Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
tegenkomen 2
tegenkwam 1
tegenloop 1
tegenover 138
tegenpartij 4
tegenpartijder 9
tegenpartijders 16
Frequency    [«  »]
139 nochtans
139 stierf
138 erfenis
138 tegenover
138 vaten
138 zes
137 geslagen

Bijbel

IntraText - Concordances

tegenover

    Book Chapter: Verse
1 Gen 17:2 | daar stonden drie mannen tegenover hem; als hij hen zag, zo 2 Gen 20:16 | En zij ging en zette zich tegenover, afgaande zo verre, als 3 Gen 20:16 | zie sterven; en zij zat tegenover, en hief haar stem op, en 4 Gen 22:17 | die in Machpela was, dat tegenover Mamre lag, de akker en de 5 Gen 22:19 | des akkers van Machpela, tegenover Mamre, hetwelk is Hebron, 6 Gen 23:76 | Zohar, den Hethiet, welke tegenover Mamre is; ~ 7 Gen 23:85 | Havila tot Sur toe, hetwelk tegenover Egypte is, daar gij gaat 8 Gen 27:73 | waar de kudde kwam drinken, tegenover de kudde; en zij werden 9 Gen 44:13 | Efraim met zijn rechterhand, tegenover Israels linkerhand, en Manasse 10 Gen 44:13 | Manasse met zijn linkerhand, tegenover Israels rechterhand, en 11 Gen 45:30 | akker van Machpela, die tegenover Mamre is, in het land Kanaan, 12 Gen 46:13 | van Efron, den Hethiet, tegenover Mamre. ~ 13 Exo 14:2 | zee, voor Baal-Zefon; daar tegenover zult gij u legeren aan de 14 Exo 19:2 | Israel nu legerde zich aldaar tegenover dien berg. ~ 15 Exo 25:20 | hun aangezichten zullen tegenover elkander zijn; de aangezichten 16 Exo 25:27 | 27 Tegenover de lijst zullen de ringen 17 Exo 28:27 | beneden aan de voorste zijde, tegenover zijn voege, boven den kunstelijken 18 Exo 34:26 | vee, noch runderen zullen tegenover dezen berg niet weiden. ~ 19 Exo 37:9 | en hun aangezichten waren tegenover elkander; de aangezichten 20 Exo 37:14 | 14 Tegenover de lijst waren de ringen 21 Exo 38:18 | breedte was vijf ellen, tegenover de behangselen des voorhofs. ~ 22 Exo 39:20 | deszelfs voorste zijde, tegenover zijn andere voege, boven 23 Num 2:2 | huis hunner vaderen; rondom tegenover de tent der samenkomst zullen 24 Num 8:2 | lampen aansteken zult, recht tegenover den kandelaar zullen de 25 Num 8:3 | 3 En Aaron deed alzo: tegenover vooraan den kandelaar stak 26 Num 21:11 | Abarim in de woestijn, die tegenover Moab is, tegen den opgang 27 Num 22:5 | het blijft liggen recht tegenover mij. ~ 28 Num 32:7 | weder naar Pi-hachiroth, dat tegenover Baal-Sefon is, en zij legerden 29 Deu 1:1 | woestijn, op het vlakke veld tegenover Suf, tussen Paran en tussen 30 Deu 2:19 | 19 En gij zult naderen tegenover de kinderen Ammons; beangstig 31 Deu 3:29 | Alzo bleven wij in dit dal tegenover Beth-Peor. ~ 32 Deu 4:46 | van de Jordaan, in het dal tegenover Beth-Peor, in het land van 33 Deu 11:30 | in het vlakke veld wonen, tegenover Gilgal, bij de eikenbossen 34 Deu 28:66 | 66 En uw leven zal tegenover u hangen; en gij zult nacht 35 Deu 32:49 | het land van Moab is, die tegenover Jericho is), en zie het 36 Deu 32:52 | 52 Want van tegenover zult gij dat land zien, 37 Deu 34:1 | hoogten van Pisga, welke recht tegenover Jericho is; en de HEERE 38 Deu 34:6 | dal, in het land van Moab, tegenover Beth-Peor; en niemand heeft 39 Joz 3:16 | Toen trok het volk over, tegenover Jericho. ~ 40 Joz 5:13 | en ziet, er stond een Man tegenover hem, Die een uitgetogen 41 Joz 6:5 | daarin klimmen, een iegelijk tegenover zich. ~ 42 Joz 6:20 | klom in de stad, een ieder tegenover zich, en zij namen de stad 43 Joz 8:11 | en zij naderden en kwamen tegenover de stad, en zij legerden 44 Joz 8:33 | inboorlingen, een helft daarvan tegenover den berg Gerizim, en een 45 Joz 8:33 | Gerizim, en een helft daarvan tegenover den berg Ebal, gelijk als 46 Joz 9:1 | alle havens der grote zee, tegenover den Libanon: de Hethieten, 47 Joz 18:14 | zuidwaarts van den berg, die tegenover Beth-horon zuidwaarts is, 48 Joz 18:16 | uiterste des bergs, die tegenover het dal van den zoon van 49 Joz 18:17 | naar Geliloth, welke is tegenover den opgang naar Adummim, 50 Joz 18:18 | 18 En gaat door ter zijde tegenover Araba naar het noorden, 51 Joz 19:46 | Rakkon, met de landpale tegenover Jafo. ~ 52 Joz 23:11 | hebben een altaar gebouwd, tegenover het land Kanaan, aan de 53 Ric 18:10 | en trok weg, en kwam tot tegenover Jebus (dewelke is Jeruzalem), 54 Ric 19:34 | van gans Israel kwamen van tegenover Gibea, en de strijd werd 55 1Sa 14:5 | gelegen tegen het noorden, tegenover Michmas, en de andere tegen 56 1Sa 14:5 | andere tegen het zuiden, tegenover Geba. ~ 57 2Sa 5:23 | dat gij aan hen komt van tegenover de moerbezienbomen; ~ 58 2Sa 11:15 | zeggende: Stel Uria vooraan tegenover den sterksten strijd, en 59 2Sa 16:13 | en wierp met stenen van tegenover hem, en stoof met stof. ~ 60 2Sa 18:13 | gij zelf zoudt er u van tegenover stellen. ~ 61 1Kon 7:5 | uitzicht; en venster was tegenover venster, in drie orden. ~ 62 1Kon 7:6 | breedte; en het voorhuis was tegenover die, en de pilaren met de 63 1Kon 7:6 | pilaren met de dikke balken tegenover dezelve. ~ 64 1Kon 7:20| twee pilaren, ja, daarboven tegenover den buik, dewelke was nevens 65 1Kon 8:22| voor het altaar des HEEREN, tegenover de ganse gemeente van Israel, 66 1Kon 20:27| kinderen Israels legerden zich tegenover hen, als twee blote geitenkudden, 67 1Kon 20:29| En dezen waren gelegerd tegenover die, zeven dagen; het geschiedde 68 1Kon 21:10| 10 En zet tegenover hem twee mannen, zonen Belials, 69 1Kon 21:13| Belials, en zetten zich tegenover hem; en de mannen Belials 70 1Kon 22:35| den wagen staande gehouden tegenover de Syriers; maar hij stierf 71 2Kon 2:7 | gingen henen, en stonden tegenover van verre; en die beiden 72 2Kon 2:15| kinderen der profeten, die tegenover te Jericho waren, hem zagen, 73 2Kon 3:22| zagen de Moabieten dat water tegenover rood, gelijk bloed. ~ 74 2Kon 4:25| als de man Gods haar van tegenover zag, dat hij tot Gehazi, 75 1Kro 8:32| Simea; en dezen woonden ook tegenover hun broederen te Jeruzalem, 76 1Kro 9:38| woonden ook te Jeruzalem, tegenover hun broederen, met hun broederen. ~ 77 1Kro 14:14| van boven, en kom tot hen tegenover de moerbezienbomen. ~ 78 1Kro 27:16| opgaanden hogen weg, wacht tegenover wacht. ~ 79 2Kro 4:10| rechterzijde, naar het oosten, tegenover het zuiden. ~ 80 2Kro 7:12| voor het altaar des HEEREN, tegenover de ganse gemeente van Israel; 81 2Kro 19:34| den wagen staande houden tegenover de Syriers, tot den avond 82 Neh 3:10 | de zoon van Herumaf, en tegenover zijn huis; en aan zijn hand 83 Neh 3:16 | halve deel van Beth-Zur, tot tegenover Davids graven, en tot aan 84 Neh 3:19 | van Mizpa, een ander maat; tegenover den opgang naar het wapenhuis, 85 Neh 3:23 | verbeterden Benjamin, en Hassub, tegenover hun huis; na hem verbeterde 86 Neh 3:26 | die in Ofel woonden, tot tegenover de Waterpoort aan het oosten, 87 Neh 3:27 | Thekoieten een ander maat; tegenover den groten uitstekenden 88 Neh 3:28 | priesteren, een iegelijk tegenover zijn huis. ~ 89 Neh 3:29 | Zadok, de zoon van Immer, tegenover zijn huis. En na hem verbeterde 90 Neh 3:30 | Mesullam, de zoon van Berechja, tegenover zijn kamer. ~ 91 Neh 3:31 | Nethinim en der kruideniers, tegenover de poort van Mifkad, en 92 Neh 4:5 | hebben U getergd, staande