1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8724
Book Chapter: Verse
2001 1Kon 5:9 | den Libanon aan de zee; en ik zal het op vlotten over
2002 1Kon 6:12 | wandelende in dezelve; zo zal Ik Mijn woord met u bevestigen,
2003 1Kon 6:12 | woord met u bevestigen, dat Ik tot uw vader David gesproken
2004 1Kon 6:13 | 13 En Ik zal in het midden der zonen
2005 1Kon 6:13 | zonen Israels wonen; en Ik zal Mijn volk Israel niet
2006 1Kon 8:13 | 13 Ik heb immers een huis gebouwd,
2007 1Kon 8:16 | 16 Van dien dag af, dat Ik Mijn volk Israel uit Egypteland
2008 1Kon 8:16 | Egypteland uitgevoerd heb, heb Ik geen stad verkoren uit alle
2009 1Kon 8:16 | Naam daar zou wezen; maar Ik heb David verkoren, dat
2010 1Kon 8:20 | Hij gesproken had; want ik ben opgestaan in de plaats
2011 1Kon 8:20 | van mijn vader David, en ik zit op den troon van Israel,
2012 1Kon 8:20 | HEERE gesproken heeft; en ik heb een huis gebouwd den
2013 1Kon 8:21 | 21 En ik heb daar een plaats beschikt
2014 1Kon 8:27 | hoeveel te min dit huis, dat ik gebouwd heb! ~
2015 1Kon 8:43 | wordt over dit huis, hetwelk ik gebouwd heb. ~
2016 1Kon 8:44 | en naar dit huis, hetwelk ik Uw Naam gebouwd heb; ~
2017 1Kon 8:48 | hebt, en naar dit huis, dat ik Uw Naam gebouwd heb; ~
2018 1Kon 8:59 | deze mijn woorden, waarmede ik voor den HEERE gesmeekt
2019 1Kon 9:3 | de HEERE zeide tot hem: Ik heb uw gebed en uw smeking
2020 1Kon 9:3 | aangezicht smekende gedaan hebt; Ik heb dat huis geheiligd,
2021 1Kon 9:3 | gij gebouwd hebt, opdat Ik Mijn Naam aldaar tot in
2022 1Kon 9:4 | om te doen naar al wat Ik u geboden heb, en Mijn inzettingen
2023 1Kon 9:5 | 5 Zo zal Ik den troon uws koninkrijks
2024 1Kon 9:5 | in eeuwigheid; gelijk als Ik gesproken heb over uw vader
2025 1Kon 9:6 | en Mijn inzettingen, die Ik voor uw aangezicht gegeven
2026 1Kon 9:7 | 7 Zo zal Ik Israel uitroeien van het
2027 1Kon 9:7 | uitroeien van het land, dat Ik hun gegeven heb, en dit
2028 1Kon 9:7 | heb, en dit huis, hetwelk Ik Mijn Naam geheiligd heb,
2029 1Kon 9:7 | Naam geheiligd heb, zal Ik van Mijn aangezicht wegwerpen;
2030 1Kon 10:6 | is waarheid geweest, dat ik in mijn land gehoord heb,
2031 1Kon 10:7 | 7 Ik heb die woorden niet geloofd,
2032 1Kon 10:7 | woorden niet geloofd, totdat ik gekomen ben, en mijn ogen
2033 1Kon 10:7 | overtroffen het gerucht, dat ik gehoord heb. ~
2034 1Kon 11:11 | en Mijn inzettingen, die Ik u geboden heb; Ik zal gewisselijk
2035 1Kon 11:11 | inzettingen, die Ik u geboden heb; Ik zal gewisselijk dit koninkrijk
2036 1Kon 11:12 | In uw dagen nochtans zal Ik dat niet doen, om uws vaders
2037 1Kon 11:12 | van de hand uws zoons zal Ik het scheuren. ~
2038 1Kon 11:13 | 13 Doch Ik zal het gehele koninkrijk
2039 1Kon 11:13 | afscheuren; een stam zal Ik uw zoon geven, om Mijns
2040 1Kon 11:13 | en om Jeruzalems wil, dat Ik verkoren heb. ~
2041 1Kon 11:21 | Farao: Laat mij gaan, dat ik in mijn land trekke. ~
2042 1Kon 11:31 | HEERE, de God Israels: Zie, Ik zal het koninkrijk van de
2043 1Kon 11:32 | Jeruzalems wil, de stad, die Ik verkoren heb uit alle stammen
2044 1Kon 11:34 | niets van dit koninkrijk zal Ik uit zijn hand nemen; maar
2045 1Kon 11:34 | uit zijn hand nemen; maar Ik stel hem tot een vorst al
2046 1Kon 11:34 | knechts Davids wil, dien Ik verkoren heb, die Mijn geboden
2047 1Kon 11:35 | de hand zijns zoons zal Ik het koninkrijk nemen; en
2048 1Kon 11:35 | het koninkrijk nemen; en Ik zal u daarvan tien stammen
2049 1Kon 11:36 | 36 En zijn zoon zal Ik een stam geven; opdat Mijn
2050 1Kon 11:36 | Jeruzalem, de stad, die Ik Mij verkoren heb, om Mijn
2051 1Kon 11:37 | 37 Zo zal Ik u nemen, en gij zult regeren
2052 1Kon 11:38 | zo gij horen zult al wat Ik u zal gebieden, en in Mijn
2053 1Kon 11:38 | David gedaan heeft; dat Ik met u zal zijn, en u een
2054 1Kon 11:38 | huis bouwen, gelijk als Ik David gebouwd heb, en zal
2055 1Kon 11:39 | 39 En Ik zal om diens wil het zaad
2056 1Kon 12:11 | heeft doen laden, zo zal ik boven uw juk nog daartoe
2057 1Kon 12:11 | geselen gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden. ~
2058 1Kon 12:14 | juk zwaar gemaakt, maar ik zal boven uw juk nog daartoe
2059 1Kon 12:14 | geselen gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden. ~
2060 1Kon 13:7 | naar huis, en sterk u, en ik zal u een geschenk geven. ~
2061 1Kon 13:8 | helft van uw huis, zo zou ik niet met u gaan, en ik zou
2062 1Kon 13:8 | zou ik niet met u gaan, en ik zou in deze plaats geen
