Book Chapter: Verse
1 Exo 4:11 | den stomme, of dove, of ziende, of blinde gemaakt? Ben
2 Joz 8:21 | En Jozua en gans Israel, ziende, dat de achterlage de stad
3 Ric 17:26 | Dan huns weegs; en Micha, ziende, dat zij sterker waren dan
4 1Kon 7:25 | op twaalf runderen; drie ziende naar het noorden, en drie
5 1Kon 7:25 | naar het noorden, en drie ziende naar het westen, en drie
6 1Kon 7:25 | naar het westen, en drie ziende naar het zuiden, en drie
7 1Kon 7:25 | naar het zuiden, en drie ziende naar het oosten; en de zee
8 2Kro 4:4 | op twaalf runderen, drie ziende naar het noorden, en drie
9 2Kro 4:4 | naar het noorden, en drie ziende naar het westen, en drie
10 2Kro 4:4 | naar het westen, en drie ziende naar het zuiden, en drie
11 2Kro 4:4 | naar het zuiden, en drie ziende naar het oosten; en de zee
12 2Kro 32:2 | 2 Jehizkia nu ziende, dat Sanherib kwam, en zijn
13 Psa 63:3 | het heiligdom aanschouwd, ziende Uw sterkheid en Uw eer; ~
14 Psa 73:3 | was nijdig op de dwazen, ziende der goddelozen vrede. ~
15 Jes 6:9 | maar verstaat niet, en ziende ziet, maar merkt niet. ~
16 Klaa 1:127| bezweken ons onze ogen, ziende naar onze ijdele hulp; wij
17 Eze 17:6 | doch nederig van stam, ziende met zijn takken naar hem,
18 Eze 19:5 | 5 Zij nu ziende, dat zij in hope was geweest,
19 Eze 22:28 | pleisteren hen met loze kalk; ziende ijdelheid en hun leugen
20 Eze 40:44 | zijde van de oostpoort, ziende den weg naar het noorden. ~
21 Eze 43:17 | rondom; en zijn trappen ziende naar het oosten. ~
22 Matt 2:30 | 7 Hij dan, ziende velen van de Farizeen en
23 Matt 5:1 | 1 En Jezus, de schare ziende, is geklommen op een berg,
24 Matt 8:18 | 18 En Jezus, vele scharen ziende rondom Zich, beval aan de
25 Matt 9:2 | 2 En Jezus, hun geloof ziende, zeide tot den geraakte:
26 Matt 9:4 | 4 En Jezus, ziende hun gedachten, zeide: Waarom
27 Matt 9:8 | 8 De scharen nu dat ziende, hebben zich verwonderd,
28 Matt 9:11 | 11 En de Farizeen, dat ziende, zeiden tot Zijn discipelen:
29 Matt 9:22 | Zich omkerende, en haar ziende, zeide: Wees welgemoed,
30 Matt 9:36 | 36 En Hij, de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming
31 Matt 11:5 | 5 De blinden worden ziende, en de kreupelen wandelen;
32 Matt 12:2 | 2 En de Farizeen, dat ziende, zeiden tot Hem: Zie, Uw
33 Matt 13:13 | gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en horende niet
34 Matt 13:14 | en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins
35 Matt 14:19 | twee vissen, en opwaarts ziende naar den hemel, zegende
36 Matt 14:26 | 26 En de discipelen, ziende Hem op de zee wandelen,
37 Matt 14:30 | 30 Maar ziende den sterken wind, werd hij
38 Matt 15:31 | scharen zich verwonderden, ziende de stommen sprekende, de
39 Matt 15:31 | wandelende, en de blinden ziende; en zij verheerlijkten den
40 Matt 20:34 | terstond werden hun ogen ziende, en zij volgden Hem. ~ ~
41 Matt 21:19 | 19 En ziende, een vijgeboom aan den weg,
42 Matt 21:20 | 20 En de discipelen, dat ziende, verwonderden zich, zeggende:
43 Matt 21:32 | geloofd; doch gij, zulks ziende, hebt daarna geen berouw
44 Matt 21:38 | de landlieden, den zoon ziende, zeiden onder elkander:
45 Matt 26:8 | En Zijn discipelen, dat ziende, namen het zeer kwalijk,
