1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8706
Book Chapter: Verse
4501 Psa 139:8 | bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar. ~
4502 Psa 139:13 | 13 Want Gij bezit mijn nieren; Gij hebt
4503 Psa 139:13 | Want Gij bezit mijn nieren; Gij hebt mij in mijner moeders
4504 Psa 139:19 | 19 O God! dat Gij den goddeloze ombracht!
4505 Psa 139:19 | den goddeloze ombracht! en gij, mannen des bloeds, wijkt
4506 Psa 140:7 | heb tot den HEERE gezegd: Gij zijt mijn God; neem ter
4507 Psa 140:8 | Heere, Sterkte mijns heils! Gij hebt mijn hoofd bedekt ten
4508 Psa 142:4 | overstelpt was, zo hebt Gij mijn pad gekend. Zij hebben
4509 Psa 142:6 | riep ik, o HEERE! ik zeide: Gij zijt mijn Toevlucht, mijn
4510 Psa 142:8 | zullen mij omringen, wanneer Gij wel bij mij zult gedaan
4511 Psa 143:10 | Uw welbehagen doen, want Gij zijt mijn God! Uw goede
4512 Psa 144:3 | HEERE! wat is de mens, dat Gij hem kent, het kind des mensen,
4513 Psa 144:3 | het kind des mensen, dat Gij het acht? ~
4514 Psa 144:10 | 10 Gij, die den koningen overwinning
4515 Psa 145:1 | David. Aleph. O mijn God, Gij Koning! ik zal U verhogen,
4516 Psa 145:15 | Aller ogen wachten op U; en Gij geeft hun hun spijs te zijner
4517 Psa 145:16 | 16 Pe. Gij doet Uw hand open, en verzadigt
4518 Psa 148:3 | en maan! Looft Hem, alle gij lichtende sterren!
4519 Psa 148:4 | 4 Looft Hem, gij hemelen der hemelen! en
4520 Psa 148:4 | hemelen der hemelen! en gij wateren, die boven de hemelen
4521 Psa 148:7 | den HEERE, van de aarde; gij walvissen en alle afgronden! ~
4522 Psa 148:8 | en hagel, sneeuw en damp; gij stormwind, die Zijn woord
4523 Psa 148:9 | 9 Gij bergen en alle heuvelen;
4524 Psa 148:11 | 11 Gij koningen der aarde, en alle
4525 Psa 148:11 | der aarde, en alle volken, gij vorsten, en alle rechters
4526 Psa 148:12 | Jongelingen en ook maagden; gij ouden met de jongen! ~
4527 Spre 1:14 | 14 Gij zult uw lot midden onder
4528 Spre 1:22 | 22 Gij slechten! hoe lang zult
4529 Spre 1:22 | slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen,
4530 Spre 1:25 | 25 En gij al Mijn raad verworpen,
4531 Spre 2:1 | 1 Mijn zoon! zo gij mijn redenen aanneemt, en
4532 Spre 2:2 | wijsheid te doen opmerken; zo gij uw hart tot verstandigheid
4533 Spre 2:3 | 3 Ja, zo gij tot het verstand roept,
4534 Spre 2:4 | 4 Zo gij haar zoekt als zilver, en
4535 Spre 2:5 | 5 Dan zult gij de vreze des HEEREN verstaan,
4536 Spre 2:9 | 9 Dan zult gij verstaan gerechtigheid,
4537 Spre 2:20 | 20 Opdat gij wandelt op den weg der goeden,
4538 Spre 3:23 | 23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en
4539 Spre 3:23 | uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. ~
4540 Spre 3:24 | 24 Zo gij nederligt, zult gij niet
4541 Spre 3:24 | Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij
4542 Spre 3:24 | gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap
4543 Spre 4:1 | 1 Hoort, gij kinderen! de tucht des vaders,
4544 Spre 4:8 | zij zal u vereren, als gij haar omhelzen zult. ~
4545 Spre 4:12 | benauwd worden, en indien gij loopt, zult gij niet struikelen. ~
4546 Spre 4:12 | en indien gij loopt, zult gij niet struikelen. ~
4547 Spre 5:2 | 2 Opdat gij alle bedachtzaamheid behoudt,
4548 Spre 5:6 | 6 Opdat gij het pad des levens niet
4549 Spre 5:6 | haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt. ~
4550 Spre 5:7 | 7 Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij,
4551 Spre 5:9 | 9 Opdat gij anderen uw eer niet geeft,
4552 Spre 5:11 | 11 En gij in uw laatste brult, als
4553 Spre 5:20 | 20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde
4554 Spre 6:1 | 1 Mijn zoon! zo gij voor uw naaste borg geworden
4555 Spre 6:2 | 2 Gij zijt verstrikt met de redenen
4556 Spre 6:2 | met de redenen uws monds; gij zijt gevangen met de redenen
4557 Spre 6:3 | mijn zoon! en red u, dewijl gij in de hand uws naasten gekomen
4558 Spre 6:6 | 6 Ga tot de mier, gij luiaard! zie haar wegen,
4559 Spre 6:9 | 9 Hoe lang zult gij, luiaard, nederliggen? Wanneer
4560 Spre 6:9 | nederliggen? Wanneer zult gij van uw slaap opstaan? ~
4561 Spre 6:22 | 22 Als gij wandelt, zal dat u geleiden;
4562 Spre 6:22 | zal dat u geleiden; als gij nederligt, zal het over
4563 Spre 6:22 | over u de wacht houden; als gij wakker wordt, zal hetzelve
