Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
3zo 1
4 1189
40 161
41 142
42 136
43 129
44 115
Frequency    [«  »]
144 spreek
144 velen
143 getal
142 41
142 dragen
142 elkander
141 onrein

Bijbel

IntraText - Concordances

41

    Book Chapter: Verse
1 Gen 23:41 | 41 Dan zult gij van mijn eed 2 Gen 25:41 | 41 En Ezau haatte Jakob om 3 Gen 27:76 | 41 En het geschiedde, telkens 4 Gen 28:41 | 41 Ik ben nu twintig jaren 5 Gen 33:41 | 41 De vorst Aholibama, de vorst 6 Gen 37 | 41 ~ 7 Gen 37:41 | 41 Voorts sprak Farao tot Jozef: 8 Exo 12:41 | 41 En het geschiedde ten einde 9 Exo 28:41 | 41 En gij zult die uw broeder 10 Exo 29:41 | 41 Het andere lam nu zult gij 11 Exo 39:41 | 41 De ambtsklederen, om in 12 Lev 11:41 | 41 Voorts alle kruipend gedierte, 13 Lev 13:41 | 41 En zo van de zijde zijns 14 Lev 14:41 | 41 En dat huis zal hij rondom 15 Lev 22:72 | 41 En gij zult dat feest den 16 Lev 24:41 | 41 Dan zal hij van u uitgaan, 17 Lev 25:41 | 41 Dat Ik ook met hen in tegenheid 18 Num 1:41 | 41 Waren hun getelden van den 19 Num 3:41 | 41 En gij zult voor Mij de 20 Num 4:41 | 41 Dezen zijn de getelden van 21 Num 7:41 | 41 En ten dankoffer: twee runderen, 22 Num 14:41 | 41 Maar Mozes zeide: Waarom 23 Num 15:41 | 41 Ik ben de HEERE, uw God, 24 Num 16:41 | 41 Maar des anderen daags murmureerde 25 Num 22:41 | 41 En het geschiedde des morgens, 26 Num 26:41 | 41 Dat zijn de zonen van Benjamin, 27 Num 31:41 | 41 En Mozes gaf Eleazar, den 28 Num 31:94 | 41 Jair nu, de zoon van Manasse, 29 Num 32:41 | 41 En zij verreisden van den 30 Deu 1:41 | 41 Toen antwoorddet gij, en 31 Deu 4:41 | 41 Toen scheidde Mozes drie 32 Deu 28:41 | 41 Zonen en dochteren zult 33 Deu 32:41 | 41 Indien Ik Mijn glinsterend 34 Joz 10:41 | 41 En Jozua sloeg hen van Kades-Barnea 35 Joz 15:41 | 41 En Gederoth, Beth-Dagon, 36 Joz 19:41 | 41 En de landpale van hun erfdeel 37 Joz 22:14 | 41 Al de steden der Levieten, 38 Ric 8:41 | 41 Abimelech nu bleef te Aruma; 39 Ric 19:41 | 41 En de mannen van Israel 40 1Sa 14:41 | 41 Saul nu sprak tot den HEERE, 41 1Sa 17:41 | 41 De Filistijn ging ook heen, 42 1Sa 20:41 | 41 Als de jongen heenging, 43 1Sa 25:41 | 41 Toen stond zij op, en neigde 44 2Sa 19:41 | 41 En ziet, alle mannen van 45 2Sa 22:41 | 41 En Gij gaaft mij den nek 46 1Kon 1:41| 41 En Adonia hoorde het, en 47 1Kon 2:41| 41 En het werd Salomo aangezegd, 48 1Kon 7:41| 41 Te weten de twee pilaren, 49 1Kon 8:41| 41 Zelfs ook aangaande den 50 1Kon 11:41| 41 Het overige nu der geschiedenissen 51 1Kon 18:41| 41 Daarna zeide Elia tot Achab: 52 1Kon 20:41| 41 Toen haastte hij zich, en 53 1Kon 22:41| 41 Josafat nu, de zoon van 54 2Kon 4:41| 41 Maar hij zeide: Brengt dan 55 2Kon 19:41| 41 Maar deze volken vreesden 56 1Kro 1:41| 41 De kinderen van Ana waren 57 1Kro 2:41| 41 En Sallum gewon Jekamja, 58 1Kro 4:41| 41 Dezen nu, die met namen 59 1Kro 6:41| 41 Den zoon van Ethni, den 60 1Kro 9:41| 41 De kinderen van Micha nu 61 1Kro 11:41| 41 Uria, de Hethiet; Zabad, 62 1Kro 16:41| 41 En met hen Heman en Jeduthun, 63 2Kro 7:41| 41 En nu, HEERE God, maak U 64 Ezra 2:41| 41 De zangers. De kinderen 65 Ezra 10:41| 41 Azareel, Selemja, Semarja, ~ 66 Neh 7:41 | 41 De kinderen van Pashur, 67 Neh 12:41 | 41 En de priesters, Eljakim, 68 Job 40 | 41 ~ 69 Psa 18:41 | 41 En Gij gaaft mij den