1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8724
Book Chapter: Verse
4501 Jer 7:7 | plaats, in het land, dat Ik uw vaderen gegeven heb,
4502 Jer 7:11 | spelonk der moordenaren? Ziet, Ik heb het ook gezien, spreekt
4503 Jer 7:12 | die te Silo was, alwaar Ik Mijn Naam in het eerst had
4504 Jer 7:12 | doen wonen; en ziet, wat Ik daaraan gedaan heb vanwege
4505 Jer 7:13 | doet, spreekt de HEERE, en Ik tot u gesproken heb, vroeg
4506 Jer 7:13 | gij niet gehoord hebt, en Ik u geroepen, maar gij
4507 Jer 7:14 | 14 Zo zal Ik aan dit huis, dat naar Mijn
4508 Jer 7:14 | en aan deze plaats, die Ik u en uw vaderen gegeven
4509 Jer 7:14 | gegeven heb, doen, gelijk als Ik aan Silo gedaan heb. ~
4510 Jer 7:15 | 15 En Ik zal ulieden van Mijn aangezicht
4511 Jer 7:15 | aangezicht wegwerpen, gelijk als Ik al uw broederen, het ganse
4512 Jer 7:16 | loop Mij niet aan; want Ik zal u niet horen. ~
4513 Jer 7:22 | 22 Want Ik heb met uw vaderen, ten
4514 Jer 7:22 | uw vaderen, ten dage als Ik hen uit Egypteland uitvoerde,
4515 Jer 7:23 | Maar deze zaak heb Ik hun geboden, zeggende: Hoort
4516 Jer 7:23 | Hoort naar Mijn stem, zo zal Ik u tot een God zijn, en gij
4517 Jer 7:23 | wandelt in al den weg, dien Ik u gebieden zal, opdat
4518 Jer 7:25 | tot op dezen dag, zo heb Ik tot u gezonden al Mijn knechten,
4519 Jer 7:31 | vuur te verbranden; hetwelk Ik niet heb geboden, noch
4520 Jer 7:34 | 34 En Ik zal uit de steden van Juda
4521 Jer 8:3 | der overgeblevenen, waar Ik hen henengedreven zal
4522 Jer 8:6 | 6 Ik heb geluisterd en toegehoord,
4523 Jer 8:6 | boosheid, zeggende: Wat heb ik gedaan? Een ieder keert
4524 Jer 8:10 | 10 Daarom zal Ik hun vrouwen aan anderen
4525 Jer 8:13 | 13 Ik zal hen voorzeker wegrapen,
4526 Jer 8:13 | afgevallen; en de geboden, die Ik hun gegeven heb, die
4527 Jer 8:17 | 17 Want ziet, Ik zend slangen, basilisken
4528 Jer 8:21 | 21 Ik ben gebroken vanwege de
4529 Jer 8:21 | der dochter mijns volks; ik ga in het zwart, ontzetting
4530 Jer 9:1 | springader van tranen! zo zou ik dag en nacht bewenen de
4531 Jer 9:2 | 2 Och, dat ik in de woestijn een herberg
4532 Jer 9:2 | der wandelaars had, zo zou ik mijn volk verlaten, en van
4533 Jer 9:7 | heirscharen alzo: Ziet, Ik zal hen smelten en zal hen
4534 Jer 9:7 | beproeven; want hoe zou Ik anders doen ten aanzien
4535 Jer 9:9 | 9 Zou Ik hen om deze dingen niet
4536 Jer 9:10 | 10 Ik zal een geween en een weeklage
4537 Jer 9:11 | 11 En Ik zal Jeruzalem stellen tot
4538 Jer 9:11 | en de steden van Juda zal Ik stellen tot een verwoesting,
4539 Jer 9:13 | Omdat zij Mijn wet, die Ik voor hun aangezicht gegeven
4540 Jer 9:15 | God Israels, alzo: Ziet, Ik zal dit volk spijzen met
4541 Jer 9:15 | volk spijzen met alsem, en Ik zal hen drenken met gallewater; ~
4542 Jer 9:16 | 16 En Ik zal hen verstrooien onder
4543 Jer 9:16 | zij noch hun vaders; en Ik zal het zwaard achter hen
4544 Jer 9:16 | achter hen zenden, totdat Ik hen verteerd zal hebben. ~
4545 Jer 9:24 | verstaat, en Mij kent, dat Ik de HEERE ben, doende weldadigheid,
4546 Jer 9:24 | want in die dingen heb Ik lust, spreekt de HEERE. ~
4547 Jer 9:25 | komen, spreekt de HEERE, dat Ik bezoeking zal doen over
4548 Jer 10:18 | zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal de inwoners des lands
4549 Jer 10:19 | plage is smartelijk; en ik had gezegd: Dit is immers
4550 Jer 10:19 | immers een krankheid, die ik wel dragen zal! ~
4551 Jer 10:23 | 23 Ik weet, o HEERE! dat bij den
4552 Jer 11:4 | 4 Dat Ik uw vaderen geboden heb,
4553 Jer 11:4 | geboden heb, ten dage als Ik hen uit Egypteland, uit
4554 Jer 11:4 | dezelve, naar alles wat Ik ulieden gebiede; zo
4555 Jer 11:4 | Mij tot een volk zijn, en Ik zal u tot een God zijn; ~
4556 Jer 11:5 | 5 Opdat Ik den eed bevestige, dien
4557 Jer 11:5 | den eed bevestige, dien Ik uw vaderen gezworen heb,
4558 Jer 11:5 | dezen dage. Toen antwoordde ik en zeide: Amen, o HEERE! ~
4559 Jer 11:7 | 7 Want Ik heb uw vaderen ernstiglijk
4560 Jer 11:7 | ernstiglijk betuigd, ten dage als Ik hen uit Egypteland opvoerde,
4561 Jer 11:8 | hunlieder boos hart; daarom heb Ik over hen gebracht al
4562 Jer 11:8 | woorden dezes verbonds, dat Ik geboden heb te doen, maar
4563 Jer 11:10 | Mijn verbond gebroken, dat Ik met hun vaderen gemaakt
4564 Jer 11:11 | zegt de HEERE alzo: Ziet, Ik zal een kwaad over hen brengen,