4564 Spre 6:35 | niet bewilligen, ofschoon gij het geschenk vergroot. ~ ~
4565 Spre 7:4 | Zeg tot de wijsheid: Gij zijt mijn zuster; en heet
4566 Spre 8:5 | 5 Gij slechten! verstaat kloekzinnigheid,
4567 Spre 8:5 | verstaat kloekzinnigheid, en gij zotten! verstaat met het
4568 Spre 9:12 | 12 Indien gij wijs zijt, gij zijt wijs
4569 Spre 9:12 | Indien gij wijs zijt, gij zijt wijs voor uzelven;
4570 Spre 9:12 | wijs voor uzelven; en zijt gij een spotter, gij zult het
4571 Spre 9:12 | en zijt gij een spotter, gij zult het alleen dragen. ~
4572 Spre 14:7 | tegenwoordigheid eens zotten mans; want gij zoudt bij hem geen lippen
4573 Spre 19:19 | zal straf dragen; want zo gij hem uitredt, zo zult gij
4574 Spre 19:19 | gij hem uitredt, zo zult gij nog moeten voortvaren. ~
4575 Spre 19:20 | en ontvang tucht, opdat gij in uw laatste wijs zijt. ~
4576 Spre 20:13 | den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw
4577 Spre 22:18 | Want het is liefelijk, als gij die in uw binnenste bewaart;
4578 Spre 22:19 | maak ik u die heden bekend; gij ook maak ze bekend. ~
4579 Spre 22:21 | redenen der waarheid; opdat gij de redenen der waarheid
4580 Spre 22:25 | 25 Opdat gij zijn paden niet leert, en
4581 Spre 22:27 | 27 Zo gij niet hadt om te betalen,
4582 Spre 22:29 | 29 Hebt gij een man gezien, die vaardig
4583 Spre 23:1 | 1 Als gij aangezeten zult zijn om
4584 Spre 23:1 | heerser te eten, zo zult gij scherpelijk letten op dengene,
4585 Spre 23:2 | mes aan uw keel, indien gij een gulzig mens zijt; ~
4586 Spre 23:5 | 5 Zult gij uw ogen laten vliegen op
4587 Spre 23:8 | 8 Uw bete, die gij gegeten hebt, zoudt gij
4588 Spre 23:8 | gij gegeten hebt, zoudt gij uitspuwen; en gij zoudt
4589 Spre 23:8 | zoudt gij uitspuwen; en gij zoudt uw liefelijke woorden
4590 Spre 23:13 | van den jongen niet; als gij hem met de roede zult slaan,
4591 Spre 23:14 | 14 Gij zult hem met de roede slaan,
4592 Spre 23:19 | 19 Hoor gij, mijn zoon! en word wijs,
4593 Spre 23:34 | 34 En gij zult zijn, gelijk een, die
4594 Spre 23:35 | heeft mij geslagen, zult gij zeggen, ik ben niet ziek
4595 Spre 24:6 | door wijze raadslagen zult gij voor u den krijg voeren,
4596 Spre 24:10 | 10 Vertoont gij u slap ten dage uwer benauwdheid,
4597 Spre 24:11 | wankelen ter doding, zo gij u onthoudt. ~
4598 Spre 24:12 | 12 Wanneer gij zegt: Ziet, wij weten dat
4599 Spre 24:14 | wijsheid voor uw ziel; als gij ze vindt, zo zal er beloning
4600 Spre 24:24 | tot den goddeloze zegt: Gij zijt rechtvaardig; dien
4601 Spre 24:28 | tegen uw naaste; want zoudt gij verleiden met uw lip? ~
4602 Spre 25:8 | voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste
4603 Spre 25:16 | 16 Hebt gij honig gevonden, eet dat
4604 Spre 25:16 | eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat
4605 Spre 25:22 | 22 Want gij zult vurige kolen op zijn
4606 Spre 26:4 | zijn dwaasheid niet, opdat gij ook hem niet gelijk wordt. ~
4607 Spre 26:12 | 12 Hebt gij een man gezien, die wijs
4608 Spre 27:1 | den dag van morgen; want gij weet niet, wat de dag zal
4609 Spre 27:22 | 22 Al stiet gij den dwaas in een mortier
4610 Spre 27:27 | 27 Daartoe zult gij genoegzaamheid van geitenmelk
4611 Spre 29:20 | 20 Hebt gij een man gezien, die haastig
4612 Spre 30:4 | de Naam Zijns Zoons, zo gij het weet? ~
4613 Spre 30:6 | Hij u niet bestraffe, en gij leugenachtig bevonden wordt. ~
4614 Spre 30:10 | opdat hij u niet vloeke, en gij schuldig wordt. ~
4615 Spre 30:32 | 32 Zo gij dwaselijk gehandeld hebt,
4616 Spre 30:32 | met u te verheffen, en zo gij kwaad bedacht hebt, de hand
4617 Spre 31:29 | deugdelijke gehandeld; maar gij gaat die allen te boven. ~
4618 Pred 2:2 | Tot het lachen zeide ik: Gij zijt onzinnig, en tot de
4619 Pred 4:17 | Bewaar uw voet, als gij tot het huis Gods ingaat,
4620 Pred 5:1 | God is in den hemel, en gij zijt op de aarde; daarom
4621 Pred 5:3 | 3 Wanneer gij een gelofte aan God zult
4622 Pred 5:3 | geen lust aan zotten; wat gij zult beloofd hebben, betaal
4623 Pred 5:4 | 4 Het is beter, dat gij niet belooft, dan dat gij
4624 Pred 5:4 | gij niet belooft, dan dat gij belooft en niet betaalt. ~
4625 Pred 5:6 | veel woorden; maar vrees gij God! ~
4626 Pred 5:7 | 7 Indien gij de onderdrukking des armen,
4627 Pred 7:10 | geweest zijn, dan deze? Want gij zoudt naar zulks niet uit
4628 Pred 7:16 | al te wijs; waarom zoudt gij verwoesting over u brengen? ~