2063 1Kon 13:14 | gekomen zijt? En hij zeide: Ik ben het. ~
2064 1Kon 13:16 | 16 Doch hij zeide: Ik kan niet met u wederkeren,
2065 1Kon 13:16 | wederkeren, noch met u inkomen; ik zal ook geen brood eten,
2066 1Kon 13:18 | 18 En hij zeide tot hem: Ik ben ook een profeet, gelijk
2067 1Kon 13:31 | zijn zonen, zeggende: Als ik zal gestorven zijn, zo begraaft
2068 1Kon 14:2 | mij gesproken heeft, dat ik koning zou zijn over dit
2069 1Kon 14:6 | gij u dus vreemd aan? Want ik ben tot u gezonden met een
2070 1Kon 14:7 | God Israels: Daarom, dat Ik u verheven heb uit het midden
2071 1Kon 14:10 | 10 Daarom, zie, Ik zal kwaad over het huis
2072 1Kon 14:10 | verlatene in Israel; en Ik zal de nakomelingen van
2073 1Kon 15:19 | en tussen uw vader; zie, ik zend u een geschenk, zilver
2074 1Kon 16:2 | 2 Daarom, dat Ik u uit het stof verheven,
2075 1Kon 16:3 | 3 Zie, zo zal Ik de nakomelingen van Baesa,
2076 1Kon 16:3 | van zijn huis wegdoen; en Ik zal uw huis maken, gelijk
2077 1Kon 17:1 | leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw
2078 1Kon 17:4 | de beek drinken zult; en Ik heb de raven geboden, dat
2079 1Kon 17:9 | is, en woon aldaar; zie, Ik heb daar een weduwvrouw
2080 1Kon 17:10 | weinig waters in dit vat, dat ik drinke. ~
2081 1Kon 17:12 | HEERE, uw God, leeft, indien ik een koek heb, dan alleen
2082 1Kon 17:12 | olie in de fles! En zie ik heb een paar houten gelezen,
2083 1Kon 17:12 | paar houten gelezen, en ik ga heen, en zal het voor
2084 1Kon 17:18 | zeide tot Elia: Wat heb ik met u te doen, gij man Gods?
2085 1Kon 17:20 | deze weduwe, bij dewelke ik herberge, zo kwalijk gedaan,
2086 1Kon 17:24 | vrouw tot Elia: Nu weet ik, dat gij een man Gods zijt,
2087 1Kon 18:1 | vertoon u aan Achab; want Ik zal regen geven op den aardbodem. ~
2088 1Kon 18:8 | 8 Hij zeide: Ik ben het; ga heen, zeg uw
2089 1Kon 18:9 | Maar hij zeide: Wat heb ik gezondigd, dat gij uw knecht
2090 1Kon 18:12 | mocht geschieden, wanneer ik van u zou weggegaan zijn,
2091 1Kon 18:12 | Geest des HEEREN u wegnam, ik weet niet waarheen; en ik
2092 1Kon 18:12 | ik weet niet waarheen; en ik kwam, om dat Achab aan te
2093 1Kon 18:12 | niet, zo zou hij mij doden; ik, uw knecht, nu vrees den
2094 1Kon 18:13 | heer niet aangezegd, wat ik gedaan heb, als Izebel de
2095 1Kon 18:13 | profeten des HEEREN doodde? Dat ik van de profeten des HEEREN
2096 1Kon 18:15 | leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, ik zal voorzeker mij
2097 1Kon 18:15 | Wiens aangezicht ik sta, ik zal voorzeker mij heden
2098 1Kon 18:18 | 18 Toen zeide hij: Ik heb Israel niet beroerd,
2099 1Kon 18:22 | zeide Elia tot het volk: Ik ben alleen een profeet des
2100 1Kon 18:23 | vuur daaraan leggen; en ik zal den anderen var bereiden,
2101 1Kon 18:24 | naam van uw god aan, en ik zal den Naam des HEEREN
2102 1Kon 18:36 | Gij God in Israel zijt, en ik Uw knecht; en dat ik al
2103 1Kon 18:36 | en ik Uw knecht; en dat ik al deze dingen naar Uw woord
2104 1Kon 19:2 | doen zo daartoe, voorzeker, ik zal morgen omtrent dezen
2105 1Kon 19:4 | HEERE, mijn ziel, want ik ben niet beter dan mijn
2106 1Kon 19:10 | 10 En hij zeide: Ik heb zeer geijverd voor den
2107 1Kon 19:10 | met het zwaard gedood; en ik alleen ben overgebleven,
2108 1Kon 19:14 | 14 En hij zeide: Ik heb zeer geijverd voor den
2109 1Kon 19:14 | met het zwaard gedood; en ik alleen ben overgebleven,
2110 1Kon 19:18 | 18 Ook heb Ik in Israel doen overblijven
2111 1Kon 19:20 | liep Elia na, en zeide: Dat ik toch mijn vader en mijn
2112 1Kon 19:20 | moeder kusse, daarna zal ik u navolgen. En hij zeide
2113 1Kon 19:20 | keer weder; want wat heb ik u gedaan? ~
2114 1Kon 20:4 | woord, mijn heer de koning, ik ben uwe, en al wat ik heb. ~
2115 1Kon 20:4 | koning, ik ben uwe, en al wat ik heb. ~
2116 1Kon 20:5 | spreekt Benhadad, zeggende: Ik heb wel tot u gezonden,
2117 1Kon 20:6 | morgen om dezen tijd zal ik mijn knechten tot u zenden,
2118 1Kon 20:7 | zilver, en om mijn goud, en ik heb het hem niet geweigerd. ~
2119 1Kon 20:9 | knecht gezonden hebt, zal ik doen; maar deze zaak kan
2120 1Kon 20:9 | doen; maar deze zaak kan ik niet doen. Zo gingen de
2121 1Kon 20:13 | deze grote menigte? Zie, Ik zal ze heden in uw hand
2122 1Kon 20:13 | geven, opdat gij weet, dat Ik de HEERE ben. ~
2123 1Kon 20:28 | God der laagten; zo zal Ik al deze grote menigte in
2124 1Kon 20:28 | opdat gijlieden weet, dat Ik de HEERE ben.
