Book Chapter: Verse
1 Gen 7:11 | zijn alle fonteinen des groten afgronds opengebroken, en
2 Gen 20:8 | toen maakte Abraham een groten maaltijd op den dag, als
3 Gen 25:34 | zo schreeuwde hij met een groten en bitteren schreeuw, gans
4 Exo 29:20 | hunner rechterhand, en op den groten teen huns rechtervoets;
5 Lev 8:23 | zijner rechterhand, en op den groten teen van zijn rechtervoet. ~
6 Lev 8:24 | hun rechterhand, en op den groten teen van hun rechtervoet;
7 Lev 14:14 | zijner rechterhand, en op den groten teen zijns rechtervoets. ~
8 Lev 14:17 | zijner rechterhand, en op den groten teen zijns rechtervoets,
9 Lev 14:25 | zijner rechterhand, en op den groten teen zijns rechtervoets. ~
10 Lev 14:28 | rechterhand, en aan den groten teen zijns rechtervoets,
11 Lev 19:15 | noch het aangezicht des groten voortrekken; in gerechtigheid
12 Deu 25:13 | weegstenen in uw zak hebben; een groten en een kleinen. ~
13 Deu 26:8 | uitgestrekten arm, en door groten schrik, en door tekenen,
14 Deu 29:24 | de ontsteking van dezen groten toorn? ~
15 Joz 7:9 | aarde; wat zult Gij dan Uw groten Naam doen? ~
16 Joz 7:26 | zij richtten over hem een groten steenhoop, zijnde tot op
17 Joz 8:29 | en richtten daarop een groten steenhoop, zijnde tot op
18 Joz 10:10 | en hij sloeg hen met een groten slag te Gibeon, en vervolgde
19 Joz 10:20 | hadden hen met een zeer groten slag te slaan, totdat zij
20 Joz 25:26 | wetboek Gods; en hij nam een groten steen, en hij richtte dien
21 Ric 10:33 | Abel-Keramim, met een zeer groten slag. Alzo werden de kinderen
22 Ric 14:8 | schenkel en de heup, met een groten slag; en hij ging af, en
23 1Sa 6:15 | waren, en zetten ze op dien groten steen; en die lieden van
24 1Sa 6:18 | landvlekken; en tot aan Abel, den groten steen, op denwelken zij
25 1Sa 6:19 | rouw, omdat de HEERE een groten slag onder het volk geslagen
26 1Sa 7:10 | donderde te dien dage met een groten donder over de Filistijnen,
27 1Sa 12:22 | niet verlaten, om Zijns groten Naams wil, dewijl het den
28 1Sa 14:33 | gehandeld; wentelt heden een groten steen tot mij. ~
29 1Sa 17:25 | man, die hem slaat, met groten rijkdom verrijken zal, en
30 1Sa 19:8 | en hij sloeg hen met een groten slag, en zij vloden voor
31 1Sa 19:22 | Rama, en hij kwam tot den groten waterput, die te Sechu was,
32 1Sa 23:5 | hij sloeg onder hen een groten slag; alzo verloste David
33 1Sa 30:16 | en dansende, om al den groten buit, dien zij genomen hadden
34 2Sa 3:22 | en brachten met zich een groten roof. Abner nu was niet
35 2Sa 7:9 | uitgeroeid; en Ik heb u een groten naam gemaakt, als den naam
36 2Sa 7:9 | gemaakt, als den naam der groten, die op de aarde zijn. ~
37 2Sa 12:30 | voerde hij uit een zeer groten roof der stad. ~
38 2Sa 13:15 | haar Amnon met een zeer groten haat; want de haat, waarmede
39 2Sa 18:9 | de dichte takken van een groten eik, zo werd zijn hoofd
40 2Sa 18:17 | hem in het woud, in een groten kuil, en stelden op hem
41 2Sa 18:17 | stelden op hem een zeer groten steenhoop; en gans Israel
42 2Sa 20:8 | Als zij nu waren bij den groten steen, die bij Gibeon is,
43 1Kon 8:42| zij zullen horen van Uw groten Naam, en van Uw sterke hand,
44 1Kon 10:18| Nog maakte de koning een groten elpenbenen troon, en hij
45 1Kon 20:21| en wagenen, dat hij een groten slag aan de Syriers sloeg. ~
46 1Kon 22:31| Gij zult noch kleinen noch groten bestrijden, maar den koning
47 2Kon 4:38| tot zijn jongen: Zet den groten pot aan, en zied moes voor
48 2Kon 6:23| En hij bereidde hun een groten maaltijd, dat zij aten en
49 2Kon 10:6 | zeventig mannen, waren bij de groten stad, die hen opvoedden.) ~