4565 Jer 11:11 | tot Mij zullen roepen, zal Ik naar hen niet horen. ~
4566 Jer 11:14 | gebed voor hen op; want Ik zal niet horen, ten tijde
4567 Jer 11:18 | mij te kennen gegeven, dat ik het wete; toen hebt Gij
4568 Jer 11:19 | 19 En ik was als een lam, als een
4569 Jer 11:19 | wordt om te slachten; want ik wist niet, dat zij gedachten
4570 Jer 11:20 | hen zien; want aan U heb ik mijn twistzaak ontdekt. ~
4571 Jer 11:22 | HEERE der heirscharen: Ziet, Ik zal bezoeking over hen doen:
4572 Jer 11:23 | overblijfsel hebben; want Ik zal een kwaad brengen over
4573 Jer 12:1 | rechtvaardig zijn, o HEERE! wanneer ik tegen U zou twisten; ik
4574 Jer 12:1 | ik tegen U zou twisten; ik zal nochtans van Uw oordelen
4575 Jer 12:7 | 7 Ik heb Mijn huis verlaten,
4576 Jer 12:7 | heb Mijn huis verlaten, Ik heb Mijn erfenis laten varen;
4577 Jer 12:7 | Mijn erfenis laten varen; Ik heb de beminde Mijner ziel
4578 Jer 12:8 | Mij verheven, daarom heb Ik haar gehaat. ~
4579 Jer 12:14 | erfenis aanroeren, dewelke Ik Mijn volke Israel erfelijk
4580 Jer 12:14 | erfelijk gegeven heb; ziet, Ik zal hen uit hun land uitrukken,
4581 Jer 12:14 | het huis van Juda zal Ik uit hunlieder midden uitrukken. ~
4582 Jer 12:15 | het zal geschieden, nadat Ik hen zal uitgerukt hebben,
4583 Jer 12:15 | uitgerukt hebben, zo zal Ik wederkeren, en Mij hunner
4584 Jer 12:15 | Mij hunner ontfermen; en Ik zal hen wederbrengen, een
4585 Jer 12:17 | niet zullen horen, zo zal Ik diezelve natie ten enenmale
4586 Jer 13:2 | 2 En ik kocht een gordel naar het
4587 Jer 13:2 | het woord des HEEREN, en ik deed dien aan mijn lenden. ~
4588 Jer 13:5 | 5 Zo ging ik henen, en verstak dien bij
4589 Jer 13:6 | den gordel van daar, dien Ik u geboden heb aldaar te
4590 Jer 13:7 | 7 Zo ging ik naar den Frath, en groef,
4591 Jer 13:7 | gordel van de plaats, alwaar ik dien verstoken had; en ziet,
4592 Jer 13:9 | zegt de HEERE: Alzo zal Ik verderven de hovaardij van
4593 Jer 13:11 | lenden eens mans, alzo heb Ik het ganse huis Israels en
4594 Jer 13:13 | Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal alle inwoners deze lands,
4595 Jer 13:14 | 14 En Ik zal hen in stukken slaan,
4596 Jer 13:14 | zamen, spreekt de HEERE; Ik zal niet verschonen noch
4597 Jer 13:14 | Mij ontfermen, dat Ik hen niet zou verderven. ~
4598 Jer 13:24 | 24 Daarom zal Ik hen verstrooien als een
4599 Jer 13:26 | 26 Zo zal Ik ook uw zomen ontbloten boven
4600 Jer 13:27 | op heuvelen, in het veld; Ik heb uw verfoeiselen gezien;
4601 Jer 14:12 | Ofschoon zij vasten, Ik zal naar hun geschrei niet
4602 Jer 14:12 | brandoffer en spijsoffer offeren, Ik zal aan hen geen welgevallen
4603 Jer 14:12 | door de pestilentie zal Ik hen verteren. ~
4604 Jer 14:13 | 13 Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE! zie,
4605 Jer 14:13 | geen honger hebben; maar Ik zal u een gewissen vrede
4606 Jer 14:14 | profeteren vals in Mijn Naam; Ik heb hen niet gezonden, noch
4607 Jer 14:15 | Mijn Naam profeteren, daar Ik hen niet gezonden heb, en
4608 Jer 14:16 | hun dochteren; alzo zal Ik hun boosheid over hen uitstorten. ~
4609 Jer 14:18 | 18 Zo ik uitga in het veld, ziet
4610 Jer 14:18 | verslagenen van het zwaard, en zo ik in de stad komen, ziet daar
4611 Jer 15:3 | 3 Want Ik zal bezoeking over hen doen
4612 Jer 15:4 | 4 En Ik zal hen overgeven tot een
4613 Jer 15:6 | achterwaarts gegaan; daarom zal Ik Mijn hand tegen u uitstrekken
4614 Jer 15:6 | uitstrekken en u verderven; Ik ben des berouwens moede
4615 Jer 15:7 | 7 En Ik zal hen wannen met een wan,
4616 Jer 15:7 | in de poorten des lands; Ik heb Mijn volk van kinderen
4617 Jer 15:8 | geworden dan zand der zeeen; Ik heb hun over de moeder doen
4618 Jer 15:8 | verwoester op den middag; Ik heb hem haastelijk hen
4619 Jer 15:9 | hunlieder overblijfsel zal Ik aan het zwaard overgeven,
4620 Jer 15:10 | krakeel den gansen lande! Ik heb hun niet op woeker gegeven,
4621 Jer 15:11 | overblijfsel ten goede zal zijn; zo Ik niet, in de tijd des kwaads
4622 Jer 15:13 | 13 Ik zal uw vermogen en uw schatten
4623 Jer 15:14 | 14 En Ik zal u overvoeren met uw
4624 Jer 15:15 | lankmoedigheid over hen; weet, dat ik om Uwentwil versmaadheid
4625 Jer 15:16 | woorden gevonden zijn, zo heb ik ze opgegeten, en Uw woord
4626 Jer 15:16 | blijdschap mijns harten; want ik ben naar Uw Naam genoemd,
