Book Chapter: Verse
1 Gen 37:51 | naam des eerstgeborenen Manasse; want, zeide hij, God heeft
2 Gen 42:20 | werden geboren in Egypteland, Manasse en Efraim, die hem Asnath,
3 Gen 44:1 | zijn twee zonen met zich, Manasse en Efraim! ~
4 Gen 44:5 | ben, zijn mijne; Efraim en Manasse zullen mijne zijn, als Ruben
5 Gen 44:13 | tegenover Israels linkerhand, en Manasse met zijn linkerhand, tegenover
6 Gen 44:14 | linkerhand op het hoofd van Manasse; hij bestierde zijn handen
7 Gen 44:14 | handen verstandelijk; want Manasse was de eerstgeborene. ~
8 Gen 44:17 | Efraim op het hoofd van Manasse af te brengen. ~
9 Gen 44:20 | zette u als Efraim en als Manasse! En hij zette Efraim voor
10 Gen 44:20 | En hij zette Efraim voor Manasse. ~
11 Gen 46:23 | van Machir, den zoon van Manasse, op Jozefs knieen geboren. ~
12 Num 1:10 | de zoon van Ammihud; van Manasse, Gamaliel, de zoon van Pedazur. ~
13 Num 1:34 | 34 Van de zonen van Manasse, hun geboorten, naar hun
14 Num 1:35 | getelden van den stam van Manasse twee en dertig duizend en
15 Num 2:20 | En nevens hem de stam van Manasse; en Gamaliel, de zoon van
16 Num 2:20 | de overste der zonen van Manasse zijn. ~
17 Num 7:54 | overste der kinderen van Manasse, Gamaliel, de zoon van Pedazur. ~
18 Num 10:23 | den stam der kinderen van Manasse was Gamaliel, de zoon van
19 Num 13:11 | Jozef, voor den stam van Manasse, Gaddi, de zoon van Susi. ~
20 Num 26:28 | naar hun geslachten, waren Manasse en Efraim. ~
21 Num 26:29 | 29 De zonen van Manasse waren: van Machir het geslacht
22 Num 26:34 | Dat zijn de geslachten van Manasse: en hun getelden waren twee
23 Num 27:1 | van Machir, den zoon van Manasse, onder de geslachten van
24 Num 27:1 | onder de geslachten van Manasse, den zoon van Jozef (en
25 Num 31:86 | en den halven stam van Manasse, den zoon van Jozef, het
26 Num 31:92 | van Machir, den zoon van Manasse, gingen naar Gilead, en
27 Num 31:93 | aan Machir, den zoon van Manasse; en hij woonde daarin. ~
28 Num 31:94 | 41 Jair nu, de zoon van Manasse, ging heen en nam hunlieder
29 Num 33:13 | stammen en den halven stam van Manasse te geven geboden heeft. ~
30 Num 33:14 | mitsgaders de halve stam van Manasse heeft zijn erfenis ontvangen. ~
31 Num 33:23 | den stam der kinderen van Manasse, de overste Hanniel, zoon
32 Num 35:1 | van Machir, den zoon van Manasse, uit de geslachten der kinderen
33 Num 35:12 | geslachten van de kinderen van Manasse, den zoon van Jozef, zijn
34 Deu 3:13 | aan den halven stam van Manasse, de ganse landstreek van
35 Deu 3:14 | 14 Jair, de zoon van Manasse, kreeg de ganse landstreek
36 Deu 33:17 | dezen zijn de duizenden van Manasse! ~
37 Deu 34:2 | en het land van Efraim en Manasse, en het ganse land van Juda,
38 Joz 1:12 | en den halven stam van Manasse, zeggende: ~
39 Joz 4:12 | mitsgaders de halve stam van Manasse, trokken gewapend voor het
40 Joz 12:6 | aan den halven stam van Manasse, dat land tot een erfelijke
41 Joz 13:7 | aan den halven stam van Manasse, ~
42 Joz 13:29 | aan den halven stam van Manasse een erfenis gegeven, die
43 Joz 13:29 | halven stam der kinderen van Manasse bleef, naar hun huisgezinnen; ~
44 Joz 13:31 | van Machir, den zoon van Manasse, namelijk de helft der kinderen
45 Joz 14:4 | Jozef waren twee stammen, Manasse en Efraim; en aan de Levieten
46 Joz 16:4 | bekomen de kinderen van Jozef, Manasse en Efraim. ~
47 Joz 16:9 | erfdeel der kinderen van Manasse, al die steden en haar dorpen. ~
48 Joz 17:1 | 1 De stam van Manasse had ook een lot, omdat hij
49 Joz 17:1 | Machir, de eerstgeborene van Manasse, de vader van Gilead; omdat