2125 1Kon 20:34 | vader genomen heeft, zal ik wedergeven, en maak u straten
2126 1Kon 20:34 | Samaria gemaakt heeft. En ik, antwoordde Achab, zal u
2127 1Kon 20:42 | Omdat gij den man, dien Ik verbannen heb, uit de hand
2128 1Kon 21:2 | hij nabij mijn huis is; en ik zal u daarvoor geven een
2129 1Kon 21:2 | goed in uw ogen is, zal ik u in geld deszelfs waarde
2130 1Kon 21:3 | verre van mij zijn, dat ik u de erve mijner vaderen
2131 1Kon 21:4 | gesproken had, en gezegd: Ik zal de erve mijner vaderen
2132 1Kon 21:6 | hij sprak tot haar: Omdat ik tot Naboth, den Jizreeliet,
2133 1Kon 21:6 | of, zo het u behaagt, zal ik u een wijngaard in zijn
2134 1Kon 21:6 | maar hij heeft gezegd: Ik zal u mijn wijngaard niet
2135 1Kon 21:7 | en uw hart zij vrolijk; ik zal u den wijngaard van
2136 1Kon 21:20 | mijn vijand? En hij zeide: Ik heb u gevonden, overmits
2137 1Kon 21:21 | 21 Zie, Ik zal kwaad over u brengen,
2138 1Kon 21:21 | nakomelingen wegdoen; en Ik zal van Achab uitroeien,
2139 1Kon 21:22 | 22 En Ik zal uw huis maken gelijk
2140 1Kon 21:29 | Mijn aangezicht, zo zal Ik dat kwaad in zijn dagen
2141 1Kon 21:29 | de dagen zijns zoons zal Ik dat kwaad over zijn huis
2142 1Kon 22:4 | koning van Israel: Zo zal ik zijn gelijk gij zijt, zo
2143 1Kon 22:6 | en hij zeide tot hen: Zal ik tegen Ramoth in Gilead ten
2144 1Kon 22:6 | strijde trekken, of zal ik het nalaten? En zij zeiden:
2145 1Kon 22:8 | den HEERE te vragen; maar ik haat hem, omdat hij over
2146 1Kon 22:14 | mij zeggen zal, dat zal ik spreken. ~
2147 1Kon 22:16 | Tot hoe vele reizen zal ik u bezweren, opdat gij tot
2148 1Kon 22:17 | 17 En hij zeide: Ik zag het ganse Israel verstrooid
2149 1Kon 22:18 | Israel tot Josafat: Heb ik tot u niet gezegd: Hij zal
2150 1Kon 22:19 | hoort het woord des HEEREN: Ik zag den HEERE, zittende
2151 1Kon 22:21 | aangezicht des HEEREN, en zeide: Ik zal hem overreden. En de
2152 1Kon 22:22 | 22 En hij zeide: Ik zal uitgaan, en een leugengeest
2153 1Kon 22:27 | der bedruktheid, totdat ik met vrede weder kom. ~
2154 1Kon 22:30 | Israel zeide tot Josafat: Als ik mij versteld heb, zal ik
2155 1Kon 22:30 | ik mij versteld heb, zal ik in den strijd komen; maar
2156 1Kon 22:34 | mij uit het leger, want ik ben zeer verwond. ~
2157 2Kon 1:2 | Baal-Zebub, den god van Ekron, of ik van deze krankheid genezen
2158 2Kon 1:10 | hoofdman van vijftigen: Indien ik dan een man Gods ben, zo
2159 2Kon 1:12 | antwoordde en sprak tot hem: Ben ik een man Gods, zo dale vuur
2160 2Kon 2:2 | HEERE leeft en uw ziel leeft ik zal u niet verlaten! Alzo
2161 2Kon 2:3 | wegnemen zal? En hij zeide: Ik weet het ook wel, zwijgt
2162 2Kon 2:4 | leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten! Alzo
2163 2Kon 2:5 | wegnemen zal? En hij zeide: Ik weet het ook wel, zwijgt
2164 2Kon 2:6 | leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten! En
2165 2Kon 2:9 | zeide tot Elisa: Begeer wat ik u doen zal, eer ik van bij
2166 2Kon 2:9 | Begeer wat ik u doen zal, eer ik van bij u weggenomen worde.
2167 2Kon 2:10 | indien gij mij zult zien, als ik van bij u weggenomen worde,
2168 2Kon 2:18 | en hij zeide tot hen: Heb ik tot ulieden niet gezegd:
2169 2Kon 2:21 | zeide: Zo zegt de HEERE: Ik heb dit water gezond gemaakt,
2170 2Kon 3:7 | Moabieten? En hij zeide: Ik zal opkomen; zo zal ik zijn,
2171 2Kon 3:7 | Ik zal opkomen; zo zal ik zijn, gelijk gij zijt, zo
2172 2Kon 3:13 | koning van Israel: Wat heb ik met u te doen? Ga heen tot
2173 2Kon 3:14 | leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, zo ik niet het aangezicht
2174 2Kon 3:14 | Wiens aangezicht ik sta, zo ik niet het aangezicht van
2175 2Kon 3:14 | koning van Juda, opnam, ik zou u niet aanschouwen,
2176 2Kon 4:2 | zeide tot haar: Wat zal ik u doen? Geef mij te kennen,
2177 2Kon 4:9 | zeide tot haar man: Zie nu, ik heb gemerkt, dat deze man
2178 2Kon 4:13 | krijgsoverste? En zij had gezegd: Ik woon in het midden mijns
2179 2Kon 4:22 | een van de ezelinnen, dat ik tot den man Gods lope, en
2180 2Kon 4:24 | te rijden, tenzij dan dat ik het u zegge. ~
2181 2Kon 4:28 | 28 En zij zeide: Heb ik een zoon van mijn heer begeerd?
2182 2Kon 4:28 | mijn heer begeerd? Zeide ik niet: Bedrieg mij niet? ~
2183 2Kon 4:30 | leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten! Hij
2184 2Kon 4:43 | zijn dienaar zeide: Wat zou ik dat aan honderd mannen voorzetten?
