Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
samothrace 1
samserai 1
samson 1
samuel 141
samuël 26
samuels 2
sanballat 10
Frequency    [«  »]
142 dragen
142 elkander
141 onrein
141 samuel
141 sterkte
140 hoop
140 johannes

Bijbel

IntraText - Concordances

samuel

    Book Chapter: Verse
1 1Sa 1:20 | en zij noemde zijn naam Samuel: Want, zeide zij, ik heb 2 1Sa 2:18 | 18 Doch Samuel diende voor het aangezicht 3 1Sa 2:21 | dochters; en de jongeling Samuel werd groot bij den HEERE. ~ 4 1Sa 2:26 | 26 En de jongeling Samuel nam toe, en werd groot en 5 1Sa 3:1 | 1 En de jongeling Samuel diende den HEERE voor het 6 1Sa 3:3 | 3 En Samuel zich ook nedergelegd had, 7 1Sa 3:4 | 4 Dat de HEERE Samuel riep; en hij zeide: Zie, 8 1Sa 3:6 | 6 Toen riep de HEERE Samuel wederom; en Samuel stond 9 1Sa 3:6 | HEERE Samuel wederom; en Samuel stond op; en ging tot Eli, 10 1Sa 3:7 | 7 Doch Samuel kende de HEERE nog niet; 11 1Sa 3:8 | 8 Toen riep de HEERE Samuel wederom, ten derde maal; 12 1Sa 3:9 | 9 Daarom zeide Eli tot Samuel: Ga heen, leg u neder, en 13 1Sa 3:9 | knecht hoort. Toen ging Samuel heen en legde zich aan zijn 14 1Sa 3:10 | gelijk de andere malen: Samuel, Samuel! En Samuel zeide: 15 1Sa 3:10 | de andere malen: Samuel, Samuel! En Samuel zeide: Spreek, 16 1Sa 3:10 | malen: Samuel, Samuel! En Samuel zeide: Spreek, want Uw knecht 17 1Sa 3:11 | 11 En de HEERE zeide tot Samuel: Zie, Ik doe een ding in 18 1Sa 3:15 | 15 Samuel nu lag tot aan den morgen; 19 1Sa 3:15 | huis des HEEREN open; doch Samuel vreesde dit gezicht aan 20 1Sa 3:16 | 16 Toen riep Eli Samuel, en zeide: Mijn zoon Samuel! 21 1Sa 3:16 | Samuel, en zeide: Mijn zoon Samuel! Hij dan zeide: Zie, hier 22 1Sa 3:18 | 18 Toen gaf hem Samuel te kennen al die woorden, 23 1Sa 3:19 | 19 Samuel nu werd groot; en de HEERE 24 1Sa 3:20 | Ber-seba toe, bekende, dat Samuel bevestigd was tot een profeet 25 1Sa 3:21 | HEERE openbaarde Zich aan Samuel te Silo, door het woord 26 1Sa 4:1 | 1 En het woord van Samuel geschiedde aan gans Israel. 27 1Sa 7:3 | 3 Toen sprak Samuel tot het ganse huis van Israel, 28 1Sa 7:5 | 5 Verder zeide Samuel: Vergadert het ganse Israel 29 1Sa 7:6 | gezondigd. Alzo richtte Samuel de kinderen Israels te Mizpa. ~ 30 1Sa 7:8 | kinderen Israels zeiden tot Samuel: Zwijg niet van onzentwege, 31 1Sa 7:9 | 9 Toen nam Samuel een melklam, en hij offerde 32 1Sa 7:9 | HEERE ten brandoffer; en Samuel riep tot den HEERE voor 33 1Sa 7:10 | En het geschiedde, toen Samuel dat brandoffer offerde, 34 1Sa 7:12 | 12 Samuel nu nam een steen, en stelde 35 1Sa 7:13 | Filistijnen al de dagen van Samuel. ~ 36 1Sa 7:15 | 15 Samuel nu richtte Israel al de 37 1Sa 8:1 | Het geschiedde nu, toen Samuel oud geworden was, zo stelde 38 1Sa 8:4 | Israel, en zij kwamen tot Samuel te Rama; ~ 39 1Sa 8:6 | was kwaad in de ogen van Samuel, als zij zeiden: Geef ons 40 1Sa 8:6 | koning, om ons te richten. En Samuel bad den HEERE aan. ~ 41 1Sa 8:7 | Doch de HEERE zeide tot Samuel: Hoor naar de stem des volks 42 1Sa 8:10 | 10 Samuel nu zeide al de woorden des 43 1Sa 8:21 | 21 Als Samuel al de woorden des volks 44 1Sa 8:22 | 22 De HEERE nu zeide tot Samuel: Hoor naar hun stem, en 45 1Sa 8:22 | hun een koning. Toen zeide Samuel tot de mannen van Israel: 