Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
zielen 98
zien 413
ziend 1
ziende 137
zienden 1
ziener 22
zieners 7
Frequency    [«  »]
137 runderen
137 slaan
137 voort
137 ziende
136 42
136 deszelfs
136 duisternis

Bijbel

IntraText - Concordances

ziende

    Book Chapter: Verse
1 Exo 4:11 | den stomme, of dove, of ziende, of blinde gemaakt? Ben 2 Joz 8:21 | En Jozua en gans Israel, ziende, dat de achterlage de stad 3 Ric 17:26 | Dan huns weegs; en Micha, ziende, dat zij sterker waren dan 4 1Kon 7:25 | op twaalf runderen; drie ziende naar het noorden, en drie 5 1Kon 7:25 | naar het noorden, en drie ziende naar het westen, en drie 6 1Kon 7:25 | naar het westen, en drie ziende naar het zuiden, en drie 7 1Kon 7:25 | naar het zuiden, en drie ziende naar het oosten; en de zee 8 2Kro 4:4 | op twaalf runderen, drie ziende naar het noorden, en drie 9 2Kro 4:4 | naar het noorden, en drie ziende naar het westen, en drie 10 2Kro 4:4 | naar het westen, en drie ziende naar het zuiden, en drie 11 2Kro 4:4 | naar het zuiden, en drie ziende naar het oosten; en de zee 12 2Kro 32:2 | 2 Jehizkia nu ziende, dat Sanherib kwam, en zijn 13 Psa 63:3 | het heiligdom aanschouwd, ziende Uw sterkheid en Uw eer; ~ 14 Psa 73:3 | was nijdig op de dwazen, ziende der goddelozen vrede. ~ 15 Jes 6:9 | maar verstaat niet, en ziende ziet, maar merkt niet. ~ 16 Klaa 1:127| bezweken ons onze ogen, ziende naar onze ijdele hulp; wij 17 Eze 17:6 | doch nederig van stam, ziende met zijn takken naar hem, 18 Eze 19:5 | 5      Zij nu ziende, dat zij in hope was geweest, 19 Eze 22:28 | pleisteren hen met loze kalk; ziende ijdelheid en hun leugen 20 Eze 40:44 | zijde van de oostpoort, ziende den weg naar het noorden. ~ 21 Eze 43:17 | rondom; en      zijn trappen ziende naar het oosten. ~ 22 Matt 2:30 | 7 Hij dan, ziende velen van de Farizeen en 23 Matt 5:1 | 1 En Jezus, de schare ziende, is geklommen op een berg, 24 Matt 8:18 | 18 En Jezus, vele scharen ziende rondom Zich, beval aan de 25 Matt 9:2 | 2 En Jezus, hun geloof ziende, zeide tot den geraakte: 26 Matt 9:4 | 4 En Jezus, ziende hun gedachten, zeide: Waarom 27 Matt 9:8 | 8 De scharen nu dat ziende, hebben zich verwonderd, 28 Matt 9:11 | 11 En de Farizeen, dat ziende, zeiden tot Zijn discipelen: 29 Matt 9:22 | Zich omkerende, en haar ziende, zeide: Wees welgemoed, 30 Matt 9:36 | 36 En Hij, de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming 31 Matt 11:5 | 5 De blinden worden ziende, en de kreupelen wandelen; 32 Matt 12:2 | 2 En de Farizeen, dat ziende, zeiden tot Hem: Zie, Uw 33 Matt 13:13 | gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en horende niet 34 Matt 13:14 | en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins 35 Matt 14:19 | twee vissen, en opwaarts ziende naar den hemel, zegende 36 Matt 14:26 | 26 En de discipelen, ziende Hem op de zee wandelen, 37 Matt 14:30 | 30 Maar ziende den sterken wind, werd hij 38 Matt 15:31 | scharen zich verwonderden, ziende de stommen sprekende, de 39 Matt 15:31 | wandelende, en de blinden ziende; en zij verheerlijkten den 40 Matt 20:34 | terstond werden hun ogen ziende, en zij volgden Hem. ~  ~ 41 Matt 21:19 | 19 En ziende, een vijgeboom aan den weg, 42 Matt 21:20 | 20 En de discipelen, dat ziende, verwonderden zich, zeggende: 43 Matt 21:32 | geloofd; doch gij, zulks ziende, hebt daarna geen berouw 44 Matt 