Book Chapter: Verse
1 Gen 23:33 | gesproken heb. En hij zeide: Spreek! ~
2 Exo 6:10 | 10 Ga heen, spreek tot Farao, den koning van
3 Exo 6:28 | zeggende: Ik ben de HEERE! spreek tot Farao, den koning van
4 Exo 6:28 | Egypte, alles, wat Ik tot u spreek. ~
5 Exo 9:1 | Mozes: Ga in tot Farao, en spreek tot hem: Alzo zegt de HEERE,
6 Exo 11:2 | 2 Spreek nu voor de oren des volks,
7 Exo 14:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels,
8 Exo 16:12 | kinderen Israels gehoord; spreek tot hen, zeggende: Tussen
9 Exo 19:9 | volk hore, als Ik met u spreek, en dat zij ook eeuwiglijk
10 Exo 20:19 | En zij zeiden tot Mozes: Spreek gij met ons, en wij zullen
11 Exo 25:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels,
12 Exo 31:13 | 13 Gij nu, spreek tot de kinderen Israels,
13 Lev 1:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels,
14 Lev 4:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels,
15 Lev 6:25 | 25 Spreek tot Aaron en tot zijn zonen,
16 Lev 7:23 | 23 Spreek tot de kinderen Israels,
17 Lev 7:29 | 29 Spreek tot de kinderen Israels,
18 Lev 9:3 | 3 Daarna spreek tot de kinderen Israels,
19 Lev 16:2 | HEERE dan zeide tot Mozes: Spreek tot uw broeder Aaron, dat
20 Lev 17:2 | 2 Spreek tot Aaron, en tot zijn zonen,
21 Lev 18:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels
22 Lev 19:2 | 2 Spreek tot de ganse vergadering
23 Lev 21:1 | zeide de HEERE tot Mozes: Spreek tot de priesters, de zonen
24 Lev 21:17 | 17 Spreek tot Aaron, zeggende: Niemand
25 Lev 22:2 | 2 Spreek tot Aaron en tot zijn zonen,
26 Lev 22:18 | 18 Spreek tot Aaron, en tot zijn zonen,
27 Lev 22:41 | 10 Spreek tot de kinderen Israels,
28 Lev 22:55 | 24 Spreek tot de kinderen Israels,
29 Lev 22:65 | 34 Spreek tot de kinderen Israels,
30 Lev 24:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels,
31 Lev 26:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels,
32 Num 5:6 | 6 Spreek tot de kinderen Israels:
33 Num 5:12 | 12 Spreek tot de kinderen Israels,
34 Num 6:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels,
35 Num 6:23 | 23 Spreek tot Aaron en zijn zonen,
36 Num 8:2 | 2 Spreek tot Aaron, en zeg tot hem:
37 Num 9:10 | 10 Spreek tot de kinderen Israels,
38 Num 12:8 | 8 Van mond tot mond spreek Ik met hem, en door aanzien,
39 Num 15:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels,
40 Num 15:18 | 18 Spreek tot de kinderen Israels,
41 Num 15:38 | 38 Spreek tot de kinderen Israels,
42 Num 16:24 | 24 Spreek tot deze vergadering, zeggende:
43 Num 17:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels,
44 Num 18:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels,
45 Num 23:5 | Keer weder tot Balak, en spreek aldus. ~
46 Num 23:16 | Keer weder tot Balak, en spreek alzo. ~
47 Num 25:12 | 12 Daarom spreek: Zie, Ik geef hem Mijn verbond
48 Num 32:51 | 51 Spreek tot de kinderen Israels,
49 Num 34:10 | 10 Spreek tot de kinderen Israels,
50 Deu 3:26 | tot mij: Het zij u genoeg; spreek niet meer tot Mij van deze
51 Deu 5:1 | die ik heden voor uw oren spreek, dat gij ze leert en waarneemt,
52 Deu 5:27 | onze God, zeggen zal; en spreek gij tot ons al wat de HEERE,
53 Deu 9:4 | zal hebben uitgestoten, zo spreek niet in uw hart, zeggende:
54 Deu 11:2 | heden weten, dat ik niet spreek met uw kinderen, die het
55 Ric 4:36 | Debora, waak op, waak op, spreek een lied! maak u op, Barak!
56 1Sa 3:9 | roept, zo zult gij zeggen: Spreek, HEERE, want Uw knecht hoort.