4629 Pred 7:17 | al te dwaas; waarom zoudt gij sterven buiten uw tijd? ~
4630 Pred 7:18 | 18 Het is goed, dat gij daaraan vasthoudt, en trek
4631 Pred 7:21 | die men spreekt, opdat gij niet hoort, dat uw knecht
4632 Pred 7:22 | ook veelmalen bekend, dat gij ook anderen gevloekt hebt. ~
4633 Pred 8:4 | tot hem zeggen: Wat doet gij? ~
4634 Pred 9:9 | leven met de vrouw, die gij liefhebt, al de dagen uws
4635 Pred 9:9 | van uw arbeid, dien gij arbeidt onder de zon. ~
4636 Pred 9:10 | wijsheid in het graf, daar gij heengaat. ~
4637 Pred 10:17 | Welgelukzalig zijt gij, land! welks koning een
4638 Pred 11:1 | brood uit op het water, want gij zult het vinden na vele
4639 Pred 11:2 | ja, ook aan acht; want gij weet niet, wat kwaad op
4640 Pred 11:5 | 5 Gelijk gij niet weet, welke de weg
4641 Pred 11:5 | zwangere vrouw, alzo weet gij het werk Gods niet, Die
4642 Pred 11:6 | des avonds niet af; want gij weet niet, wat recht wezen
4643 Pred 12:1 | jaren naderen, van dewelke gij zeggen zult: Ik heb geen
4644 Hoo 1:5 | ben zwart, doch liefelijk (gij dochteren van Jeruzalem!),
4645 Hoo 1:7 | 7 Zeg mij aan, Gij, Dien mijn ziel liefheeft,
4646 Hoo 1:7 | mijn ziel liefheeft, waar Gij weidt, waar Gij de kudde
4647 Hoo 1:7 | liefheeft, waar Gij weidt, waar Gij de kudde legert in den middag;
4648 Hoo 1:8 | 8 Indien gij het niet weet, o gij schoonste
4649 Hoo 1:8 | Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen!
4650 Hoo 1:15 | 15 Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin!
4651 Hoo 1:15 | schoon, Mijn vriendin! Zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn
4652 Hoo 1:16 | 16 Zie, gij zijt schoon, mijn Liefste,
4653 Hoo 2:7 | 7 Ik bezweer u, gij, dochteren van Jeruzalem!
4654 Hoo 2:7 | hinden des velds zijt, dat gij die liefde niet opwekt,
4655 Hoo 2:17 | om, mijn Liefste! wordt Gij gelijk een ree, of een welp
4656 Hoo 3:3 | vonden mij: ik zeide: Hebt gij Dien gezien, Dien mijn ziel
4657 Hoo 3:5 | 5 Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem!
4658 Hoo 3:5 | hinden des velds zijt, dat gij de liefde niet opwekt, noch
4659 Hoo 3:11 | Gaat uit, en aanschouwt, gij, dochteren van Sion! den
4660 Hoo 4:1 | 1 Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin!
4661 Hoo 4:1 | schoon, Mijn vriendin! zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn
4662 Hoo 4:7 | 7 Geheel zijt gij schoon, Mijn vriendin, en
4663 Hoo 4:9 | 9 Gij hebt Mij het hart genomen,
4664 Hoo 4:9 | genomen, Mijn zuster, o bruid! gij hebt Mij het hart genomen,
4665 Hoo 4:12 | Mijn zuster, o bruid! gij zijt een besloten hof, een
4666 Hoo 4:16 | Ontwaak, noordenwind! en kom, Gij zuidenwind! doorwaai mijn
4667 Hoo 5:8 | 8 Ik bezweer u, gij dochters van Jeruzalem!
4668 Hoo 5:8 | dochters van Jeruzalem! indien gij mijn Liefste vindt, wat
4669 Hoo 5:8 | Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank
4670 Hoo 5:9 | dan een ander liefste, o gij schoonste onder de vrouwen!
4671 Hoo 5:9 | dan een ander liefste, dat gij ons zo bezworen hebt! ~
4672 Hoo 5:16 | zulk een is mijn Vriend, gij dochters van Jeruzalem! ~ ~ ~
4673 Hoo 6:1 | uw Liefste heengegaan, o gij schoonste onder de vrouwen?
4674 Hoo 6:4 | 4 Gij zijt schoon, Mijn vriendin,
4675 Hoo 7:1 | uw gangen in de schoenen, gij prinsendochter! de omdraaiingen
4676 Hoo 7:6 | 6 Hoe schoon zijt gij, en hoe liefelijk zijt gij,
4677 Hoo 7:6 | gij, en hoe liefelijk zijt gij, o liefde, in wellusten! ~
4678 Hoo 8:1 | 1 Och, dat Gij mij als een Broeder waart,
4679 Hoo 8:2 | in mijner moeders huis, Gij zoudt mij leren; ik zou
4680 Hoo 8:4 | 4 Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem!
4681 Hoo 8:4 | dochteren van Jeruzalem! dat gij die liefde niet opwekt,
4682 Hoo 8:13 | 13 O gij bewoonster der hoven! de
4683 Hoo 8:14 | haastelijk, mijn Liefste! en wees Gij gelijk een ree, of gelijk
4684 Jes 1:2 | 2 Hoort, gij hemelen! en neem ter ore,
4685 Jes 1:2 | hemelen! en neem ter ore, gij aarde! want de HEERE spreekt:
4686 Jes 1:5 | 5 Waartoe zoudt gij meer geslagen worden? Gij
4687 Jes 1:5 | gij meer geslagen worden? Gij zoudt des afvals des te
4688 Jes 1:10 | Hoort des HEEREN woord, gij oversten van Sodom! neemt
4689 Jes 1:10 | ter ore de wet onzes Gods, gij volk van Gomorra! ~
4690 Jes 1:12 | van uw hand geeist, dat gij Mijn voorhoven betreden
