Book Chapter: Verse
1 Gen 17:2 | op en zag; en ziet, daar stonden drie mannen tegenover hem;
2 Gen 17:16 | 16 Toen stonden die mannen op van daar,
3 Gen 23:54 | zij vernachtten, en zij stonden des morgens op, en hij zeide:
4 Gen 24:31 | 31 En zij stonden des morgens vroeg op, en
5 Gen 37:3 | en dun van vlees; en zij stonden bij de andere koeien aan
6 Gen 39:15 | togen af naar Egypte, en zij stonden voor Jozefs aangezicht. ~
7 Gen 41:1 | voor allen, die bij hem stonden, en hij riep: Doet alle
8 Exo 5:20 | Aaron, die tegen hen over stonden, toen zij van Farao uitgingen. ~
9 Exo 9:10 | namen as uit den oven, en stonden voor Farao's aangezicht;
10 Exo 19:17 | leger, Gode tegemoet; en zij stonden aan het onderste des bergs. ~
11 Exo 20:18 | zulks zag, weken zij af, en stonden van verre. ~
12 Exo 32:6 | 6 En zij stonden des anderen daags vroeg
13 Exo 32:6 | eten en te drinken; daarna stonden zij op, om te spelen. ~
14 Exo 33:6 | 6 En zij stonden des anderen daags vroeg
15 Exo 33:6 | eten en te drinken; daarna stonden zij op, om te spelen. ~
16 Num 7:2 | stammen, die over de getelden stonden. ~
17 Num 14:40 | 40 En zij stonden des morgens vroeg op, en
18 Num 16:2 | 2 En zij stonden op voor het aangezicht van
19 Num 16:18 | reukwerk daarin; en zij stonden voor de deur van de tent
20 Num 22:14 | 14 Zo stonden dan de vorsten der Moabieten
21 Num 27:2 | 2 En zij stonden voor het aangezicht van
22 Joz 3:16 | 16 Zo stonden de wateren, die van boven
23 Joz 3:17 | verbonds des HEEREN droegen, stonden steevast op het droge, in
24 Joz 4:10 | nu, die de ark droegen, stonden midden in de Jordaan, totdat
25 Joz 8:33 | ambtlieden, en zijn rechters, stonden aan deze en aan gene zijde
26 Joz 11:13 | steden, die op haar heuvelen stonden, behalve Hazor alleen; dat
27 Ric 3:19 | Zwijg! En allen, die om hem stonden, gingen van hem uit. ~
28 Ric 5:31 | zeide tot allen, die bij hem stonden: Zult gij voor den Baal
29 Ric 6:21 | 21 En zij stonden, een iegelijk in zijn plaats,
30 1Sa 1:19 | 19 En zij stonden des morgens vroeg op, en
31 1Sa 4:15 | negentig jaren, en zijn ogen stonden stijf, dat hij niet zien
32 1Sa 4:20 | de vrouwen, die bij haar stonden: Vrees niet, want gij hebt
33 1Sa 9:26 | 26 En zij stonden vroeg op; en het geschiedde,
34 1Sa 17:3 | 3 De Filistijnen nu stonden aan een berg aan gene, en
35 1Sa 17:3 | gene, en de Israelieten stonden aan een berg aan deze zijde;
36 1Sa 17:26 | tot de mannen, die bij hem stonden, zeggende: Wat zal men dien
37 1Sa 22:6 | hand, en al zijn knechten stonden bij hem. ~
38 1Sa 22:7 | zijn knechten, die bij hem stonden: Hoort toch, gij, zonen
39 1Sa 22:17 | de trawanten, die bij hem stonden: Wendt u, en doodt de priesters
40 1Sa 28:25 | knechten, en zij aten; daarna stonden zij op, en gingen weg in
41 2Sa 2:25 | werden tot een hoop; en zij stonden op de spits van een heuvel. ~
42 2Sa 13:29 | Absalom geboden had. Toen stonden alle zonen des konings op,
43 2Sa 13:31 | neder ter aarde; desgelijks stonden al zijn knechten met gescheurde
44 2Sa 17:17 | 17 Jonathan nu en Ahimaaz stonden bij de fontein Rogel; en
45 1Kon 1:49| 49 Toen verschrikten en stonden op al de genoden, die bij
46 1Kon 3:16| tot den koning; en zij stonden voor zijn aangezicht. ~
47 1Kon 10:19| zitplaats toe, en twee leeuwen stonden bij die leuningen. ~
