Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
daverden 2
daveren 1
david 1016
davids 151
dden 1
de 33382
debir 14
Frequency    [«  »]
152 huizen
152 inzettingen
152 liet
151 davids
151 dezer
151 tempel
151 troon

Bijbel

IntraText - Concordances

davids

    Book Chapter: Verse
1 Rut 4:17 | deze is de vader van Isai, Davids vader. ~ 2 1Sa 19:11 | Saul zond boden heen tot Davids huis, dat zij hem bewaarden, 3 1Sa 20:16 | van de hand der vijanden Davids! ~ 4 1Sa 20:25 | zat aan Sauls zijde, en Davids plaats werd ledig gevonden. ~ 5 1Sa 20:27 | tweeden der nieuwe maan, als Davids plaats ledig gevonden werd, 6 1Sa 23:3 | 3 Doch de mannen Davids zeiden tot hem: Zie, wij 7 1Sa 24:6 | het geschiedde daarna, dat Davids hart hem sloeg, omdat hij 8 1Sa 25:9 | David gekomen waren, en in Davids naam naar al die woorden 9 1Sa 30:5 | 5 Davids beide vrouwen waren ook 10 1Sa 30:20 | heen, en zeiden: Dit is Davids buit. ~ 11 2Sa 2:15 | Sauls zoon, en twaalf van Davids knechten. ~ 12 2Sa 2:30 | ganse volk. En er werden van Davids knechten gemist negentien 13 2Sa 2:31 | 31 Maar Davids knechten hadden van Benjamin 14 2Sa 3:5 | zesde, Jithream, van Egla, Davids huisvrouw. Dezen zijn David 15 2Sa 3:8 | niet overgeleverd heb in Davids hand, dat gij heden aan 16 2Sa 3:19 | heen, om te Hebron voor Davids oren te spreken alles, wat 17 2Sa 3:22 | 22 En ziet, Davids knechten en Joab kwamen 18 2Sa 5:7 | Sion in; dezelve is de stad Davids. ~ 19 2Sa 5:8 | en die blinden, die van Davids ziel gehaat zijn, die zal 20 2Sa 5:9 | den burg en noemde dien Davids stad. En David bouwde rondom 21 2Sa 6:10 | laten overbrengen in de stad Davids; maar David deed ze afwijken 22 2Sa 6:12 | Obed-Edom opwaarts in de stad Davids, met vreugde. ~ 23 2Sa 6:16 | ark des HEEREN in de stad Davids kwam, dat Michal, Sauls 24 2Sa 8:18 | Krethi en de Plethi; maar Davids zonen waren prinsen. ~  ~  ~  25 2Sa 10:4 | 4 Toen nam Hanun Davids knechten, en schoor hun 26 2Sa 11:17 | vielen er van het volk, van Davids knechten, en Uria, de Hethiet, 27 2Sa 12:5 | 5 Toen ontstak Davids toorn zeer tegen dien man; 28 2Sa 12:18 | dat het kind stierf; en Davids knechten vreesden hem aan 29 2Sa 12:30 | edelgesteente, en zij werd op Davids hoofd gezet; ook voerde 30 2Sa 13:1 | geschiedde daarna, alzo Absalom, Davids zoon, een schone zuster 31 2Sa 13:1 | naam was Thamar, dat Amnon, Davids zoon, haar lief kreeg. ~ 32 2Sa 13:3 | Jonadab, een zoon van Simea, Davids broeder; en Jonadab was 33 2Sa 13:32 | Jonadab, de zoon van Simea, Davids broeder, antwoordde en zeide: 34 2Sa 15:12 | Achitofel, den Giloniet, Davids raad, uit zijn stad, uit 35 2Sa 15:37 | 37 Alzo kwam Husai, Davids vriend, in de stad; en Absalom 36 2Sa 16:16 | als Husai, de Archiet, Davids vriend, tot Absalom kwam, 37 2Sa 18:7 | voor het aangezicht van Davids knechten geslagen; en aldaar 38 2Sa 18:9 | aangezicht der knechten Davids; en Absalom reed op een 39 2Sa 19:41 | gevoerd, en alle mannen Davids met hem? ~ 40 2Sa 20:26 | ook was Ira, de Jairiet, Davids opperofficier. ~ 41 2Sa 21:1 | 1 En er was in Davids dagen een honger, drie jaren, 42 2Sa 21:21 | Jonathan, de zoon van Simea, Davids broeder, sloeg hem. ~ 43 2Sa 24:10 | 10 En Davids hart sloeg hem, nadat hij 44 2Sa 24:11 | HEEREN tot den profeet Gad, Davids ziener, zeggende: ~ 45 1Kon 2:10| werd begraven in de stad Davids. ~ 46 1Kon 3:1 | en bracht ze in de stad Davids totdat hij voleind zou hebben 47 1Kon 8:1 | op te brengen uit de stad Davids, dewelke is Sion. ~ 48 1Kon 9:24| van Farao toog van de stad Davids op tot haar huis, hetwelk 49 1Kon 11:12| niet doen, om uws vaders Davids wil, van de hand uws zoons 50 1Kon 11:13| geven, om Mijns knechts Davids