50 Joz 17:2 | overgebleven kinderen van Manasse een lot, naar hun huisgezinnen;
51 Joz 17:2 | mannelijke kinderen van Manasse, den zoon van Jozef, naar
52 Joz 17:3 | van Machir, den zoon van Manasse, had geen zonen, maar dochters;
53 Joz 17:5 | 5 En aan Manasse vielen tien snoeren toe,
54 Joz 17:6 | 6 Want de dochteren van Manasse erfden een erfdeel in het
55 Joz 17:6 | overgebleven kinderen van Manasse. ~
56 Joz 17:7 | 7 Zodat de landpale van Manasse was van Aser af tot Michmetath,
57 Joz 17:8 | 8 Manasse had wel het land van Tappuah,
58 Joz 17:8 | zelve, aan de landpale van Manasse, hadden de kinderen van
59 Joz 17:9 | het midden der steden van Manasse; en de landpale van Manasse
60 Joz 17:9 | Manasse; en de landpale van Manasse is aan het noorden der beek,
61 Joz 17:10 | het noorden was het van Manasse, en de zee was zijn landpale;
62 Joz 17:11 | 11 Want Manasse had, in Issaschar en in
63 Joz 17:12 | 12 En de kinderen van Manasse konden de inwoners van die
64 Joz 17:17 | Jozef, tot Efraim en tot Manasse, zeggende: Gij zijt een
65 Joz 18:7 | Ruben, en de halve stam van Manasse, hebben hun erfdeel genomen
66 Joz 20:8 | Bazan, van den stam van Manasse. ~
67 Joz 21:5 | van den halven stam van Manasse, tien steden. ~
68 Joz 21:6 | van den halven stam van Manasse, in Bazan, bij het lot,
69 Joz 21:25 | van den halven stam van Manasse, Thaanach en haar voorsteden,
70 Joz 21:27 | van den halven stam van Manasse, de vrijstad des doodslagers,
71 Joz 23:1 | en den halven stam van Manasse, ~
72 Joz 23:7 | de helft van den stam van Manasse had Mozes een erfdeel gegeven
73 Joz 23:9 | Gad, en de halve stam van Manasse wederom, en togen van de
74 Joz 23:10 | Gad, en de halve stam van Manasse aldaar een altaar aan de
75 Joz 23:11 | Gad, en de halve stam van Manasse hebben een altaar gebouwd,
76 Joz 23:13 | aan den halven stam van Manasse, in het land Gilead, Pinehas,
77 Joz 23:15 | tot den halven stam van Manasse kwamen, in het land Gilead,
78 Joz 23:21 | Gad, en de halve stam van Manasse, en zij spraken met de hoofden
79 Joz 23:30 | Gad, en de kinderen van Manasse gesproken hadden, zo was
80 Joz 23:31 | en tot de kinderen van Manasse: Heden weten wij, dat de
81 Ric 1:27 | 27 En Manasse verdreef Beth-Sean niet,
82 Ric 5:15 | duizend is het armste in Manasse, en ik ben de kleinste in
83 Ric 5:35 | Ook zond hij boden in gans Manasse, en die werden ook achter
84 Ric 6:23 | en uit Aser, en uit gans Manasse; en zij jaagden de Midianieten
85 Ric 10:29 | Jeftha, dat hij Gilead en Manasse doortrok; want hij trok
86 Ric 11:4 | tussen Efraim en tussen Manasse, zeiden: Gijlieden zijt
87 Ric 17:30 | van Gersom, den zoon van Manasse, hij en zijn zonen waren
88 1Kon 4:13| dorpen van Jair, den zoon van Manasse, die in Gilead zijn; ook
89 2Kon 22:21| zijn vaderen; en zijn zoon Manasse werd koning in zijn plaats. ~ ~
90 2Kon 23:1 | 1 Manasse was twaalf jaren oud, toen
91 2Kon 23:9 | Maar zij hoorden niet; want Manasse deed hen dwalen, dat zij
92 2Kon 23:11| 11 Dewijl dat Manasse, de koning van Juda, deze
93 2Kon 23:16| 16 Daartoe vergoot Manasse ook zeer veel onschuldig
94 2Kon 23:17| der geschiedenissen van Manasse, en al wat hij gedaan heeft,
95 2Kon 23:18| 18 En Manasse ontsliep met zijn vaderen,
96 2Kon 23:20| HEEREN; gelijk als zijn vader Manasse gedaan had. ~
97 2Kon 25:12| mitsgaders de altaren, die Manasse in de twee voorhoven van
98 2Kon 25:26| al de tergingen, waarmede Manasse Hem getergd had. ~
99 2Kon 26:3 | wegdeed, om de zonden van Manasse, naar alles, wat hij gedaan
100 1Kro 3:13| was Hizkia; zijn zoon was Manasse; ~
