1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8724
Book Chapter: Verse
6501 Zac 13:6 | zijn de wonden, waarmede ik geslagen ben, in het huis
6502 Zac 13:7 | verstrooid worden; maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen
6503 Zac 13:9 | 9 En Ik zal dat derde deel in het
6504 Zac 13:9 | in het vuur brengen, en Ik zal het louteren, gelijk
6505 Zac 13:9 | gelijk men zilver loutert, en Ik zal het beproeven, gelijk
6506 Zac 13:9 | Mijn Naam aanroepen, en Ik zal het verhoren; Ik zal
6507 Zac 13:9 | en Ik zal het verhoren; Ik zal zeggen: Het is Mijn
6508 Zac 14:2 | 2 Want Ik zal alle heidenen tegen
6509 Mal 1:2 | 2 Ik heb u liefgehad, zegt de
6510 Mal 1:2 | spreekt de HEERE; nochtans heb Ik Jakob liefgehad. ~
6511 Mal 1:3 | 3 En Ezau heb Ik gehaat; en Ik heb zijn bergen
6512 Mal 1:3 | En Ezau heb Ik gehaat; en Ik heb zijn bergen gesteld
6513 Mal 1:4 | Zullen zij bouwen, zo zal Ik afbreken; en men zal
6514 Mal 1:6 | een knecht zijn heer; ben Ik dan een Vader, waar is Mijn
6515 Mal 1:6 | waar is Mijn eer? En ben Ik een Heere, waar is Mijn
6516 Mal 1:10 | op Mijn altaar om niet. Ik heb geen lust aan u, zegt
6517 Mal 1:14 | dat verdorven is! want Ik ben een groot Koning, zegt
6518 Mal 2:2 | der heirscharen, zo zal Ik den vloek onder u zenden,
6519 Mal 2:2 | vloek onder u zenden, en Ik zal uw zegeningen vervloeken;
6520 Mal 2:2 | zegeningen vervloeken; ja, Ik heb ook alrede elkeen derzelve
6521 Mal 2:3 | 3 Ziet, Ik zal u het zaad verderven;
6522 Mal 2:3 | u het zaad verderven; en Ik zal drek op uw aangezichten
6523 Mal 2:4 | Dan zult gij weten, dat Ik dit gebod tot u gezonden
6524 Mal 2:5 | het leven, en de vrede; en Ik gaf hem die tot een vreze;
6525 Mal 2:9 | 9 Daarom heb Ik ook u verachtelijk en onwaard
6526 Mal 3:1 | 1 Ziet, Ik zende Mijn engel, die voor
6527 Mal 3:5 | 5 En Ik zal tot ulieden ten oordeel
6528 Mal 3:5 | ten oordeel naderen; en Ik zal een snel Getuige zijn
6529 Mal 3:6 | 6 Want Ik, de HEERE, word niet veranderd;
6530 Mal 3:7 | keert weder tot Mij, en Ik zal tot u wederkeren, zegt
6531 Mal 3:10 | HEERE der heirscharen, of Ik u dan niet opendoen zal
6532 Mal 3:11 | 11 En Ik zal om uwentwil den opeter
6533 Mal 3:17 | heirscharen, te dien dage, dien Ik maken zal, Mij een eigendom
6534 Mal 3:17 | Mij een eigendom zijn; en Ik zal hen verschonen, gelijk
6535 Mal 4:3 | voeten, te dien dage, dien Ik maken zal, zegt de HEERE
6536 Mal 4:4 | Mozes, Mijn knecht, die Ik hen bevolen heb op Horeb
6537 Mal 4:5 | 5 Ziet, Ik zende ulieden den profeet
6538 Mal 4:6 | kinderen tot hun vaderen; opdat Ik niet kome, en de aarde met
6539 Matt 2:8 | boodschapt het mij, opdat ik ook kome en Datzelve aanbidde. ~
6540 Matt 2:13 | en wees aldaar, totdat ik het u zeggen zal; want Herodes
6541 Matt 2:15 | zeggende: Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen. ~
6542 Matt 2:32 | Abraham tot een vader; want ik zeg u, dat God zelfs uit
6543 Matt 2:34 | 11 Ik doop u wel met water tot
6544 Matt 2:34 | mij komt, is sterker dan ik, Wiens schoenen ik niet
6545 Matt 2:34 | sterker dan ik, Wiens schoenen ik niet waardig ben Hem na
6546 Matt 2:40 | Mijn Geliefde, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb! ~ ~
6547 Matt 4:9 | Hem: Al deze dingen zal ik U geven, indien Gij, nedervallende,
6548 Matt 4:19 | tot hen: Volgt Mij na, en Ik zal u vissers der mensen
6549 Matt 5:17 | 17 Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de wet of
6550 Matt 5:17 | de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen, om die
6551 Matt 5:18 | 18 Want voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de
6552 Matt 5:20 | 20 Want Ik zeg u: Tenzij uw gerechtigheid
6553 Matt 5:22 | 22 Doch Ik zeg u: Zo wie te onrecht
6554 Matt 5:26 | 26 Voorwaar, Ik zeg u: Gij zult daar geenszins
6555 Matt 5:28 | 28 Maar Ik zeg u, dat zo wie een vrouw
6556 Matt 5:32 | 32 Maar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw
6557 Matt 5:34 | 34 Maar Ik zeg u: Zweert ganselijk
6558 Matt 5:39 | 39 Maar Ik zeg u, dat gij den boze
6559 Matt 5:44 | 44 Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden
6560 Matt 6:2 | mogen worden. Voorwaar zeg Ik u: Zij hebben hun loon weg. ~
6561 Matt 6:5 | gezien worden. Voorwaar, Ik zeg u, dat zij hun loon
6562 Matt 6:16 | als zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u, dat zij hun loon
6563 Matt 6:25 | 25 Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor
6564 Matt 6:29 | 29 En Ik zeg u, dat ook Salomo, in
6565 Matt 7:4 | broeder zeggen: Laat toe, dat ik den splinter uit uw oog
6566 Matt 7:23 | 23 En dan zal Ik hun openlijk aanzeggen:
6567 Matt 7:23 | hun openlijk aanzeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat
6568 Matt 7:24 | en dezelve doet, dien zal Ik vergelijken bij een voorzichtig
6569 Matt 8:3 | hem aangeraakt, zeggende: Ik wil, word gereinigd! En
6570 Matt 8:7 | En Jezus zeide tot hem: Ik zal komen en hem genezen. ~
6571 Matt 8:8 | antwoordende, zeide: Heere! ik ben niet waardig, dat Gij
6572 Matt 8:9 | 9 Want ik ben ook een mens onder de
6573 Matt 8:9 | onder mij krijgsknechten; en ik zeg tot dezen: Ga! en hij
6574 Matt 8:10 | Hem volgden: Voorwaar zeg Ik u, Ik heb zelfs in Israel
6575 Matt 8:10 | volgden: Voorwaar zeg Ik u, Ik heb zelfs in Israel zo groot
6576 Matt 8:11 | 11 Doch Ik zeg u, dat velen zullen
6577 Matt 8:19 | zeide tot Hem: Meester! ik zal U volgen, waar Gij ook
6578 Matt 8:21 | Heere! laat mij toe, dat ik eerst heenga, en mijn vader
6579 Matt 9:13 | heen en leert, wat het zij: Ik wil barmhartigheid, en niet
6580 Matt 9:13 | en niet offerande; want Ik ben niet gekomen om te roepen
6581 Matt 9:21 | zeide in zichzelven: Indien ik alleenlijk Zijn kleed aanraak,
6582 Matt 9:21 | Zijn kleed aanraak, zo zal ik gezond worden. ~
6583 Matt 9:28 | tot hen: Gelooft gij, dat Ik dat doen kan? Zij zeiden
6584 Matt 10:15 | 15 Voorwaar zeg Ik u: Het zal den lande van
6585 Matt 10:16 | 16 Ziet, Ik zend u als schapen in het
6586 Matt 10:23 | andere; want voorwaar zeg ik u: Gij zult uw reis door
6587 Matt 10:27 | 27 Hetgeen Ik u zeg in de duisternis,
6588 Matt 10:32 | voor de mensen, dien zal Ik ook belijden voor Mijn Vader,
6589 Matt 10:33 | voor de mensen, dien zal Ik ook verloochenen voor Mijn
6590 Matt 10:34 | 34 Meent niet, dat Ik gekomen ben, om vrede te
6591 Matt 10:34 | te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede
6592 Matt 10:35 | 35 Want Ik ben gekomen, om den mens
6593 Matt 10:42 | discipels, voorwaar zeg Ik u, hij zal zijn loon geenszins
6594 Matt 11:9 | te zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, ook veel meer dan
6595 Matt 11:10 | geschreven staat: Ziet, Ik zend Mijn engel voor Uw
6596 Matt 11:11 | 11 Voorwaar zeg Ik u: onder degenen, die van
6597 Matt 11:16 | 16 Doch waarbij zal Ik dit geslacht vergelijken?
6598 Matt 11:22 | 22 Doch Ik zeg u: Het zal Tyrus en
6599 Matt 11:24 | 24 Doch Ik zeg u, dat het den lande
6600 Matt 11:25 | antwoordde Jezus en zeide: Ik dank U, Vader! Heere des
6601 Matt 11:28 | vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. ~
6602 Matt 11:29 | u, en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig
6603 Matt 12:6 | 6 En Ik zeg u, dat Een, meerder
6604 Matt 12:7 | geweten hadt, wat het zij: Ik wil barmhartigheid en niet
6605 Matt 12:18 | Ziet, Mijn Knecht, Welken Ik verkoren heb, Mijn Beminde,
6606 Matt 12:18 | ziel een welbehagen heeft; Ik zal Mijn Geest op Hem leggen,
6607 Matt 12:27 | 27 En indien Ik door Beelzebul de duivelen
6608 Matt 12:28 | 28 Maar indien Ik door den Geest Gods de duivelen
6609 Matt 12:31 | 31 Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering
6610 Matt 12:36 | 36 Maar Ik zeg u, dat van elk ijdel
6611 Matt 12:44 | 44 Dan zegt hij: Ik zal wederkeren in mijn huis,
6612 Matt 12:44 | wederkeren in mijn huis, van waar ik uitgegaan ben; en komende,
6613 Matt 13:13 | 13 Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen,
6614 Matt 13:15 | verstaan, en zich bekeren, en Ik hen geneze. ~
6615 Matt 13:17 | 17 Want voorwaar zeg Ik u, dat vele profeten en
6616 Matt 13:30 | den tijd des oogstes zal ik tot de maaiers zeggen: Vergadert
6617 Matt 13:35 | door den profeet, zeggende: Ik zal Mijn mond opendoen door
6618 Matt 13:35 | opendoen door gelijkenissen; Ik zal voortbrengen dingen,
6619 Matt 14:27 | zeggende: Zijt goedsmoeds, Ik ben het, vreest niet. ~
6620 Matt 15:24 | Hij, antwoordende, zeide: Ik ben niet gezonden, dan tot
6621 Matt 15:32 | geroepen hebbende, zeide: Ik word innerlijk met ontferming
6622 Matt 15:32 | wat zij eten zouden; en Ik wil hen niet nuchteren van
6623 Matt 16:11 | Hoe verstaat gij niet, dat Ik u van geen brood gesproken
6624 Matt 16:11 | brood gesproken heb, als Ik zeide, dat gij u wachten
6625 Matt 16:13 | Wie zeggen de mensen, dat Ik, de Zoon des mensen, ben? ~