wil, en om Jeruzalems wil, 51 1Kon 11:32| hebben, om Mijns knechts Davids wil, en om Jeruzalems wil, 52 1Kon 11:34| levens, om Mijns knechts Davids wil, dien Ik verkoren heb, 53 1Kon 12:19| Israelieten van het huis Davids af, tot op dezen dag. ~ 54 1Kon 12:20| niemand volgde het huis Davids, dan de stam van Juda alleen. ~ 55 1Kon 13:2 | een zoon zal aan het huis Davids geboren worden, wiens naam 56 1Kon 14:31| zijn vaderen in de stad Davids; en de naam zijner moeder 57 1Kon 15:4 | 4 Maar om Davids wil, gaf de HEERE, zijn 58 1Kon 15:8 | begroeven hem in de stad Davids; en Asa, zijn zoon, regeerde 59 2Kon 8:19| Juda niet verderven, om Davids Zijns knechts wil; gelijk 60 2Kon 8:24| zijn vaderen, in de stad Davids; en Ahazia, zijn zoon, werd 61 2Kon 9:28| zijn vaderen in de stad Davids. ~ 62 2Kon 12:21| zijn vaderen in de stad Davids; en Amazia, zijn zoon, werd 63 2Kon 13:21| zijn vaderen in de stad Davids; en Amazia, zijn zoon, werd 64 2Kon 15:20| zijn vaderen, in de stad Davids. ~ 65 2Kon 16:7 | zijn vaderen, in de stad Davids; en zijn zoon Jotham werd 66 2Kon 17:20| zijn vaderen, in de stad Davids; en Hizkia, zijn zoon, werd 67 2Kon 18:20| zijn vaderen, in de stad Davids; en Hizkia, zijn zoon, werd 68 2Kon 21:34| verlossen, om Mijnentwil, en om Davids, Mijns knechts wil. ~ 69 2Kon 22:6 | Mijnentwil, en om Mijns knechts Davids wil. ~ 70 1Kro 11:5 | burg Sion, welke is de stad Davids. ~ 71 1Kro 11:7 | daarom heet men dien de stad Davids. ~ 72 1Kro 13:13| zich brengen in de stad Davids, maar deed ze afwijken in 73 1Kro 14:17| 17 Alzo ging Davids naam uit in al die landen; 74 1Kro 15:29| des HEEREN tot aan de stad Davids gekomen was, dat Michal, 75 1Kro 18:2 | Moabieten, alzo dat de Moabieten Davids knechten werden, brengende 76 1Kro 18:6 | Damaskus, alzo dat de Syriers Davids knechten werden, geschenken 77 1Kro 18:13| Edom, zodat al de Edomieten Davids knechten werden; en de HEERE 78 1Kro 19:2 | Moabieten, alzo dat de Moabieten Davids knechten werden, brengende 79 1Kro 19:6 | Damaskus, alzo dat de Syriers Davids knechten werden, geschenken 80 1Kro 19:13| Edom, zodat al de Edomieten Davids knechten werden; en de HEERE 81 1Kro 21:2 | edelgesteente aan; en zij werd op Davids hoofdgezet, en hij voerde 82 1Kro 28:32| 32 En Jonathan, Davids oom, was raad, een verstandig 83 1Kro 30:23| als koning in zijns vaders Davids plaats, en hij was voorspoedig; 84 2Kro 5:2 | op te brengen uit de stad Davids, dewelke is Sion. ~ 85 2Kro 6:2 | op te brengen uit de stad Davids, dewelke is Sion. ~ 86 2Kro 9:11| Farao opkomen uit de stad Davids, tot het huis, dat hij voor 87 2Kro 9:14| naar de wijze zijns vaders Davids, de verdelingen der priesteren 88 2Kro 10:31| in de stad zijns vaders Davids; en zijn zoon Rehabeam werd 89 2Kro 13:16| werd begraven in de stad Davids; en zijn zoon Abia werd 90 2Kro 15:1 | begroeven hem in de stad Davids, en zijn zoon Asa werd koning 91 2Kro 17:14| gegraven had in de stad Davids, en legden hem op het bed, 92 2Kro 18:3 | vorige wegen zijns vaders Davids, en zocht de Baals niet. ~ 93 2Kro 22:1 | zijn vaderen in de stad Davids; en zijn zoon Joram werd 94 2Kro 22:7 | de HEERE wilde het huis Davids niet verderven, om des verbonds 95 2Kro 22:20| begroeven hem in de stad Davids, maar niet in de graven 96 2Kro 22:21| zijn vaderen in de stad Davids; en zijn zoon Joram werd 97 2Kro 22:27| de HEERE wilde het huis Davids niet verderven, om des verbonds 98 2Kro 22:40| begroeven hem in de stad Davids, maar niet in de graven 99 2Kro 24:16| begroeven hem in de stad Davids, bij de koningen; want hij 100 2Kro 24:25| begroeven hem in de stad Davids, maar zij begroeven hem 101 2Kro 27:9 | begroeven hem in de stad