Book Chapter: Verse
1 Gen 31:30 | en ik ben weinig volks in getal; zo zij zich tegen mij verzamelen,
2 Gen 37:49 | tellen: want daarvan was geen getal. ~
3 Exo 5:8 | 8 En het getal der tichelstenen, die zij
4 Exo 5:18 | worden; evenwel zult gij het getal der tichelstenen leveren. ~
5 Exo 12:4 | aan zijn huis, naar het getal der zielen, een iegelijk
6 Exo 16:16 | voor een hoofd, naar het getal van uw zielen; ieder zal
7 Exo 23:26 | uw land zijn; Ik zal het getal uwer dagen vervullen. ~
8 Lev 24:15 | 15 Naar het getal der jaren, van het jubeljaar
9 Lev 24:15 | naaste kopen, en naar het getal van de jaren der inkomsten
10 Lev 24:16 | want hij verkoopt aan u het getal der inkomsten. ~
11 Lev 24:50 | verkoping zal zijn naar het getal van de jaren, naar de dagen
12 Num 1:2 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van al wat mannelijk
13 Num 1:18 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van die twintig
14 Num 1:20 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, hoofd voor hoofd,
15 Num 1:22 | vaderen, zijn getelden, in het getal der namen, hoofd voor hoofd,
16 Num 1:24 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren
17 Num 1:26 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren
18 Num 1:28 | huis hunner vaderen, in het getal der namen van twintig jaren
19 Num 1:30 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren
20 Num 1:32 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren
21 Num 1:34 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren
22 Num 1:36 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren
23 Num 1:38 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren
24 Num 1:40 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren
25 Num 1:42 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren
26 Num 3:22 | 22 Hun getelden in getal waren van al wat mannelijk
27 Num 3:28 | 28 In getal van al wat mannelijk was,
28 Num 3:34 | 34 En hun getelden in getal van al wat mannelijk was,
29 Num 3:40 | en daarboven; en neem het getal hunner namen op. ~
30 Num 3:43 | mannelijk waren, in het getal der namen, van een maand
31 Num 14:29 | getelden, naar uw gehele getal, van twintig jaren oud en
32 Num 14:34 | 34 Naar het getal der dagen, in welke gij
33 Num 15:12 | 12 Naar het getal, dat gij bereiden zult,
34 Num 15:12 | doen met elkeen, naar hun getal. ~
35 Num 23:10 | van Jakob tellen, en het getal, ja, het vierde deel van
36 Num 26:53 | worden ter erfenis, naar het getal der namen. ~
37 Num 29:18 | tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze; ~
38 Num 29:21 | tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze; ~
39 Num 29:24 | tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze; ~
40 Num 29:27 | tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze; ~
41 Num 29:30 | tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze; ~
42 Num 29:33 | tot de lammeren, in hun getal, naar hun wijze; ~
43 Num 29:37 | tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze; ~
44 Num 31:36 | uitgetogen waren, was in getal driehonderd zeven en dertig
45 Deu 4:27 | zult een klein volksken in getal overblijven onder de heidenen,
46 Deu 25:2 | onrechtvaardigheid genoeg zal zijn, in getal. ~
47 Deu 32:8 | volken gesteld naar het getal der kinderen Israels. ~
48 Deu 33:6 | en dat zijn lieden van getal zijn! ~
49 Joz 4:5 | zijn schouder, naar het getal der stammen van de kinderen
50 Joz 4:8 | gesproken had, naar het getal der stammen van de kinderen
51 Ric 6:6 | 6 Toen was het getal dergenen, die met hun hand
52 Ric 20:23 | alzo, en voerden naar hun getal vrouwen weg, van de reiende
53 1Sa 6:4 | gouden muizen, naar het getal van de vorsten der Filistijnen;
54 1Sa 6:18 | gouden muizen, naar het getal van alle steden der Filistijnen,
55 1Sa 27:7 | 7 Het getal nu der dagen, die David
56 2Sa 2:11 | 11 Het getal nu der dagen, die David
57 2Sa 2:15 | zich op, en gingen over in getal, twaalf van Benjamin, te
58 2Sa 21:20 | voeten, vier en twintig in getal, en deze was ook aan Rafa
59 2Sa 24:2 | tel het volk, opdat ik het getal des volks wete. ~
60 1Kon 18:31| twaalf stenen, naar het getal der stammen van de kinderen
61 1Kro 7:2 | helden in hun geslachten; hun getal was in de dagen van David
62 1Kro 7:40| heire in den krijg; hun getal was zes en twintig duizend
63 1Kro 9:28| van den dienst; want bij getal droegen zij ze in, en bij
64 1Kro 9:28| droegen zij ze in, en bij getal droegen zij ze uit. ~
65 1Kro 11:11| 11 Dezen nu zijn van het getal der helden, die David had:
66 1Kro 16:19| Als gij weinige mensen in getal waart; ja, weinigen en vreemdelingen
67 1Kro 22:2 | hen tot mij, dat ik hun getal wete. ~
68 1Kro 23:4 | 4 En cederenhout zonder getal; want de Sidoniers en de
69 1Kro 23:16| kopers, en des ijzers is geen getal; maak u op, en doe het,
70 1Kro 24:3 | af en daarboven; en hun getal was, naar hun hoofden, aan
71 1Kro 24:24| naar hun gerekenden in het getal der namen naar hun hoofden,