6626 Matt 16:15 | Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? ~
6627 Matt 16:18 | 18 En Ik zeg u ook, dat gij zijt
6628 Matt 16:18 | Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en
6629 Matt 16:19 | 19 En Ik zal u geven de sleutelen
6630 Matt 16:28 | 28 Voorwaar zeg Ik u: Er zijn sommigen van
6631 Matt 17:5 | geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb; hoort
6632 Matt 17:12 | 12 Maar Ik zeg u, dat Elias nu gekomen
6633 Matt 17:16 | 16 En ik heb hem tot Uw discipelen
6634 Matt 17:17 | verkeerd geslacht, hoe lang zal Ik nog met ulieden zijn, hoe
6635 Matt 17:17 | ulieden zijn, hoe lang zal Ik u nog verdragen? Brengt
6636 Matt 17:20 | ongeloofs wil; want voorwaar zeg Ik u: Zo gij een geloof hadt
6637 Matt 18:3 | 3 En zeide: Voorwaar zeg Ik u: Indien gij u niet verandert,
6638 Matt 18:10 | deze kleinen veracht. Want Ik zeg ulieden, dat hun engelen,
6639 Matt 18:13 | hetzelve vindt, voorwaar zeg Ik u, dat hij zich meer verblijdt
6640 Matt 18:18 | 18 Voorwaar zeg Ik u: Al wat gij op de aarde
6641 Matt 18:19 | 19 Wederom zeg Ik u: Indien er twee van u
6642 Matt 18:20 | zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen. ~
6643 Matt 18:21 | broeder tegen mij zondigen, en ik hem vergeven! Tot zevenmaal? ~
6644 Matt 18:22 | 22 Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal,
6645 Matt 18:26 | lankmoedig over mij, en ik zal u alles betalen. ~
6646 Matt 18:29 | lankmoedig over mij, en ik zal u alles betalen. ~
6647 Matt 18:32 | dienstknecht, al die schuld heb ik u kwijtgescholden, dewijl
6648 Matt 18:33 | mededienstknecht te ontfermen, gelijk ik ook mij over u ontfermd
6649 Matt 19:9 | 9 Maar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw
6650 Matt 19:16 | Goede Meester! wat zal ik goeds doen, opdat ik het
6651 Matt 19:16 | zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? ~
6652 Matt 19:20 | Hem: Al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid
6653 Matt 19:23 | Zijn discipelen: Voorwaar, Ik zeg u, dat een rijke bezwaarlijk
6654 Matt 19:24 | 24 En wederom zeg Ik u: Het is lichter, dat een
6655 Matt 19:28 | zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat gij, die Mij
6656 Matt 20:4 | en zo wat recht is, zal ik u geven. En zij gingen. ~
6657 Matt 20:13 | tot een van hen: Vriend! ik doe u geen onrecht; zijt
6658 Matt 20:14 | Neem het uwe en ga heen. Ik wil deze laatsten ook geven,
6659 Matt 20:15 | doen met het mijne, wat ik wil? Of is uw oog boos,
6660 Matt 20:15 | Of is uw oog boos, omdat ik goed ben? ~
6661 Matt 20:22 | drinkbeker drinken, dien Ik drinken zal, en met den
6662 Matt 20:22 | gedoopt worden, waarmede Ik gedoopt worde? Zij zeiden
6663 Matt 20:23 | en met den doop, waarmede Ik gedoopt worde, zult gij
6664 Matt 20:32 | zeide: Wat wilt gij, dat Ik u doe? ~
6665 Matt 21:21 | zeide tot hen: Voorwaar zeg Ik u: Indien gij geloof hadt,
6666 Matt 21:24 | antwoordende, zeide tot hen: Ik zal u ook een woord vragen,
6667 Matt 21:24 | Mij zult zeggen, zo zal Ik u ook zeggen, door wat macht
6668 Matt 21:24 | ook zeggen, door wat macht Ik deze dingen doe. ~
6669 Matt 21:27 | Hij zeide tot hen: Zo zeg Ik u ook niet, door wat macht
6670 Matt 21:27 | ook niet, door wat macht Ik dit doe. ~
6671 Matt 21:29 | hij antwoordde en zeide: Ik wil niet; en daarna berouw
6672 Matt 21:30 | deze antwoordde en zeide: Ik ga, heer! en hij ging niet. ~
6673 Matt 21:31 | zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat de tollenaars
6674 Matt 21:43 | 43 Daarom zeg Ik ulieden, dat het Koninkrijk
6675 Matt 22:4 | Zegt den genoden: Ziet, ik heb mijn middagmaal bereid;
6676 Matt 22:32 | 32 Ik ben de God Abrahams, en
6677 Matt 22:44 | Mijn rechter hand, totdat Ik Uw vijanden zal gezet hebben
6678 Matt 23:34 | 34 Daarom ziet, Ik zend tot u profeten, en
6679 Matt 23:36 | 36 Voorwaar zeg Ik u: Al deze dingen zullen
6680 Matt 23:37 | zijn! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen,
6681 Matt 23:39 | 39 Want Ik zeg u: Gij zult Mij van
6682 Matt 24:2 | deze dingen? Voorwaar zeg Ik: Hier zal niet een steen
6683 Matt 24:5 | onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zij
6684 Matt 24:25 | 25 Ziet, Ik heb het u voorzegd! ~
6685 Matt 24:34 | 34 Voorwaar, Ik zeg u: Dit geslacht zal
6686 Matt 24:47 | 47 Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem zal zetten
6687 Matt 25:12 | antwoordende, zeide: Voorwaar zeg ik u: Ik ken u niet. ~