4627 Jer 15:17 | 17 Ik heb in den raad der bespotters
4628 Jer 15:17 | opgesprongen; vanwege Uw hand heb ik alleen gezeten, want Gij
4629 Jer 15:19 | zult wederkeren, zo zal Ik u doen wederkeren; gij zult
4630 Jer 15:20 | 20 Want Ik heb u tegen dit volk gesteld
4631 Jer 15:20 | maar u niet overmogen; want Ik ben met u, om u te behouden
4632 Jer 15:21 | 21 Ja, Ik zal u rukken uit de hand
4633 Jer 15:21 | uit de hand der bozen, en Ik zal u verlossen uit de handpalm
4634 Jer 16:5 | medelijden met hen; want Ik heb van dit volk (spreekt
4635 Jer 16:9 | heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal van deze plaats, voor
4636 Jer 16:13 | 13 Daarom zal Ik ulieden uit dit land werpen,
4637 Jer 16:13 | dienen, dag en nacht, omdat Ik u geen genade zal geven. ~
4638 Jer 16:15 | Hij hen gedreven had! want Ik zal hen wederbrengen
4639 Jer 16:15 | wederbrengen in hun land, dat Ik hun vaderen gegeven heb. ~
4640 Jer 16:16 | 16 Ziet, Ik zal zenden tot veel vissers,
4641 Jer 16:16 | hen vissen; en daarna zal Ik zenden tot veel jagers,
4642 Jer 16:18 | 18 Dies zal Ik eerst hun ongerechtigheid
4643 Jer 16:21 | 21 Daarom, ziet, Ik zal hun bekend maken op
4644 Jer 16:21 | bekend maken op ditmaal; Ik zal hun bekend maken Mijn
4645 Jer 17:3 | 3 Ik zal Mijn berg met het veld,
4646 Jer 17:4 | zelven) van uw erfenis, die Ik u gegeven heb, en Ik zal
4647 Jer 17:4 | die Ik u gegeven heb, en Ik zal u uw vijanden doen dienen
4648 Jer 17:10 | 10 Ik, de HEERE, doorgrond het
4649 Jer 17:14 | Genees mij, HEERE! zo zal ik genezen worden, behoud mij,
4650 Jer 17:14 | worden, behoud mij, zo zal ik behouden worden; want Gij
4651 Jer 17:16 | 16 Ik heb toch niet aangedrongen,
4652 Jer 17:16 | achter U betaamde; ook heb ik den dodelijken dag niet
4653 Jer 17:22 | sabbatdag heiligen, gelijk als Ik uw vaderen geboden heb. ~
4654 Jer 17:27 | Jeruzalem ingaat; zo zal Ik een vuur in haar poorten
4655 Jer 18:2 | pottenbakkers, en aldaar zal Ik u Mijn woorden doen horen. ~
4656 Jer 18:3 | 3 Zo ging ik af in het huis des pottenbakkers;
4657 Jer 18:6 | 6 Zal Ik ulieden niet kunnen doen,
4658 Jer 18:7 | In een ogenblik zal Ik spreken over een volk en
4659 Jer 18:7 | over een koninkrijk, dat Ik het zal uitrukken, en afbreken,
4660 Jer 18:8 | datzelve volk, over hetwelk Ik zulks gesproken heb, zich
4661 Jer 18:8 | boosheid bekeert, zo zal Ik berouw hebben over het kwaad,
4662 Jer 18:8 | hebben over het kwaad, dat Ik hetzelve gedacht te doen. ~
4663 Jer 18:9 | 9 Ook zal Ik in een ogenblik spreken
4664 Jer 18:9 | over een koninkrijk, dat Ik het zal bouwen en planten;
4665 Jer 18:10 | stem niet hoort, zo zal Ik berouw hebben over het goede,
4666 Jer 18:10 | over het goede, met hetwelk Ik gezegd had hetzelve te zullen
4667 Jer 18:11 | Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik formeer een kwaad tegen
4668 Jer 18:17 | Als een oostenwind zal Ik hen verstrooien voor het
4669 Jer 18:17 | aangezicht des vijands; Ik zal hun den nek en niet
4670 Jer 18:20 | kuil gegraven; gedenk, dat ik voor Uw aangezicht gestaan
4671 Jer 19:2 | aldaar uit de woorden, die Ik tot u spreken zal; ~
4672 Jer 19:3 | heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal een kwaad brengen over
4673 Jer 19:5 | tot brandofferen; hetwelk Ik niet geboden, noch gesproken
4674 Jer 19:7 | 7 Want Ik zal den raad van Juda en
4675 Jer 19:7 | die hun ziel zoeken; en Ik zal hun dode lichamen het
4676 Jer 19:8 | 8 En Ik zal deze stad zetten tot
4677 Jer 19:9 | 9 En Ik zal hunlieden het vlees
4678 Jer 19:11 | der heirscharen: Alzo zal Ik dit volk en deze stad verbreken,
4679 Jer 19:12 | 12 Zo zal Ik deze plaats doen, spreekt
4680 Jer 19:15 | heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal over deze stad, en over
4681 Jer 19:15 | al het kwaad brengen, dat Ik over haar gesproken heb;
4682 Jer 20:4 | Want zo zegt de HEERE: Zie, Ik stel u tot een schrik voor
4683 Jer 20:4 | het uw ogen aanzien; en Ik zal gans Juda geven
4684 Jer 20:5 | 5 Ook zal Ik geven al het vermogen dezer
4685 Jer 20:5 | schatten der koningen van Juda, Ik zal ze geven in de hand
4686 Jer 20:7 | Gij hebt mij overreed, en ik ben overreed geworden; Gij
4687 Jer 20:7 | geweest, en hebt overmocht; ik ben den gansen dag tot een
4688 Jer 20:8 | 8 Want sinds ik spreke, roep ik uit, ik