21:38 | de landlieden, den zoon ziende, zeiden onder elkander: 45 Matt 26:8 | En Zijn discipelen, dat ziende, namen het zeer kwalijk, 46 Matt 27:3 | dien Hem verraden had, ziende, dat Hij veroordeeld was, 47 Matt 27:54 | met hem Jezus bewaarden, ziende de aardbeving, en de dingen, 48 Mark 2:5 | 5 En Jezus, hun geloof ziende, zeide tot den geraakte: 49 Mark 2:16 | Schriftgeleerden en de Farizeen, ziende Hem eten met de tollenaren 50 Mark 4:12 | 12 Opdat zij ziende zien, en niet bemerken, 51 Mark 5:22 | met name Jairus; en Hem ziende, viel hij aan Zijn voeten, ~ 52 Mark 6:49 | 49 En zij, ziende Hem wandelen op de zee, 53 Mark 7:2 | 2 En ziende, dat sommigen van Zijn discipelen 54 Mark 7:34 | 34 En opwaarts ziende naar den hemel, zuchtte 55 Mark 9:8 | 8 En haastelijk rondom ziende, zagen zij niemand meer, 56 Mark 9:15 | terstond de gehele schare Hem ziende, werd verbaasd, en toelopende 57 Mark 9:25 | 25 En Jezus ziende, dat de schare gezamenlijk 58 Mark 10:14 | 14 Maar Jezus, dat ziende, nam het zeer kwalijk, en 59 Mark 10:23 | 23 En Jezus rondom ziende, zeide tot Zijn discipelen: 60 Mark 10:51 | tot Hem: Rabboni! dat ik ziende mag worden. ~ 61 Mark 10:52 | behouden. En terstond werd hij ziende, en volgde Jezus op den 62 Mark 11:13 | 13 En ziende van verre een vijgeboom, 63 Mark 12:34 | 34 En Jezus ziende, dat hij verstandelijk geantwoord 64 Mark 14:67 | 67 En ziende Petrus zich warmende, zag 65 Mark 14:69 | dienstmaagd, hem wederom ziende, begon te zeggen tot degenen, 66 Mark 15:39 | daarbij tegenover Hem stond, ziende, dat Hij alzo roepende den 67 Luk 1:12 | 12 En Zacharias, hem ziende, werd ontroerd, en vreze 68 Luk 2:48 | 48 En zij, Hem ziende, werden verslagen; en Zijn 69 Luk 5:8 | 8 En Simon Petrus, dat ziende, viel neder aan de knieen 70 Luk 5:12 | vol melaatsheid; en Jezus ziende, viel hij op het aangezicht, 71 Luk 5:20 | 20 En Hij ziende hun geloof, zeide tot hem: 72 Luk 7:13 | 13 En de Heere, haar ziende, werd innerlijk met ontferming 73 Luk 7:22 | namelijk dat de blinden ziende worden, de kreupelen wandelen, 74 Luk 7:39 | die Hem genood had, zulks ziende, sprak bij zichzelven, zeggende: 75 Luk 8:10 | gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien, en horende niet 76 Luk 8:28 | 28 En hij, Jezus ziende, en zeer roepende, viel 77 Luk 8:34 | 34 En die ze weidden, ziende hetgeen geschied was, zijn 78 Luk 8:47 | 47 De vrouw nu, ziende, dat zij niet verborgen 79 Luk 9:47 | 47 Maar Jezus, ziende de overleggingen hunner 80 Luk 10:31 | denzelven weg af, en hem ziende, ging hij tegenover hem 81 Luk 10:33 | kwam omtrent hem, en hem ziende, werd hij met innerlijke 82 Luk 11:38 | 38 En de Farizeer, dat ziende, verwonderde zich, dat Hij 83 Luk 13:12 | 12 En Jezus, haar ziende, riep haar tot Zich, en 84 Luk 17:15 | 15 En een van hen, ziende, dat hij genezen was, keerde 85 Luk 18:15 | aanraken; en de discipelen, dat ziende, bestraften dezelve. ~ 86 Luk 18:24 | 24 Jezus nu, ziende, dat hij geheel droevig 87 Luk 18:41 | hij zeide: Heere! dat ik ziende mag worden. ~ 88 Luk 18:42 | Jezus zeide tot hem: Word ziende; uw geloof heeft u behouden. ~ 89 Luk 18:43 | 43 En terstond werd hij ziende, en volgde Hem, God verheerlijkende. 