Book Chapter: Verse
1 Gen 18:33 | 33 En zij gaven dien nacht haar vader wijn
2 Gen 18:35 | 35 En zij gaven haar vader ook dien nacht
3 Gen 32:4 | 4 Toen gaven zij Jakob al die vreemde
4 Gen 38:29 | Jakob, hun vader; en zij gaven hem te kennen al hun wedervaren,
5 Gen 39:7 | gij nog een broeder? Zo gaven wij het hem te kennen, volgens
6 Exo 28:38 | geheiligd hebben, in alle gaven hunner geheiligde dingen;
7 Lev 22:69 | des HEEREN, en behalve uw gaven, en behalve al uw geloften,
8 Num 17:6 | Israels, en al hun oversten gaven aan hem een staf, voor elken
9 Num 18:6 | Israels, en al hun oversten gaven aan hem een staf, voor elken
10 Num 18:42 | 29 Van al uw gaven zult gij alle hefoffer des
11 Num 19:29 | 29 Van al uw gaven zult gij alle hefoffer des
12 Num 20:3 | aangezicht des HEEREN den geest gaven! ~
13 Joz 6:24 | koperen en ijzeren vaten, gaven zij tot den schat van het
14 Joz 14:4 | Efraim; en aan de Levieten gaven zij geen deel in het land,
15 Joz 19:49 | naar zijn landpale, zo gaven de kinderen Israels aan
16 Joz 19:50 | Naar den mond des HEEREN gaven zij hem die stad, welke
17 Joz 20:8 | van Jericho oostwaarts, gaven zij Bezer in de woestijn,
18 Joz 21:3 | 3 Daarom gaven de kinderen Israels aan
19 Joz 21:8 | 8 Alzo gaven de kinderen Israels aan
20 Joz 21:9 | 9 Verder gaven zij van den stam der kinderen
21 Joz 21:11 | 11 Zo gaven zij hun de stad van Arba,
22 Joz 21:12 | der stad en haar dorpen, gaven zij aan Kaleb, den zoon
23 Joz 21:13 | 13 Alzo gaven zij aan de kinderen van
24 Joz 21:21 | 21 En zij gaven hun Sichem, een vrijstad
25 Ric 1:20 | 20 En zij gaven Hebron aan Kaleb, gelijk
26 Ric 3:6 | dochters tot vrouwen, en gaven hun dochters aan derzelver
27 Ric 8:4 | 4 En zij gaven hem zeventig zilverlingen,
28 Ric 19:36 | want de mannen van Israel gaven de Benjaminieten plaats,
29 Ric 20:14 | zelfder tijd weder; en zij gaven hun de vrouwen, die zij
30 Rut 4:17 | 17 En de naburinnen gaven hem een naam, zeggende:
31 1Sa 9:7 | vaten, en wij hebben geen gaven, om den man Gods te brengen;
32 1Sa 30:11 | brachten hem tot David; en zij gaven hem brood, en hij at, en
33 1Sa 30:11 | brood, en hij at, en zij gaven hem water te drinken. ~
34 1Sa 30:12 | 12 Zij gaven hem ook een stuk van een
35 2Sa 3:23 | met hem was, aankwamen, zo gaven zij Joab te kennen, zeggende:
36 2Sa 11:10 | 10 En zij gaven het David te kennen, zeggende:
37 1Kon 1:23| 23 En zij gaven den koning te kennen, zeggende:
38 2Kon 9:36| Toen kwamen zij weder, en gaven het hem te kennen, en hij
39 2Kon 12:11| 11 En zij gaven het geld wel gewogen in
40 2Kon 12:14| 14 Maar zij gaven dat aan degenen, die het
41 2Kon 12:15| zij dat geld in hun handen gaven, om aan degenen, die het
42 2Kon 13:11| 11 En zij gaven het geld wel gewogen in
43 2Kon 13:14| 14 Maar zij gaven dat aan degenen, die het
44 2Kon 13:15| zij dat geld in hun handen gaven, om aan degenen, die het
45 2Kon 19:17| gebruikten waarzeggerijen, en gaven op vogelgeschrei acht, en
46 2Kon 20:37| gescheurde klederen; en zij gaven hem de woorden van Rabsake
47 1Kro 6:55| 55 En zij gaven hun Hebron, in het land
48 1Kro 6:56| der stad, en haar dorpen, gaven zij Kaleb, den zoon van
49 1Kro 6:57| En den kinderen van Aaron gaven zij steden van Juda, de
50 1Kro 6:64| 64 Alzo gaven de kinderen Israels aan
51 1Kro 6:65| 65 En zij gaven ze bij het lot, van den