101 1Kro 5:18| van den halven stam van Manasse, van de strijdbaarste mannen,
102 1Kro 5:23| van den halven stam van Manasse woonden in dat land. Zij
103 1Kro 5:26| en den halven stam van Manasse; en hij bracht hen te Halah,
104 1Kro 6:61| den halven stam van half Manasse, bij het lot, tien steden. ~
105 1Kro 6:62| Nafthali, en van den stam van Manasse in Basan, dertien steden. ~
106 1Kro 6:70| uit den halven stam van Manasse: Aner en haar voorsteden,
107 1Kro 6:71| van den halven stam van Manasse: Golan in Basan en haar
108 1Kro 7:14| 14 De kinderen van Manasse waren Asriel, welken de
109 1Kro 7:17| van Machir, den zoon van Manasse. ~
110 1Kro 7:29| zijden der kinderen van Manasse was Beth-Sean en haar onderhorige
111 1Kro 9:3 | de kinderen van Efraim en Manasse; ~
112 1Kro 12:19| 19 Er vielen ook van Manasse tot David, toen hij met
113 1Kro 12:20| toog, vielen tot hem uit Manasse: Adnah, en Jozabad, en Jediael,
114 1Kro 12:20| hoofden der duizenden, die in Manasse waren. ~
115 1Kro 12:31| van den halven stam van Manasse achttien duizend, die met
116 1Kro 12:37| en den halven stam van Manasse, met allerlei krijgsgereedschap
117 1Kro 28:20| over den halven stam van Manasse was Joel, de zoon van Pedaja; ~
118 1Kro 28:21| 21 Over half Manasse, in Gilead, was Jiddo, de
119 2Kro 16:9 | vreemdelingen met hen uit Efraim, en Manasse, en uit Simeon; want uit
120 2Kro 30:1 | ook brieven tot Efraim en Manasse, dat zij zouden komen tot
121 2Kro 30:10| door het land van Efraim en Manasse, tot Zebulon toe; doch zij
122 2Kro 30:11| zich sommigen van Aser, en Manasse, en van Zebulon, en kwamen
123 2Kro 30:18| volks, velen van Efraim en Manasse, Issaschar en Zebulon, hadden
124 2Kro 31:1 | Benjamin, ook in Efraim en Manasse, totdat zij alles te niet
125 2Kro 32:33| zijn dood; en zijn zoon Manasse werd koning in zijn plaats. ~
126 2Kro 33:1 | 1 Manasse was twaalf jaren oud, als
127 2Kro 33:9 | 9 Zo deed Manasse Juda en de inwoners te Jeruzalem
128 2Kro 33:10| 10 De HEERE sprak wel tot Manasse en tot zijn volk; maar zij
129 2Kro 33:11| van Assyrie had, dewelke Manasse gevangen namen onder de
130 2Kro 33:13| koninkrijk. Toen erkende Manasse, dat de HEERE God is. ~
131 2Kro 33:18| der geschiedenissen van Manasse, en zijn gebed tot zijn
132 2Kro 33:20| 20 En Manasse ontsliep met zijn vaderen,
133 2Kro 33:22| HEEREN, gelijk als zijn vader Manasse gedaan had; want Amon offerde
134 2Kro 33:22| beelden, die zijn vader Manasse gemaakt had, en diende ze. ~
135 2Kro 33:23| aangezicht des HEEREN, gelijk Manasse, zijn vader, zich vernederd
136 2Kro 34:6 | Daartoe in de steden van Manasse, en Efraim, en Simeon, ja,
137 2Kro 34:9 | vergaderd hadden uit de hand van Manasse en Efraim, en uit het ganse
138 Ezra 10:30| Bezaleel, en Binnui, en Manasse. ~
139 Ezra 10:33| Zabad, Elifelet, Jeremai, Manasse, Simei. ~
140 Psa 60:9 | 9 Gilead is mijn, en Manasse is mijn, en Efraim is de
141 Psa 80:3 | Efraim, en Benjamin, en Manasse, en kom tot onze verlossing. ~
142 Psa 108:9 | 9 Gilead is mijn, Manasse is mijn, en Efraim is de
143 Jes 9:20 | 20 Manasse Efraim, en Efraim Manasse,
144 Jes 9:20 | Manasse Efraim, en Efraim Manasse, en zij zullen te zamen
145 Jer 15:4 | koninkrijken der aarde, vanwege Manasse, zoon van Jehizkia, koning
146 Eze 48:4 | tot den westerhoek toe, Manasse een. ~
147 Eze 48:5 | En aan de landpale van Manasse, van den oosterhoek tot
148 Matt 1:10| 10 En Ezekias gewon Manasse, en Manasse gewon Amon,
149 Matt 1:10| Ezekias gewon Manasse, en Manasse gewon Amon, en Amon gewon
150 Open 7:6 | verzegeld; uit het geslacht van Manasse waren twaalf duizend verzegeld; ~
|