50 2Kon 10:11| Achab te Jizreel, en al zijn groten, en zijn bekenden, en zijn
51 2Kon 20:28| zeide: Hoort het woord des groten konings, des konings van
52 2Kon 25:26| HEERE van den brand Zijns groten toorns niet af, waarmede
53 2Kon 27:9 | Jeruzalem; en alle huizen der groten verbrandde hij met vuur. ~
54 1Kro 17:8 | gemaakt, gelijk de naam is der groten, die op de aarde zijn. ~
55 1Kro 26:8 | elkander, zo de kleinen, als de groten, den meester met den leerling. ~
56 1Kro 27:13| loten, zo de kleinen als de groten, naar hun vaderlijke huizen,
57 2Kro 7:32| uit verren lande, om Uws groten Naams, en Uwer sterke hand,
58 2Kro 10:17| Nog maakte de koning een groten elpenbenen troon, en hij
59 2Kro 14:17| volk, sloeg hen met een groten slag; want uit Israel vielen
60 2Kro 19:30| strijden tegen kleinen noch groten, maar tegen den koning van
61 2Kro 28:5 | Israel, die hem sloeg met een groten slag. ~
62 2Kro 31:15| zowel aan de kleinen als de groten, uit te delen: ~
63 Ezra 5:8 | landschap Juda, ten huize des groten Gods, hetwelk gebouwd wordt
64 Ezra 6:4 | 4 Met drie rijen van groten steen, en een rij van nieuw
65 Neh 3:27 | ander maat; tegenover den groten uitstekenden toren, en tot
66 Neh 4:14 | aangezicht; denkt aan dien groten en vreselijken HEERE, en
67 Neh 8:7 | Ezra loofde den HEERE, den groten God; en al het volk antwoordde:
68 Est 1:8 | vastelijk bevolen aan alle groten zijns huizes, dat zij doen
69 Est 10:1 | Toen maakte de koning een groten maaltijd al zijn vorsten
70 Job 32:9 | 9 De groten zijn niet wijs, en de ouden
71 Job 35:9 | schreeuwen vanwege den arm der groten. ~
72 Psa 38:11 | en zich verlustigen over groten vrede. ~
73 Psa 39:2 | HEERE! straf mij niet in Uw groten toorn, en kastijd mij niet
74 Psa 48:3 | het noorden; de stad des groten Konings. ~
75 Psa 88:9 | Gij hebt mij hun tot een groten gruwel gesteld; ik ben besloten,
76 Psa 99:3 | 3Dat zij Uw groten en vreselijken Naam loven,
77 Psa 102:11 | Vanwege Uw verstoordheid en Uw groten toorn; want Gij hebt mij
78 Psa 112:1 | HEERE vreest; Beth. die groten lust heeft in Zijn geboden. ~
79 Psa 115:13 | vrezen, de kleinen met de groten. ~
80 Psa 119:162| toezegging, als een, die een groten buit vindt. ~
81 Psa 119:165| Uw wet beminnen, hebben groten vrede, en zij hebben geen
82 Spre 18:16| voor het aangezicht der groten. ~
83 Spre 25:6 | sta niet in de plaats der groten; ~
84 Spre 26:10| 10 De groten doen een iegelijk verdriet
85 Hoo 2:3 | Liefste onder de zonen; ik heb groten lust in Zijn schaduw, en
86 Jes 13:4 | op de bergen, gelijk eens groten volks; een stem van gedruis
87 Jes 36:13 | zeide: Hoort de woorden des groten konings, des konings van
88 Jes 51:10 | Die de zee, de wateren des groten afgronds, droog gemaakt
89 Jes 60:9 | er is duisternis, op een groten glans, maar wij wandelen
90 Jer 5:5 | Ik zal gaan tot de groten, en met hen spreken, want
91 Jer 16:6 | 6 Zodat groten en kleinen in dit land zullen
92 Jer 22:21 | Ik sprak u aan in uw groten voorspoed, maar gij zeidet:
93 Jer 44:26 | Ziet, Ik zweer bij Mijn groten Naam, zegt de HEERE, zo
94 Jer 52:13 | Jeruzalem en alle huizen der groten verbrandde hij met vuur. ~
95 Eze 13:13 | Ja, Ik zal hem door een groten stormwind in Mijn grimmigheid
96 Eze 16:56 | gehoord geweest, ten dage uws groten hoogmoeds, ~
97 Eze 17:9 | verdrogen; en dat niet door een groten arm, noch door veel volks,
98 Eze 21:14 | het is het zwaard der groten, die verslagen zullen worden,
99 Eze 26:21 | Maar u zal Ik tot een groten schrik stellen, en gij zult
100 Eze 29:3 | koning van Egypte! dien groten zeedraak, die in het midden
101 Eze 29:18 | Babel, heeft zijn heir een groten dienst doen dienen tegen
