1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8706
Book Chapter: Verse
5501 Jer 42:9 | God Israels, tot Welken gij mij gezonden hebt, om uw
5502 Jer 42:11 | Babel, voor wiens aangezicht gij vreest; vreest niet voor
5503 Jer 42:13 | land niet blijven; opdat gij der stem des HEEREN, uws
5504 Jer 42:15 | hoort des HEEREN woord, gij overblijfsel van Juda! Zo
5505 Jer 42:15 | de God Israels: Indien gij ganselijk uw aangezichten
5506 Jer 42:16 | geschieden, dat het zwaard, waar gij voor vreest, u aldaar in
5507 Jer 42:16 | achterhalen; en de honger, waar gij voor zorgt, zal u aldaar
5508 Jer 42:16 | achter aankleven, en gij zult aldaar sterven. ~
5509 Jer 42:18 | ulieden uitgestort worden, als gij in Egypte zult gekomen zijn;
5510 Jer 42:18 | Egypte zult gekomen zijn; en gij zult wezen tot een vervloeking,
5511 Jer 42:19 | tegen ulieden gesproken, gij overblijfsel van Juda! Gaat
5512 Jer 42:20 | 20 Gewisselijk, gij hebt uw zielen verleid;
5513 Jer 42:20 | uw zielen verleid; want gij hebt mij tot den HEERE,
5514 Jer 42:21 | heden bekend gemaakt; maar gij hebt niet gehoord naar de
5515 Jer 42:22 | Zo weet nu zekerlijk, dat gij door het zwaard, door den
5516 Jer 43:2 | mannen, zeggende tot Jeremia: Gij spreekt leugen; de HEERE,
5517 Jer 44:2 | heirscharen, de God Israels: Gij hebt gezien al het kwaad,
5518 Jer 44:3 | die zij niet kenden, zij, gij, noch uw vaders. ~
5519 Jer 44:7 | God Israels: Waarom doet gij zulk een groot kwaad tegen
5520 Jer 44:7 | kwaad tegen uw zielen, opdat gij u den man en de vrouw, het
5521 Jer 44:7 | van Juda uitroeit, opdat gij u geen overblijfsel overlaat? ~
5522 Jer 44:8 | land van Egypte, alwaar gij gekomen zijt, om daar als
5523 Jer 44:8 | vreemdeling te verkeren; opdat gij uzelven uitroeit, en
5524 Jer 44:8 | uitroeit, en opdat gij wordt tot een vloek, en
5525 Jer 44:9 | 9 Hebt gij vergeten de boosheden uwer
5526 Jer 44:16 | Aangaande het woord, dat gij tot ons in des HEEREN Naam
5527 Jer 44:21 | Jeruzalem gerookt hebt, gij en uw vaderen, uw koningen
5528 Jer 44:22 | vanwege de gruwelen, die gij deedt; daarom is uw land
5529 Jer 44:23 | 23 Vanwege dat gij gerookt hebt, en dat gij
5530 Jer 44:23 | gij gerookt hebt, en dat gij tegen den HEERE gezondigd
5531 Jer 44:24 | Hoort des HEEREN woord, gij gans Juda, die in Egypteland
5532 Jer 44:25 | met uw mond gesproken, en gij hebt het met uw handen
5533 Jer 44:26 | hoort des HEEREN woord, gij gans Juda, die in Egypteland
5534 Jer 44:29 | bezoeking zal doen; opdat gij weet, dat Mijn woorden zekerlijk
5535 Jer 45:3 | 3 Gij zegt: Wee nu mij, want de
5536 Jer 45:4 | 4 Zo zult gij tot hem zeggen: Zo zegt
5537 Jer 45:5 | 5 En zoudt gij u grote dingen zoeken? Zoek
5538 Jer 45:5 | in alle plaatsen, waar gij zult henentrekken. ~ ~
5539 Jer 46:4 | paarden aan, en klimt op, gij ruiters! en stelt u met
5540 Jer 46:9 | 9 Trekt op, gij paarden! en raast, gij wagens!
5541 Jer 46:9 | gij paarden! en raast, gij wagens! en laat de helden
5542 Jer 46:11 | Gilead, en haal balsem, gij jonkvrouw, dochter van Egypte!
5543 Jer 46:11 | Tevergeefs vermenigvuldigt gij de medicijnen, er is geen
5544 Jer 46:19 | gevankelijke wegvoering, gij inwoneres, gij dochter van
5545 Jer 46:19 | wegvoering, gij inwoneres, gij dochter van Egypte! want
5546 Jer 46:27 | 27 Maar gij, Mijn knecht Jakob! vrees
5547 Jer 46:28 | 28 Gij dan Mijn knecht Jakob! vrees
5548 Jer 47:5 | huns dals; hoe lang zult gij uzelven insnijdingen maken? ~
5549 Jer 47:6 | 6 O wee, gij zwaard des HEEREN! Hoe lang
5550 Jer 47:6 | des HEEREN! Hoe lang zult gij niet stil houden? Vaar in
5551 Jer 47:7 | 7 Hoe zoudt gij stil houden? De HEERE heeft
5552 Jer 48:2 | geen volk meer zij; ook gij, o Madmen! zult nedergehouwen