2185 2Kon 5:5 | Syrie: Ga heen, kom, en ik zal een brief aan den koning
2186 2Kon 5:6 | u zal gekomen zijn, zie, ik heb mijn knecht Naaman tot
2187 2Kon 5:7 | scheurde, en zeide: Ben ik dan God, om te doden en
2188 2Kon 5:11 | toog weg, en zeide: Zie, ik zeide bij mijzelven: Hij
2189 2Kon 5:12 | wateren van Israel; zou ik mij in die niet kunnen wassen
2190 2Kon 5:15 | aangezicht en zeide: Zie, nu weet ik, dat er geen God is op de
2191 2Kon 5:16 | leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, indien ik het neme!
2192 2Kon 5:16 | aangezicht ik sta, indien ik het neme! En hij hield bij
2193 2Kon 5:18 | mijn hand leunen zal en ik mij in het huis van Rimmon
2194 2Kon 5:18 | Rimmon nederbuigen zal; als ik mij alzo nederbuigen zal
2195 2Kon 5:20 | waarachtig als de HEERE leeft, ik zal hem nalopen, en zal
2196 2Kon 6:3 | knechten. En hij zeide: Ik zal gaan. ~
2197 2Kon 6:13 | en ziet, waar hij is, dat ik zende en hem halen late.
2198 2Kon 6:19 | stad niet; volgt mij na, en ik zal u leiden tot den man,
2199 2Kon 6:21 | Elisa, als hij hen zag: Zal ik hen slaan? Zal ik hen slaan,
2200 2Kon 6:21 | zag: Zal ik hen slaan? Zal ik hen slaan, mijn vader? ~
2201 2Kon 6:27 | helpt u niet; waarvan zou ik u helpen? Van den dorsvloer
2202 2Kon 6:29 | hebben hem gegeten; maar als ik des anderen daags tot haar
2203 2Kon 6:33 | is van den HEERE; wat zou ik verder op den HEERE wachten? ~ ~
2204 2Kon 7:12 | zeide tot zijn knechten: Ik zal u nu te kennen geven,
2205 2Kon 8:8 | den HEERE, zeggende: Zal ik van deze krankheid genezen? ~
2206 2Kon 8:9 | gezonden, om te zeggen: Zal ik van deze krankheid genezen? ~
2207 2Kon 8:12 | heer? En hij zeide: omdat ik weet, wat kwaad gij den
2208 2Kon 9:3 | en zeg: Zo zegt de HEERE: Ik heb u tot koning gezalfd
2209 2Kon 9:5 | het heir, en hij zeide: Ik heb een woord aan u, o hoofdman!
2210 2Kon 9:6 | de HEERE, de God Israels: Ik heb u gezalfd tot koning
2211 2Kon 9:7 | Achab, uw heer, slaan, opdat Ik het bloed van Mijn knechten,
2212 2Kon 9:8 | van Achab zal omkomen; en Ik zal van Achab uitroeien,
2213 2Kon 9:9 | 9 Want Ik zal het huis van Achab maken
2214 2Kon 9:12 | zeggende: Zo zegt de HEERE: Ik heb u gezalfd tot koning
2215 2Kon 9:17 | als hij aankwam, en zeide: Ik zie een hoop. Toen zeide
2216 2Kon 9:25 | Jizreeliet; want gedenk, als ik en gij nevens elkander achter
2217 2Kon 9:26 | 26 Zo Ik gisteravond niet gezien
2218 2Kon 9:26 | zonen, zegt de HEERE, en Ik u dat niet vergelde op dit
2219 2Kon 10:9 | zijt rechtvaardig. Ziet, ik heb een verbintenis gemaakt
2220 2Kon 10:19 | niemand gemist worde; want ik heb een grote offerande
2221 2Kon 10:24 | iemand van de mannen, die ik in uw handen gebracht heb,
2222 2Kon 17:7 | koning van Assyrie, zeggende: Ik ben uw knecht en uw zoon;
2223 2Kon 18:7 | koning van Assyrie, zeggende: Ik ben uw knecht en uw zoon;
2224 2Kon 19:13 | inzettingen, naar al de wet, die Ik uw vaderen geboden heb,
2225 2Kon 19:13 | vaderen geboden heb, en die Ik tot u door de hand van Mijn
2226 2Kon 19:38 | 38 En het verbond, dat Ik met u gemaakt heb, zult
2227 2Kon 20:14 | naar Lachis, zeggende: Ik heb gezondigd, keer af van
2228 2Kon 20:14 | gij mij opleggen zult, zal ik dragen. Toen legde de koning
2229 2Kon 20:23 | den koning van Assyrie; en ik zal u twee duizend paarden
2230 2Kon 20:25 | 25 Nu, ben ik zonder den HEERE opgetogen
2231 2Kon 20:32 | 32 Totdat ik kom, en u haal in een land,
2232 2Kon 21:7 | 7 Zie, Ik zal een geest in hem geven,
2233 2Kon 21:7 | weder in zijn land keren; en ik zal hem door het zwaard
2234 2Kon 21:20 | koning van Assyrie, heb Ik gehoord. ~
2235 2Kon 21:23 | HEERE gehoond, en gezegd: Ik heb met de menigte mijner
2236 2Kon 21:23 | zijden van den Libanon; en ik zal zijn hoge cederbomen,
2237 2Kon 21:24 | 24 Ik heb gegraven en heb gedronken
2238 2Kon 21:24 | gedronken vreemde wateren; en ik heb met mijn voetzolen alle
2239 2Kon 21:25 | Hebt gij niet gehoord, dat Ik zulks lang te voren gedaan
2240 2Kon 21:25 | af geformeerd heb? Nu heb Ik dat doen komen, dat gij
2241 2Kon 21:27 | 27 Maar Ik weet uw zitten, en uw uitgaan,
2242 2Kon 21:28 | Mijn gebit in uw lippen, en Ik zal u doen wederkeren door
2243 2Kon 21:34 | 34 Want Ik zal deze stad beschermen,
2244 2Kon 22:3 | HEERE, gedenk toch, dat ik voor Uw aangezicht in waarheid
2245 2Kon 22:5 | God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik
2246 2Kon 22:5 | Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien; zie,
2247 2Kon 22:5 | heb uw tranen gezien; zie, Ik zal u gezond maken; aan
2248 2Kon 22:6 | 6 En Ik zal vijftien jaren tot uw
2249 2Kon 22:6 | mitsgaders deze stad; en Ik zal deze stad beschermen
2250 2Kon 22:8 | gezond maken zal, en dat ik den derden dag in des HEEREN
2251 2Kon 22:15 | er in mijn schatten, dat ik hun niet getoond heb. ~
2252 2Kon 23:4 | gezegd had: te Jeruzalem zal Ik Mijn Naam zetten. ~
