Book Chapter: Verse
1 Gen 17:2 | daar stonden drie mannen tegenover hem; als hij hen zag, zo
2 Gen 20:16 | En zij ging en zette zich tegenover, afgaande zo verre, als
3 Gen 20:16 | zie sterven; en zij zat tegenover, en hief haar stem op, en
4 Gen 22:17 | die in Machpela was, dat tegenover Mamre lag, de akker en de
5 Gen 22:19 | des akkers van Machpela, tegenover Mamre, hetwelk is Hebron,
6 Gen 23:76 | Zohar, den Hethiet, welke tegenover Mamre is; ~
7 Gen 23:85 | Havila tot Sur toe, hetwelk tegenover Egypte is, daar gij gaat
8 Gen 27:73 | waar de kudde kwam drinken, tegenover de kudde; en zij werden
9 Gen 44:13 | Efraim met zijn rechterhand, tegenover Israels linkerhand, en Manasse
10 Gen 44:13 | Manasse met zijn linkerhand, tegenover Israels rechterhand, en
11 Gen 45:30 | akker van Machpela, die tegenover Mamre is, in het land Kanaan,
12 Gen 46:13 | van Efron, den Hethiet, tegenover Mamre. ~
13 Exo 14:2 | zee, voor Baal-Zefon; daar tegenover zult gij u legeren aan de
14 Exo 19:2 | Israel nu legerde zich aldaar tegenover dien berg. ~
15 Exo 25:20 | hun aangezichten zullen tegenover elkander zijn; de aangezichten
16 Exo 25:27 | 27 Tegenover de lijst zullen de ringen
17 Exo 28:27 | beneden aan de voorste zijde, tegenover zijn voege, boven den kunstelijken
18 Exo 34:26 | vee, noch runderen zullen tegenover dezen berg niet weiden. ~
19 Exo 37:9 | en hun aangezichten waren tegenover elkander; de aangezichten
20 Exo 37:14 | 14 Tegenover de lijst waren de ringen
21 Exo 38:18 | breedte was vijf ellen, tegenover de behangselen des voorhofs. ~
22 Exo 39:20 | deszelfs voorste zijde, tegenover zijn andere voege, boven
23 Num 2:2 | huis hunner vaderen; rondom tegenover de tent der samenkomst zullen
24 Num 8:2 | lampen aansteken zult, recht tegenover den kandelaar zullen de
25 Num 8:3 | 3 En Aaron deed alzo: tegenover vooraan den kandelaar stak
26 Num 21:11 | Abarim in de woestijn, die tegenover Moab is, tegen den opgang
27 Num 22:5 | het blijft liggen recht tegenover mij. ~
28 Num 32:7 | weder naar Pi-hachiroth, dat tegenover Baal-Sefon is, en zij legerden
29 Deu 1:1 | woestijn, op het vlakke veld tegenover Suf, tussen Paran en tussen
30 Deu 2:19 | 19 En gij zult naderen tegenover de kinderen Ammons; beangstig
31 Deu 3:29 | Alzo bleven wij in dit dal tegenover Beth-Peor. ~
32 Deu 4:46 | van de Jordaan, in het dal tegenover Beth-Peor, in het land van
33 Deu 11:30 | in het vlakke veld wonen, tegenover Gilgal, bij de eikenbossen
34 Deu 28:66 | 66 En uw leven zal tegenover u hangen; en gij zult nacht
35 Deu 32:49 | het land van Moab is, die tegenover Jericho is), en zie het
36 Deu 32:52 | 52 Want van tegenover zult gij dat land zien,
37 Deu 34:1 | hoogten van Pisga, welke recht tegenover Jericho is; en de HEERE
38 Deu 34:6 | dal, in het land van Moab, tegenover Beth-Peor; en niemand heeft
39 Joz 3:16 | Toen trok het volk over, tegenover Jericho. ~
40 Joz 5:13 | en ziet, er stond een Man tegenover hem, Die een uitgetogen