6688 Matt 25:12 | zeide: Voorwaar zeg ik u: Ik ken u niet. ~
6689 Matt 25:20 | andere vijf talenten heb ik boven dezelve gewonnen. ~
6690 Matt 25:21 | getrouw geweest; over veel zal ik u zetten; ga in, in de vreugde
6691 Matt 25:22 | twee andere talenten heb ik boven dezelve gewonnen. ~
6692 Matt 25:23 | getrouw geweest; over veel zal ik u zetten; ga in, in de vreugde
6693 Matt 25:24 | kwam ook en zeide: Heer, ik kende u, dat gij een hard
6694 Matt 25:25 | En bevreesd zijnde, ben ik heengegaan, en heb uw talent
6695 Matt 25:26 | dienstknecht! gij wist, dat ik maai, waar ik niet gezaaid
6696 Matt 25:26 | wist, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb, en van
6697 Matt 25:26 | van daar vergader, waar ik niet gestrooid heb. ~
6698 Matt 25:27 | wisselaren gedaan hebben, en ik, komende, zou het mijne
6699 Matt 25:35 | 35 Want Ik ben hongerig geweest, en
6700 Matt 25:35 | hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en
6701 Matt 25:35 | Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en
6702 Matt 25:36 | 36 Ik was naakt, en gij hebt Mij
6703 Matt 25:36 | en gij hebt Mij gekleed; Ik ben krank geweest, en gij
6704 Matt 25:36 | en gij hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis, en
6705 Matt 25:40 | hen zeggen: Voorwaar zeg Ik u: Voor zoveel gij dit een
6706 Matt 25:42 | 42 Want Ik ben hongerig geweest, en
6707 Matt 25:42 | Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en
6708 Matt 25:43 | 43 Ik was een vreemdeling; en
6709 Matt 25:45 | en zeggen: Voorwaar zeg Ik u: Voor zoveel gij dit een
6710 Matt 26:13 | 13 Voorwaar zeg Ik u: Alwaar dit Evangelie
6711 Matt 26:15 | Wat wilt gij mij geven, en ik zal Hem u overleveren? En
6712 Matt 26:18 | zegt: Mijn tijd is nabij, Ik zal bij u het pascha houden
6713 Matt 26:21 | aten, zeide Hij: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij
6714 Matt 26:22 | hen tot Hem te zeggen: Ben ik het, Heere? ~
6715 Matt 26:25 | antwoordde en zeide: Ben ik het, Rabbi? Hij zeide tot
6716 Matt 26:29 | 29 En Ik zeg u, dat Ik van nu aan
6717 Matt 26:29 | 29 En Ik zeg u, dat Ik van nu aan niet zal drinken
6718 Matt 26:29 | tot op dien dag, wanneer Ik met u dezelve nieuw zal
6719 Matt 26:31 | want er is geschreven: Ik zal den Herder slaan, en
6720 Matt 26:32 | 32 Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal
6721 Matt 26:32 | zal opgestaan zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea. ~
6722 Matt 26:33 | ook allen aan U geergerd, ik zal nimmermeer geergerd
6723 Matt 26:34 | zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, dat gij in dezen
6724 Matt 26:35 | zeide tot Hem: Al moest ik ook met U sterven, zo zal
6725 Matt 26:35 | ook met U sterven, zo zal ik U geenszins verloochenen!
6726 Matt 26:36 | Zit hier neder, totdat Ik heenga, en aldaar zal gebeden
6727 Matt 26:39 | voorbijgaan? doch niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt. ~
6728 Matt 26:42 | voorbij kan gaan, tenzij dat Ik hem drinke, Uw wil geschiede! ~
6729 Matt 26:48 | gegeven, zeggende: Dien ik zal kussen, Dezelve is het,
6730 Matt 26:53 | 53 Of meent gij, dat Ik Mijn Vader nu niet kan bidden,
6731 Matt 26:55 | te vangen; dagelijks zat Ik bij u, lerende in den tempel,
6732 Matt 26:61 | zeiden: Deze heeft gezegd: Ik kan den tempel Gods afbreken,
6733 Matt 26:63 | antwoordende, zeide tot Hem: Ik bezweer U bij den levenden
6734 Matt 26:64 | Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg ulieden: Van nu aan
6735 Matt 26:70 | het voor allen, zeggende: Ik weet niet, wat gij zegt. ~
6736 Matt 26:72 | wederom met een eed, zeggende: Ik ken den Mens niet. ~
6737 Matt 26:74 | vervloeken, en te zweren: Ik ken den Mens niet. ~
6738 Matt 27:4 | 4 Zeggende: Ik heb gezondigd, verradende
6739 Matt 27:17 | hen: Welken wilt gij, dat ik u zal loslaten, Bar-abbas,
6740 Matt 27:19 | dien Rechtvaardige; want ik heb heden veel geleden in
6741 Matt 27:21 | deze twee wilt gij, dat ik u zal loslaten? En zij zeiden:
6742 Matt 27:22 | Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen met Jezus, Die
6743 Matt 27:24 | voor de schare, zeggende: Ik ben onschuldig aan het bloed
6744 Matt 27:43 | want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon. ~
6745 Matt 27:63 | heeft: Na drie dagen zal Ik opstaan. ~
6746 Matt 28:5 | Vreest gijlieden niet; want ik weet, dat gij zoekt Jezus,
6747 Matt 28:7 | zult gij Hem zien. Ziet, ik heb het ulieden gezegd. ~