46 1Sa 9:14 | stad kwamen, ziet, zo ging Samuel uit hun tegemoet, om op 47 1Sa 9:17 | 17 Toen Samuel Saul aanzag, zo antwoordde 48 1Sa 9:18 | 18 En Saul naderde tot Samuel in het midden der poort, 49 1Sa 9:19 | 19 En Samuel antwoordde Saul en zeide: 50 1Sa 9:22 | 22 Samuel dan nam Saul en zijn jongen, 51 1Sa 9:23 | 23 Toen zeide Samuel tot den kok: Lang dat stuk, 52 1Sa 9:24 | genodigd. Alzo at Saul met Samuel op dien dag. ~ 53 1Sa 9:26 | opgang des dageraads, zo riep Samuel Saul op het dak, zeggende: 54 1Sa 9:26 | beiden gingen uit, hij en Samuel, naar buiten. ~ 55 1Sa 9:27 | einde der stad, zo zeide Samuel tot Saul: Zeg den jongen, 56 1Sa 10:1 | 1 Toen nam Samuel een oliekruik, en goot ze 57 1Sa 10:9 | schouder keerde, om van Samuel te gaan, veranderde God 58 1Sa 10:14 | waren, zo kwamen wij tot Samuel. ~ 59 1Sa 10:15 | toch te kennen, wat heeft Samuel ulieden gezegd? ~ 60 1Sa 10:16 | des koninkrijks, waarvan Samuel gezegd had, gaf hij hem 61 1Sa 10:17 | 17 Doch Samuel riep het volk te zamen tot 62 1Sa 10:20 | 20 Toen nu Samuel al de stammen van Israel 63 1Sa 10:24 | 24 Toen zeide Samuel tot het ganse volk: Ziet 64 1Sa 10:25 | 25 Samuel nu sprak tot het volk het 65 1Sa 10:25 | aangezicht des HEEREN. Toen liet Samuel het ganse volk gaan, elk 66 1Sa 11:7 | uittrekt achter Saul en achter Samuel, alzo zal men zijn runderen 67 1Sa 11:12 | Toen zeide het volk tot Samuel: Wie is hij, die zeide: 68 1Sa 11:14 | 14 Verder zeide Samuel tot het volk: Komt en laat 69 1Sa 12:1 | 1 Toen zeide Samuel tot gans Israel: Ziet, ik 70 1Sa 12:6 | 6 Verder zeide Samuel tot het volk: Het is de 71 1Sa 12:11 | en Bedan, en Jeftha, en Samuel, en Hij rukte u uit de hand 72 1Sa 12:18 | 18 Toen Samuel den HEERE aanriep, zo gaf 73 1Sa 12:18 | het volk zeer den HEERE en Samuel. ~ 74 1Sa 12:19 | En al het volk zeide tot Samuel: Bid voor uw knechten den 75 1Sa 12:20 | 20 Toen zeide Samuel tot het volk: Vreest niet, 76 1Sa 13:8 | dagen, tot den tijd, dien Samuel bestemd had. Als Samuel 77 1Sa 13:8 | Samuel bestemd had. Als Samuel te Gilgal niet opkwam, zo 78 1Sa 13:10 | te offeren, ziet, zo kwam Samuel; en Saul ging uit hem tegemoet, 79 1Sa 13:11 | 11 Toen zeide Samuel: Wat hebt gij gedaan? Saul 80 1Sa 13:13 | 13 Toen zeide Samuel tot Saul: Gij hebt zottelijk 81 1Sa 13:15 | 15 Toen maakte zich Samuel op, en hij ging op van Gilgal 82 1Sa 15:1 | 1 Toen zeide Samuel tot Saul: de HEERE heeft 83 1Sa 15:10 | het woord des HEEREN tot Samuel, zeggende: ~ 84 1Sa 15:11 | bevestigd heeft. Toen ontstak Samuel, en hij riep tot den HEERE 85 1Sa 15:12 | 12 Daarna maakte zich Samuel des morgens vroeg op, Saul 86 1Sa 15:12 | Saul tegemoet; en het werd Samuel geboodschapt, zeggende: 87 1Sa 15:13 | 13 Samuel nu kwam tot Saul, en Saul 88 1Sa 15:14 | 14 Toen zeide Samuel: Wat is dan dit voor een 89 1Sa 15:16 | 16 Toen zeide Samuel tot Saul: Houd op, zo zal 90 1Sa 15:17 | 17 En Samuel zeide: Is het niet alzo, 91 1Sa 15:20 | 20 Toen zeide Saul tot Samuel: Ik heb immers naar de stem 92 1Sa 15:22 | 22 Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE lust 93 1Sa 15:24 | 24 Toen zeide Saul tot Samuel: Ik heb gezondigd, omdat 94 1Sa 15:26 | 26 Doch Samuel zeide tot Saul: Ik zal met 95 1Sa 15:27 | 27 Als zich Samuel omkeerde