102 Eze 36:23 | 23 Want Ik zal Mijn groten Naam heiligen, die onder
103 Eze 38:13 | have weg te nemen, om een groten buit te buiten? ~
104 Dan 2:35 | geslagen heeft, werd tot een groten berg, alzo dat hij de gehele
105 Dan 5:1 | koning Belsazar maakte een groten maaltijd voor zijn duizend
106 Dan 10:1 | doch in een gezetten groten tijd; en hij verstond die
107 Amos 7:4 | vuur; en het verteerde een groten afgrond, ook verteerde het
108 Jona 1:4 | Maar de HEERE wierp een groten wind op de zee; en er werd
109 Jona 1:17| De HEERE nu beschikte een groten vis, om Jona in te slokken;
110 Jona 3:7 | bevel des konings en zijner groten, zeggende: Laat mens noch
111 Nah 3:10 | geworpen, en al haar groten zijn in boeien gebonden
112 Zac 1:14 | Jeruzalem en over Sion met een groten ijver. ~
113 Zac 1:15 | En Ik ben met een zeer groten toorn vertoornd tegen die
114 Zac 8:2 | geijverd over Sion met een groten ijver; ja, met grote grimmigheid
115 Matt 5:22| strafbaar zijn door den groten raad; maar wie zegt: Gij
116 Matt 5:35| omdat zij is de stad des groten Konings; ~
117 Matt 20:25| heerschappij voeren over hen, en de groten gebruiken macht over hen. ~
118 Mark 6:21| maaltijd aanrichtte, voor zijn groten, en de oversten over duizend,
119 Mark 10:42| voeren over hen, en hun groten gebruiken macht over hen. ~
120 Mark 14:3 | onvervalsten nardus, van groten prijs; en de albasten fles
121 Luk 2:36 | stam van Aser; deze was tot groten ouderdom gekomen, welke
122 Luk 5:29 | En Levi richtte Hem een groten maaltijd aan, in zijn huis;
123 Luk 13:19 | wies op, en werd tot een groten boom, en de vogelen des
124 Hand 12:28| overtuigde de Joden met groten ernst in het openbaar, bewijzende
125 2Kor 1:10| 10 Die ons uit zo groten dood verlost heeft, en nog
126 Gal 6:11 | 11 Ziet, hoe groten brief ik u geschreven heb
127 Kol 2:1 | ik wil, dat gij weet, hoe groten strijd ik voor u heb, en
128 Kol 4:13 | hem getuigenis, dat hij groten ijver heeft over u en degenen,
129 Tit 2:13 | der heerlijkheid van den groten God en onzen Zaligmaker
130 Heb 4:14 | 14 Dewijl wij dan een groten Hogepriester hebben, Die
131 Heb 10:21 | En dewijl wij hebben een groten Priester over het huis Gods;
132 Jako 3:5 | Ziet, een klein vuur, hoe groten hoop houts het aansteekt. ~
133 Jud 1:6 | Hij tot het oordeel des groten dags met eeuwige banden
134 Open 6:13| afwerpt, als hij van een groten wind geschud wordt. ~
135 Open 6:15| koningen der aarde, en de groten, en de rijken, en de oversten
136 Open 9:2 | uit den put, als rook eens groten ovens; en de zon en de lucht
137 Open 11:18| vrezen, den kleinen en den groten; en om te verderven degenen,
138 Open 12:12| tot u afgekomen, en heeft groten toorn, wetende, dat hij
139 Open 12:14| gegeven twee vleugelen eens groten arends, opdat zij zou vliegen
140 Open 13:16| het aan allen, kleinen en groten, en rijken en armen, en
141 Open 14:2 | en als een stem van een groten donderslag. En ik hoorde
142 Open 14:19| aarde, en wierp ze in den groten wijnpersbak des toorns Gods. ~
143 Open 16:14| vergaderen tot den krijg van dien groten dag des almachtigen Gods. ~
144 Open 18:21| hief een steen op als een groten molensteen, en wierp dien
145 Open 18:23| want uw kooplieden waren de groten der aarde, want door uw
146 Open 19:17| u tot het avondmaal des groten Gods; ~
147 Open 19:18| dienstknechten, en kleinen en groten. ~
148 Open 20:11| 11 En ik zag een groten witten troon, en Dengene,
149 Open 21:10| weg in den geest op een groten en hogen berg, en hij toonde
150 Open 21:12| 12 En zij had een groten en hogen muur, en had twaalf
|