4691 Jes 1:15 | ogen voor u; ook wanneer gij het gebed vermenigvuldigt,
4692 Jes 1:19 | willig zijt en hoort, zo zult gij het goede dezes lands eten. ~
4693 Jes 1:20 | 20 Maar indien gij weigert, en wederspannig
4694 Jes 1:20 | wederspannig zijt, zo zult gij van het zwaard gegeten worden;
4695 Jes 1:26 | den beginne; daarna zult gij een stad der gerechtigheid,
4696 Jes 1:29 | gijlieden begeerd hebt, en gij zult schaamrood worden,
4697 Jes 1:29 | worden, om der hoven wil, die gij verkoren hebt. ~
4698 Jes 1:30 | 30 Want gij zult zijn als een eik, welks
4699 Jes 2:5 | 5 Komt, gij huis van Jakob, en laat
4700 Jes 2:6 | 6 Maar Gij hebt Uw volk, het huis van
4701 Jes 2:9 | vernedert zich; daarom zult Gij het hun niet vergeven. ~
4702 Jes 3:6 | zal aangrijpen, zeggende: Gij hebt een kleed, wees ons
4703 Jes 3:15 | Wat is ulieden, dat gij Mijn volk verbrijzelt, en
4704 Jes 5:3 | 3 Nu dan, gij inwoners van Jeruzalem,
4705 Jes 5:3 | inwoners van Jeruzalem, en gij mannen van Juda, oordeelt
4706 Jes 7:3 | nu uit, Achaz tegemoet, gij en uw zoon, Schear-Jaschub,
4707 Jes 7:9 | niet gelooft, zekerlijk, gij zult niet bevestigd worden. ~
4708 Jes 7:13 | hij: Hoort gijlieden nu, gij, huis van David! is het
4709 Jes 7:13 | het ulieden te weinig, dat gij de mensen moede maakt, dat
4710 Jes 7:13 | mensen moede maakt, dat gij ook mijn God moede maakt? ~
4711 Jes 7:16 | zal dat land, waarover gij verdrietig zijt, verlaten
4712 Jes 8:9 | Vergezelt u te zamen, gij volken! doch wordt verbroken;
4713 Jes 8:9 | en neemt ter ore, allen gij, die in verre landen zijt,
4714 Jes 9:2 | 2 Gij hebt dit volk vermenigvuldigd,
4715 Jes 9:2 | volk vermenigvuldigd, maar Gij hebt de blijdschap niet
4716 Jes 9:3 | desgenen, die hen dreef, hebt Gij verbroken, gelijk ten dage
4717 Jes 10:3 | komen zal? Tot wien zult gij vlieden om hulp, en waar
4718 Jes 10:3 | vlieden om hulp, en waar zult gij uw heerlijkheid laten? ~
4719 Jes 10:24 | heirscharen alzo: Vreest niet, gij Mijn volk, dat te Sion woont!
4720 Jes 10:30 | Roep luide met uw stem, gij dochter van Gallim! laat
4721 Jes 12:1 | te dienzelfden dage zult gij zeggen: Ik dank U, HEERE!
4722 Jes 12:1 | zeggen: Ik dank U, HEERE! dat Gij toornig op mij geweest zijt,
4723 Jes 12:1 | Uw toorn is afgekeerd, en Gij troost mij. ~
4724 Jes 12:6 | Juich en zing vrolijk, gij inwoneres van Sion! want
4725 Jes 14:4 | 4 Dan zult gij deze spreuk opnemen tegen
4726 Jes 14:8 | Libanon, zeggende: Sinds dat gij daar nederligt, komt niemand
4727 Jes 14:9 | u tegemoet te gaan, als gij kwaamt; zij wekt om uwentwil
4728 Jes 14:10 | antwoorden, en tot u zeggen: Gij zijt ook krank geworden,
4729 Jes 14:10 | krank geworden, gelijk wij, gij zijt ons gelijk geworden. ~
4730 Jes 14:12 | 12 Hoe zijt gij uit den hemel gevallen,
4731 Jes 14:12 | gevallen, o morgenster, gij zoon des dageraads! hoe
4732 Jes 14:12 | des dageraads! hoe zijt gij ter aarde nedergehouwen,
4733 Jes 14:12 | ter aarde nedergehouwen, gij, die de heidenen krenktet! ~
4734 Jes 14:15 | Ja, in de hel zult gij nedergestoten worden, aan
4735 Jes 14:19 | 19 Maar gij zijt verworpen van uw graf,
4736 Jes 14:20 | 20 Gij zult bij dezelve niet gevoegd
4737 Jes 14:20 | worden in de begrafenis; want gij hebt uw land verdorven,
4738 Jes 14:29 | 29 Verheug u niet, gij gans Palestina! dat de roede
4739 Jes 14:31 | 31 Huil, gij poort, schreeuw, gij stad!
4740 Jes 14:31 | Huil, gij poort, schreeuw, gij stad! gij zijt gesmolten,
4741 Jes 14:31 | poort, schreeuw, gij stad! gij zijt gesmolten, gij gans
4742 Jes 14:31 | stad! gij zijt gesmolten, gij gans Palestina! want van
4743 Jes 16:4 | u verkeren, o Moab! wees gij hun een schuilplaats voor
4744 Jes 17:10 | 10 Want gij hebt den God uws heils vergeten,
4745 Jes 17:10 | uwer sterkte; daarom zult gij wel liefelijke planten planten,
4746 Jes 17:10 | liefelijke planten planten, en gij zult hem met uitlandse ranken
4747 Jes 17:11 | 11 Ten dage, als gij ze zult geplant hebben,
4748 Jes 17:11 | zult geplant hebben, zult gij die doen wassen, en in den
4749 Jes 17:11 | in den morgenstond zult gij uw zaad doen bloeien; doch
4750 Jes 18:2 | de wateren! Gaat henen, gij snelle boden! tot een volk,
4751 Jes 18:3 | 3 Allen gij ingezetenen der wereld,
4752 Jes 18:3 | ingezetenen der wereld, en gij inwoners der aarde! als