6748 Matt 28:19 | hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. ~
6749 Matt 28:20 | 20 En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen
6750 Mark 1:2 | is in de profeten: Ziet, Ik zend Mijn engel voor Uw
6751 Mark 1:7 | komt, Die sterker is dan ik, Wien ik niet waardig ben,
6752 Mark 1:7 | sterker is dan ik, Wien ik niet waardig ben, nederbukkende,
6753 Mark 1:8 | 8 Ik heb ulieden wel gedoopt
6754 Mark 1:11 | geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb! ~
6755 Mark 1:17 | tot hen: Volgt Mij na, en Ik zal maken, dat gij vissers
6756 Mark 1:24 | gekomen om ons te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, namelijk
6757 Mark 1:38 | bijliggende vlekken gaan, opdat Ik ook daar predike; want daartoe
6758 Mark 1:38 | predike; want daartoe ben Ik uitgegaan. ~
6759 Mark 1:41 | hem aan, en zeide tot hem: Ik wil, word gereinigd! ~
6760 Mark 2:11 | 11 Ik zeg u: Sta op, en neem uw
6761 Mark 2:17 | node, maar die ziek zijn. Ik ben niet gekomen, om te
6762 Mark 3:28 | 28 Voorwaar, Ik zeg u, dat al de zonden
6763 Mark 5:7 | roepende, zeide hij: Wat heb ik met U te doen, Jezus, Gij
6764 Mark 5:7 | Gods, des Allerhoogsten? Ik bezweer U bij God, dat Gij
6765 Mark 5:23 | dochtertje is in haar uiterste; ik bid U, dat Gij komt en de
6766 Mark 5:28 | 28 Want zij zeide: Indien ik maar Zijn klederen mag aanraken,
6767 Mark 5:28 | klederen mag aanraken, zal ik gezond worden. ~
6768 Mark 5:41 | overgezet: Gij dochtertje (Ik zeg u), sta op. ~
6769 Mark 6:11 | getuigenis. Voorwaar zeg Ik u: Het zal Sodom en Gomorra
6770 Mark 6:16 | Deze is Johannes, dien ik onthoofd heb; die is van
6771 Mark 6:22 | mij, wat gij ook wilt, en ik zal het u geven. ~
6772 Mark 6:23 | van mij zult eisen, zal ik u geven, ook tot de helft
6773 Mark 6:24 | tot haar moeder: Wat zal ik eisen? En die zeide: Het
6774 Mark 6:25 | heeft het geeist, zeggende: Ik wil, dat gij mij nu terstond,
6775 Mark 6:50 | tot hen: Zijt welgemoed, Ik ben het; vreest niet. ~
6776 Mark 8:2 | 2 Ik word innerlijk met ontferming
6777 Mark 8:3 | 3 En indien Ik hen nuchteren naar hun huis
6778 Mark 8:12 | geslacht een teken? Voorwaar, Ik zeg u: Zo aan dit geslacht
6779 Mark 8:19 | En gedenkt gij niet, toen Ik de vijf broden brak onder
6780 Mark 8:20 | 20 En toen Ik de zeven brak onder de vier
6781 Mark 8:24 | En hij, opziende, zeide: Ik zie de mensen, want ik zie
6782 Mark 8:24 | Ik zie de mensen, want ik zie hen, als bomen, wandelen. ~
6783 Mark 8:27 | Wie zeggen de mensen, dat Ik ben? ~
6784 Mark 8:29 | gijlieden, wie zegt gij dat Ik ben? En Petrus, antwoordende,
6785 Mark 9:1 | zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat er sommigen zijn
6786 Mark 9:13 | 13 Maar Ik zeg u, dat ook Elias gekomen
6787 Mark 9:17 | antwoordende, zeide: Meester, ik heb mijn zoon tot U gebracht,
6788 Mark 9:18 | zijn tanden, en verdort; en ik heb Uw discipelen gezegd
6789 Mark 9:19 | ongelovig geslacht, hoe lang zal Ik nog bij ulieden zijn, hoe
6790 Mark 9:19 | ulieden zijn, hoe lang zal Ik u nog verdragen? Brengt
6791 Mark 9:24 | roepende met tranen, zeide: Ik geloof, Heere! kom mijn
6792 Mark 9:25 | Gij stomme en dove geest! Ik beveel u, ga uit van hem,
6793 Mark 9:41 | Christus zijt, voorwaar zeg Ik u, hij zal zijn loon geenszins
6794 Mark 10:15 | 15 Voorwaar zeg Ik u: Zo wie het Koninkrijk
6795 Mark 10:17 | Goede Meester! wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige
6796 Mark 10:17 | wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beerve? ~
6797 Mark 10:20 | Meester! al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid
6798 Mark 10:29 | antwoordende, zeide: Voorwaar zeg Ik ulieden: Er is niemand,
6799 Mark 10:36 | tot hen: Wat wilt gij, dat Ik u doe? ~
6800 Mark 10:38 | drinkbeker drinken, dien Ik drink, en met den doop gedoopt
6801 Mark 10:38 | doop gedoopt worden, daar Ik mede gedoopt word? ~
6802 Mark 10:39 | hen: Den drinkbeker, dien Ik drink, zult gij wel drinken,
6803 Mark 10:39 | doop gedoopt worden, daar Ik mede gedoopt word; ~
6804 Mark 10:51 | tot hem: Wat wilt gij, dat Ik u doen zal? En de blinde
6805 Mark 10:51 | zeide tot Hem: Rabboni! dat ik ziende mag worden. ~
6806 Mark 11:23 | 23 Want voorwaar zeg Ik u, dat, zo wie tot dezen
6807 Mark 11:24 | 24 Daarom zeg Ik u: Alle dingen, die gij
6808 Mark 11:29 | antwoordende, zeide tot hen: Ik zal u ook een woord vragen;
6809 Mark 11:29 | antwoordt Mij ook, en zo zal Ik u zeggen, door wat macht