4689 Jer 20:8 | Want sinds ik spreke, roep ik uit, ik roep geweld en verstoring;
4690 Jer 20:8 | ik spreke, roep ik uit, ik roep geweld en verstoring;
4691 Jer 20:9 | 9 Dies zeide ik: Ik zal Zijner niet gedenken,
4692 Jer 20:9 | 9 Dies zeide ik: Ik zal Zijner niet gedenken,
4693 Jer 20:9 | besloten in mijn beenderen; en ik bemoeide mij om te
4694 Jer 20:10 | 10 Want ik heb gehoord de naspraak
4695 Jer 20:12 | wraak van hen zien, want ik heb U mijn twistzaak ontdekt. ~
4696 Jer 20:14 | Vervloekt zij de dag, op welken ik geboren ben; de dag, op
4697 Jer 20:18 | 18 Waarom ben ik toch uit de baarmoeder voortgekomen,
4698 Jer 21:4 | HEERE, de God Israels: Ziet, Ik zal de krijgswapenen omwenden,
4699 Jer 21:4 | buiten aan den muur; en Ik zal ze verzamelen in het
4700 Jer 21:5 | 5 En Ik Zelf zal tegen ulieden strijden,
4701 Jer 21:6 | 6 En Ik zal de inwoners dezer stad
4702 Jer 21:7 | daarna, spreekt de HEERE, zal Ik Zedekia, den koning van
4703 Jer 21:8 | Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik stel voor ulieder aangezicht
4704 Jer 21:10 | 10 Want Ik heb Mijn aangezicht tegen
4705 Jer 21:13 | 13 Ziet, Ik wil aan u, gij inwoneres
4706 Jer 21:14 | 14 En Ik zal over ulieden bezoeking
4707 Jer 21:14 | handelingen, spreekt de HEERE; en Ik zal een vuur aansteken in
4708 Jer 22:5 | niet zult horen, zo heb Ik bij Mij gezworen, spreekt
4709 Jer 22:6 | hoogte van Libanon; maar zo Ik u niet zette als een woestijn
4710 Jer 22:7 | 7 Want Ik zal verdervers tegen u heiligen,
4711 Jer 22:14 | 14 Die daar zegt: Ik zal mij een zeer hoog huis
4712 Jer 22:21 | 21 Ik sprak u aan in uw groten
4713 Jer 22:21 | voorspoed, maar gij zeidet: Ik zal niet horen. Dit is uw
4714 Jer 22:24 | 24 Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de HEERE,
4715 Jer 22:24 | Mijn rechterhand, zo zal Ik u toch van daar wegrukken. ~
4716 Jer 22:25 | 25 En Ik zal u geven in de hand dergenen,
4717 Jer 22:26 | 26 En Ik zal u, en uw moeder, die
4718 Jer 23:2 | hebt ze niet bezocht; ziet, Ik zal over u bezoeken
4719 Jer 23:3 | 3 En Ik zal het overblijfsel Mijner
4720 Jer 23:3 | al de landen, waarhenen Ik ze verdreven heb; en Ik
4721 Jer 23:3 | Ik ze verdreven heb; en Ik zal ze wederbrengen tot
4722 Jer 23:4 | 4 En Ik zal herderen over hen verwekken,
4723 Jer 23:5 | komen, spreekt de HEERE, dat Ik aan David een rechtvaardige
4724 Jer 23:8 | de landen, waarheen Ik ze gedreven had! want zij
4725 Jer 23:9 | beenderen bewegen zich; ik ben als een dronken man,
4726 Jer 23:11 | zelfs in Mijn huis vind Ik hun boosheid, spreekt de
4727 Jer 23:12 | worden en daarin vallen; want Ik zal een kwaad over hen brengen
4728 Jer 23:13 | 13 Ik heb wel ongerijmdheid gezien
4729 Jer 23:14 | profeten van Jeruzalem zie Ik afschuwelijkheid; zij bedrijven
4730 Jer 23:15 | deze profeten alzo: Ziet, Ik zal hen met alsem spijzigen,
4731 Jer 23:21 | 21 Ik heb die profeten niet gezonden,
4732 Jer 23:21 | nochtans hebben zij gelopen; Ik heb tot hen niet gesproken,
4733 Jer 23:23 | 23 Ben Ik een God van nabij, spreekt
4734 Jer 23:24 | plaatsen kunnen verbergen, dat Ik hem niet zou zien? spreekt
4735 Jer 23:24 | spreekt de HEERE; vervul Ik niet den hemel en de aarde?
4736 Jer 23:25 | 25 Ik heb gehoord, wat de profeten
4737 Jer 23:25 | leugen profeteren, zeggende: Ik heb gedroomd, ik heb gedroomd. ~
4738 Jer 23:25 | zeggende: Ik heb gedroomd, ik heb gedroomd. ~
4739 Jer 23:30 | 30 Daarom, ziet, Ik wil aan de profeten, spreekt
4740 Jer 23:31 | 31 Ziet, Ik wil aan de profeten, spreekt
4741 Jer 23:32 | 32 Ziet, Ik wil aan degenen, die valse
4742 Jer 23:32 | hun lichtvaardigheid; daar Ik hen niet gezonden,
4743 Jer 23:33 | hen zeggen: Wat last? Dat Ik ulieden verlaten zal, spreekt
4744 Jer 23:34 | zal: Des HEEREN last; dat Ik bezoeking zal doen over
4745 Jer 23:38 | zegt: Des HEEREN last, daar Ik tot u gezonden heb, zeggende:
4746 Jer 23:39 | 39 Daarom, ziet, Ik zal u ook ganselijk vergeten,
4747 Jer 23:39 | mitsgaders de stad, die Ik u en uw vaderen gegeven
4748 Jer 23:40 | 40 En Ik zal u eeuwige smaadheid
4749 Jer 24:3 | Wat ziet gij, Jeremia? En ik zeide: Vijgen; de goede
4750 Jer 24:5 | die goede vijgen, alzo zal Ik kennen de gevankelijk weggevoerden
4751 Jer 24:5 | weggevoerden van Juda, die Ik uit deze plaats naar het
4752 Jer 24:6 | 6 En Ik zal Mijn oog op hen stellen