4753 Jes 21:5 | Bereid de tafel, zie toe, gij wachter! eet, drink; maakt
4754 Jes 21:5 | eet, drink; maakt u op, gij vorsten, bestrijkt het schild! ~
4755 Jes 21:13 | gijlieden vernachten, o gij reizende gezelschappen van
4756 Jes 22:1 | gezichts. Wat is u nu, dat gij altegader op de daken klimt? ~
4757 Jes 22:2 | 2 Gij, die vol van groot gedruis
4758 Jes 22:2 | van groot gedruis waart, gij woelige stad, gij, vrolijk
4759 Jes 22:2 | waart, gij woelige stad, gij, vrolijk huppelende stad!
4760 Jes 22:8 | ontdekken; en te dien dage zult gij zien naar de wapenen in
4761 Jes 22:9 | omdat zij vele zijn; en gij zult de wateren des ondersten
4762 Jes 22:10 | 10 Gij zult ook de huizen van Jeruzalem
4763 Jes 22:10 | van Jeruzalem tellen; en gij zult huizen afbreken, om
4764 Jes 22:11 | 11 Ook zult gij een gracht maken tussen
4765 Jes 22:11 | des ouden vijvers; maar gij zult niet opwaarts zien
4766 Jes 22:14 | ongerechtigheid verzoend wordt, totdat gij sterft! zegt de Heere, de
4767 Jes 22:16 | 16 Wat hebt gij hier, of wien hebt gij hier,
4768 Jes 22:16 | hebt gij hier, of wien hebt gij hier, dat gij u hier een
4769 Jes 22:16 | wien hebt gij hier, dat gij u hier een graf uitgehouwen
4770 Jes 22:18 | van begrip; aldaar zult gij sterven, en aldaar zullen
4771 Jes 22:18 | heerlijke wagenen zijn, o gij schandvlek van het
4772 Jes 23:1 | De last van Tyrus. Huilt, gij schepen van Tarsis! want
4773 Jes 23:2 | 2 Zwijgt, gij inwoners des eilands! gij,
4774 Jes 23:2 | gij inwoners des eilands! gij, die de kooplieden van Sidon,
4775 Jes 23:6 | over naar Tarsis, huilt, gij inwoners des eilands! ~
4776 Jes 23:10 | uw land, als een rivier, gij dochter van Tarsis! er is
4777 Jes 23:12 | En Hij heeft gezegd: Gij zult niet meer vrolijk huppelen,
4778 Jes 23:12 | meer vrolijk huppelen, o gij verdrukte maagd, gij dochter
4779 Jes 23:12 | o gij verdrukte maagd, gij dochter van Sidon! Naar
4780 Jes 23:12 | op, vaar over; ook zult gij aldaar geen rust hebben. ~
4781 Jes 23:14 | 14 Huilt, gij schepen van Tarsis! want
4782 Jes 23:16 | harp, ga in de stad rondom, gij vergeten hoer! speel wel,
4783 Jes 25:1 | 1 HEERE! Gij zijt mijn God, U zal ik
4784 Jes 25:1 | Naam zal ik loven, want Gij hebt wonder gedaan; Uw raadslagen
4785 Jes 25:2 | 2 Want Gij hebt van de stad een steenhoop
4786 Jes 25:4 | 4 Want Gij zijt den arme een Sterkte
4787 Jes 25:5 | in een dorre plaats, zult Gij de onstuimigheid der vreemdelingen
4788 Jes 26:3 | een bevestigd voornemen, Gij zult allerlei vrede bewaren,
4789 Jes 26:7 | des rechtvaardigen weegt Gij recht. ~
4790 Jes 26:12 | 12 HEERE! Gij zult ons vrede bestellen,
4791 Jes 26:12 | ons vrede bestellen, want Gij hebt ons ook al onze zaken
4792 Jes 26:13 | God! andere heren, behalve Gij, hebben over ons geheerst;
4793 Jes 26:14 | niet opstaan; daarom hebt Gij hen bezocht, en hebt hen
4794 Jes 26:14 | en hebt hen verdelgd, en Gij hebt al hun gedachtenis
4795 Jes 26:15 | 15 Gij, o HEERE! hadt dit volk
4796 Jes 26:15 | hadt dit volk vermeerderd, Gij hadt dit volk vermeerderd;
4797 Jes 26:15 | hadt dit volk vermeerderd; Gij waart verheerlijkt geworden;
4798 Jes 26:15 | verheerlijkt geworden; maar Gij hebt hen in al de einden
4799 Jes 26:19 | opstaan; waakt op en juicht, gij, die in het stof woont!
4800 Jes 27:8 | 8 Met mate hebt Gij met hem getwist, wanneer
4801 Jes 27:8 | met hem getwist, wanneer Gij hem wegstiet; als Hij hem
4802 Jes 27:12 | opgelezen worden, een bij een, o gij kinderen Israels! ~
4803 Jes 28:14 | hoort des HEEREN woord, gij bespotters, gij heersers
4804 Jes 28:14 | HEEREN woord, gij bespotters, gij heersers over dit volk,
4805 Jes 29:4 | 4 Dan zult gij vernederd worden, gij zult
4806 Jes 29:4 | zult gij vernederd worden, gij zult uit de aarde spreken,
4807 Jes 29:6 | 6 Gij zult van den HEERE der heirscharen
4808 Jes 30:15 | zou uw sterkte zijn; doch gij hebt niet gewild. ~
4809 Jes 30:16 | 16 En gij zegt: Neen, maar op paarden
4810 Jes 30:16 | wij vlieden; daarom zult gij vlieden! En: Op snelle paarden
4811 Jes 30:17 | het schelden van vijf zult gij allen vlieden; totdat gij
4812 Jes 30:17 | gij allen vlieden; totdat gij overgelaten wordt, gelijk
4813 Jes 30:19 | Sion wonen, te Jeruzalem; gij zult ganselijk niet wenen;
4814 Jes 30:21 | wandelt in denzelven; als gij zoudt afwijken ter rechterhand