48 1Kon 10:20| 20 En twaalf leeuwen stonden daar op de zes trappen aan
49 1Kon 12:8 | die voor zijn aangezicht stonden. ~
50 1Kon 14:4 | niet zien, want zijn ogen stonden stijf vanwege zijn ouderdom. ~
51 2Kon 2:7 | profeten gingen henen, en stonden tegenover van verre; en
52 2Kon 2:7 | van verre; en die beiden stonden aan de Jordaan. ~
53 2Kon 3:21| aangordden en daarboven, en zij stonden aan de landpale. ~
54 2Kon 7:5 | 5 En zij stonden op in de schemering, om
55 2Kon 11:11| 11 En de trawanten stonden, ieder met zijn wapenen
56 2Kon 12:20| 20 En zijn knechten stonden op, en maakten een verbintenis,
57 2Kon 13:20| 20 En zijn knechten stonden op, en maakten een verbintenis,
58 1Kro 6:32| Jeruzalem bouwde; en zij stonden naar hun wijze in hun ambt. ~
59 1Kro 6:33| Dezen nu zijn ze, die daar stonden met hun zonen; van de zonen
60 1Kro 6:44| de kinderen van Merari, stonden aan de linker zijde, namelijk
61 2Kro 3:13| uit twintig ellen; en zij stonden op hun voeten, en hun aangezichten
62 2Kro 5:12| en met luiten, en harpen, stonden tegen het oosten des altaars,
63 2Kro 6:12| en met luiten, en harpen, stonden tegen het oosten des altaars,
64 2Kro 8:6 | 6 Ook stonden de priesters in hun wachten,
65 2Kro 10:18| zitplaats toe; en twee leeuwen stonden bij de leuningen. ~
66 2Kro 10:19| 19 En twaalf leeuwen stonden daar aan beide zijden, op
67 2Kro 11:8 | die voor zijn aangezicht stonden. ~
68 2Kro 21:19| kinderen der Korahieten, stonden op, om den HEERE, den God
69 2Kro 21:23| kinderen Ammons en Moab stonden op tegen de inwoners van
70 2Kro 29:26| 26 De Levieten nu stonden met de instrumenten van
71 2Kro 30:16| 16 En zij stonden in hun stand, naar hun wijze,
72 2Kro 30:27| 27 Toen stonden de Levietische priesteren
73 2Kro 35:10| toebereid; en de priesteren stonden in hun standplaats, en de
74 2Kro 36:10| toebereid; en de priesteren stonden in hun standplaats, en de
75 Ezra 10:15| Jehazia, de zoon van Tikva, stonden hierover; en Mesullam, en
76 Neh 9:2 | van alle vreemden. En zij stonden, en deden belijdenis van
77 Neh 9:4 | Serebja, Bani en Chenani, stonden op het hoge gestoelte der
78 Neh 12:40 | 40 Daarna stonden de beide dankkoren in Gods
79 Neh 12:44 | over de Levieten, die daar stonden. ~
80 Est 52:3 | vergaderden, opdat zij stonden voor hun leven, en rust
81 Job 29:8 | de stokouden rezen op en stonden. ~
82 Psa 104:6 | kleed overdekt; de wateren stonden boven de bergen. ~
83 Jes 6:2 | 2 De serafs stonden boven Hem; een iegelijk
84 Jer 26:17 | 17 Ook stonden er mannen op, van de oudsten
85 Jer 28:5 | die in het huis des HEEREN stonden; ~
86 Jer 36:21 | die omtrent den koning stonden. ~
87 Jer 44:15 | al de vrouwen, die daar stonden, zijnde een grote hoop,
88 Jer 46:15 | sterken weggeveegd? Zij stonden niet, omdat hen de HEERE
89 Eze 1:21 | gingen deze; en als die stonden, stonden zij; en als die
90 Eze 1:21 | deze; en als die stonden, stonden zij; en als die van de aarde
91 Eze 1:24 | heirlegers; als zij stonden, zo lieten zij hun vleugelen
92 Eze 1:25 | hun hoofden was, als zij stonden, en hun vleugelen nedergelaten
93 Eze 8:11 | staande in het midden van hen, stonden voor hun aangezichten; en
94 Eze 9:2 | lenden; en zij kwamen in, en stonden bij het koperen altaar. ~
95 Eze 10:3 | 3 De cherubs nu stonden ter rechterzijde van het