om weg te gaan, 96 1Sa 15:28 | 28 Toen zeide Samuel tot hem: De HEERE heeft 97 1Sa 15:31 | 31 Toen keerde Samuel wederom Saul na; en Saul 98 1Sa 15:32 | 32 Toen zeide Samuel: Breng Agag, den koning 99 1Sa 15:33 | 33 Maar Samuel zeide: Gelijk als uw zwaard 100 1Sa 15:33 | onder de vrouwen. Toen hieuw Samuel Agag in stukken, voor het 101 1Sa 15:34 | 34 Daarna ging Samuel naar Rama; en Saul ging 102 1Sa 15:35 | 35 En Samuel zag Saul niet meer tot den 103 1Sa 15:35 | doods toe; evenwel droeg Samuel leed om Saul; en het berouwde 104 1Sa 16:1 | Toen zeide de HEERE tot Samuel: Hoe lang draagt gij leed 105 1Sa 16:2 | 2 Maar Samuel zeide: Hoe zou ik heengaan? 106 1Sa 16:4 | 4 Samuel nu deed, hetgeen de HEERE 107 1Sa 16:7 | Doch de HEERE zeide tot Samuel: Zie zijn gestalte niet 108 1Sa 16:8 | voorbij het aangezicht van Samuel gaan; doch hij zeide: Dezen 109 1Sa 16:10 | voorbij het aangezicht van Samuel gaan; doch Samuel zeide 110 1Sa 16:10 | aangezicht van Samuel gaan; doch Samuel zeide tot Isai: De HEERE 111 1Sa 16:11 | 11 Voorts zeide Samuel tot Isai: Zijn dit al de 112 1Sa 16:11 | zie, hij weidt de schapen. Samuel nu zeide tot Isai: Zend 113 1Sa 16:13 | 13 Toen nam Samuel den oliehoorn, en hij zalfde 114 1Sa 16:13 | en voortaan. Daarna stond Samuel op, en hij ging naar Rama. ~ 115 1Sa 19:18 | ontkwam, en hij kwam tot Samuel te Rama, en hij gaf hem 116 1Sa 19:18 | hem gedaan had; en hij en Samuel gingen heen, en zij bleven 117 1Sa 19:20 | profeten, profeterende, en Samuel, staande, over hen gesteld; 118 1Sa 19:22 | vraagde en zeide: Waar is Samuel, en David? Toen werd hem 119 1Sa 19:24 | voor het aangezicht van Samuel; en hij viel bloot neder 120 1Sa 25:1 | 1 En Samuel stierf; en gans Israel vergaderde 121 1Sa 28:3 | 3 Samuel nu was gestorven, en gans 122 1Sa 28:11 | opkomen? En hij zeide: Doe mij Samuel opkomen. ~ 123 1Sa 28:12 | 12 Toen nu de vrouw Samuel zag, zo riep zij met luider 124 1Sa 28:14 | Toen Saul vernam, dat het Samuel was, zo neigde hij zich 125 1Sa 28:15 | 15 En Samuel zeide tot Saul: Waarom hebt 126 1Sa 28:16 | 16 Toen zeide Samuel: Waarom vraagt gij mij toch, 127 1Sa 28:20 | zeer vanwege de woorden van Samuel; ook was er geen kracht 128 1Kro 6:28| 28 De zonen van Samuel nu waren dezen: zijn eerstgeborene 129 1Kro 6:33| zoon van Joel, den zoon van Samuel, ~ 130 1Kro 7:2 | en Jachmai, en Jibsam, en Samuel; hoofden van de huizen hunner 131 1Kro 9:22| naar hun dorpen. David en Samuel, de ziener, hadden hen in 132 1Kro 11:3 | HEEREN, door den dienst van Samuel. ~ 133 1Kro 27:28| 28 Ook alles, wat Samuel, de ziener, geheiligd had, 134 1Kro 30:29| in de geschiedenissen van Samuel, den ziener, en in de geschiedenissen 135 2Kro 35:18| gehouden, van de dagen van Samuel, den profeet, af; en geen 136 2Kro 36:18| gehouden, van de dagen van Samuel, den profeet, af; en geen 137 Psa 99:6 | onder Zijn priesters, en Samuel onder de aanroepers Zijns 138 Jer 15:1 | tot mij: Al stond Mozes en Samuel voor Mijn aangezicht, zo 139 Hand 3:24| ook al de profeten, van Samuel aan, en die daarna gevolgd 140 Hand 7:20| Hij hun rechters, tot op Samuel, den profeet. ~ 141 Heb 11:32 | en Jeftha, en David, en Samuel, en de profeten; ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License