4815 Jes 30:22 | gouden gegoten beelden; gij zult ze wegwerpen gelijk
4816 Jes 30:23 | zal Hij uw zaad, waarmede gij het land bezaaid hebt, regen
4817 Jes 32:9 | 9 Staat op, gij geruste vrouwen, hoort mijn
4818 Jes 32:9 | vrouwen, hoort mijn stem; gij dochters, die zo zeker zijt,
4819 Jes 32:10 | dagen over het jaar zult gij beroerd zijn, gij dochters,
4820 Jes 32:10 | jaar zult gij beroerd zijn, gij dochters, die zo zeker zijt,
4821 Jes 32:11 | 11 Beeft, gij geruste vrouwen; weest beroerd,
4822 Jes 32:20 | aan alle wateren zaait; gij, die den voet des osses
4823 Jes 33:1 | 1 Wee u, gij verwoester, die niet verwoest
4824 Jes 33:1 | die niet verwoest zijt, en gij, die trouwelooslijk handelt,
4825 Jes 33:1 | tegen u gehandeld heeft! Als gij het verwoesten zult volbracht
4826 Jes 33:1 | volbracht hebben, zult gij verwoest worden; als gij
4827 Jes 33:1 | gij verwoest worden; als gij het trouweloos handelen
4828 Jes 33:11 | Gijlieden gaat met stro zwanger, gij zult stoppelen baren; uw
4829 Jes 33:19 | 19 Gij zult niet meer dat stuurse
4830 Jes 34:1 | 1 Nadert, gij heidenen, om te horen, en
4831 Jes 34:1 | heidenen, om te horen, en gij volken, luistert toe; de
4832 Jes 36:4 | vertrouwen is dit, waarmede gij vertrouwt; ~
4833 Jes 36:5 | oorlog; op wien vertrouwt gij nu, dat gij tegen mij rebelleert? ~
4834 Jes 36:5 | wien vertrouwt gij nu, dat gij tegen mij rebelleert? ~
4835 Jes 36:6 | 6 Zie, gij vertrouwt op dien gebrokenen
4836 Jes 36:7 | 7 Maar zo gij tot mij zegt: Wij vertrouwen
4837 Jes 36:7 | heeft: Voor dit altaar zult gij u nederbuigen? ~
4838 Jes 36:8 | duizend paarden geven, zo gij voor u de ruiters daarop
4839 Jes 36:9 | 9 Hoe zoudt gij dan het aangezicht van een
4840 Jes 36:9 | mijns heren, afkeren? Maar gij vertrouwt op Egypte, om
4841 Jes 36:21 | des konings was, zeggende: Gij zult hem niet antwoorden. ~
4842 Jes 37:6 | niet voor de woorden, die gij gehoord hebt, waarmede Mij
4843 Jes 37:10 | niet bedriegen, op Welken gij vertrouwt, zeggende: Jeruzalem
4844 Jes 37:11 | 11 Zie, gij hebt gehoord, wat de koningen
4845 Jes 37:11 | die verbannende; en zoudt gij gered worden? ~
4846 Jes 37:16 | O HEERE der heirscharen, Gij, God van Israel, Die tussen
4847 Jes 37:16 | tussen de cherubim woont! Gij Zelf, Gij alleen zijt de
4848 Jes 37:16 | cherubim woont! Gij Zelf, Gij alleen zijt de God van alle
4849 Jes 37:16 | koninkrijken der aarde; Gij hebt den hemel en de aarde
4850 Jes 37:20 | koninkrijken der aarde weten, dat Gij alleen de HEERE zijt. ~
4851 Jes 37:21 | HEERE, de God Israels: Dat gij tot Mij gebeden hebt tegen
4852 Jes 37:23 | 23 Wien hebt gij gehoond, en gij gelasterd,
4853 Jes 37:23 | Wien hebt gij gehoond, en gij gelasterd, en tegen Wien
4854 Jes 37:23 | gelasterd, en tegen Wien hebt gij de stem verheven, en uw
4855 Jes 37:24 | uwer dienstknechten hebt gij den HEERE gehoond, en gezegd:
4856 Jes 37:26 | 26 Hebt gij niet gehoord, dat Ik zulks
4857 Jes 37:26 | heb Ik dat doen komen, dat gij zoudt zijn, om de vaste
4858 Jes 37:29 | dien weg, door denwelken gij gekomen zijt. ~
4859 Jes 38:1 | bevel aan uw huis; want gij zult sterven, en niet
4860 Jes 38:12 | den dag tot den nacht zult Gij mij ten einde gebracht hebben. ~
4861 Jes 38:13 | dag tot den nacht, zult Gij mij ten einde gebracht hebben. ~
4862 Jes 38:14 | ik word onderdrukt, wees Gij mijn Borg. ~
4863 Jes 38:16 | leven van mijn geest; want Gij hebt mij gezond gemaakt
4864 Jes 38:17 | bitterheid bitter geweest; maar Gij hebt mijn ziel liefelijk
4865 Jes 38:17 | vertering niet kwame; want Gij hebt al mijn zonden achter
4866 Jes 39:7 | u zullen voortkomen, die gij gewinnen zult, nemen, dat
4867 Jes 39:8 | Het woord des HEEREN, dat gij gesproken hebt, is goed.
4868 Jes 40:9 | 9 O Sion, gij verkondigster van goede
4869 Jes 40:9 | hogen berg; o Jeruzalem, gij verkondigster van goede
4870 Jes 40:18 | 18 Bij wien dan zult gij God vergelijken, of wat
4871 Jes 40:18 | of wat gelijkenis zult gij op Hem toepassen? ~
4872 Jes 40:21 | Weet gijlieden niet? Hoort gij niet? Is het u van den beginne
4873 Jes 40:21 | niet bekend gemaakt! Hebt gij op de grondvesten der aarde
4874 Jes 40:27 | 27 Waarom zegt gij dan, o Jakob! en spreekt,
4875 Jes 40:28 | 28 Weet gij het niet? Hebt gij niet
4876 Jes 40:28 | Weet gij het niet? Hebt gij niet gehoord, dat de eeuwige