4753 Jer 24:6 | wederbrengen in dit land; en Ik zal hen bouwen, en niet
4754 Jer 24:7 | 7 En Ik zal hun een hart geven om
4755 Jer 24:7 | geven om Mij te kennen, dat Ik de HEERE ben; en zij zullen
4756 Jer 24:7 | Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn;
4757 Jer 24:8 | zegt de HEERE), alzo zal Ik maken Zedekia, den koning
4758 Jer 24:9 | 9 En Ik zal hen overgeven tot een
4759 Jer 24:9 | plaatsen, waarhenen Ik hen gedreven zal hebben; ~
4760 Jer 24:10 | 10 En Ik zal onder hen zenden het
4761 Jer 24:10 | zullen zijn uit het land, dat Ik hun en hun vaderen gegeven
4762 Jer 25:3 | tot mij geschied; en ik heb tot ulieden gesproken,
4763 Jer 25:6 | uwer handen werk, opdat Ik u geen kwaad doe. ~
4764 Jer 25:9 | 9 Ziet, Ik zal zenden, en nemen alle
4765 Jer 25:9 | al deze volken rondom; en Ik zal ze verbannen, en zal
4766 Jer 25:10 | 10 En Ik zal van hen doen vergaan
4767 Jer 25:12 | jaren vervuld zijn, dan zal Ik over den koning van Babel,
4768 Jer 25:13 | 13 En Ik zal over dat land brengen
4769 Jer 25:13 | brengen al Mijn woorden, die Ik daarover gesproken heb;
4770 Jer 25:14 | koningen zijn; alzo zal Ik hun vergelden naar hun doen,
4771 Jer 25:15 | al den volken, tot welke Ik u zende; ~
4772 Jer 25:16 | vanwege het zwaard, dat Ik onder hen zal zenden. ~
4773 Jer 25:17 | 17 En ik nam den beker van des HEEREN
4774 Jer 25:17 | van des HEEREN hand, en ik gaf te drinken al den volken,
4775 Jer 25:27 | vanwege het zwaard, dat Ik onder u zal zenden. ~
4776 Jer 25:29 | Mijn Naam genoemd is, begin Ik te plagen, en zoudt gij
4777 Jer 25:29 | gehouden worden; want Ik roep het zwaard over alle
4778 Jer 26:2 | HEEREN, al de woorden, die Ik u geboden heb tot hen
4779 Jer 26:3 | van zijn bozen weg; zo zou Ik berouw hebben over het kwaad,
4780 Jer 26:3 | hebben over het kwaad, dat Ik hun denk te doen vanwege
4781 Jer 26:4 | wandelt in Mijn wet, die Ik voor uw aangezicht gegeven
4782 Jer 26:5 | knechten, de profeten, die Ik tot u zende, zelfs vroeg
4783 Jer 26:6 | 6 Zo zal Ik dit huis stellen als Silo,
4784 Jer 26:6 | als Silo, en deze stad zal Ik stellen tot een vloek allen
4785 Jer 26:14 | 14 Doch ik, ziet, ik ben in uw handen;
4786 Jer 26:14 | 14 Doch ik, ziet, ik ben in uw handen; doet mij,
4787 Jer 27:5 | 5 Ik heb gemaakt de aarde, den
4788 Jer 27:5 | Mijn uitgestrekten arm, en Ik geef ze aan welken het recht
4789 Jer 27:6 | 6 En nu, Ik heb al deze landen gegeven
4790 Jer 27:6 | het gedierte des velds heb Ik hem gegeven, om hem te
4791 Jer 27:8 | over datzelve volk zal Ik, spreekt de HEERE, bezoeking
4792 Jer 27:8 | door de pestilentie, totdat Ik ze zal verteerd hebben door
4793 Jer 27:10 | land te brengen, en dat Ik u uitstote, en gij omkomt. ~
4794 Jer 27:11 | hem dienen, datzelve zal Ik in zijn land laten, spreekt
4795 Jer 27:12 | 12 Daarna sprak ik tot Zedekia, den koning
4796 Jer 27:15 | 15 Want Ik heb ze niet gezonden, spreekt
4797 Jer 27:15 | valselijk in Mijn Naam; opdat Ik u uitstote, en gij omkomt,
4798 Jer 27:16 | 16 Ook sprak ik tot de priesteren, en tot
4799 Jer 27:22 | zijn, tot den dag toe, dat Ik ze bezoeken zal, spreekt
4800 Jer 27:22 | spreekt de HEERE; dan zal Ik ze opvoeren, en zal ze wederbrengen
4801 Jer 28:2 | de God Israels, zeggende: Ik heb het juk des konings
4802 Jer 28:3 | nog twee volle jaren zal Ik tot deze plaats wederbrengen
4803 Jer 28:4 | 4 Ook zal Ik Jechonia, den zoon van Jojakim,
4804 Jer 28:4 | spreekt de HEERE; want Ik zal het juk des konings
4805 Jer 28:7 | Maar hoor nu dit woord, dat ik spreek voor uw oren, en
4806 Jer 28:11 | zegt de HEERE: Alzo zal Ik verbreken het juk van Nebukadnezar,
4807 Jer 28:14 | heirscharen, de God Israels: Ik heb een ijzeren juk gedaan
4808 Jer 28:14 | zij zullen hem dienen; ja, Ik heb hem ook het gedierte
4809 Jer 28:16 | zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal u wegwerpen van den
4810 Jer 29:4 | gevankelijk zijn weggevoerd, die Ik gevankelijk heb doen wegvoeren
4811 Jer 29:7 | vrede der stad, waarhenen Ik u gevankelijk heb doen wegvoeren,
4812 Jer 29:9 | valselijk in Mijn Naam; Ik heb hen niet gezonden, spreekt
4813 Jer 29:10 | zullen vervuld zijn, zal Ik ulieden bezoeken, en Ik
4814 Jer 29:10 | Ik ulieden bezoeken, en Ik zal Mijn goed woord over
4815 Jer 29:11 | 11 Want Ik weet de gedachten, die Ik
