Book Chapter: Verse
1 Gen 14:24 | verteerd hebben, en het deel dezer mannen, die met mij getogen
2 Gen 18:15 | gij in de ongerechtigheid dezer stad niet omkomt. ~
3 Gen 18:22 | Daarom noemde men den naam dezer stad Zoar. ~
4 Gen 18:25 | vlakte, en alle inwoners dezer steden, ook het gewas des
5 Gen 18:29 | geschiedde, toen God de steden dezer vlakte verdierf, dat God
6 Gen 18:29 | leidde Lot uit het midden dezer omkering, in het omkeren
7 Gen 20:10 | haar zoon uit; want de zoon dezer dienstmaagd zal met mijn
8 Gen 20:13 | Doch Ik zal ook den zoon dezer dienstmaagd tot een volk
9 Gen 23:13 | de dochteren der mannen dezer stad zijn uitgaande om water
10 Gen 24:7 | misschien, zeide hij, de mannen dezer plaats niet doden, om Rebekka;
11 Gen 27:26 | zeide: Men doet alzo niet te dezer onzer plaatse, dat men de
12 Gen 30:14 | aangezicht is, en naar den gang dezer kinderen, totdat ik bij
13 Gen 34:20 | doodslaan, en hem in een dezer kuilen werpen; en wij zullen
14 Gen 40:1 | zeggende: Vul de zakken dezer mannen met spijze, naar
15 Exo 2:23 | En het geschiedde na vele dezer dagen, als de koning van
16 Exo 12:3 | zeggende: Aan den tienden dezer maand neme een iegelijk
17 Exo 12:6 | tot den veertienden dag dezer maand; en de ganse gemeente
18 Exo 26:9 | 9 En gij zult vijf dezer gordijnen aan elkander bijzonder
19 Exo 26:9 | bijzonder voegen, en zes dezer gordijnen bijzonder; en
20 Exo 26:9 | gordijnen bijzonder; en de zesde dezer gordijnen zult gij dubbel
21 Exo 27:10 | van koper zijn; de haken dezer pilaren, en hun banden zullen
22 Exo 34:50 | woorden; want naar luid dezer woorden heb Ik een verbond
23 Exo 36:16 | samen bijzonder; wederom zes dezer gordijnen bijzonder. ~
24 Exo 38:10 | waren van koper; de haken dezer pilaren en hun banden waren
25 Lev 22:58 | 27 Doch op den tienden dezer zevende maand zal de verzoendag
26 Num 16:14 | gegeven. Zult gij de ogen dezer mannen uitgraven? Wij zullen
27 Num 16:26 | Wijkt toch af van de tenten dezer goddeloze mannen, en roert
28 Num 23:23 | waarzeggerij tegen Israel. Te dezer tijd zal van Jakob gezegd
29 Num 29:7 | 7 En op den tienden dezer zevende maand zult gij een
30 Num 29:12 | Insgelijks op den vijftienden dag dezer zevende maand, zult gij
31 Num 33:8 | Hamath; en de uitgangen dezer landpale zullen zijn naar
32 Num 33:19 | 19 En dit zijn de namen dezer mannen: van de stam van
33 Num 34:14 | 14 Drie dezer vrijsteden zult gij geven
34 Num 34:14 | van de Jordaan, en drie dezer steden zult gij geven in
35 Deu 9:4 | want, om de goddeloosheid dezer volken, verdrijft hen de
36 Deu 9:5 | maar om de goddeloosheid dezer volken, verdrijft hen de
37 Deu 15:10 | als gij hem geeft; want om dezer zake wil zal u de HEERE,
38 Deu 17:19 | te bewaren al de woorden dezer wet en deze inzettingen,
39 Deu 18:12 | HEERE een gruwel; en om dezer gruwelen wil verdrijft hen
40 Deu 19:5 | hij sterve; die zal in een dezer steden vluchten en leven; ~
41 Deu 20:15 | niet zijn van de steden dezer volken. ~