Davids; en zijn zoon Achaz werd 102 2Kro 32:5 | versterkte Millo in de stad Davids; en hij maakte geweer en 103 2Kro 32:30| naar het westen der stad Davids; want Jehizkia had voorspoed 104 2Kro 33:14| den buitenmuur aan de stad Davids, aan de westzijde van Gihon 105 2Kro 34:3 | hij den God zijns vaders Davids te zoeken; en in het twaalfde 106 Neh 3:15 | trappen, die afgaan van Davids stad. ~ 107 Neh 3:16 | Beth-Zur, tot tegenover Davids graven, en tot aan den gemaakten 108 Neh 12:37 | zij op bij de trappen van Davids stad, door den opgang des 109 Neh 12:37 | opgang des muurs, boven Davids huis, tot aan de Waterpoort, 110 Psa 7:1 | 1 Davids Schiggajon, dat hij den 111 Psa 30:1 | een lied der inwijding van Davids huis. ~ 112 Psa 41:1 | 1 Davids psalm, voor den opperzangmeester. ~ 113 Psa 132:10 | Uws Gezalfden niet af, om Davids, Uws knechts wil. ~ 114 Hoo 4:4 | 4      Uw hals is als Davids toren, die gebouwd is tot 115 Jes 7:2 | 2      Als men den huize Davids boodschapte, zeggende: De 116 Jes 22:9 | bezien de reten der stad Davids, omdat zij vele zijn; en 117 Jes 37:35 | verlossen, om Mijnentwil, en om Davids, Mijns knechts wil. ~ 118 Jer 13:13 | zelfs de koningen, die op Davids troon zitten, en de priesters, 119 Jer 21:12 | 12      O huis Davids! zo zegt de HEERE: Richt 120 Jer 22:2 | van Juda, gij, die zit op Davids troon, gij, en uw knechten, 121 Jer 22:30 | zittende op      den troon Davids, en heersende meer in Juda. ~  ~  ~  ~ ~ 122 Jer 29:16 | alzo van den koning, die op Davids troon zit, en van al het 123 Jer 36:30 | zal geen hebben, die op Davids troon zitte; en zijn dood 124 Zac 12:7 | heerlijkheid van het huis Davids, en de heerlijkheid der 125 Zac 12:8 | zijn als David; en het huis Davids zal zijn als goden; als      126 Zac 12:10 | Doch over het huis Davids, en over de inwoners van 127 Zac 12:12 | het geslacht van het huis Davids bijzonder, en hunlieder 128 Zac 13:1 | geopend zijn voor het huis Davids, en voor de inwoners van 129 Matt 1:20| zeggende: Jozef, gij zone Davids! wees niet bevreesd Maria, 130 Matt 9:27| roepende en zeggende: Gij Zone Davids, ontferm U onzer! ~ 131 Matt 15:22| zeggende: Heere! Gij Zone Davids, ontferm U mijner! mijn 132 Matt 20:30| zeggende: Heere, Gij Zone Davids! ontferm U onzer. ~ 133 Matt 20:31| U onzer, Heere, Gij Zone Davids! ~ 134 Matt 21:9 | zeggende: Hosanna den Zone Davids! Gezegend is Hij, Die komt 135 Matt 21:15| zeggende: Hosanna den Zone Davids! namen zij dat zeer kwalijk; ~ 136 Matt 22:42| Hij? Zij zeiden tot Hem: Davids Zoon. ~ 137 Mark 10:47| zeggen: Jezus, Gij Zone Davids! ontferm U mijner. ~ 138 Mark 10:48| zoveel temeer: Gij Zone Davids! ontferm U mijner. ~ 139 Luk 1:27 | was Jozef, uit den huize Davids; en de naam der maagd was 140 Luk 2:4 | naar Judea, tot de stad Davids, die Bethlehem genaamd wordt, ( 141 Luk 2:11 | Christus, de Heere, in de stad Davids. ~ 142 Luk 18:38 | zeggende: Jezus, Gij Zone Davids, ontferm U mijner! ~ 143 Luk 18:39 | riep zoveel te meer: Zone Davids, ontferm U mijner! ~ 144 Luk 20:41 | zeggen zij, dat de Christus Davids Zoon is? ~ 145 Joha 7:42| Christus komen zal uit den zade Davids, en van het vlek Bethlehem, 146 Hand 1:16| Heilige Geest door den mond Davids voorzegd heeft van Judas, 147 Hand 7:34| ulieden de weldadigheden Davids geven, die getrouw zijn; ~ 148 2Tim 2:8 | opgewekt, Welke is uit den zade Davids, naar mijn Evangelie; ~ 149 Open 3:7 | Waarachtige, Die den sleutel Davids heeft; Die opent, en niemand 150 Open 5:5 | stam van Juda is, de Wortel Davids, heeft overwonnen, om het 151 Open 22:16| de Wortel en het geslacht Davids, de blinkende Morgenster. ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License