4816 Jer 29:11 | Ik weet de gedachten, die Ik over u denk, spreekt de
4817 Jer 29:11 | en niet des kwaads, dat Ik u geve het einde en de verwachting. ~
4818 Jer 29:12 | henengaan, en tot Mij bidden; en Ik zal naar u horen. ~
4819 Jer 29:14 | 14 En Ik zal van ulieden gevonden
4820 Jer 29:14 | worden, spreekt de HEERE, en Ik zal uw gevangenis wenden,
4821 Jer 29:14 | al de plaatsen, waarhenen Ik u gedreven heb, spreekt
4822 Jer 29:14 | heb, spreekt de HEERE; en Ik zal u wederbrengen tot de
4823 Jer 29:14 | tot de plaats, van waar Ik u gevankelijk heb doen wegvoeren. ~
4824 Jer 29:17 | HEERE der heirscharen: Ziet, Ik zal het zwaard, den honger
4825 Jer 29:17 | pestilentie onder hen zenden; en Ik zal ze maken als de afschuwelijke
4826 Jer 29:18 | 18 En Ik zal ze achterna jagen met
4827 Jer 29:18 | en met de pestilentie; en Ik zal ze overgeven tot een
4828 Jer 29:18 | onder al de volken, waar Ik ze henengedreven zal hebben; ~
4829 Jer 29:19 | hebben, spreekt de HEERE, als Ik Mijn knechten, de profeten,
4830 Jer 29:20 | gevankelijk zijt weggevoerd, die Ik van Jeruzalem naar Babel
4831 Jer 29:21 | valselijk profeteren: Ziet, Ik zal hen geven in de
4832 Jer 29:23 | valselijk in Mijn Naam, dat Ik hun niet geboden had; en
4833 Jer 29:23 | niet geboden had; en Ik ben Degene, Die het weet,
4834 Jer 29:31 | geprofeteerd heeft, daar Ik hem niet gezonden heb,
4835 Jer 29:32 | zegt de HEERE alzo: Ziet, Ik zal bezoeking doen over
4836 Jer 29:32 | het goede niet zien, dat Ik Mijn volke doen zal, spreekt
4837 Jer 30:2 | Schrijf u al de woorden, die Ik tot u gesproken heb, in
4838 Jer 30:3 | komen, spreekt de HEERE, dat Ik de gevangenis van Mijn volk,
4839 Jer 30:3 | wenden zal, zegt de HEERE; en Ik zal hen wederbrengen in
4840 Jer 30:3 | wederbrengen in het land, dat Ik hun vaderen gegeven
4841 Jer 30:6 | manspersoon baart? Waarom zie Ik dan eens iegelijken mans
4842 Jer 30:8 | HEERE der heirscharen, dat Ik zijn juk van uw hals verbreken,
4843 Jer 30:9 | en hun koning David, dien Ik hun verwekken zal. ~
4844 Jer 30:10 | niet, Israel! want zie, Ik zal u uit verre landen verlossen,
4845 Jer 30:11 | 11 Want Ik ben met u, spreekt de HEERE,
4846 Jer 30:11 | om u te verlossen; want Ik zal een voleinding maken
4847 Jer 30:11 | al de heidenen, waarhenen Ik u verstrooid heb; maar met
4848 Jer 30:11 | verstrooid heb; maar met u zal Ik geen voleinding maken;
4849 Jer 30:11 | voleinding maken; maar Ik zal u kastijden met mate,
4850 Jer 30:14 | vragen niet naar u; want Ik heb u geslagen met eens
4851 Jer 30:15 | zonden machtig veel zijn, heb Ik u deze dingen gedaan. ~
4852 Jer 30:16 | die u plunderen, zal Ik ter plundering overgeven. ~
4853 Jer 30:17 | 17 Want Ik zal u de gezondheid doen
4854 Jer 30:18 | Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal de gevangenis der tenten
4855 Jer 30:19 | een stem der spelenden; en Ik zal hen vermeerderen, en
4856 Jer 30:19 | niet verminderd worden, en Ik zal hen verheerlijken, en
4857 Jer 30:20 | aangezicht bevestigd worden; en Ik zal bezoeking doen over
4858 Jer 30:21 | midden van hem voortkomen; en Ik zal hem doen naderen, en
4859 Jer 30:22 | Mij tot een volk zijn, en Ik zal u tot een God zijn. ~
4860 Jer 31:1 | tijd, spreekt de HEERE, zal Ik allen geslachten Israels
4861 Jer 31:2 | woestijn, namelijk Israel, als Ik henenging om hem tot rust
4862 Jer 31:3 | verschenen van verre tijden! Ja, Ik heb u liefgehad met een
4863 Jer 31:3 | eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid. ~
4864 Jer 31:4 | 4 Ik zal u weder bouwen, en gij
4865 Jer 31:8 | 8 Ziet, Ik zal ze aanbrengen uit het
4866 Jer 31:9 | geween, en met smekingen zal Ik hen voeren; Ik zal hen leiden
4867 Jer 31:9 | smekingen zal Ik hen voeren; Ik zal hen leiden aan de waterbeken,
4868 Jer 31:9 | niet zullen stoten; want Ik ben Israel tot een
4869 Jer 31:13 | en ouden te zamen; want Ik zal hunlieder rouw in vrolijkheid
4870 Jer 31:14 | 14 En Ik zal de ziel der priesteren
4871 Jer 31:18 | 18 Ik heb wel gehoord, dat zich
4872 Jer 31:18 | hebt mij getuchtigd, en ik ben getuchtigd geworden
4873 Jer 31:18 | kalf. Bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn, want
4874 Jer 31:19 | 19 Zekerlijk, nadat ik bekeerd ben, heb ik berouw
4875 Jer 31:19 | nadat ik bekeerd ben, heb ik berouw gehad, en nadat ik
4876 Jer 31:19 | ik berouw gehad, en nadat ik mijzelven ben bekend gemaakt,