6810 Mark 11:29 | u zeggen, door wat macht Ik deze dingen doe: ~
6811 Mark 11:33 | antwoordende, zeide tot hen: Zo zeg Ik u ook niet, door wat macht
6812 Mark 11:33 | ook niet, door wat macht Ik deze dingen doe. ~ ~
6813 Mark 12:15 | Brengt Mij een penning, dat Ik hem zie. ~
6814 Mark 12:26 | gesproken heeft, zeggende: Ik ben de God Abrahams, en
6815 Mark 12:36 | Mijn rechter hand, totdat Ik Uw vijanden zal gezet hebben
6816 Mark 12:43 | zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat deze arme weduwe
6817 Mark 13:6 | onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zullen
6818 Mark 13:23 | gijlieden ziet toe; ziet, Ik heb u alles voorzegd! ~
6819 Mark 13:30 | 30 Voorwaar, Ik zeg u, dat dit geslacht
6820 Mark 13:37 | 37 En hetgeen Ik u zeg, dat zeg Ik allen:
6821 Mark 13:37 | hetgeen Ik u zeg, dat zeg Ik allen: Waakt. ~ ~
6822 Mark 14:9 | 9 Voorwaar zeg Ik u: Alwaar dit Evangelie
6823 Mark 14:14 | Waar is de eetzaal, daar Ik het pascha met Mijn discipelen
6824 Mark 14:18 | zeide Jezus: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u, die
6825 Mark 14:19 | ander tot Hem te zeggen: Ben ik het? En een ander: Ben ik
6826 Mark 14:19 | ik het? En een ander: Ben ik het? ~
6827 Mark 14:25 | 25 Voorwaar, Ik zeg u, dat Ik niet meer
6828 Mark 14:25 | Voorwaar, Ik zeg u, dat Ik niet meer zal drinken van
6829 Mark 14:25 | tot op dien dag, wanneer Ik dezelve nieuw zal drinken
6830 Mark 14:27 | want er is geschreven: Ik zal den Herder slaan, en
6831 Mark 14:28 | 28 Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal
6832 Mark 14:28 | zal opgestaan zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea. ~
6833 Mark 14:29 | geergerd werden, zo zal ik toch niet geergerd worden. ~
6834 Mark 14:30 | zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, dat heden in dezen
6835 Mark 14:31 | nog des te meer: Al moest ik met U sterven, zo zal ik
6836 Mark 14:31 | ik met U sterven, zo zal ik U geenszins verloochenen.
6837 Mark 14:32 | Zit hier neder, totdat Ik gebeden zal hebben. ~
6838 Mark 14:36 | van Mij weg, doch niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt. ~
6839 Mark 14:44 | gegeven, zeggende: Dien ik kussen zal, Die is het,
6840 Mark 14:49 | 49 Dagelijks was Ik bij ulieden in den tempel,
6841 Mark 14:58 | hebben Hem horen zeggen: Ik zal dezen tempel, die met
6842 Mark 14:62 | 62 En Jezus zeide: Ik ben het. En gijlieden zult
6843 Mark 14:68 | het geloochend, zeggende: Ik ken Hem niet, en ik weet
6844 Mark 14:68 | zeggende: Ik ken Hem niet, en ik weet niet, wat gij zegt.
6845 Mark 14:71 | vervloeken en te zweren: Ik ken dezen Mens niet, Dien
6846 Mark 15:9 | zeggende: Wilt gij, dat ik u den Koning der Joden loslate? ~
6847 Mark 15:12 | hen: Wat wilt gij dan, dat ik met Hem doen zal, Dien gij
6848 Luk 1:18 | tot den engel: Waarbij zal ik dat weten? Want ik ben oud,
6849 Luk 1:18 | Waarbij zal ik dat weten? Want ik ben oud, en mijn vrouw is
6850 Luk 1:19 | antwoordde en zeide tot hem: Ik ben Gabriel, die voor God
6851 Luk 1:34 | Hoe zal dat wezen, dewijl ik geen man bekenne? ~
6852 Luk 2:10 | Vreest niet, want, ziet, ik verkondig u grote blijdschap,
6853 Luk 2:48 | gedaan? Zie, Uw vader en ik hebben U met angst gezocht. ~
6854 Luk 2:49 | hebt? Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns
6855 Luk 3:8 | Abraham tot een vader; want ik zeg u, dat God zelfs uit
6856 Luk 3:16 | Johannes aan allen, zeggende: Ik doop u wel met water; maar
6857 Luk 3:16 | komt, Die sterker is dan ik, Wien ik niet waardig ben
6858 Luk 3:16 | sterker is dan ik, Wien ik niet waardig ben den riem
6859 Luk 3:22 | geliefde Zoon, in U heb Ik Mijn welbehagen! ~
6860 Luk 4:6 | de duivel zeide tot Hem: Ik zal U al deze macht, en
6861 Luk 4:6 | zij is mij overgegeven, en ik geef ze, wien ik ook wil; ~
6862 Luk 4:6 | overgegeven, en ik geef ze, wien ik ook wil; ~
6863 Luk 4:24 | 24 En Hij zeide: Voorwaar Ik zeg u, dat geen profeet
6864 Luk 4:25 | 25 Maar Ik zeg u in der waarheid: Er
6865 Luk 4:34 | gekomen, om ons te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, namelijk
6866 Luk 4:43 | Maar Hij zeide tot hen: Ik moet ook anderen steden
6867 Luk 4:43 | verkondigen; want daartoe ben Ik uitgezonden.
6868 Luk 5:5 | gevangen; doch op Uw woord zal ik het net uitwerpen. ~
6869 Luk 5:8 | Heere! ga uit van mij; want ik ben een zondig mens. ~
6870 Luk 5:13 | raakte hem aan; en zeide: Ik wil, word gereinigd! En