46 Matt 27:3 | dien Hem verraden had, ziende, dat Hij veroordeeld was,
47 Matt 27:54 | met hem Jezus bewaarden, ziende de aardbeving, en de dingen,
48 Mark 2:5 | 5 En Jezus, hun geloof ziende, zeide tot den geraakte:
49 Mark 2:16 | Schriftgeleerden en de Farizeen, ziende Hem eten met de tollenaren
50 Mark 4:12 | 12 Opdat zij ziende zien, en niet bemerken,
51 Mark 5:22 | met name Jairus; en Hem ziende, viel hij aan Zijn voeten, ~
52 Mark 6:49 | 49 En zij, ziende Hem wandelen op de zee,
53 Mark 7:2 | 2 En ziende, dat sommigen van Zijn discipelen
54 Mark 7:34 | 34 En opwaarts ziende naar den hemel, zuchtte
55 Mark 9:8 | 8 En haastelijk rondom ziende, zagen zij niemand meer,
56 Mark 9:15 | terstond de gehele schare Hem ziende, werd verbaasd, en toelopende
57 Mark 9:25 | 25 En Jezus ziende, dat de schare gezamenlijk
58 Mark 10:14 | 14 Maar Jezus, dat ziende, nam het zeer kwalijk, en
59 Mark 10:23 | 23 En Jezus rondom ziende, zeide tot Zijn discipelen:
60 Mark 10:51 | tot Hem: Rabboni! dat ik ziende mag worden. ~
61 Mark 10:52 | behouden. En terstond werd hij ziende, en volgde Jezus op den
62 Mark 11:13 | 13 En ziende van verre een vijgeboom,
63 Mark 12:34 | 34 En Jezus ziende, dat hij verstandelijk geantwoord
64 Mark 14:67 | 67 En ziende Petrus zich warmende, zag
65 Mark 14:69 | dienstmaagd, hem wederom ziende, begon te zeggen tot degenen,
66 Mark 15:39 | daarbij tegenover Hem stond, ziende, dat Hij alzo roepende den
67 Luk 1:12 | 12 En Zacharias, hem ziende, werd ontroerd, en vreze
68 Luk 2:48 | 48 En zij, Hem ziende, werden verslagen; en Zijn
69 Luk 5:8 | 8 En Simon Petrus, dat ziende, viel neder aan de knieen
70 Luk 5:12 | vol melaatsheid; en Jezus ziende, viel hij op het aangezicht,
71 Luk 5:20 | 20 En Hij ziende hun geloof, zeide tot hem:
72 Luk 7:13 | 13 En de Heere, haar ziende, werd innerlijk met ontferming
73 Luk 7:22 | namelijk dat de blinden ziende worden, de kreupelen wandelen,
74 Luk 7:39 | die Hem genood had, zulks ziende, sprak bij zichzelven, zeggende:
75 Luk 8:10 | gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien, en horende niet
76 Luk 8:28 | 28 En hij, Jezus ziende, en zeer roepende, viel
77 Luk 8:34 | 34 En die ze weidden, ziende hetgeen geschied was, zijn
78 Luk 8:47 | 47 De vrouw nu, ziende, dat zij niet verborgen
79 Luk 9:47 | 47 Maar Jezus, ziende de overleggingen hunner
80 Luk 10:31 | denzelven weg af, en hem ziende, ging hij tegenover hem
81 Luk 10:33 | kwam omtrent hem, en hem ziende, werd hij met innerlijke
82 Luk 11:38 | 38 En de Farizeer, dat ziende, verwonderde zich, dat Hij
83 Luk 13:12 | 12 En Jezus, haar ziende, riep haar tot Zich, en
84 Luk 17:15 | 15 En een van hen, ziende, dat hij genezen was, keerde
85 Luk 18:15 | aanraken; en de discipelen, dat ziende, bestraften dezelve. ~
86 Luk 18:24 | 24 Jezus nu, ziende, dat hij geheel droevig
87 Luk 18:41 | hij zeide: Heere! dat ik ziende mag worden. ~
88 Luk 18:42 | Jezus zeide tot hem: Word ziende; uw geloof heeft u behouden. ~
89 Luk 18:43 | 43 En terstond werd hij ziende, en volgde Hem, God verheerlijkende.
90 Luk 18:43 | verheerlijkende. En al het volk, dat ziende, gaf Gode lof. ~ ~
91 Luk 19:5 | die plaats kwam, opwaarts ziende, zag Hij hem, en zeide tot
92 Luk 20:13 | zoon zenden; mogelijk dezen ziende, zullen zij hem ontzien. ~