72 1Kro 24:31| de gezette hoogtijden in getal, naar de wijze onder hen,
73 1Kro 26:7 | 7 En hun getal met hun broederen, die geleerd
74 1Kro 28:1 | kinderen Israels naar hun getal, de hoofden der vaderen,
75 1Kro 28:23| 23 Maar David nam het getal van die niet op, die twintig
76 1Kro 28:24| gekomen was; daarom is het getal niet opgebracht in de rekening
77 2Kro 13:3 | ruiteren; en des volks was geen getal, dat met hem kwam uit Egypte,
78 2Kro 26:11| heire bij benden, naar het getal hunner monstering, daar
79 2Kro 26:12| 12 Het gehele getal van de hoofden der vaderen,
80 2Kro 29:32| 32 En het getal der brandofferen, die de
81 2Kro 35:7 | hetgeen er gevonden werd, in getal dertig duizend; maar van
82 2Kro 36:7 | hetgeen er gevonden werd, in getal dertig duizend; maar van
83 Ezra 1:9 | 9 En dit is hun getal: dertig gouden bekkens,
84 Ezra 2:2 | Rehum en Baena. Dit is het getal der mannen des volks van
85 Ezra 3:4 | brandofferen dag bij dag in getal, naar het recht, van elk
86 Ezra 6:17| voor gans Israel, naar het getal der stammen Israels. ~
87 Ezra 8:34| 34 Naar het getal en naar het gewicht van
88 Neh 7:7 | Nehim en Baena. Dit is het getal der mannen van het volk
89 Est 50:11 | kwam voor den koning het getal der gedoden op den burg
90 Job 1:5 | brandofferen offerde naar hun aller getal; want Job zeide: Misschien
91 Job 3:6 | des jaars; dat hij in het getal der maanden niet kome! ~
92 Job 14:5 | dagen bestemd zijn, het getal zijner maanden bij U is,
93 Job 15:20 | aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. ~
94 Job 16:22 | 22 Want weinige jaren in getal zullen er nog aankomen,
95 Job 21:21 | zijn huis hebben, als het getal zijner maanden afgesneden
96 Job 21:33 | hem geweest zijn, is geen getal. ~
97 Job 25:3 | 3Is er een getal Zijner benden? En over wien
98 Job 31:37 | 37 Het getal mijner treden zou ik hem
99 Job 36:26 | geen onderzoeking van het getal Zijner jaren. ~
100 Job 37:21 | en uw dagen zijn veel in getal. ~
101 Psa 41:13 | Want kwaden, tot zonder getal toe, hebben mij omgeven;
102 Psa 104:25 | gedierte, en dat zonder getal, kleine gedierten met grote. ~
103 Psa 105:12 | Als zij weinig mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen
104 Psa 105:34 | en kevers, en dat zonder getal; ~
105 Psa 147:4 | 4 Hij telt het getal der sterren; Hij noemt ze
106 Psa 147:5 | Zijns verstands is geen getal. ~
107 Pred 2:3 | den hemel, gedurende het getal der dagen huns levens. ~
108 Pred 5:17| onder de zon, gedurende het getal der dagen zijns levens,
109 Pred 6:12| dit leven, gedurende het getal der dagen van het leven
110 Hoo 6:8 | bijwijven, en maagden zonder getal. ~
111 Jes 10:19 | zijns wouds zullen weinig in getal zijn, ja, een jongen zou
112 Jes 21:17 | En het overgebleven getal der schutters, de helden
113 Jes 40:26 | geschapen heeft; Die in getal hun heir voortbrengt; Die
114 Jes 66:11 | opvullers des dranks voor dat getal! ~
115 Jer 2:28 | verlossen; want naar het getal uwer steden zijn uw goden,
116 Jer 2:32 | Mij vergeten, dagen zonder getal. ~
117 Jer 11:13 | 13 Want naar het getal uwer steden zijn uw goden
118 Jer 11:13 | geweest, o Juda! en naar het getal der straten van Jeruzalem
119 Jer 44:28 | land van Juda, weinig in getal; en het ganse overblijfsel
120 Eze 4:4 | het huis Israels, naar het getal der dagen, dat gij daarop
121 Eze 4:5 | ongerechtigheid, naar het getal der dagen, driehonderd en
122 Eze 4:9 | die u tot brood; naar het getal der dagen, die gij op uw
123 Eze 5:3 | Gij zult ook weinige in getal daarvan nemen, en in uw
124 Dan 9:2 | Daniel, in de boeken, dat het getal der jaren, van dewelke het
125 Hos 1:10 | 10 Nochtans zal het getal der kinderen Israels zijn
126 Joe 1:6 | land, machtig en zonder getal; zijn tanden zijn leeuwentanden,
127 Matt 21:36| dienstknechten, meer in getal dan de eersten, en zij deden
128 Luk 22:3 | Iskariot, zijnde uit het getal der twaalven. ~
129 Joha 6:10| omtrent vijf duizend in getal. ~
130 Hand 4:4 | hadden, geloofden; en het getal der mannen werd omtrent
131 Hand 6:21| was met hen; en een groot getal geloofde, en bekeerde zich
132 Hand 10:5 | dagelijks overvloediger in getal. ~
133 Rom 9:27 | over Israel: Al ware het getal der kinderen Israels gelijk
134 Open 5:11| en de ouderlingen; en hun getal was tien duizendmaal tien
135 Open 7:4 | 4 En ik hoorde het getal dergenen, die verzegeld
136 Open 9:16| 16 En het getal van de heirlegers der ruiterij
137 Open 9:16| duizenden; en ik hoorde hun getal. ~
138 Open 13:17| naam van het beest, of het getal zijns naams. ~
139 Open 13:18| verstand heeft, rekene het getal van het beest; want het
140 Open 13:18| het beest; want het is een getal eens mensen, en zijn getal
141 Open 13:18| getal eens mensen, en zijn getal is zeshonderd zes en zestig. ~ ~ ~
142 Open 15:2 | zijn merkteken, en van het getal zijns naams,welke stonden
143 Open 20:8 | vergaderen tot den krijg; welker getal is als het zand aan de zee. ~
|