2253 2Kon 23:7 | huis, en in Jeruzalem, die Ik uit alle stammen van Israel
2254 2Kon 23:7 | Israel verkoren heb, zal Ik Mijn Naam zetten in eeuwigheid. ~
2255 2Kon 23:8 | 8 En Ik zal niet voortvaren den
2256 2Kon 23:8 | bewegen uit dit land, dat Ik hun vaderen gegeven heb;
2257 2Kon 23:8 | te doen, naar alles, wat Ik hun geboden heb, en naar
2258 2Kon 23:12 | HEERE, de God Israels: Ziet, Ik zal een kwaad over Jeruzalem
2259 2Kon 23:13 | 13 En Ik zal over Jeruzalem het meetsnoer
2260 2Kon 23:13 | van het huis van Achab; en Ik zal Jeruzalem uitwissen,
2261 2Kon 23:14 | 14 En Ik zal het overblijfsel Mijns
2262 2Kon 24:8 | tot Safan, den schrijver: Ik heb het wetboek in het huis
2263 2Kon 24:16 | 16 Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad over deze plaats
2264 2Kon 24:19 | hebt, als gij hoordet, wat Ik gesproken heb tegen deze
2265 2Kon 24:19 | aangezicht geweend hebt; zo heb Ik u ook verhoord, spreekt
2266 2Kon 24:20 | 20 Daarom zie, Ik zal u verzamelen tot uw
2267 2Kon 24:20 | het kwaad niet zien, dat Ik over deze plaats brengen
2268 2Kon 25:17 | voor een grafteken, dat ik zie? En de lieden der stad
2269 2Kon 25:27 | 27 En de HEERE zeide: Ik zal Juda ook van Mijn aangezicht
2270 2Kon 25:27 | aangezicht wegdoen, gelijk als Ik Israel weggedaan heb; en
2271 2Kon 25:27 | Israel weggedaan heb; en Ik zal deze stad Jeruzalem
2272 2Kon 25:27 | Jeruzalem verwerpen, die Ik verkoren heb, en het huis,
2273 2Kon 25:27 | heb, en het huis, waarvan Ik gezegd heb: Mijn Naam zal
2274 1Kro 4:9 | genoemd, zeggende: Want ik heb hem met smarten gebaard. ~
2275 1Kro 11:19 | van zulks te doen! Zou ik het bloed dezer mannen drinken?
2276 1Kro 13:12 | dage, zeggende: Hoe zal ik de ark Gods tot mij brengen? ~
2277 1Kro 14:10 | David God, zeggende: Zal ik optrekken tegen de Filistijnen,
2278 1Kro 14:10 | zeide tot hem: Trek op, want Ik zal hen in uw hand geven. ~
2279 1Kro 15:12 | opbrengt, ter plaatse, die ik voor haar bereid heb. ~
2280 1Kro 16:18 | 18 Zeggende: Ik zal u het land Kanaan geven,
2281 1Kro 17:1 | den profeet, zeide: Zie, ik woon in een cederen huis,
2282 1Kro 17:5 | 5 Want Ik heb in geen huis gewoond
2283 1Kro 17:5 | gewoond van dien dag af, dat Ik Israel heb opgevoerd tot
2284 1Kro 17:5 | tot dezen dag toe; maar Ik ben gegaan van tent tot
2285 1Kro 17:6 | 6 Overal, waar Ik gewandeld heb met geheel
2286 1Kro 17:6 | heb met geheel Israel, heb Ik wel een woord gesproken
2287 1Kro 17:6 | richters van Israel, denwelken Ik gebood Mijn volk te weiden,
2288 1Kro 17:7 | de HEERE der heirscharen: Ik heb u van de schaapskooi
2289 1Kro 17:8 | 8 En Ik ben met u geweest overal,
2290 1Kro 17:8 | gij heengegaan zijt, en Ik heb al uw vijanden uitgeroeid
2291 1Kro 17:8 | van voor uw aangezicht; en Ik heb u een naam gemaakt,
2292 1Kro 17:9 | 9 En Ik heb voor Mijn volk Israel
2293 1Kro 17:10 | En van die dagen af, dat Ik geboden heb richters te
2294 1Kro 17:10 | vijanden vernederd; ook heb Ik u te kennen gegeven, dat
2295 1Kro 17:11 | heengaat tot uw vaderen, zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan,
2296 1Kro 17:11 | uit uw zonen zijn zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen. ~
2297 1Kro 17:12 | Mij een huis bouwen, en Ik zal zijn stoel bevestigen
2298 1Kro 17:13 | 13 Ik zal hem tot een Vader zijn,
2299 1Kro 17:13 | Mijn goedertierenheid zal Ik van hem niet wenden, gelijk
2300 1Kro 17:13 | niet wenden, gelijk als Ik die weggenomen heb van dien,
2301 1Kro 17:14 | 14 Maar Ik zal hem in Mijn huis bestendig
2302 1Kro 17:16 | HEEREN, en hij zeide: Wie ben ik, HEERE God, en wat is mijn
2303 1Kro 20:2 | 2 Toen zeide David: Ik zal weldadigheid doen aan
2304 1Kro 20:12 | te sterk worden, zo zal ik u verlossen. ~
2305 1Kro 22:2 | brengt hen tot mij, dat ik hun getal wete. ~
2306 1Kro 22:8 | Toen zeide David tot God: Ik heb zeer gezondigd, dat
2307 1Kro 22:8 | heb zeer gezondigd, dat ik deze zaak gedaan heb; maar
2308 1Kro 22:8 | misdaad Uws knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gehandeld. ~
2309 1Kro 22:10 | de HEERE: Drie dingen leg Ik u voor; kies u een uit die,
2310 1Kro 22:10 | kies u een uit die, dat Ik u doe. ~
2311 1Kro 22:12 | zie nu toe, wat antwoord ik Dien zal wedergeven, Die
2312 1Kro 22:17 | David zeide tot God: Ben ik het niet, die gezegd heb,
2313 1Kro 22:17 | het volk tellen zou? Ja, ik zelf ben het, die gezondigd
2314 1Kro 22:22 | plaats des dorsvloers, dat ik op dezelve den HEERE een
2315 1Kro 22:23 | goed is in zijn ogen; zie, ik geef deze runderen tot brandofferen,
2316 1Kro 22:23 | de tarwe tot spijsoffer; ik geef het al. ~
2317 1Kro 22:24 | zeide tot Ornan: Neen, maar ik zal het zekerlijk kopen
2318 1Kro 22:24 | voor het volle geld; want ik zal voor den HEERE niet
2319 1Kro 22:24 | niet nemen wat uw is, dat ik een brandoffer om niet offere. ~
2320 1Kro 23:5 | heerlijkheid in alle landen; ik zal hem nu voorraad bereiden.