57 1Sa 3:10 | Samuel! En Samuel zeide: Spreek, want Uw knecht hoort. ~
58 1Sa 15:16 | Hij dan zeide tot hem: Spreek. ~
59 2Sa 13:13 | der dwazen in Israel; zo spreek toch nu tot den koning,
60 2Sa 14:3 | ga in tot den koning, en spreek tot hem naar dit woord.
61 2Sa 14:12 | koning spreken. En hij zeide: Spreek. ~
62 2Sa 17:6 | zijn woord doen? Zo niet, spreek gij. ~
63 2Sa 19:7 | Zo sta nu op, ga uit, en spreek naar het hart uwer knechten;
64 2Sa 24:12 | 12 Ga heen, en spreek tot David: Alzo zegt de
65 1Kon 2:14| woord aan u. En zij zeide: Spreek. ~
66 1Kon 2:16| af. En zij zeide tot hem: Spreek. ~
67 1Kon 2:17| 17 En hij zeide: Spreek toch tot den koning Salomo,
68 1Kon 22:13| woord van een uit hen, en spreek het goede. ~
69 2Kon 1:3 | van Samaria tegemoet, en spreek tot hen: Is het, omdat er
70 2Kon 20:26| Sebna, en Joah tot Rabsake: Spreek toch tot uw knechten in
71 2Kon 20:26| wij verstaan het wel; en spreek met ons niet in het Joods,
72 1Kro 22:10| 10 Ga heen, en spreek tot David, zeggende: Aldus
73 2Kro 19:12| als van een uit hen, en spreek het goede. ~
74 Job 12:8 | 8 Of spreek tot de aarde, en zij zal
75 Job 16:6 | 6 Zo ik spreek, mijn smart wordt niet ingehouden;
76 Job 33:32 | redenen zijn, antwoord mij; spreek, want ik heb lust u te rechtvaardigen. ~
77 Job 34:33 | niet ik? Wat weet gij dan? Spreek. ~
78 Psa 41:11 | Uw waarheid en Uw heil spreek ik uit; Uw weldadigheid
79 Psa 120:7 | ben vreedzaam; maar als ik spreek, zijn zij aan den oorlog. ~
80 Psa 143:5 | overleg al Uw daden; ik spreek bij mijzelven van de werken
81 Spre 23:9 | 9 Spreek niet voor het oor van een
82 Jes 22:15 | Sebna, den hofmeester, en spreek: ~
83 Jes 36:11 | Sebna, en Joah tot Rabsake: Spreek toch tot uw knechten in
84 Jes 36:11 | wij verstaan het wel; en spreek niet met ons in het Joods,
85 Jes 64:1 | Die in gerechtigheid spreek, Die machtig ben te verlossen. ~
86 Jer 1:17 | lendenen, en maakt u op, en spreek tot hen alles, wat Ik u
87 Jer 9:22 | 22 Spreek: Zo spreekt de HEERE: Ja,
88 Jer 18:11 | 11 Nu dan, spreek nu tot de mannen van Juda
89 Jer 22:1 | des konings van Juda, en spreek aldaar dit woord. ~
90 Jer 26:2 | het huis des HEEREN, en spreek tot alle steden van Juda,
91 Jer 28:7 | hoor nu dit woord, dat ik spreek voor uw oren, en voor de
92 Jer 28:13 | 13 Ga henen en spreek tot Hananja, zeggende: Zo
93 Jer 34:2 | God Israels: Ga henen en spreek tot Zedekia, den koning
94 Jer 35:2 | der Rechabieten huis, en spreek met hen, en breng hen in
95 Jer 38:20 | HEEREN, naar dewelke ik tot u spreek; zo zal het u welgaan, en
96 Jer 39:16 | 16 Ge henen, en spreek tot Ebed-melech, den Moorman,
97 Eze 2:8 | mensenkind, hoor hetgeen Ik tot u spreek; wees gij niet wederspannig,
98 Eze 3:1 | zult; eet deze rol, en ga, spreek tot het huis Israels. ~
99 Eze 3:4 | tot het huis Israels, en spreek tot hen met Mijn woorden. ~
100 Eze 3:11 | de kinderen uws volks, en spreek tot hen, en zeg tot hen:
101 Eze 12:23 | gebruiken zullen in Israel. Maar spreek tot hen: De dagen zijn
102 Eze 14:4 | 4 Daarom spreek met hen, en zeg tot hen:
103 Eze 20:3 | 3 Mensenkind, spreek tot de oudsten van Israel,
104 Eze 20:27 | Daarom, mensenkind, spreek tot het huis Israels, en
105 Eze 29:3 | 3 Spreek en zeg: Zo zegt de Heere
106 Eze 33:2 | 2 Mensenkind! spreek tot de kinderen uws volks,
107 Eze 37:19 | 19 Zo spreek tot hen: Alzo zegt de Heere
108 Eze 37:21 | 21 Spreek dan tot hen: Zo zegt de
109 Jona 3:2 | prediking, die Ik tot u spreek. ~
110 Zac 2:4 | hij zeide tot hem: Loop, spreek dezen jongeling aan, zeggende:
111 Zac 6:12 | 12 En spreek tot hem, zeggende: Alzo
112 Zac 7:5 | 5 Spreek tot het ganse volk dezes
113 Matt 8:8 | dak zoudt inkomen; maar spreek alleenlijk een woord, en
114 Matt 13:13| 13 Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen,
115 Luk 8:10 | verstaan; maar tot de anderen spreek Ik in gelijkenissen, opdat
116 Joha 4:26| haar: Ik ben het, Die met u spreek. ~
117 Joha 6:63| De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven. ~
118 Joha 7:17| dan of Ik van Mijzelven spreek. ~
119 Joha 8:26| Hem gehoord heb, dezelve spreek Ik tot de wereld. ~
120 Joha 8:28| niets doe; maar deze dingen spreek Ik, gelijk Mijn Vader Mij
121 Joha 8:38| 38 Ik spreek wat Ik bij Mijn Vader gezien
122 Joha 12:50| leven is. Hetgeen Ik dan spreek, dat spreek Ik alzo, gelijk
123 Joha 12:50| Hetgeen Ik dan spreek, dat spreek Ik alzo, gelijk Mij de Vader
124 Joha 14:10| woorden, die Ik tot ulieden spreek, spreek Ik van Mijzelven
125 Joha 14:10| die Ik tot ulieden spreek, spreek Ik van Mijzelven niet, maar
126 Joha 17:13| Maar nu kom Ik tot U, en spreek dit in de wereld, opdat
127 Hand 12:9 | Zijt niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet. ~
128 Hand 20:25| machtigste Festus, maar ik spreek woorden van waarheid en
129 Hand 20:26| vrijmoedigheid gebruikende spreek; want ik geloof niet, dat
130 Rom 3:5 | toorn over ons brengt? (Ik spreek naar den mens.) ~
131 Rom 6:19 | 19 Ik spreek op menselijke wijze, om
132 Rom 7:1 | niet, broeders! (want ik spreek tot degenen, die de wet
133 Rom 11:13 | 13 Want ik spreek tot u, heidenen, voor zoveel
134 1Kor 9:8 | 8 Spreek ik dit naar den mens, of
135 1Kor 10:15| 15 Als tot verstandigen spreek ik; oordeelt gij, hetgeen
136 1Kor 14:18| dat ik meer vreemde talen spreek, dan gij allen; ~
137 2Kor 6:13| vergelding te doen,, ik spreek als tot mijn kinderen) zo
138 2Kor 11:17| 17 Dat ik spreek, spreek ik niet naar den
139 2Kor 11:17| 17 Dat ik spreek, spreek ik niet naar den Heere,
140 2Kor 11:21| waarin iemand stout is (ik spreek in onwijsheid), daarin ben
141 2Kor 11:23| dienaars van Christus? (ik spreek onwijs zijnde) ik ben boven
142 Gal 3:15 | 15 Broeders, ik spreek naar den mens: zelfs eens
143 Tit 2:1 | 1 Doch gij, spreek hetgeen der gezonde leer
144 Tit 2:15 | 15 Spreek dit, en vermaan, en bestraf
|