester zijn op Zijn troon; en de raad des vredes      103 Matt 5:34| den hemel, omdat hij is de troon Gods; ~ 104 Matt 19:28| zal gezeten zijn op den troon Zijner heerlijkheid, dat 105 Matt 23:22| hemel, die zweert bij den troon Gods, en bij Dien, Die daarop 106 Matt 25:31| dan zal Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid. ~ 107 Luk 1:32 | God, de Heere, zal Hem den troon van Zijn vader David geven. ~ 108 Hand 2:30| verwekken zou, om Hem op zijn troon te zetten; ~ 109 Heb 1:8 | tot den Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; 110 Heb 4:16 | vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid 111 Heb 8:1 | de rechter hand van den troon der Majesteit in de hemelen: ~ 112 Open 1:4 | zeven geesten, die voor Zijn troon zijn; ~ 113 Open 2:13| woont; namelijk daar de troon des satans is, en gij houdt 114 Open 3:21| met Mij te zitten in Mijn troon, gelijk als Ik overwonnen 115 Open 3:21| gezeten met Mijn Vader in Zijn troon. ~ 116 Open 4:2 | geest; en ziet, er was een troon gezet in den hemel, en er 117 Open 4:2 | hemel, en er zat Een op den troon. ~ 118 Open 4:3 | regenboog was rondom den troon, in het aanzien der steen 119 Open 4:4 | 4 En rondom den troon waren vier en twintig tronen; 120 Open 4:5 | 5 En van den troon gingen uit bliksemen, en 121 Open 4:5 | waren brandende voor den troon, welke zijn de zeven geesten 122 Open 4:6 | 6 En voor den troon was een glazen zee, kristal 123 Open 4:6 | des troons, en rondom den troon, vier dieren, zijnde vol 124 Open 4:9 | dankzegging gaven Hem, Die op den troon zat, Die in alle eeuwigheid 125 Open 4:10| ouderlingen voor Hem, Die op den troon zat, en aanbaden Hem, Die 126 Open 4:10| wierpen hun kronen voor den troon, zeggende: ~ 127 Open 5:1 | hand Desgenen, Die op den troon zat, een boek, geschreven 128 Open 5:6 | ziet, in het midden van den troon, en van de vier dieren, 129 Open 5:7 | hand Desgenen, Die op den troon zat. ~ 130 Open 5:11| veler engelen rondom den troon, en de dieren, en de ouderlingen; 131 Open 5:13| zeggen: Hem, Die op den troon zit, en het Lam, zij de 132 Open 6:16| aangezicht Desgenen, Die op den troon zit, en van den toorn des 133 Open 7:9 | talen, staande voor den troon, en voor het Lam, bekleed 134 Open 7:10| zij onzen God, Die op den troon zit, en het Lam. ~ 135 Open 7:11| engelen stonden rondom den troon, en rondom de ouderlingen 136 Open 7:11| dieren; en vielen voor den troon neder op hun aangezicht, 137 Open 7:15| Daarom zijn zij voor den troon van God, en dienen Hem dag 138 Open 7:15| Zijn tempel; en Die op den troon zit, zal hen overschaduwen. ~ 139 Open 8:3 | gouden altaar, dat voor den troon is. ~ 140 Open 12:5 | weggerukt tot God en Zijn troon. ~ 141 Open 13:2 | hem zijn kracht, en zijn troon, en grote macht. ~ 142 Open 14:3 | een nieuw gezang voor den troon, en voor de vier dieren, 143 Open 14:5 | zijn onberispelijk voor den troon van God. ~ 144 Open 16:10| goot zijn fiool uit op den troon van het beest; en zijn rijk 145 Open 16:17| tempel des hemels, van den troon, zeggende: Het is geschied! ~ 146 Open 19:4 | aanbaden God, Die op den troon zat, zeggende: Amen, Halleluja! ~ 147 Open 19:5 | En een stem kwam uit den troon, zeggende: Looft onzen God, 148 Open 20:11| ik zag een groten witten troon, en Dengene, Die daarop 149 Open 21:5 | 5 En Die op den troon zat, zeide: Ziet, Ik maak 150 Open 22:1 | kristal, voortkomende uit den troon Gods, en des Lams. ~ 151 Open 22:3 | tegen iemand zijn; en de troon Gods en des Lams zal daarin


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License