2321 1Kro 23:9 | man der rust zijn, want Ik zal hem rust geven van al
2322 1Kro 23:9 | naam zal Salomo zijn, en Ik zal vrede en stilte over
2323 1Kro 23:10 | Mij tot een zoon zijn, en Ik hem tot een Vader; en Ik
2324 1Kro 23:10 | Ik hem tot een Vader; en Ik zal den troon zijns rijks
2325 1Kro 23:14 | 14 Zie daar, ik heb in mijn verdrukking
2326 1Kro 23:14 | want het is er in menigte; ik heb ook hout en stenen bereid;
2327 1Kro 24:5 | HEEREN, met instrumenten, die ik gemaakt heb, zeide David,
2328 1Kro 29:2 | broeders, en mijn volk! Ik had in mijn hart een huis
2329 1Kro 29:2 | der voeten onzes Gods, en ik heb gereedschap gemaakt
2330 1Kro 29:4 | mijns vaders ganse huis, dat ik tot koning over Israel wezen
2331 1Kro 29:6 | Mijn voorhoven bouwen; want Ik heb hem Mij uitverkoren
2332 1Kro 29:6 | uitverkoren tot een zoon, en Ik zal hem tot een Vader zijn. ~
2333 1Kro 29:7 | 7 En Ik zal zijn koninkrijk bevestigen
2334 1Kro 30:2 | 2 Ik heb nu uit al mijn kracht
2335 1Kro 30:3 | het huis mijns Gods, geef ik het bijzonder goud en zilver,
2336 1Kro 30:3 | bijzonder goud en zilver, dat ik heb, tot het huis mijns
2337 1Kro 30:3 | daarenboven, behalve al wat ik ten huize des heiligdoms
2338 1Kro 30:14 | 14 Want wie ben ik, en wat is mijn volk, dat
2339 1Kro 30:17 | 17 En ik weet, mijn God, dat Gij
2340 1Kro 30:17 | hebt aan oprechtigheden. Ik heb in oprechtigheid mijns
2341 1Kro 30:17 | dingen vrijwillig gegeven, en ik heb nu met vreugde Uw volk,
2342 1Kro 30:19 | paleis te bouwen, hetwelk ik bereid heb. ~
2343 2Kro 1:7 | zeide tot hem: Begeer, wat Ik u geven zal. ~
2344 2Kro 1:10 | wijsheid en wetenschap, dat ik voor het aangezicht van
2345 2Kro 1:11 | mocht richten, waarover Ik u koning gemaakt heb; ~
2346 2Kro 1:12 | is u gegeven; daartoe zal Ik u rijkdom, en goederen,
2347 2Kro 2:4 | 4 Zie, ik zal een huis voor den Naam
2348 2Kro 2:5 | 5 En het huis, dat ik zal bouwen, zal groot zijn;
2349 2Kro 2:6 | bevatten zouden? En wie ben ik, dat ik voor Hem een huis
2350 2Kro 2:6 | zouden? En wie ben ik, dat ik voor Hem een huis zou bouwen,
2351 2Kro 2:8 | algummimhout uit Libanon; want ik weet, dat uw knechten het
2352 2Kro 2:9 | bereiden; want het huis, dat ik zal bouwen, zal groot en
2353 2Kro 2:10 | 10 En zie, ik zal uw knechten, den houwers,
2354 2Kro 2:13 | 13 Zo zend ik nu een wijzen man, kloek
2355 2Kro 7:2 | 2 En ik heb U een huis ter woonstede
2356 2Kro 7:5 | 5 Van dien dag af, dat Ik Mijn volk uit Egypteland
2357 2Kro 7:5 | Egypteland uitgevoerd heb, heb Ik geen stad verkoren uit alle
2358 2Kro 7:6 | 6 Maar Ik heb Jeruzalem verkoren,
2359 2Kro 7:6 | Naam daar zou wezen; en Ik heb David verkoren, dat
2360 2Kro 7:10 | Hij gesproken had; want ik ben opgestaan in de plaats
2361 2Kro 7:10 | van mijn vader David, en ik zit op den troon van Israel,
2362 2Kro 7:10 | HEERE gesproken heeft; en ik heb een huis gebouwd den
2363 2Kro 7:11 | 11 En ik heb daar de ark gesteld,
2364 2Kro 7:18 | hoeveel te min dit huis, dat ik gebouwd heb? ~
2365 2Kro 7:33 | wordt over dit huis, hetwelk ik gebouwd heb. ~
2366 2Kro 7:34 | en naar dit huis, hetwelk ik Uw Naam gebouwd heb; ~
2367 2Kro 7:38 | hebt, en naar dit huis, dat ik Uw Naam gebouwd heb; ~
2368 2Kro 8:12 | nachts, en Hij zeide tot hem: Ik heb uw gebed verhoord, en
2369 2Kro 8:13 | 13 Zo Ik den hemel toesluite, dat
2370 2Kro 8:13 | er geen regen zij, of zo Ik den sprinkhaan gebiede,
2371 2Kro 8:13 | land te verteren, of zo Ik pest onder Mijn volk zende; ~
2372 2Kro 8:14 | van hun boze wegen; zo zal Ik uit den hemel horen, en
2373 2Kro 8:16 | 16 Want Ik heb nu dit huis verkoren
2374 2Kro 8:17 | en doen naar alles, wat Ik u geboden heb, en Mijn inzettingen
2375 2Kro 8:18 | 18 Zo zal Ik den troon uws koninkrijks
2376 2Kro 8:18 | koninkrijks bevestigen, gelijk als Ik een verbond met uw vader
2377 2Kro 8:19 | inzettingen en Mijn geboden, die Ik voor uw aangezicht gegeven
2378 2Kro 8:20 | 20 Zo zal Ik hen uitrukken uit Mijn land,
2379 2Kro 8:20 | uitrukken uit Mijn land, dat Ik hun gegeven heb, en dit
2380 2Kro 8:20 | gegeven heb, en dit huis, dat Ik Mijn Naam geheiligd heb,