41 Joz 6:5 | daarin klimmen, een iegelijk tegenover zich. ~
42 Joz 6:20 | klom in de stad, een ieder tegenover zich, en zij namen de stad
43 Joz 8:11 | en zij naderden en kwamen tegenover de stad, en zij legerden
44 Joz 8:33 | inboorlingen, een helft daarvan tegenover den berg Gerizim, en een
45 Joz 8:33 | Gerizim, en een helft daarvan tegenover den berg Ebal, gelijk als
46 Joz 9:1 | alle havens der grote zee, tegenover den Libanon: de Hethieten,
47 Joz 18:14 | zuidwaarts van den berg, die tegenover Beth-horon zuidwaarts is,
48 Joz 18:16 | uiterste des bergs, die tegenover het dal van den zoon van
49 Joz 18:17 | naar Geliloth, welke is tegenover den opgang naar Adummim,
50 Joz 18:18 | 18 En gaat door ter zijde tegenover Araba naar het noorden,
51 Joz 19:46 | Rakkon, met de landpale tegenover Jafo. ~
52 Joz 23:11 | hebben een altaar gebouwd, tegenover het land Kanaan, aan de
53 Ric 18:10 | en trok weg, en kwam tot tegenover Jebus (dewelke is Jeruzalem),
54 Ric 19:34 | van gans Israel kwamen van tegenover Gibea, en de strijd werd
55 1Sa 14:5 | gelegen tegen het noorden, tegenover Michmas, en de andere tegen
56 1Sa 14:5 | andere tegen het zuiden, tegenover Geba. ~
57 2Sa 5:23 | dat gij aan hen komt van tegenover de moerbezienbomen; ~
58 2Sa 11:15 | zeggende: Stel Uria vooraan tegenover den sterksten strijd, en
59 2Sa 16:13 | en wierp met stenen van tegenover hem, en stoof met stof. ~
60 2Sa 18:13 | gij zelf zoudt er u van tegenover stellen. ~
61 1Kon 7:5 | uitzicht; en venster was tegenover venster, in drie orden. ~
62 1Kon 7:6 | breedte; en het voorhuis was tegenover die, en de pilaren met de
63 1Kon 7:6 | pilaren met de dikke balken tegenover dezelve. ~
64 1Kon 7:20| twee pilaren, ja, daarboven tegenover den buik, dewelke was nevens
65 1Kon 8:22| voor het altaar des HEEREN, tegenover de ganse gemeente van Israel,
66 1Kon 20:27| kinderen Israels legerden zich tegenover hen, als twee blote geitenkudden,
67 1Kon 20:29| En dezen waren gelegerd tegenover die, zeven dagen; het geschiedde
68 1Kon 21:10| 10 En zet tegenover hem twee mannen, zonen Belials,
69 1Kon 21:13| Belials, en zetten zich tegenover hem; en de mannen Belials
70 1Kon 22:35| den wagen staande gehouden tegenover de Syriers; maar hij stierf
71 2Kon 2:7 | gingen henen, en stonden tegenover van verre; en die beiden
72 2Kon 2:15| kinderen der profeten, die tegenover te Jericho waren, hem zagen,
73 2Kon 3:22| zagen de Moabieten dat water tegenover rood, gelijk bloed. ~
74 2Kon 4:25| als de man Gods haar van tegenover zag, dat hij tot Gehazi,
75 1Kro 8:32| Simea; en dezen woonden ook tegenover hun broederen te Jeruzalem,
76 1Kro 9:38| woonden ook te Jeruzalem, tegenover hun broederen, met hun broederen. ~
77 1Kro 14:14| van boven, en kom tot hen tegenover de moerbezienbomen. ~
78 1Kro 27:16| opgaanden hogen weg, wacht tegenover wacht. ~
79 2Kro 4:10| rechterzijde, naar het oosten, tegenover het zuiden. ~
80 2Kro 7:12| voor het altaar des HEEREN, tegenover de ganse gemeente van Israel;