4877 Jes 41:1 | 1 Zwijgt voor Mij, gij eilanden! en laat de volken
4878 Jes 41:8 | 8 Maar gij, Israel, Mijn knecht! gij
4879 Jes 41:8 | gij, Israel, Mijn knecht! gij Jakob, dien Ik verkoren
4880 Jes 41:9 | 9 Gij, welken Ik gegrepen heb
4881 Jes 41:9 | geroepen heb; en zeide tot u: Gij zijt Mijn knecht; u heb
4882 Jes 41:12 | 12 Gij zult hen zoeken, maar zult
4883 Jes 41:14 | 14 Vrees niet, gij wormpje Jakobs, gij volkje
4884 Jes 41:14 | niet, gij wormpje Jakobs, gij volkje Israels! Ik help
4885 Jes 41:15 | die scherpe pinnen heeft; gij zult bergen dorsen en vermalen,
4886 Jes 41:15 | vermalen, en heuvelen zult gij stellen gelijk kaf. ~
4887 Jes 41:16 | 16 Gij zult ze wannen, en de wind
4888 Jes 41:16 | zal ze verstrooien; maar gij zult u verheugen in den
4889 Jes 41:16 | den Heilige Israels zult gij u roemen. ~
4890 Jes 41:23 | zullen, opdat wij weten, dat gij goden zijt; ja, doet goed,
4891 Jes 42:10 | van het einde der aarde; gij, die ter zee vaart, en al
4892 Jes 42:10 | vaart, en al wat daarin is, gij eilanden en hun inwoners. ~
4893 Jes 42:17 | gegoten beelden zeggen: Gij zijt onze goden; die zullen
4894 Jes 42:18 | 18 Hoort, gij doven! en schouwt aan, gij
4895 Jes 42:18 | gij doven! en schouwt aan, gij blinden! om te zien. ~
4896 Jes 42:20 | 20 Gij ziet wel veel dingen, maar
4897 Jes 42:20 | ziet wel veel dingen, maar gij bewaart ze niet; of schoon
4898 Jes 43:1 | u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn. ~
4899 Jes 43:2 | 2 Wanneer gij zult gaan door het water,
4900 Jes 43:2 | niet overstromen; wanneer gij door het vuur zult gaan,
4901 Jes 43:2 | het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden, en de vlam
4902 Jes 43:4 | 4 Van toen af, dat gij kostelijk zijt geweest in
4903 Jes 43:4 | geweest in Mijn ogen, zijt gij verheerlijkt geweest, en
4904 Jes 43:10 | Ik uitverkoren heb; opdat gij het weet, en Mij gelooft,
4905 Jes 43:12 | god was onder ulieden; en gij zijt Mijn getuigen, spreekt
4906 Jes 43:22 | 22 Doch gij hebt Mij niet aangeroepen,
4907 Jes 43:22 | aangeroepen, o Jakob! als gij u tegen Mij vermoeid hebt,
4908 Jes 43:23 | 23 Mij hebt gij niet gebracht het kleine
4909 Jes 43:23 | met uw slachtofferen hebt gij Mij niet geeerd; Ik heb
4910 Jes 43:24 | 24 Mij hebt gij geen kalmus voor geld gekocht,
4911 Jes 43:24 | vette uwer slachtoffers hebt gij Mij niet gedrenkt; maar
4912 Jes 43:24 | Mij niet gedrenkt; maar gij hebt Mij arbeid gemaakt,
4913 Jes 43:24 | gemaakt, met uw zonden, gij hebt Mij vermoeid met
4914 Jes 43:26 | te zamen richten, vertelt gij uw redenen, opdat gij moogt
4915 Jes 43:26 | vertelt gij uw redenen, opdat gij moogt gerechtvaardigd worden. ~
4916 Jes 44:2 | o Jakob, Mijn knecht, en gij, Jeschurun, dien Ik uitverkoren
4917 Jes 44:17 | en zegt: Red mij, want gij zijt mijn god! ~
4918 Jes 44:21 | o Jakob, en Israel! Want gij zijt Mijn knecht, Ik heb
4919 Jes 44:21 | knecht, Ik heb u geformeerd; gij zijt Mijn knecht, Israel,
4920 Jes 44:21 | zijt Mijn knecht, Israel, gij zult van Mij niet vergeten
4921 Jes 44:23 | Zingt met vreugde, gij hemelen! want de HEERE heeft
4922 Jes 44:23 | heeft het gedaan; juicht, gij benedenste delen der aarde!
4923 Jes 44:23 | benedenste delen der aarde! gij bergen! maakt een groot
4924 Jes 44:23 | gedreun met vreugdegezang, gij bossen, en alle geboomte
4925 Jes 44:26 | Die tot Jeruzalem zegt: Gij zult bewoond worden; en
4926 Jes 44:26 | tot de steden van Juda: Gij zult herbouwd worden,
4927 Jes 45:3 | verborgene rijkdommen; opdat gij moogt weten, dat Ik de HEERE
4928 Jes 45:4 | Ik noemde u toe, hoewel gij Mij niet kendet. ~
4929 Jes 45:5 | Ik zal u gorden, hoewel gij Mij niet kent. ~
4930 Jes 45:8 | 8 Drupt, gij hemelen! van boven af, en
4931 Jes 45:9 | formeerder zeggen: Wat maakt gij? of zal uw werk zeggen:
4932 Jes 45:10 | vader zegt: Wat genereert gij? en tot de vrouw: Wat baart
4933 Jes 45:10 | tot de vrouw: Wat baart gij? ~
4934 Jes 45:11 | van Mijn kinderen, zoudt gij Mij van het werk Mijner
4935 Jes 45:15 | 15 Voorwaar, Gij zijt een God, Die Zich verborgen
4936 Jes 45:22 | toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! want Ik
4937 Jes 46:8 | het weder in het hart, o gij overtreders! ~
4938 Jes 46:12 | 12 Hoort naar Mij, gij stijven van harte, gij,
4939 Jes 46:12 | gij stijven van harte, gij, die verre van de gerechtigheid