2381 2Kro 8:20 | Naam geheiligd heb, zal Ik van Mijn aangezicht wegwerpen,
2382 2Kro 10:5 | waarachtig woord geweest, dat ik in mijn land gehoord heb,
2383 2Kro 10:6 | 6 En ik heb hun woorden niet geloofd,
2384 2Kro 10:6 | woorden niet geloofd, totdat ik gekomen ben, en mijn ogen
2385 2Kro 10:6 | overtroffen het gerucht, dat ik gehoord heb. ~
2386 2Kro 11:11 | heeft doen laden, zo zal ik boven uw juk nog daartoe
2387 2Kro 11:11 | geselen gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden. ~
2388 2Kro 11:14 | juk zwaar gemaakt, maar ik zal nog daarboven toedoen;
2389 2Kro 11:14 | geselen gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden. ~
2390 2Kro 13:5 | Mij verlaten, daarom heb Ik u ook verlaten in de hand
2391 2Kro 13:7 | hebben zich verootmoedigd, Ik zal hen niet verderven;
2392 2Kro 13:7 | hen niet verderven; maar Ik zal hun in kort ontkoming
2393 2Kro 17:3 | en tussen uw vader; zie, ik zend u zilver en goud, ga
2394 2Kro 19:3 | hij zeide tot hem: Zo zal ik zijn, gelijk gij zijt, en
2395 2Kro 19:5 | strijde trekken, of zal ik het nalaten? En zij zeiden:
2396 2Kro 19:7 | den HEERE te vragen; maar ik haat hem, want hij profeteert
2397 2Kro 19:13 | God zeggen zal, dat zal ik spreken! ~
2398 2Kro 19:14 | strijde trekken, of zal ik het nalaten? En hij zeide:
2399 2Kro 19:15 | Tot hoevele reizen zal ik u bezweren, opdat gij tot
2400 2Kro 19:16 | 16 En hij zeide: Ik zag het ganse Israel verstrooid
2401 2Kro 19:17 | Israel tot Josafat: Heb ik tot u niet gezegd: Hij zal
2402 2Kro 19:18 | hoort het woord des HEEREN: Ik zag den HEERE, zittende
2403 2Kro 19:20 | aangezicht des HEEREN, en zeide: Ik zal hem overreden. En de
2404 2Kro 19:21 | 21 En Hij zeide: Ik zal uitgaan, en een leugengeest
2405 2Kro 19:26 | der bedruktheid, totdat ik met vrede wederkom. ~
2406 2Kro 19:29 | Israel zeide tot Josafat: Als ik mij versteld heb, zal ik
2407 2Kro 19:29 | ik mij versteld heb, zal ik in den strijd komen; maar
2408 2Kro 19:33 | mij uit het leger, want ik ben verwond. ~
2409 2Kro 25:9 | de honderd talenten, die ik aan de benden van Israel
2410 2Kro 25:16 | de profeet op, en zeide: Ik merk, dat God besloten heeft
2411 2Kro 28:23 | van Syrie hen helpen, zal ik hun offeren, opdat zij mij
2412 2Kro 32:13 | 13 Weet gij niet, wat ik gedaan heb, en mijn vaderen
2413 2Kro 33:7 | huis, en te Jeruzalem, dat Ik uit alle stammen van Israel
2414 2Kro 33:7 | Israel verkoren heb, zal Ik Mijn Naam zetten tot in
2415 2Kro 33:8 | 8 En Ik zal den voet van Israel
2416 2Kro 33:8 | wijken van het land, dat Ik uw vaderen besteld heb;
2417 2Kro 33:8 | waarnemen te doen, al hetgeen Ik hun geboden heb, naar de
2418 2Kro 34:15 | tot Safan, de schrijver: Ik heb het wetboek gevonden
2419 2Kro 34:24 | 24 Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad over deze plaats
2420 2Kro 34:27 | Mijn aangezicht, zo heb Ik u ook verhoord, spreekt
2421 2Kro 34:28 | 28 Zie, Ik zal u verzamelen tot uw
2422 2Kro 34:28 | dat kwaad niet zien, dat Ik over deze plaats en over
2423 2Kro 35:21 | tot hem, zeggende: Wat heb ik met u te doen, gij, koning
2424 2Kro 35:21 | van Juda? Wat u aangaat, ik ben heden tegen u niet,
2425 2Kro 35:21 | en God heeft gezegd, dat ik mij haasten zou; houd u
2426 2Kro 35:23 | knechten: Voert mij weg, want ik ben zeer gewond. ~
2427 2Kro 36:21 | tot hem, zeggende: Wat heb ik met u te doen, gij, koning
2428 2Kro 36:21 | van Juda? Wat u aangaat, ik ben heden tegen u niet,
2429 2Kro 36:21 | en God heeft gezegd, dat ik mij haasten zou; houd u
2430 2Kro 36:23 | knechten: Voert mij weg, want ik ben zeer gewond. ~
2431 Ezra 6:12 | Gods, dat te Jeruzalem is. Ik, Darius, heb het bevel gegeven,
2432 Ezra 7:28 | vorsten des konings! Zo heb ik mij gesterkt, naar de hand
2433 Ezra 8:15 | 15 En ik vergaderde hen aan de rivier,
2434 Ezra 8:15 | aldaar drie dagen; toen lette ik op het volk en de priesteren,
2435 Ezra 8:16 | 16 Zo zond ik tot Eliezer, tot Ariel,
2436 Ezra 8:17 | 17 En ik gaf hun bevel aan Iddo,
2437 Ezra 8:17 | in de plaats Chasifja; en ik legde de woorden in hun
2438 Ezra 8:21 | 21 Toen riep ik aldaar een vasten uit aan