6871 Luk 5:24 | zeide Hij tot den geraakte): Ik zeg u, sta op, en neem uw
6872 Luk 5:32 | 32 Ik ben niet gekomen om te roepen
6873 Luk 6:9 | zeide dan Jezus tot hen: Ik zal u vragen: Wat is geoorloofd
6874 Luk 6:27 | 27 Maar Ik zeg ulieden, die dit hoort:
6875 Luk 6:42 | Broeder, laat toe, dat ik den splinter, die in uw
6876 Luk 6:46 | Heere! en doet niet hetgeen Ik zeg? ~
6877 Luk 6:47 | hoort, en dezelve doet, Ik zal u tonen, wien hij gelijk
6878 Luk 7:6 | neem de moeite niet; want ik ben niet waardig, dat Gij
6879 Luk 7:7 | 7 Daarom heb ik ook mijzelven niet waardig
6880 Luk 7:8 | 8 Want ik ben ook een mens, onder
6881 Luk 7:8 | krijgsknechten onder mij, en ik zeg tot dezen: Ga, en hij
6882 Luk 7:9 | schare, die Hem volgde: Ik zeg ulieden: Ik heb zo groot
6883 Luk 7:9 | volgde: Ik zeg ulieden: Ik heb zo groot een geloof
6884 Luk 7:14 | en Hij zeide: Jongeling, Ik zeg u, sta op! ~
6885 Luk 7:26 | te zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, ook veel meer dan
6886 Luk 7:27 | welken geschreven is: Ziet, Ik zende Mijn engel voor Uw
6887 Luk 7:28 | 28 Want Ik zeg ulieden: Onder die van
6888 Luk 7:31 | Heere zeide: Bij wien zal Ik dan de mensen van dit geslacht
6889 Luk 7:40 | antwoordende, zeide tot hem: Simon! Ik heb u wat te zeggen. En
6890 Luk 7:43 | Simon, antwoordende, zeide: Ik acht, dat hij het is, dien
6891 Luk 7:44 | Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen;
6892 Luk 7:47 | 47 Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar
6893 Luk 8:10 | maar tot de anderen spreek Ik in gelijkenissen, opdat
6894 Luk 8:28 | een grote stem: Wat heb ik met U te doen, Jezus, Gij
6895 Luk 8:28 | Gods, des Allerhoogsten, ik bid U, dat Gij mij niet
6896 Luk 8:46 | heeft Mij aangeraakt; want Ik heb bekend, dat kracht van
6897 Luk 9:9 | Herodes zeide: Johannes heb ik onthoofd; wie is nu Deze,
6898 Luk 9:9 | wie is nu Deze, van Welken ik zulke dingen hoor? En hij
6899 Luk 9:18 | Wie zeggen de scharen, dat Ik ben? ~
6900 Luk 9:20 | gijlieden, wie zegt gij, dat Ik ben? En Petrus, antwoordende,
6901 Luk 9:27 | 27 En Ik zeg u waarlijk: Er zijn
6902 Luk 9:38 | uit, zeggende: Meester, ik bid U, zie toch mijn zoon
6903 Luk 9:40 | 40 En ik heb Uw discipelen gebeden,
6904 Luk 9:41 | verkeerd geslacht, hoe lang zal Ik nog bij ulieden zijn, en
6905 Luk 9:57 | een tot Hem zeide: Heere, ik zal U volgen, waar Gij ook
6906 Luk 9:59 | Heere, laat mij toe, dat ik heenga, en eerst mijn vader
6907 Luk 9:61 | een ander zeide: Heere, ik zal U volgen; maar laat
6908 Luk 9:61 | laat mij eerst toe, dat ik afscheid neme van degenen,
6909 Luk 10:3 | 3 Gaat henen; ziet, Ik zend u als lammeren in het
6910 Luk 10:12 | 12 En Ik zeg u, dat het dien van
6911 Luk 10:18 | 18 En Hij zeide tot hen: Ik zag den satan, als een bliksem,
6912 Luk 10:19 | 19 Ziet, Ik geve u de macht, om op slangen
6913 Luk 10:21 | in den geest, en zeide: Ik dank U, Vader! Heere des
6914 Luk 10:24 | 24 Want Ik zeg u, dat vele profeten
6915 Luk 10:25 | Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven? ~
6916 Luk 10:35 | koste zult leggen, dat zal ik u wedergeven, als ik wederkom. ~
6917 Luk 10:35 | zal ik u wedergeven, als ik wederkom. ~
6918 Luk 11:6 | reis tot mij gekomen is, en ik heb niet, dat ik hem voorzette; ~
6919 Luk 11:6 | is, en ik heb niet, dat ik hem voorzette; ~
6920 Luk 11:7 | met mij in de slaapkamer; ik kan niet opstaan, om u te
6921 Luk 11:8 | 8 Ik zeg ulieden: Hoewel hij
6922 Luk 11:9 | 9 En Ik zeg ulieden: Bidt, en u
6923 Luk 11:18 | bestaan? Dewijl gij zegt, dat Ik door Beelzebul de duivelen
6924 Luk 11:19 | 19 En indien Ik door Beelzebul de duivelen
6925 Luk 11:20 | 20 Maar indien Ik door den vinger Gods de
6926 Luk 11:24 | niet vindende, zegt hij: Ik zal wederkeren in mijn huis,
6927 Luk 11:24 | wederkeren in mijn huis, daar ik uitgevaren ben. ~
6928 Luk 11:49 | ook de wijsheid Gods zegt: Ik zal profeten en apostelen
6929 Luk 11:51 | en het huis Gods; ja, zeg Ik u, het zal afgeeist worden
6930 Luk 12:4 | 4 En Ik zeg u, Mijn vrienden: Vreest
6931 Luk 12:5 | 5 Maar Ik zal u tonen, Wien gij vrezen
6932 Luk 12:5 | in de hel te werpen; ja, Ik zeg u, vreest Dien! ~
6933 Luk 12:8 | 8 En Ik zeg u: Een iegelijk, die
6934 Luk 12:17 | zichzelven, zeggende: Wat zal ik doen, want ik heb niet,
6935 Luk 12:17 | zeggende: Wat zal ik doen, want ik heb niet, waarin ik mijn