81 2Kro 19:34| den wagen staande houden tegenover de Syriers, tot den avond
82 Neh 3:10 | de zoon van Herumaf, en tegenover zijn huis; en aan zijn hand
83 Neh 3:16 | halve deel van Beth-Zur, tot tegenover Davids graven, en tot aan
84 Neh 3:19 | van Mizpa, een ander maat; tegenover den opgang naar het wapenhuis,
85 Neh 3:23 | verbeterden Benjamin, en Hassub, tegenover hun huis; na hem verbeterde
86 Neh 3:26 | die in Ofel woonden, tot tegenover de Waterpoort aan het oosten,
87 Neh 3:27 | Thekoieten een ander maat; tegenover den groten uitstekenden
88 Neh 3:28 | priesteren, een iegelijk tegenover zijn huis. ~
89 Neh 3:29 | Zadok, de zoon van Immer, tegenover zijn huis. En na hem verbeterde
90 Neh 3:30 | Mesullam, de zoon van Berechja, tegenover zijn kamer. ~
91 Neh 3:31 | Nethinim en der kruideniers, tegenover de poort van Mifkad, en
92 Neh 4:5 | hebben U getergd, staande tegenover de bouwlieden. ~
93 Neh 7:3 | zijn wacht, en een iegelijk tegenover zijn huis.
94 Neh 11:22 | van Asaf waren de zangers tegenover het werk van Gods huis. ~
95 Neh 12:38 | tweede dankkoor nu ging tegenover, en ik achter hetzelve,
96 Neh 13:21 | Waarom vernacht gijlieden tegenover den muur? Zo gij het weder
97 Est 19 | voorhof van des konings huis, tegenover het huis des konings; de
98 Est 19 | in het koninklijke huis, tegenover de deur van het huis. ~
99 Job 10:17 | Gij vernieuwt Uw getuigen tegenover mij, en vermenigvuldigt
100 Psa 23:5 | toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders; Gij
101 Psa 39:12 | mijn vrienden staan van tegenover mijn plage, en mijn nabestaanden
102 Psa 40:2 | terwijl de goddeloze nog tegenover mij is. ~
103 Pred 7:14| want God maakt ook den een tegenover den ander, ter oorzake dat
104 Eze 1:20 | gaan; en de raderen werden tegenover hen opgeheven; want de geest
105 Eze 1:21 | werden, werden de raderen tegenover hen opgeheven; want de geest
106 Eze 3:13 | en het geluid der raderen tegenover hen; en het geluid ener
107 Eze 10:19 | uitgingen; en de raderen waren tegenover hen; en elkeen stond aan
108 Eze 11:22 | vleugelen op, en de raderen tegenover hen; en de heerlijkheid
109 Eze 40:13 | twintig ellen; deur was tegenover deur. ~
110 Eze 40:18 | de zijde van de poorten, tegenover de lengte van de poorten;
111 Eze 40:23 | het binnenste voorhof was tegenover de poort van het noorden
112 Eze 41:16 | galerijen rondom die drie, tegenover den dorpel, waren beschoten
113 Eze 42:1 | mij tot de kameren, die tegenover de afgesneden plaats, en
114 Eze 42:1 | afgesneden plaats, en die tegenover het gebouw tegen het noorden
115 Eze 42:3 | 3 Tegenover de twintig ellen, die het
116 Eze 42:3 | binnenste voorhof had, en tegenover het plaveisel, dat het buitenste
117 Eze 42:7 | muur nu, die naar buiten tegenover de kameren was, den weg
118 Eze 45:6 | vijf en twintig duizend, tegenover het heilig hefoffer; voor
119 Eze 45:7 | oostwaarts; en de lengte zal zijn tegenover een der delen, van de westergrens
120 Eze 47:20 | landpale af tot daar men recht tegenover Hamath komt; dat zal de
121 Eze 48:13 | Voorts zullen de Levieten tegenover de landpale der priesteren
122 Eze 48:18 | overgelatene in de lengte, tegenover het heilig hefoffer, zal
123 Eze 48:18 | duizend westwaarts; en het zal tegenover het heilig hefoffer zijn;
124 Eze 48:21 | duizend aan de westerlandpale, tegenover de andere delen, dat zal
125 Dan 5:5 | hand voort, die schreven tegenover den kandelaar, op de kalk
126 Dan 10:13 | koninkrijks van Perzie stond tegenover Mij een en twintig dagen;
127 Dan 10:16 | en zeide tot Dien, Die tegenover mij stond: Mijn Heere! om
128 Oba 1:11 | 11 Ten dage als gij tegenover stondt, ten dage als de
129 Mic 2:8 | Mijn volk op, tot vijand, tegenover een kleed; gij stroopt een
130 Matt 27:61| de andere Maria, zittende tegenover het graf. ~
131 Mark 12:41| En Jezus, gezeten zijnde tegenover de schatkist, zag, hoe de
132 Mark 15:39| over honderd, die daarbij tegenover Hem stond, ziende, dat Hij
133 Luk 8:26 | der Gadarenen, hetwelk is tegenover Galilea. ~
134 Luk 10:31 | en hem ziende, ging hij tegenover hem voorbij. ~
135 Luk 10:32 | hij, en zag hem, en ging tegenover hem voorbij. ~
136 Luk 19:30 | Gaat henen in dat vlek, dat tegenover is; in hetwelk inkomende,
137 Hand 21:7 | voortvoeren, en nauwelijks tegenover Knidus gekomen waren, overmits
138 Hand 21:7 | voeren wij onder Kreta heen, tegenover Salmone. ~
|