4877 Jer 31:19 | ben bekend gemaakt, heb ik op de heup geklopt, ik ben
4878 Jer 31:19 | heb ik op de heup geklopt, ik ben beschaamd, ja, ook schaamrood
4879 Jer 31:19 | schaamrood geworden, omdat ik de smaadheid mijner jeugd
4880 Jer 31:20 | troetelkind? Want sinds Ik tegen hem gesproken heb,
4881 Jer 31:20 | hem gesproken heb, denk Ik nog ernstelijk aan hem;
4882 Jer 31:20 | ingewand over hem; Ik zal Mij zijner zekerlijk
4883 Jer 31:23 | en in zijn steden, als Ik hun gevangenis wenden zal:
4884 Jer 31:25 | 25 Want Ik heb de vermoeide ziel dronken
4885 Jer 31:25 | ziel dronken gemaakt, en Ik heb alle treurige ziel vervuld. ~
4886 Jer 31:26 | 26 (Hierop ontwaakte ik, en zag toe, en mijn slaap
4887 Jer 31:27 | komen, spreekt de HEERE, dat Ik het huis van Israel en het
4888 Jer 31:28 | zal geschieden, gelijk als Ik over hen gewaakt heb, om
4889 Jer 31:28 | kwaad aan te doen; alzo zal Ik over hen waken, om
4890 Jer 31:31 | komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israel
4891 Jer 31:32 | Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt
4892 Jer 31:32 | gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep, om hen
4893 Jer 31:32 | vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt
4894 Jer 31:33 | dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het huis
4895 Jer 31:33 | maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste
4896 Jer 31:33 | in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God
4897 Jer 31:34 | spreekt de HEERE; want Ik zal hun ongerechtigheid
4898 Jer 31:37 | doorgrond kunnen worden, zo zal Ik ook het ganse zaad Israels
4899 Jer 32:3 | Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik geef deze stad in de hand
4900 Jer 32:5 | aldaar zal hij zijn, totdat Ik hem bezoek, spreekt de HEERE;
4901 Jer 32:8 | het voor u. Toen merkte ik, dat het des HEEREN woord
4902 Jer 32:9 | 9 Dies kocht ik van Hanameel, mijns ooms
4903 Jer 32:9 | dat bij Anathoth is; en ik woog hem het geld toe, zeventien
4904 Jer 32:10 | 10 En ik onderschreef den brief en
4905 Jer 32:10 | het getuigen betuigen, als ik het geld op de weegschaal
4906 Jer 32:11 | 11 En ik nam den koopbrief, die verzegeld
4907 Jer 32:12 | 12 En ik gaf den koopbrief aan Baruch,
4908 Jer 32:13 | 13 En ik beval Baruch voor hun ogen,
4909 Jer 32:16 | 16 Voorts, nadat ik den koopbrief aan Baruch,
4910 Jer 32:16 | Nerija, gegeven had, bad ik tot den HEERE, zeggende: ~
4911 Jer 32:27 | 27 Zie, Ik ben de HEERE, de God van
4912 Jer 32:28 | zegt de HEERE alzo: Zie, Ik geef deze stad in de hand
4913 Jer 32:31 | op dezen dag toe; opdat Ik haar van Mijn aangezicht
4914 Jer 32:33 | niet het aangezicht; hoewel Ik hen leerde, vroeg op zijnde
4915 Jer 32:35 | vuur te laten gaan; hetwelk Ik hun niet heb geboden,
4916 Jer 32:37 | 37 Ziet, Ik zal hen vergaderen uit al
4917 Jer 32:37 | al de landen, waarhenen Ik hen zal verdreven hebben
4918 Jer 32:37 | grote verbolgenheid; en Ik zal hen tot deze plaats
4919 Jer 32:38 | Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn. ~
4920 Jer 32:39 | 39 En Ik zal hun enerlei hart en
4921 Jer 32:40 | 40 En Ik zal een eeuwig verbond met
4922 Jer 32:40 | verbond met hen maken, dat Ik van achter hen niet zal
4923 Jer 32:40 | niet zal afkeren, opdat Ik hun weldoe; en Ik zal Mijn
4924 Jer 32:40 | opdat Ik hun weldoe; en Ik zal Mijn vreze in hun hart
4925 Jer 32:41 | 41 En Ik zal Mij over hen verblijden,
4926 Jer 32:41 | over hen verblijden, dat Ik hun weldoe; en Ik zal hen
4927 Jer 32:41 | verblijden, dat Ik hun weldoe; en Ik zal hen getrouwelijk in
4928 Jer 32:42 | zegt de HEERE: Gelijk als Ik over dit volk gebracht heb
4929 Jer 32:42 | dit grote kwaad, alzo zal Ik over hen brengen al het
4930 Jer 32:42 | brengen al het goede, dat Ik over hen spreke. ~
4931 Jer 32:44 | steden van het zuiden; want Ik zal hun gevangenis wenden,
4932 Jer 33:3 | 3 Roep tot Mij, en Ik zal u antwoorden, en Ik
4933 Jer 33:3 | Ik zal u antwoorden, en Ik zal u bekend maken grote
4934 Jer 33:5 | lichamen van mensen, die Ik verslagen heb in Mijn toorn
4935 Jer 33:5 | grimmigheid; en omdat Ik Mijn aangezicht van deze
4936 Jer 33:6 | 6 Zie, Ik zal haar de gezondheid en
4937 Jer 33:7 | 7 En Ik zal de gevangenis van Juda
4938 Jer 33:8 | 8 En Ik zal hen reinigen van al
4939 Jer 33:8 | Mij gezondigd hebben; en Ik zal vergeven al hun ongerechtigheden,