42 Deu 20:16 | 16 Maar van de steden dezer volken, die u de HEERE,
43 Deu 22:15 | uitbrengen, den maagdom dezer jonge vrouw. ~
44 Deu 27:3 | daarop schrijven alle woorden dezer wet, als gij overgegaan
45 Deu 27:8 | stenen schrijven alle woorden dezer wet, die wel uitdrukkende. ~
46 Deu 27:26 | Vervloekt zij, die de woorden dezer wet niet zal bevestigen,
47 Deu 28:58 | waarnemen te doen al de woorden dezer wet, die in dit boek geschreven
48 Deu 28:61 | alle plage, die in het boek dezer wet niet geschreven is,
49 Deu 29:18 | te gaan dienen de goden dezer volken; dat onder ulieden
50 Deu 29:21 | verbonds, dat in het boek dezer wet geschreven is. ~
51 Deu 29:29 | om te doen al de woorden dezer wet. ~ ~ ~
52 Deu 31:12 | waarnemen te doen alle woorden dezer wet. ~
53 Deu 31:24 | Mozes voleind had de woorden dezer wet te schrijven in een
54 Deu 32:46 | waarnemen te doen al de woorden dezer wet. ~
55 Joz 1:8 | 8 Dat het boek dezer wet niet wijke van uw mond,
56 Joz 10:24 | zet uw voeten op de halzen dezer koningen. En zij traden
57 Joz 11:12 | En Jozua nam al de steden dezer koningen in, en al haar
58 Joz 11:14 | 14 En al den roof dezer steden, en het vee, roofden
59 Joz 15:4 | Egypte; en de uitgangen dezer landpale zullen naar de
60 Joz 15:11 | Jabneel; en de uitgangen dezer landpale zullen zijn naar
61 Ric 1:17 | en men noemde den naam dezer stad Horma. ~
62 Ric 1:23 | bij Beth-El; de naam nu dezer stad was te voren Luz. ~
63 Ric 5:26 | een altaar, op de hoogte dezer sterkte, in een bekwame
64 Ric 10:2 | hem ook zonen; en de zonen dezer vrouw, groot geworden zijnde,
65 Ric 13:12 | mij dat in de zeven dagen dezer bruiloft wel zult verklaren
66 Ric 14:18 | sterven, en vallen in de hand dezer onbesnedenen? ~
67 Ric 17:29 | geboren was; hoewel de naam dezer stad te voren Lais was. ~
68 Ric 18:16 | te Gibea; maar de lieden dezer plaats waren kinderen van
69 Ric 20:22 | niet gegeven, dat gij te dezer tijd schuldig zoudt zijn. ~
70 1Sa 2:17 | 17 Alzo was de zonde dezer jongelingen zeer groot voor
71 1Sa 4:14 | zeide hij: Wat is de stem dezer beroerte? Toen haastte zich
72 1Sa 14:6 | laat ons tot de bezetting dezer onbesnedenen overgaan; misschien
73 1Sa 20:19 | verborgen hadt ten dage dezer handeling; en blijf bij
74 1Sa 22:19 | Hij sloeg ook Nob, de stad dezer priesters, met de scherpte
75 1Sa 29:4 | het niet met de hoofden dezer mannen? ~
76 2Sa 12:11 | vrouwen liggen, voor de ogen dezer zon. ~
77 2Sa 14:20 | 20 Dat ik de gestalte dezer zaak alzo omwenden zou,
78 1Kon 3:19| 19 En de zoon dezer vrouw is des nachts gestorven,
79 1Kon 7:24| die zee rondom; twee rijen dezer knoppen waren in haar gieting
80 1Kon 8:44| HEERE bidden naar den weg dezer stad, die Gij verkoren hebt,
81 1Kon 17:17| deze dingen, dat de zoon dezer vrouw, der waardin van het
82 2Kon 2:19| Elisa: Zie toch, de woning dezer stad is goed, gelijk als
83 2Kon 6:30| als de koning de woorden dezer vrouw gehoord had, dat hij
84 1Kro 4:33| dorpen, die in den omloop dezer steden waren, tot Baal toe.