52 1Kro 6:67| 67 Want zij gaven hun van de vrijsteden, Sichem
53 1Kro 30:6 | 6 Toen gaven vrijwillig de oversten der
54 1Kro 30:7 | 7 En zij gaven, tot den dienst van het
55 1Kro 30:8 | stenen gevonden werden, die gaven zij in den schat van het
56 1Kro 30:9 | vrijwillig geven; want zij gaven met een volkomen hart den
57 1Kro 30:24| zonen van den koning David, gaven de hand, dat zij onder den
58 2Kro 22:3 | En hun vader had hun vele gaven gegeven van zilver, en van
59 2Kro 22:23| En hun vader had hun vele gaven gegeven van zilver, en van
60 2Kro 23:24| zetten hem de kroon op, en gaven hem de getuigenis, en zij
61 2Kro 23:26| muzikale instrumenten, en gaven te kennen, dat men lofzingen
62 2Kro 24:12| Hetwelk de koning en Jojada gaven aan dengenen, die het werk
63 2Kro 26:8 | 8 En de Ammonieten gaven Uzzia geschenken; en zijn
64 2Kro 27:5 | Ammons in datzelfde jaar hem gaven honderd talentenzilvers,
65 2Kro 30:24| duizend schapen; en de vorsten gaven de gemeente duizend varren
66 2Kro 31:14| was over de vrijwillige gaven Gods, om het hefoffer des
67 2Kro 34:9 | den hogepriester, en zij gaven het geld, dat ten huize
68 2Kro 34:10| 10 Zij nu gaven het in de hand der verzorgers
69 2Kro 34:10| huis des HEEREN, en deze gaven dat dengenen, die het werk
70 2Kro 34:11| 11 Want zij gaven het den werkmeesters en
71 2Kro 35:8 | 8 Ook gaven zijn vorsten tot een vrijwillig
72 2Kro 35:8 | oversten van het huis Gods, gaven den priesteren tot paasofferen,
73 2Kro 35:9 | de oversten der Levieten, gaven den Levieten tot paasofferen,
74 2Kro 35:25| tot op dezen dag; want zij gaven ze tot een inzetting in
75 2Kro 36:8 | 8 Ook gaven zijn vorsten tot een vrijwillig
76 2Kro 36:8 | oversten van het huis Gods, gaven den priesteren tot paasofferen,
77 2Kro 36:9 | de oversten der Levieten, gaven den Levieten tot paasofferen,
78 2Kro 36:25| tot op dezen dag; want zij gaven ze tot een inzetting in
79 Ezra 2:68| die te Jeruzalem woont, gaven vrijwilliglijk ten huize
80 Ezra 2:69| 69 Zij gaven naar hun vermogen tot den
81 Ezra 3:7 | 7 Zo gaven zij geld aan de houwers
82 Ezra 8:36| 36 Daarna gaven zij de wetten des konings
83 Ezra 10:19| 19 En zij gaven hun hand, dat zij hun vrouwen
84 Neh 7:70 | van de hoofden der vaderen gaven tot het werk. Hattirsatha
85 Neh 7:71 | van de hoofden der vaderen gaven tot den schat des werks,
86 Neh 7:72 | wat de overigen des volks gaven, was aan goud, twintig duizend
87 Neh 13:19 | poorten van Jeruzalem schaduw gaven, voor den sabbat, dat ik
88 Est 16:4 | naar hen niet hoorde, zo gaven zij het Haman te kennen,
89 Est 17:4 | naar hen niet hoorde, zo gaven zij het Haman te kennen,
90 Est 52:9 | delen aan elkander, en der gaven aan de armen. ~
91 Job 41:11 | hem gebracht had; en zij gaven hem een iegelijk een stuk
92 Psa 68:19 | gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen
93 Psa 77:18 | uit; de bovenste wolken gaven geluid; ook gingen Uw pijlen
94 Jes 36:22 | gescheurde klederen; en zij gaven hem de woorden van
95 Jer 39:14 | voorhof der bewaring, en gaven hem over aan Gedalia, den
96 Eze 20:28 | offerden daar hun offeren, en gaven daar hun tergende offeranden,
97 Eze 20:31 | Ja, met het offeren uwer gaven, met uw kinderen door het
98 Eze 26:17 | inwoners; die hunlieder schrik gaven aan allen, die in haar woonden! ~
99 Eze 27:15 | van elpenbeen en ebbenhout gaven zij u weder tot een verering. ~