90 Luk 18:43 | verheerlijkende. En al het volk, dat ziende, gaf Gode lof. ~  ~ 91 Luk 19:5 | die plaats kwam, opwaarts ziende, zag Hij hem, en zeide tot 92 Luk 20:13 | zoon zenden; mogelijk dezen ziende, zullen zij hem ontzien. ~ 93 Luk 22:49 | 49 En die bij Hem waren, ziende, wat er geschieden zou, 94 Luk 22:56 | een zekere dienstmaagd, ziende hem bij het vuur zitten, 95 Luk 22:58 | kort daarna een ander, hem ziende, zeide: Ook gij zijt van 96 Luk 23:48 | waren om dit te aanschouwen, ziende de dingen, die geschied 97 Joha 1:36 | 36 En ziende op Jezus, daar wandelende, 98 Joha 1:38 | Jezus Zich omkerende, en ziende hen volgen, zeide tot hen: ~ 99 Joha 2:23 | geloofden velen in Zijn Naam, ziende Zijn tekenen, die Hij deed. ~ 100 Joha 5:6 | 6 Jezus, ziende dezen liggen, en wetende, 101 Joha 6:5 | de ogen opheffende, en ziende, dat een grote schare tot 102 Joha 6:22 | andere zijde der zee stond, ziende, dat aldaar geen ander scheepje 103 Joha 8:10 | oprichtende, en niemand ziende dan de vrouw, zeide tot 104 Joha 9:7 | heen en wies zich, en kwam ziende. ~ 105 Joha 9:11 | en wies mij, en ik werd ziende. ~ 106 Joha 9:15 | hem ook wederom, hoe hij ziende geworden was. En hij zeide 107 Joha 9:18 | hij blind geweest was, en ziende was geworden, totdat zij 108 Joha 9:18 | de ouders desgenen, die ziende geworden was. ~ 109 Joha 11:31 | waren, en haar vertroostten, ziende Maria, dat zij haastelijk 110 Joha 19:26 | 26 Jezus nu, ziende Zijn moeder, en den discipel, 111 Hand 3:3 | Welke, Petrus en Johannes ziende, als zij in den tempel zouden 112 Hand 3:4 | En Petrus, sterk op hem ziende, met Johannes, zeide: Zie 113 Hand 3:12 | 12 En Petrus, dat ziende, antwoordde tot het volk: 114 Hand 4:13 | 13 Zij nu, ziende de vrijmoedigheid van Petrus 115 Hand 4:14 | 14 En ziende den mens bij hen staan, 116 Hand 6:23 | zijnde, en de genade Gods ziende, werd verblijd, en vermaande 117 Hand 7:45 | Doch de Joden, de scharen ziende, werden met nijdigheid vervuld, 118 Hand 8:9 | ogen op hem houdende, en ziende, dat hij geloof had om gezond 119 Hand 8:11 | 11 En de scharen, ziende, hetgeen Paulus gedaan had, 120 Hand 10:27 | wakker geworden zijnde, en ziende de deuren der gevangenis 121 Hand 11:16 | geest in hem ontstoken, ziende, dat de stad zo zeer afgodisch 122 Hand 15:32 | oversten en de krijgsknechten ziende, hielden op van Paulus te 123 Hand 16:13 | Saul, broeder, word weder ziende! En ter zelfder ure werd 124 Hand 16:13 | ter zelfder ure werd ik ziende op hem. ~ 125 Hand 22:15 | drie tabernen; welke Paulus ziende, dankte hij God en greep 126 Hand 22:26 | en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins 127 Gal 3:8 | En de Schrift, te voren ziende, dat God de heidenen uit 128 Gal 6:1 | geest der zachtmoedigheid; ziende op uzelven, opdat ook gij 129 Efez 5:32 | groot; doch ik zeg dit, ziende op Christus en op de Gemeente. ~ 130 Fili 2:28 | gezonden, opdat gij, hem ziende, wederom u zoudt verblijden, 131 Kol 2:5 | bij u, mij verblijdende en ziende uw ordening, en de vastigheid 132 Heb 11:27 | hij hield zich vast, als ziende den Onzienlijke. ~ 133 Heb 12:2 | 2 Ziende op den oversten Leidsman 134 1Pet 1:8 | gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar gelovende, u verheugt 135 2Pet 1:9 | is blind, van verre niet ziende, hebbende vergeten de reiniging 136 Open 17:8 | grondlegging der wereld), ziende het beest, dat was en niet 137 Open 18:18 | 18 En riepen, ziende den rook van haar brand,


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License