nek 70 Psa 42 | 41 ~ 71 Psa 78:41 | 41 Want zij kwamen alweder, 72 Psa 89:41 | 41 Gij hebt al zijn muren doorgebroken; 73 Psa 105:41 | 41 Hij opende een steenrots, 74 Psa 106:41 | 41 En Hij gaf hen in de hand 75 Psa 107:41 | 41 Maar Hij brengt den nooddruftige 76 Psa 119:41 | 41  Vau. En dat mij Uw goedertierenheden 77 Jes 41 | 41 ~ 78 Jer 32:41 | 41      En Ik zal Mij over 79 Jer 41 | 41 ~ 80 Jer 48:41 | 41      Elk een der steden 81 Jer 50:41 | 41      Ziet, daar komt een 82 Jer 51:41 | 41      Hoe is Sesach zo veroverd, 83 Klaa 1:85| 41      Nun. Laat ons onze 84 Eze 16:41 | 41      Zij zullen ook uw huizen 85 Eze 20:41 | 41      Ik zal een welgevallen 86 Eze 23:41 | 41      En gij zat op een heerlijk 87 Eze 40:41 | 41      Vier tafelen van deze, 88 Eze 41 | 41 ~ 89 Dan 2:41 | 41      En dat gij gezien hebt 90 Dan 11:41 | 41      En hij zal komen in 91 Matt 5:41| 41 En zo wie u zal dwingen 92 Matt 10:41| 41 Die een profeet ontvangt 93 Matt 12:41| 41 De mannen van Nineve zullen 94 Matt 13:41| 41 De Zoon des mensen zal Zijn 95 Matt 21:41| 41 Zij zeiden tot hem: Hij 96 Matt 22:41| 41 Als nu de Farizeen samenvergaderd 97 Matt 24:41| 41 Er zullen twee vrouwen malen 98 Matt 25:41| 41 Dan zal Hij zeggen ook tot 99 Matt 26:41| 41 Waakt en bidt, opdat gij 100 Matt 27:41| 41 En desgelijks ook de overpriesters 101 Mark 1:41| 41 En Jezus, met barmhartigheid 102 Mark 4:41| 41 En zij vreesden met grote 103 Mark 5:41| 41 En Hij vatte de hand des 104 Mark 6:41| 41 En als Hij de vijf broden 105 Mark 9:41| 41 Want zo wie ulieden een 106 Mark 10:41| 41 En als de andere tien dit 107 Mark 12:41| 41 En Jezus, gezeten zijnde 108 Mark 14:41| 41 En Hij kwam ten derden male, 109 Mark 15:41| 41 Welke ook, toen Hij in Galilea 110 Luk 1:41 | 41 En het geschiedde, als Elizabet 111 Luk 2:41 | 41 En Zijn ouders reisden alle 112 Luk 4:41 | 41 En er voeren ook duivelen 113 Luk 6:41 | 41 En wat ziet gij den splinter, 114 Luk 7:41 | 41 Jezus zeide: Een zeker schuldheer 115 Luk 8:41 | 41 En ziet, er kwam een man, 116 Luk 9:41 | 41 En Jezus, antwoordende, 117 Luk 10:41 | 41 En Jezus, antwoordende, 118 Luk 11:41 | 41 Doch geeft tot aalmoes, 119 Luk 12:41 | 41 En Petrus zeide tot Hem: 120 Luk 18:41 | 41 Zeggende: Wat wilt gij, 121 Luk 19:41 | 41 En als Hij nabij kwam, en 122 Luk 20:41 | 41 En Hij zeide tot hen: Hoe 123 Luk 22:41 | 41 En Hij scheidde Zich van 124 Luk 23:41 | 41 En wij toch rechtvaardiglijk; 125 Luk 24:41 | 41 En toen zij het van blijdschap 126 Joha 1:41| 41 Andreas, de broeder van 127 Joha 4:41| 41 En er geloofden er veel 128 Joha 5:41| 41 Ik neem geen eer van mensen; ~ 129 Joha 6:41| 41 De Joden dan murmureerden 130 Joha 7:41| 41 Anderen zeiden: Deze is 131 Joha 8:41| 41 Gij doet de werken uws vaders. 132 Joha 9:41| 41 Jezus zeide tot hen: Indien 133 Joha 10:41| 41 En velen kwamen tot Hem, 134 Joha 11:41| 41 Zij namen dan den steen 135 Joha 12:41| 41 Dit zeide Jesaja, toen hij 136 Joha 19:41| 41 En er was in de plaats, 137 Hand 2:41| 41 Die dan zijn woord gaarne 138 Hand 5:41| 41 Niet al den volke, maar 139 Hand 7:41| 41 Ziet, gij verachters, en 140 Hand 9:41| 41 En hij doorreisde Syrie 141 Hand 21:41| 41 Maar vervallende op een 142 1Kor 15:41| 41 Een andere is de heerlijkheid


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License