6936 Luk 12:17 | want ik heb niet, waarin ik mijn vruchten zal verzamelen. ~
6937 Luk 12:18 | 18 En hij zeide: Dit zal ik doen; ik zal mijn schuren
6938 Luk 12:18 | zeide: Dit zal ik doen; ik zal mijn schuren afbreken,
6939 Luk 12:19 | 19 En ik zal tot mijn ziel zeggen:
6940 Luk 12:22 | Zijn discipelen: Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor
6941 Luk 12:27 | niet, en spinnen niet; en Ik zeg u: ook Salomo in al
6942 Luk 12:37 | wakende vinden. Voorwaar, Ik zeg u, dat hij zich zal
6943 Luk 12:44 | 44 Waarlijk, Ik zeg ulieden, dat hij hem
6944 Luk 12:49 | 49 Ik ben gekomen, om vuur op
6945 Luk 12:49 | aarde te werpen; en wat wil Ik, indien het alrede ontstoken
6946 Luk 12:50 | 50 Maar Ik moet met een doop gedoopt
6947 Luk 12:50 | gedoopt worden; en hoe worde Ik geperst, totdat het volbracht
6948 Luk 12:51 | 51 Meent gij, dat Ik gekomen ben, om vrede te
6949 Luk 12:51 | geven op de aarde? Neen, zeg Ik u, maar veeleer verdeeldheid. ~
6950 Luk 12:59 | 59 Ik zeg u: Gij zult van daar
6951 Luk 13:3 | 3 Ik zeg u: Neen zij; maar indien
6952 Luk 13:5 | 5 Ik zeg u: Neen zij; maar indien
6953 Luk 13:7 | den wijngaardenier: Zie, ik kome nu drie jaren, zoekende
6954 Luk 13:8 | ook nog dit jaar, totdat ik om hem gegraven en mest
6955 Luk 13:18 | Gods gelijk, en waarbij zal Ik hetzelve vergelijken? ~
6956 Luk 13:20 | zeide wederom: Waarbij zal Ik het Koninkrijk Gods vergelijken? ~
6957 Luk 13:24 | enge poort; want velen, zeg Ik u, zullen zoeken in te gaan,
6958 Luk 13:25 | antwoorden en tot u zeggen: Ik ken u niet, van waar gij
6959 Luk 13:27 | 27 En Hij zal zeggen: Ik zeg u, Ik ken u niet, van
6960 Luk 13:27 | Hij zal zeggen: Ik zeg u, Ik ken u niet, van waar gij
6961 Luk 13:32 | en zegt dien vos: Zie, Ik werp duivelen uit, en maak
6962 Luk 13:32 | en ten derden dage worde Ik voleindigd. ~
6963 Luk 13:33 | 33 Doch Ik moet heden, en morgen, en
6964 Luk 13:34 | zijn, hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen,
6965 Luk 13:35 | woest gelaten. En voorwaar, Ik zeg u, dat gij Mij niet
6966 Luk 14:18 | De eerste zeide tot hem: Ik heb een akker gekocht, en
6967 Luk 14:18 | gekocht, en het is nodig, dat ik uitga, en hem bezie; ik
6968 Luk 14:18 | ik uitga, en hem bezie; ik bid u, houd mij voor verontschuldigd. ~
6969 Luk 14:19 | 19 En een ander zeide: Ik heb vijf juk ossen gekocht,
6970 Luk 14:19 | vijf juk ossen gekocht, en ik ga heen, om die te beproeven;
6971 Luk 14:19 | heen, om die te beproeven; ik bid u, houd mij voor verontschuldigd. ~
6972 Luk 14:20 | 20 En een ander zeide: Ik heb een vrouw getrouwd,
6973 Luk 14:20 | getrouwd, en daarom kan ik niet komen. ~
6974 Luk 14:24 | 24 Want ik zeg ulieden, dat niemand
6975 Luk 15:6 | Weest blijde met mij; want ik heb mijn schaap gevonden,
6976 Luk 15:7 | 7 Ik zeg ulieden, dat er alzo
6977 Luk 15:9 | Weest blijde met mij; want ik heb den penning gevonden,
6978 Luk 15:9 | den penning gevonden, dien ik verloren had. ~
6979 Luk 15:10 | 10 Alzo, zeg Ik ulieden, is er blijdschap
6980 Luk 15:17 | overvloed van brood, en ik verga van honger! ~
6981 Luk 15:18 | 18 Ik zal opstaan en tot mijn
6982 Luk 15:18 | tot mijn vader gaan, en ik zal tot hem zeggen: Vader,
6983 Luk 15:18 | zal tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen den
6984 Luk 15:19 | 19 En ik ben niet meer waardig uw
6985 Luk 15:21 | zoon zeide tot hem: Vader, ik heb gezondigd tegen den
6986 Luk 15:29 | zeide tot den vader: Zie, ik dien u nu zo vele jaren,
6987 Luk 15:29 | een bokje gegeven, opdat ik met mijn vrienden mocht
6988 Luk 16:2 | zeide tot hem: Hoe hoor ik dit van u? Geef rekenschap
6989 Luk 16:3 | bij zichzelven: Wat zal ik doen, dewijl mijn heer dit
6990 Luk 16:3 | van mij neemt? Graven kan ik niet; te bedelen schaam
6991 Luk 16:3 | niet; te bedelen schaam ik mij. ~
6992 Luk 16:4 | 4 Ik weet, wat ik doen zal, opdat,
6993 Luk 16:4 | 4 Ik weet, wat ik doen zal, opdat, wanneer
6994 Luk 16:4 | doen zal, opdat, wanneer ik van het rentmeesterschap
6995 Luk 16:9 | 9 En Ik zeg ulieden: Maakt uzelven
6996 Luk 16:24 | verkoele mijn tong; want ik lijd smarten in deze vlam. ~
6997 Luk 16:27 | 27 En hij zeide: Ik bid u dan, vader, dat gij
6998 Luk 16:28 | 28 Want ik heb vijf broeders; dat hij
6999 Luk 17:8 | hem zeggen: Bereid, dat ik te avond zal eten, en omgord
7000 Luk 17:8 | omgord u, en dien mij, totdat ik zal gegeten en gedronken
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8724 |