85 1Kro 11:19| te doen! Zou ik het bloed dezer mannen drinken? Met gevaar
86 2Kro 3:13| 13 De vleugelen dezer cherubim spreidden zich
87 2Kro 4:3 | de zee rondom; twee rijen dezer runderen waren in haar gieting
88 2Kro 7:34| tot U bidden naar den weg dezer stad, die Gij verkoren hebt,
89 2Kro 7:40| opmerkende zijn tot het gebed dezer plaats. ~
90 2Kro 8:15| opmerkende op het gebed dezer plaats. ~
91 Ezra 6:8 | doen zult aan de oudsten dezer Joden, om dit huis Gods
92 Ezra 9:1 | afgezonderd van de volken dezer landen, naar hun gruwelen,
93 Ezra 9:2 | heilig zaad met de volken dezer landen; ja, de hand der
94 Ezra 9:14| verzwageren met de volken dezer gruwelen? Zoudt Gij niet
95 Ezra 10:14| des toorns onzes Gods, om dezer zaken wil. ~
96 Neh 9:1 | vier en twintigsten dag dezer maand verzamelden zich de
97 Jes 7:4 | vanwege die twee staarten dezer rokende vuurbranden; vanwege
98 Jes 9:6 | 6 Der grootheid dezer heerschappij en des vredes
99 Jes 24:13 | het land, in het midden dezer volken, zal het alzo wezen,
100 Jes 36:20 | zijn ze onder al de goden dezer landen, die hun land uit
101 Jer 17:24 | geen last door de poorten dezer stad op den sabbatdag inbrengt,
102 Jer 17:25 | Zo zullen door de poorten dezer stad ingaan koningen en
103 Jer 20:5 | Ik geven al het vermogen dezer stad, en al haar arbeid,
104 Jer 21:6 | En Ik zal de inwoners dezer stad slaan, zowel de mensen
105 Jer 33:4 | God Israels, van de huizen dezer stad, en van de huizen der
106 Jer 38:16 | zal overgeven in de hand dezer mannen, die uw ziel zoeken! ~
107 Klaa 1:16| 16 Ain. Om dezer dingen wille ween ik; mijn
108 Eze 23:43 | zij hoereren de hoererijen dezer hoer, en die ook. ~
109 Dan 4:34 | 34 Ten einde dezer dagen nu, hief ik, Nebukadnezar,
110 Dan 5:15 | zij kunnen de uitlegging dezer woorden niet te kennen
111 Dan 5:26 | Dit is de uitlegging dezer woorden: MENE; God heeft
112 Dan 7:16 | en gaf mij de uitlegging dezer zaken te kennen. ~
113 Dan 7:28 | Tot hiertoe is het einde dezer rede. Wat mij Daniel aangaat,
114 Dan 8:19 | geschieden zal ten einde dezer gramschap; want ter bestemder
115 Matt 13:22| hoort; en de zorgvuldigheid dezer wereld, en de verleiding
116 Matt 13:40| ook zijn in de voleinding dezer wereld. ~
117 Mark 4:19| 19 En de zorgvuldigheden dezer wereld, en de verleiding
118 Luk 16:8 | gedaan had; want de kinderen dezer wereld zijn voorzichtiger,
119 Luk 20:34 | zeide tot hen: De kinderen dezer eeuw trouwen, en worden
120 Luk 24:18 | weet niet de dingen, die dezer dagen daarin geschied zijn? ~
121 Joha 10:19| tweedracht onder de Joden, om dezer woorden wil. ~
122 Joha 11:9 | overmits hij het licht dezer wereld ziet; ~
123 Joha 12:31| 31 Nu is het oordeel dezer wereld; nu zal de overste
124 Joha 12:31| wereld; nu zal de overste dezer wereld buiten geworpen worden. ~
125 Joha 14:30| spreken; want de overste dezer wereld komt, en heeft aan
126 Joha 16:11| oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is. ~
127 Hand 1:17| gerekend, en had het lot dezer bediening verkregen. ~
128 Hand 1:25| Om te ontvangen het lot dezer bediening en des apostelschaps,
129 Hand 7:26| vrezen, tot u is het woord dezer zaligheid gezonden. ~
130 Hand 20:21| 21 Om dezer zaken wil hebben mij de
131 Rom 11:30 | barmhartigheid verkregen hebt door dezer ongehoorzaamheid; ~
132 Rom 12:2 | 2 En wordt dezer wereld niet gelijkvormig;
133 1Kor 1:20| Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid
134 1Kor 1:20| eeuw? Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt? ~
135 1Kor 2:6 | doch een wijsheid, niet dezer wereld, noch der oversten
136 1Kor 2:6 | wereld, noch der oversten dezer wereld, die te niet worden; ~
137 1Kor 2:8 | niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft; want
138 1Kor 3:19| 19 Want de wijsheid dezer wereld is dwaasheid bij
139 1Kor 5:10| geheellijk met de hoereerders dezer wereld, of met de gierigaards,
140 1Kor 7:31| misbruikende; want de gedaante dezer wereld gaat voorbij. ~
141 2Kor 4:4 | 4 In dewelke de god dezer eeuw de zinnen verblind
142 2Kor 8:4 | de gave en de gemeenschap dezer bediening, die voor de heiligen
143 2Kor 9:13| Dewijl zij door de beproeving dezer bediening God verheerlijken
144 Efez 2:2 | gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den overste
145 Efez 6:12| der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke
146 Kol 1:27 | rijkdom der heerlijkheid dezer verborgenheid onder de heidenen,
147 Heb 13:22 | broeders, verdraagt het woord dezer vermaning; want ik heb u
148 Jako 2:5 | niet uitverkoren de armen dezer wereld, om rijk te zijn
149 Open 1:3 | zij, die horen de woorden dezer profetie, en die bewaren,
150 Open 18:15| 15 De kooplieden dezer dingen, die rijk geworden
151 Open 22:19| van de woorden des boeks dezer profetie, God zal zijn deel
|