2439 Ezra 8:22 | 22 Want ik schaamde mij van den koning
2440 Ezra 8:24 | 24 Toen scheidde ik twaalf uit van de oversten
2441 Ezra 8:25 | 25 En ik woog hun toe het zilver,
2442 Ezra 8:26 | 26 Ik woog dan aan hun hand zeshonderd
2443 Ezra 8:28 | 28 En ik zeide tot hen: Gij zijt
2444 Ezra 9:3 | 3 Als ik nu deze zaak hoorde, scheurde
2445 Ezra 9:3 | deze zaak hoorde, scheurde ik mijn kleed en mijn mantel;
2446 Ezra 9:3 | kleed en mijn mantel; en ik trok van het haar mijns
2447 Ezra 9:4 | overtreding der weggevoerden; doch ik bleef verbaasd zitten tot
2448 Ezra 9:5 | omtrent het avondoffer stond ik op uit mijn bedruktheid,
2449 Ezra 9:5 | uit mijn bedruktheid, als ik nu mijn kleed en mijn mantel
2450 Ezra 9:5 | mantel gescheurd had; en ik boog mij op mijn knieen,
2451 Ezra 9:6 | 6 En ik zeide: Mijn God, ik ben
2452 Ezra 9:6 | 6 En ik zeide: Mijn God, ik ben beschaamd en schaamrood,
2453 Neh 1:1 | het twintigste jaar, als ik te Susan in het paleis was; ~
2454 Neh 1:2 | sommige mannen uit Juda, en ik vraagde hen naar de Joden,
2455 Neh 1:4 | 4 En het geschiedde, als ik deze woorden hoorde, zo
2456 Neh 1:4 | deze woorden hoorde, zo zat ik neder, en weende, en bedreef
2457 Neh 1:4 | bedreef rouw, enige dagen; en ik was vastende en biddende
2458 Neh 1:5 | 5 En ik zeide: Och, HEERE, God des
2459 Neh 1:6 | het gebed Uws knechts, dat ik heden voor Uw aangezicht
2460 Neh 1:6 | Israels, Uw knechten; en ik doe belijdenis over de zonden
2461 Neh 1:6 | U gezondigd hebben; ook ik en mijns vaders huis, wij
2462 Neh 1:8 | Gijlieden zult overtreden, Ik zal u onder de volken verstrooien. ~
2463 Neh 1:9 | aan het einde des hemels, Ik zal hen vandaar verzamelen,
2464 Neh 1:9 | brengen tot de plaats, die Ik verkoren heb, om Mijn Naam
2465 Neh 1:11 | het aangezicht dezes mans. Ik nu was des konings schenker. ~ ~
2466 Neh 2:1 | zijn aangezicht was, dat ik den wijn opnam, en gaf hem
2467 Neh 2:1 | gaf hem den koning; nu was ik nooit treurig geweest voor
2468 Neh 2:2 | des harten. Toen vreesde ik gans zeer. ~
2469 Neh 2:3 | 3 En ik zeide tot de koning: De
2470 Neh 2:4 | verzoekt gij nu? Toen bad ik tot God van den hemel. ~
2471 Neh 2:5 | 5 En ik zeide tot den koning: Zo
2472 Neh 2:5 | begravenissen mijner vaderen, dat ik ze bouwe. ~
2473 Neh 2:6 | koning, dat hij mij zond, als ik hem zekeren tijd gesteld
2474 Neh 2:7 | 7 Voorts zeide ik tot den koning: Zo het den
2475 Neh 2:7 | mij overgeleiden, totdat ik in Juda zal gekomen zijn; ~
2476 Neh 2:8 | stadsmuur, en tot het huis, waar ik intrekken zal. En de koning
2477 Neh 2:9 | 9 Toen kwam ik tot de landvoogden aan gene
2478 Neh 2:11 | 11 En ik kwam te Jeruzalem, en was
2479 Neh 2:12 | 12 Daarna maakte ik mij des nachts op, ik en
2480 Neh 2:12 | maakte ik mij des nachts op, ik en weinig mannen met mij,
2481 Neh 2:12 | weinig mannen met mij, en ik gaf geen mens te kennen,
2482 Neh 2:12 | mij, dan het dier, waarop ik reed. ~
2483 Neh 2:13 | 13 En ik trok uit bij nacht door
2484 Neh 2:13 | en naar de Mistpoort, en ik brak aan de muren van Jeruzalem,
2485 Neh 2:14 | 14 En ik ging voort naar de Fonteinpoort,
2486 Neh 2:15 | 15 Toen ging ik op, des nachts, door de
2487 Neh 2:15 | nachts, door de beek, en ik brak aan den muur; en ik
2488 Neh 2:15 | ik brak aan den muur; en ik keerde weder, en kwam in
2489 Neh 2:15 | de Dalpoort; alzo keerde ik wederom. ~
2490 Neh 2:16 | overheden wisten niet, waar ik heengegaan was, en wat ik
2491 Neh 2:16 | ik heengegaan was, en wat ik deed; want ik had tot nog
2492 Neh 2:16 | was, en wat ik deed; want ik had tot nog toe den Joden,
2493 Neh 2:17 | 17 Toen zeide ik tot hen: Gijlieden ziet
2494 Neh 2:18 | 18 En ik gaf hun te kennen de hand
2495 Neh 2:20 | 20 Toen gaf ik hun tot antwoord, en zeide
2496 Neh 4:13 | 13 Daarom zette ik in de benedenste plaatsen
2497 Neh 4:13 | muur, en op de hoogten, en ik zette het volk naar de geslachten,
2498 Neh 4:14 | 14 En ik zag toe, en maakte mij op,
2499 Neh 4:19 | 19 En ik zeide tot de edelen, en
2500 Neh 4:22 | 22 Ook zeide ik te dier tijd tot het volk:
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8724 |