4940 Jes 47:1 | af, en zit in het stof, gij jonkvrouw, dochter van Babel!
4941 Jes 47:1 | er is geen troon meer, gij dochter der Chaldeen! want
4942 Jes 47:1 | dochter der Chaldeen! want gij zult niet meer genaamd worden
4943 Jes 47:5 | en ga in de duisternis, gij dochter der Chaldeen! want
4944 Jes 47:5 | dochter der Chaldeen! want gij zult niet meer genoemd worden
4945 Jes 47:6 | hen over in uw hand; doch gij beweest hun geen barmhartigheden,
4946 Jes 47:6 | zelfs over den oude maaktet gij uw juk zeer zwaar. ~
4947 Jes 47:7 | 7 En gij zeidet: Ik zal koningin
4948 Jes 47:7 | eeuwigheid; tot nog toe hebt gij deze dingen niet in uw hart
4949 Jes 47:7 | niet in uw hart genomen, gij hebt aan het einde daarvan
4950 Jes 47:8 | 8 Nu dan, hoor dit, gij weelderige! die zo zeker
4951 Jes 47:10 | 10 Want gij hebt op uw boosheid vertrouwd;
4952 Jes 47:10 | op uw boosheid vertrouwd; gij hebt gezegd: Niemand ziet
4953 Jes 47:10 | heeft u afkerig gemaakt; en gij hebt in uw hart gezegd:
4954 Jes 47:11 | over u een kwaad komen, gij zult den dageraad daarvan
4955 Jes 47:11 | er op u vallen, hetwelk gij niet zult kunnen verzoenen;
4956 Jes 47:11 | verwoesting over u komen, dat gij het niet weten zult. ~
4957 Jes 47:12 | veelheid uwer toverijen, waarin gij gearbeid hebt van uw jeugd
4958 Jes 47:12 | hebt van uw jeugd af; of gij misschien voordeel kondet
4959 Jes 47:12 | voordeel kondet doen, of gij misschien u kondet
4960 Jes 47:13 | 13 Gij zijt moede geworden in de
4961 Jes 47:15 | zij u zijn, met dewelke gij gearbeid hebt, uw handelaars
4962 Jes 48:1 | 1 Hoort dit, gij huis van Jakob, die genoemd
4963 Jes 48:4 | Omdat Ik wist, dat gij hard zijt, en uw nek een
4964 Jes 48:5 | het u doen horen; opdat gij niet misschien zoudt zeggen:
4965 Jes 48:6 | 6 Gij hebt het gehoord, aanmerkt
4966 Jes 48:6 | verborgen dingen, en die gij niet geweten hebt. ~
4967 Jes 48:7 | en voor dezen dag hebt gij ze ook niet gehoord; opdat
4968 Jes 48:7 | ook niet gehoord; opdat gij niet misschien zeggen zoudt:
4969 Jes 48:8 | 8 Ook hebt gij ze niet gehoord, ook hebt
4970 Jes 48:8 | ze niet gehoord, ook hebt gij ze niet geweten, ook van
4971 Jes 48:8 | want Ik heb geweten, dat gij gans trouwelooslijk handelen
4972 Jes 48:8 | handelen zoudt, en dat gij van den buik af een overtreder
4973 Jes 48:12 | Hoor naar Mij, o Jakob! en gij Israel, Mijn geroepene!
4974 Jes 48:14 | 14 Vergadert u, gij allen, en hoort; wie onder
4975 Jes 48:17 | u leidt op den weg, dien gij gaan moet. ~
4976 Jes 48:18 | 18 Och, dat gij naar Mijn geboden geluisterd
4977 Jes 49:1 | 1 Hoort naar Mij, gij eilanden! en luistert toe,
4978 Jes 49:1 | eilanden! en luistert toe, gij volken van verre! De HEERE
4979 Jes 49:3 | Hij heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Knecht, Israel,
4980 Jes 49:6 | Hij: Het is te gering, dat Gij Mij een Knecht zoudt zijn,
4981 Jes 49:13 | 13 Juicht, gij hemelen! en verheug u, gij
4982 Jes 49:13 | gij hemelen! en verheug u, gij aarde! en gij bergen! maakt
4983 Jes 49:13 | verheug u, gij aarde! en gij bergen! maakt gedreun met
4984 Jes 49:18 | spreekt de HEERE, zekerlijk, gij zult u met alle dezen als
4985 Jes 49:18 | sieraad bekleden, en gij zult ze u aanbinden, gelijk
4986 Jes 49:19 | land, gewisselijk, nu zult gij benauwd worden van inwoners;
4987 Jes 49:20 | zullen de kinderen, waarvan gij beroofd waart, zeggen voor
4988 Jes 49:21 | 21 En gij zult zeggen in uw hart:
4989 Jes 49:23 | uwer voeten lekken; en gij zult weten, dat Ik de HEERE
4990 Jes 50:1 | uw ongerechtigheden zijt gij verkocht, en om uw overtredingen
4991 Jes 50:11 | 11 Ziet, gij allen, die een vuur aansteekt,
4992 Jes 50:11 | en in de spranken, die gij ontstoken hebt. Dat geschiedt
4993 Jes 51:1 | 1 Hoort naar Mij, gij, die de gerechtigheid najaagt,
4994 Jes 51:1 | de gerechtigheid najaagt, gij, die den HEERE zoekt! aanschouwt
4995 Jes 51:1 | holligheid des bornputs, waaruit gij gegraven zijt. ~
4996 Jes 51:7 | die de gerechtigheid kent, gij volk, in welks hart Mijn
4997 Jes 51:9 | ontwaak, trek sterkte aan, Gij arm des HEEREN! ontwaak
4998 Jes 51:9 | geslachten van ouds; zijt Gij het niet, Die Rahab uitgehouwen
4999 Jes 51:10 | 10 Zijt Gij het niet, Die de zee, de
5000 Jes 51:12 | Die u troost; wie zijt gij, dat gij vreest voor den
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8706 |