4940 Jer 33:9 | goede zullen horen, dat Ik hun doe; en zij zullen vrezen
4941 Jer 33:9 | over al den vrede, dien Ik hun beschikke. ~
4942 Jer 33:11 | ten huize des HEEREN; want Ik zal de gevangenis des lands
4943 Jer 33:14 | komen, spreekt de HEERE, dat Ik het goede woord verwekken
4944 Jer 33:14 | woord verwekken zal, dat Ik tot het huis van Israel
4945 Jer 33:15 | dagen, en te dier tijd zal Ik David een SPRUIT der gerechtigheid
4946 Jer 33:22 | gemeten kan worden, alzo zal Ik vermenigvuldigen het zaad
4947 Jer 33:25 | van dag en nacht; indien Ik de ordeningen des hemels
4948 Jer 33:26 | 26 Zo zal Ik ook het zaad van Jakob en
4949 Jer 33:26 | knecht David verwerpen, dat Ik van zijn zaad niet neme,
4950 Jer 33:26 | Abraham, Izak en Jakob; want Ik zal hun gevangenis
4951 Jer 34:2 | Zo zegt de HEERE: Zie, Ik geef deze stad in de hand
4952 Jer 34:5 | zeggende: Och heer! want Ik heb het woord gesproken,
4953 Jer 34:13 | de HEERE, de God Israels: Ik heb een verbond gemaakt
4954 Jer 34:13 | uw vaderen, ten dage, als Ik hen uit Egypteland, uit
4955 Jer 34:17 | zijn naaste; ziet, zo roep Ik uit tegen ulieden,
4956 Jer 34:18 | 18 En Ik zal de mannen overgeven,
4957 Jer 34:20 | 20 Ja, Ik zal hen overgeven in de
4958 Jer 34:21 | Juda, en zijn vorsten, zal Ik overgeven in de hand hunner
4959 Jer 34:22 | 22 Ziet, Ik zal bevel geven, spreekt
4960 Jer 34:22 | vuur verbranden; en Ik zal de steden van Juda stellen
4961 Jer 35:3 | 3 Toen nam ik Jaazanja, den zoon van Jeremia,
4962 Jer 35:5 | 5 En ik zette den kinderen van het
4963 Jer 35:5 | wijn en bekers voor; en ik zeide tot hen: Drinkt wijn. ~
4964 Jer 35:14 | huns vaders gehoord; en Ik heb tot ulieden gesproken,
4965 Jer 35:15 | 15 En Ik heb tot u gezonden al Mijn
4966 Jer 35:15 | in het land blijven, dat Ik u en uw vaderen gegeven
4967 Jer 35:17 | heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal over Juda en over alle
4968 Jer 35:17 | brengen al het kwaad, dat Ik tegen hen gesproken
4969 Jer 35:17 | gesproken heb; omdat Ik tot hen gesproken heb, maar
4970 Jer 35:17 | niet gehoord hebben, en Ik tot hen geroepen heb, maar
4971 Jer 36:2 | daarop al de woorden, die Ik tot u gesproken heb, over
4972 Jer 36:2 | volken, van den dag aan, dat Ik tot u gesproken heb,
4973 Jer 36:3 | horen al het kwaad, dat Ik hun gedenk te doen; opdat
4974 Jer 36:3 | iegelijk van zijn bozen weg, en Ik hun ongerechtigheid en
4975 Jer 36:5 | gebood Baruch, zeggende: Ik ben opgehouden, ik zal in
4976 Jer 36:5 | zeggende: Ik ben opgehouden, ik zal in des HEEREN huis niet
4977 Jer 36:18 | mij al deze woorden, en ik schreef ze met inkt in dit
4978 Jer 36:31 | 31 En Ik zal over hem, en over zijn
4979 Jer 36:31 | ongerechtigheid bezoeken; en Ik zal over hen, en over de
4980 Jer 36:31 | al het kwaad brengen, dat Ik tot hen gesproken heb; maar
4981 Jer 37:14 | Jeremia zeide: Het is vals, ik wil niet tot de Chaldeen
4982 Jer 37:18 | koning Zedekia: Wat heb ik tegen u, of tegen uw knechten,
4983 Jer 37:20 | Jonathan, den schrijver, opdat ik aldaar niet sterve. ~
4984 Jer 38:14 | koning zeide tot Jeremia: Ik zal u een ding vragen,
4985 Jer 38:15 | Jeremia zeide tot Zedekia: Als ik het u verklaren zal, zult
4986 Jer 38:15 | zekerlijk doden? En als ik u raad zal geven, gij zult
4987 Jer 38:16 | ziel gemaakt heeft: Indien ik u zal doden, of indien ik
4988 Jer 38:16 | ik u zal doden, of indien ik u zal overgeven in
4989 Jer 38:19 | Zedekia zeide tot Jeremia: Ik ben bevreesd voor de Joden,
4990 Jer 38:20 | des HEEREN, naar dewelke ik tot u spreek; zo zal het
4991 Jer 38:25 | vorsten zullen horen, dat ik met u gesproken heb, en
4992 Jer 38:26 | zult gij tot hen zeggen: Ik wierp mijn smeking voor
4993 Jer 39:16 | heirscharen, de God Israels: Zie, Ik zal Mijn woorden brengen
4994 Jer 39:17 | 17 Maar Ik zal u te dien dage redden,
4995 Jer 39:18 | 18 Want Ik zal u zekerlijk bevrijden,
4996 Jer 40:4 | 4 Nu dan, zie, ik heb u heden losgemaakt van
4997 Jer 40:4 | Babel te komen, zo kom, en ik zal mijn oog op u stellen;
4998 Jer 40:10 | 10 En ziet, ik woon te Mizpa, om te staan
4999 Jer 42:4 | profeet Jeremia zeide tot hen: Ik heb het gehoord; ziet, ik
5000 Jer 42:4 | Ik heb het gehoord; ziet, ik zal tot den HEERE, uw God,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8724 |