96 Eze 10:17 | 17 Als die stonden, stonden deze, en als die
97 Eze 10:17 | 17 Als die stonden, stonden deze, en als die opgeheven
98 Eze 37:10 | en zij werden levend en stonden op hun voeten, een gans
99 Dan 1:19 | Misael en Azarja; en zij stonden voor het aangezicht des
100 Dan 2:2 | zij nu kwamen, en stonden voor het aangezicht des
101 Dan 2:21 | Hij verandert de tijden en stonden; Hij zet de koningen af,
102 Dan 3:3 | Nebukadnezar had opgericht; en zij stonden voor het beeld, dat Nebukadnezar
103 Dan 7:10 | duizendmaal tien duizenden stonden voor Hem; het gericht zette
104 Dan 7:16 | tot een dergenen, die daar stonden, en verzocht van hem de
105 Dan 8:22 | nu vier aan zijn plaats stonden, toen hij verbroken was;
106 Dan 12:5 | Daniel, zag, en ziet, er stonden twee anderen, de een aan
107 Zac 3:4 | die voor Zijn aangezicht stonden, zeggende: Doet deze vuile
108 Zac 6:5 | uitgaande van daar zij stonden voor den Heere der ganse
109 Matt 12:46| Zijn moeder en broeders stonden buiten, zoekende Hem te
110 Matt 25:7 | 7 Toen stonden al die maagden op, en bereidden
111 Matt 26:73| een weinig daarna, die er stonden, bijkomende, zeiden tot
112 Matt 27:47| En sommigen van die daar stonden, zulks horende, zeiden:
113 Mark 11:5 | van degenen, die aldaar stonden, zeiden tot hen: Wat doet
114 Mark 14:47| een dergenen, die daarbij stonden, het zwaard trekkende, sloeg
115 Mark 14:69| tot degenen, die daarbij stonden: Deze is een van die. ~
116 Mark 14:70| weinig daarna, die daarbij stonden, zeiden wederom tot Petrus:
117 Mark 15:35| sommigen van die daarbij stonden, dit horende, zeiden: Ziet,
118 Luk 7:14 | baar aan; (de dragers nu stonden stil) en Hij zeide: Jongeling,
119 Luk 9:32 | twee mannen, die bij Hem stonden. ~
120 Luk 17:12 | tien melaatse mannen, welke stonden van verre; ~
121 Luk 19:24 | tot degenen, die bij hem stonden: Neemt dat pond van hem
122 Luk 23:10 | overpriesters en de Schriftgeleerden stonden, en beschuldigden Hem heftiglijk. ~
123 Luk 23:49 | 49 En al Zijn bekenden stonden van verre, ook de vrouwen,
124 Luk 24:4 | waren, zie, twee mannen stonden bij haar in blinkende klederen. ~
125 Joha 18:18| dienstknechten en de dienaars stonden, hebbende een kolenvuur
126 Joha 19:25| bij het kruis van Jezus stonden Zijn moeder en Zijner moeders
127 Hand 1:10| heenvoer, ziet, twee mannen stonden bij hen in witte kleding; ~
128 Hand 5:17| naar het huis van Simon, stonden aan de poort. ~
129 Hand 6:11| En ziet, ter zelfder ure stonden er drie mannen voor het
130 Hand 12:12| stadhouder van Achaje was, stonden de Joden eendrachtelijk
131 Hand 17:2 | beval dengenen, die bij hem stonden, dat zij hem op den mond
132 Hand 17:4 | 4 En die daarbij stonden, zeiden: Scheldt gij den
133 Hand 17:9 | van de zijde der Farizeen stonden op, en streden, zeggende:
134 Hand 19:7 | als hij daar gekomen was, stonden de Joden, die van Jeruzalem
135 1Kor 10:7 | en om te drinken, en zij stonden op om te spelen. ~
136 Open 7:11| 11 En al de engelen stonden rondom den troon, en rondom
137 Open 8:2 | zeven engelen, die voor God stonden; en hun werden zeven bazuinen
138 Open 11:11| God in hen gegaan; en zij stonden op hun voeten; en er is
139 Open 15:2 | getal zijns naams,welke stonden aan de glazen zee, hebbende
140 Open 18:17| allen, die ter zee handelen, stonden van verre; ~
|