tegenover de bouwlieden. ~ 93 Neh 7:3 | zijn wacht, en een iegelijk tegenover zijn huis. 94 Neh 11:22 | van Asaf waren de zangers tegenover het werk van Gods huis. ~ 95 Neh 12:38 | tweede dankkoor nu ging tegenover, en ik achter hetzelve, 96 Neh 13:21 | Waarom vernacht gijlieden tegenover den muur? Zo gij het weder 97 Est 19 | voorhof van des konings huis, tegenover het huis des konings; de 98 Est 19 | in het koninklijke huis, tegenover de deur van het huis. ~ 99 Job 10:17 | Gij vernieuwt Uw getuigen tegenover mij, en vermenigvuldigt 100 Psa 23:5 | toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders; Gij 101 Psa 39:12 | mijn vrienden staan van tegenover mijn plage, en mijn nabestaanden 102 Psa 40:2 | terwijl de goddeloze nog tegenover mij is. ~ 103 Pred 7:14| want God maakt ook den een tegenover den ander, ter oorzake dat 104 Eze 1:20 | gaan; en de raderen werden tegenover hen opgeheven; want de geest 105 Eze 1:21 | werden, werden de raderen tegenover hen opgeheven; want de geest 106 Eze 3:13 | en het geluid der raderen tegenover hen; en het geluid ener 107 Eze 10:19 | uitgingen; en de raderen waren tegenover hen; en elkeen stond aan 108 Eze 11:22 | vleugelen op, en de raderen tegenover hen; en de heerlijkheid 109 Eze 40:13 | twintig ellen; deur was tegenover deur. ~ 110 Eze 40:18 | de zijde van de poorten, tegenover de lengte van de poorten; 111 Eze 40:23 | het binnenste voorhof was tegenover de poort van het noorden 112 Eze 41:16 | galerijen rondom die drie, tegenover den dorpel, waren beschoten 113 Eze 42:1 | mij tot de kameren, die tegenover de afgesneden plaats, en 114 Eze 42:1 | afgesneden plaats, en die      tegenover het gebouw tegen het noorden 115 Eze 42:3 | 3      Tegenover de twintig ellen, die het 116 Eze 42:3 | binnenste voorhof had, en tegenover het plaveisel, dat het buitenste 117 Eze 42:7 | muur nu, die naar buiten tegenover de kameren was, den weg 118 Eze 45:6 | vijf en twintig duizend, tegenover het heilig hefoffer; voor 119 Eze 45:7 | oostwaarts; en de lengte zal zijn tegenover een der delen, van de westergrens 120 Eze 47:20 | landpale af tot daar men recht tegenover Hamath komt; dat zal de 121 Eze 48:13 | Voorts zullen de Levieten tegenover de landpale der priesteren 122 Eze 48:18 | overgelatene in de lengte, tegenover het heilig hefoffer, zal 123 Eze 48:18 | duizend westwaarts; en het zal tegenover het heilig hefoffer zijn; 124 Eze 48:21 | duizend aan de westerlandpale, tegenover de andere delen, dat zal 125 Dan 5:5 | hand voort, die schreven tegenover den kandelaar, op de kalk 126 Dan 10:13 | koninkrijks van Perzie stond tegenover Mij een en twintig dagen; 127 Dan 10:16 | en zeide tot Dien, Die tegenover mij stond: Mijn Heere! om 128 Oba 1:11 | 11      Ten dage als gij tegenover stondt, ten dage als de 129 Mic 2:8 | Mijn volk op, tot vijand, tegenover een kleed; gij stroopt een 130 Matt 27:61| de andere Maria, zittende tegenover het graf. ~ 131 Mark 12:41| En Jezus, gezeten zijnde tegenover de schatkist, zag, hoe de 132 Mark 15:39| over honderd, die daarbij tegenover Hem stond, ziende, dat Hij 133 Luk 8:26 | der Gadarenen, hetwelk is tegenover Galilea. ~ 134 Luk 10:31 | en hem ziende, ging hij tegenover hem voorbij. ~ 135 Luk 10:32 | hij, en zag hem, en ging tegenover hem voorbij. ~ 136 Luk 19:30 | Gaat henen in dat vlek, dat tegenover is; in hetwelk inkomende, 137 Hand 21:7 | voortvoeren, en nauwelijks tegenover Knidus gekomen waren, overmits 138 Hand 21:7 | voeren wij onder Kreta heen, tegenover Salmone. ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License