100 Eze 32:23 | het zwaard, die een schrik gaven in het land der levenden. ~
101 Dan 2:6 | zo zult gij geschenken en gaven, en grote eer van mij ontvangen;
102 Dan 5:17 | voor den koning: Heb uw gaven voor uzelven, en geef uw
103 Hos 8:13 | Aangaande de offeranden Mijner gaven, zij offeren vlees, en eten
104 Matt 7:11| weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer
105 Matt 7:11| in de hemelen is, goede gaven geven dengenen, die ze van
106 Matt 15:36| discipelen; en de discipelen gaven ze aan de schare. ~
107 Matt 26:68| 68 En anderen gaven Hem kinnebakslagen, zeggende:
108 Matt 27:2 | leidden zij Hem weg, en gaven Hem over aan Pontius Pilatus,
109 Matt 27:34| 34 Gaven zij Hem te drinken edik
110 Matt 28:12| zamen raad genomen hebbende, gaven zij den krijgsknechten veel
111 Mark 14:65| Profeteer! En de dienaars gaven Hem kinnebakslagen. ~
112 Mark 15:1 | brachten zij Hem heen, en gaven Hem aan Pilatus over. ~
113 Mark 15:23| 23 En zij gaven Hem gemirreden wijn te drinken;
114 Luk 2:24 | 24 En opdat zij offerande gaven, naar hetgeen in de wet
115 Luk 4:22 | 22 En zij gaven Hem allen getuigenis, en
116 Luk 11:13 | weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer
117 Luk 21:1 | opziende, zag Hij de rijken hun gaven in de schatkist werpen. ~
118 Luk 21:4 | overvloed geworpen tot de gaven Gods; maar deze heeft van
119 Luk 24:42 | 42 En zij gaven Hem een stuk van een gebraden
120 Joha 9:28| 28 Zij gaven hem dan scheldwoorden, en
121 Joha 19:3 | Koning der Joden! En zij gaven Hem kinnebakslagen. ~
122 Hand 4:33| 33 En de apostelen gaven met grote kracht getuigenis
123 Hand 9:30| menigte vergaderd hebbende, gaven zij den brief over. ~
124 Hand 10:4 | zij de steden doorreisden, gaven zij hun de verordeningen
125 Hand 21:15| tegen den wind opzeilen, gaven wij het op, en dreven heen. ~
126 Hand 21:40| ankers opgehaald hadden, gaven zij het schip aan de zee
127 Rom 12:6 | Hebbende nu verscheidene gaven, naar de genade, die ons
128 Rom 12:7 | 7 Zo laat ons die gaven besteden, hetzij profetie,
129 1Kor 12:1 | 1 En van de geestelijke gaven, broeders, wil ik niet,
130 1Kor 12:4 | er is verscheidenheid der gaven, doch het is dezelfde Geest; ~
131 1Kor 12:9 | denzelfden Geest; en een ander de gaven der gezondmakingen, door
132 1Kor 12:28| daarna krachten, daarna gaven der gezondmakingen, behulpsels,
133 1Kor 12:30| 30 Hebben zij allen gaven der gezondmakingen? Spreken
134 1Kor 12:31| Doch ijvert naar de beste gaven; en ik wijs u een weg, die
135 1Kor 14:1 | ijvert om de geestelijke gaven, maar meest, dat gij moogt
136 1Kor 14:12| ijverig zijt naar geestelijke gaven, zo zoekt dat gij moogt
137 2Kor 8:5 | wij gehoopt hadden, maar gaven zichzelven eerst aan den
138 Gal 2:9 | mij gegeven was, bekenden, gaven zij mij en Barnabas de rechter
139 Efez 4:8 | genomen, en heeft den mensen gaven gegeven. ~
140 Heb 5:1 | doen zijn, opdat hij offere gaven en slachtofferen voor de
141 Heb 8:3 | hogepriester wordt gesteld, om gaven en slachtofferen te offeren;
142 Heb 8:4 | priesters zijn, die naar de wet gaven offeren; ~
143 Heb 9:9 | tegenwoordigen tijd, in welken gaven en slachtofferen geofferd
144 Open 4:9 | en eer, en dankzegging gaven Hem, Die op den troon zat,
145 Open 20:13| waren; en de dood en de hel gaven de doden, die in hen waren;
|