93 Luk 22:49 | 49 En die bij Hem waren, ziende, wat er geschieden zou,
94 Luk 22:56 | een zekere dienstmaagd, ziende hem bij het vuur zitten,
95 Luk 22:58 | kort daarna een ander, hem ziende, zeide: Ook gij zijt van
96 Luk 23:48 | waren om dit te aanschouwen, ziende de dingen, die geschied
97 Joha 1:36 | 36 En ziende op Jezus, daar wandelende,
98 Joha 1:38 | Jezus Zich omkerende, en ziende hen volgen, zeide tot hen: ~
99 Joha 2:23 | geloofden velen in Zijn Naam, ziende Zijn tekenen, die Hij deed. ~
100 Joha 5:6 | 6 Jezus, ziende dezen liggen, en wetende,
101 Joha 6:5 | de ogen opheffende, en ziende, dat een grote schare tot
102 Joha 6:22 | andere zijde der zee stond, ziende, dat aldaar geen ander scheepje
103 Joha 8:10 | oprichtende, en niemand ziende dan de vrouw, zeide tot
104 Joha 9:7 | heen en wies zich, en kwam ziende. ~
105 Joha 9:11 | en wies mij, en ik werd ziende. ~
106 Joha 9:15 | hem ook wederom, hoe hij ziende geworden was. En hij zeide
107 Joha 9:18 | hij blind geweest was, en ziende was geworden, totdat zij
108 Joha 9:18 | de ouders desgenen, die ziende geworden was. ~
109 Joha 11:31 | waren, en haar vertroostten, ziende Maria, dat zij haastelijk
110 Joha 19:26 | 26 Jezus nu, ziende Zijn moeder, en den discipel,
111 Hand 3:3 | Welke, Petrus en Johannes ziende, als zij in den tempel zouden
112 Hand 3:4 | En Petrus, sterk op hem ziende, met Johannes, zeide: Zie
113 Hand 3:12 | 12 En Petrus, dat ziende, antwoordde tot het volk:
114 Hand 4:13 | 13 Zij nu, ziende de vrijmoedigheid van Petrus
115 Hand 4:14 | 14 En ziende den mens bij hen staan,
116 Hand 6:23 | zijnde, en de genade Gods ziende, werd verblijd, en vermaande
117 Hand 7:45 | Doch de Joden, de scharen ziende, werden met nijdigheid vervuld,
118 Hand 8:9 | ogen op hem houdende, en ziende, dat hij geloof had om gezond
119 Hand 8:11 | 11 En de scharen, ziende, hetgeen Paulus gedaan had,
120 Hand 10:27 | wakker geworden zijnde, en ziende de deuren der gevangenis
121 Hand 11:16 | geest in hem ontstoken, ziende, dat de stad zo zeer afgodisch
122 Hand 15:32 | oversten en de krijgsknechten ziende, hielden op van Paulus te
123 Hand 16:13 | Saul, broeder, word weder ziende! En ter zelfder ure werd
124 Hand 16:13 | ter zelfder ure werd ik ziende op hem. ~
125 Hand 22:15 | drie tabernen; welke Paulus ziende, dankte hij God en greep
126 Hand 22:26 | en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins
127 Gal 3:8 | En de Schrift, te voren ziende, dat God de heidenen uit
128 Gal 6:1 | geest der zachtmoedigheid; ziende op uzelven, opdat ook gij
129 Efez 5:32 | groot; doch ik zeg dit, ziende op Christus en op de Gemeente. ~
130 Fili 2:28 | gezonden, opdat gij, hem ziende, wederom u zoudt verblijden,
131 Kol 2:5 | bij u, mij verblijdende en ziende uw ordening, en de vastigheid
132 Heb 11:27 | hij hield zich vast, als ziende den Onzienlijke. ~
133 Heb 12:2 | 2 Ziende op den oversten Leidsman
134 1Pet 1:8 | gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar gelovende, u verheugt
135 2Pet 1:9 | is blind, van verre niet ziende, hebbende vergeten de reiniging
136 Open 17:8 | grondlegging der wereld), ziende het beest, dat was en niet
137 Open 18:18 | 18 En riepen, ziende den rook van haar brand,
|