5553 Jer 48:7 | en op uw schatten, zult gij ook ingenomen worden; en
5554 Jer 48:14 | 14 Hoe zult gij zeggen: Wij zijn helden
5555 Jer 48:17 | 17 Beklaagt hem, gij allen, die rondom hem zijt,
5556 Jer 48:18 | heerlijkheid, en woon in dorst, gij inwoneres, gij dochter van
5557 Jer 48:18 | in dorst, gij inwoneres, gij dochter van Dibon! want
5558 Jer 48:19 | aan den weg, en zie toe, gij inwoneres van Aroer! Vraag
5559 Jer 48:27 | de dieven gevonden, dat gij u zo bewoogt, van den tijd
5560 Jer 48:28 | en woont in de steenrots, gij inwoners van Moab! en wordt
5561 Jer 48:32 | Jaezer zal Ik u bewenen, gij wijnstok van Sibma! uw wijnranken
5562 Jer 48:43 | kuil, en de strik, over u, gij inwoner van Moab! spreekt
5563 Jer 49:3 | Ai is verstoord; krijt, gij dochteren van Rabba, gordt
5564 Jer 49:4 | 4 Wat roemt gij op uw dalen? Uw dal is weggevloten,
5565 Jer 49:4 | Uw dal is weggevloten, gij afkerige dochter! die op
5566 Jer 49:8 | woont in diepe plaatsen, gij inwoners van Dedan! want
5567 Jer 49:12 | ganselijk drinken; en zoudt gij enigszins onschuldig gehouden
5568 Jer 49:12 | onschuldig gehouden worden? Gij zult niet onschuldig
5569 Jer 49:12 | onschuldig worden gehouden, maar gij zult ganselijk drinken. ~
5570 Jer 49:16 | de trotsheid uws harten, gij, die woont in de kloven
5571 Jer 49:16 | hoogte der heuvelen! Al zoudt gij uw nest zo hoog maken
5572 Jer 49:30 | woont in diepe plaatsen, gij inwoners van Hazor! spreekt
5573 Jer 50:11 | 11 Omdat gij u verblijd hebt, omdat gij
5574 Jer 50:11 | gij u verblijd hebt, omdat gij van vreugde hebt opgesprongen,
5575 Jer 50:11 | vreugde hebt opgesprongen, gij plunderaars Mijner erfenis!
5576 Jer 50:11 | plunderaars Mijner erfenis! omdat gij geil geworden zijt als een
5577 Jer 50:14 | Rust u tegen Babel rondom, gij allen, die den boog spant!
5578 Jer 50:24 | strik gesteld, dies zijt gij ook gevangen, o Babel! dat
5579 Jer 50:24 | ook gevangen, o Babel! dat gij het niet wist; gij zijt
5580 Jer 50:24 | dat gij het niet wist; gij zijt gevonden, en ook gegrepen,
5581 Jer 50:24 | en ook gegrepen, omdat gij u tegen den HEERE in strijd
5582 Jer 50:29 | Laat u horen tegen Babel, gij schutters! gij allen, die
5583 Jer 50:29 | tegen Babel, gij schutters! gij allen, die den boog spant!
5584 Jer 50:31 | Ziet, Ik wil aan u, gij trotse! spreekt de HEERE,
5585 Jer 51:13 | 13 Gij, die aan vele wateren woont,
5586 Jer 51:20 | 20 Gij zijt Mij een voorhamer,
5587 Jer 51:25 | Ziet, Ik wil aan u, gij verdervende berg! spreekt
5588 Jer 51:25 | berg! spreekt de HEERE, gij, die de ganse aarde verderft,
5589 Jer 51:26 | steen tot fondamenten; want gij zult tot eeuwige woestheden
5590 Jer 51:46 | misschien niet week worde, en gij vreest van het gerucht,
5591 Jer 51:50 | 50 Gij ontkomenen van het zwaard,
5592 Jer 51:51 | 51 Gij moogt zeggen: Wij zijn beschaamd
5593 Jer 51:61 | Jeremia zeide tot Seraja: Als gij te Babel komt, zo zult gij
5594 Jer 51:61 | gij te Babel komt, zo zult gij zien en lezen al deze woorden; ~
5595 Jer 51:62 | 62 En gij zult zeggen: O HEERE, Gij
5596 Jer 51:62 | gij zult zeggen: O HEERE, Gij hebt over deze plaats gesproken,
5597 Jer 51:62 | deze plaats gesproken, dat Gij ze zult uitroeien, zodat
5598 Jer 51:63 | het zal geschieden, als gij geeindigd zult hebben dit
5599 Jer 51:63 | boek te lezen, dan zult gij een steen daaraan binden,
5600 Klaa 1:10 | heiligdom gingen, waarvan Gij geboden hadt, dat zij
5601 Klaa 1:12 | Gaat het ulieden niet aan, gij allen, die over weg gaat?
5602 Klaa 1:18 | geweest; hoort toch, alle gij volken, en ziet mijn smart;
5603 Klaa 1:21 | en zij zijn vrolijk, dat Gij het gedaan hebt; als Gij
5604 Klaa 1:21 | Gij het gedaan hebt; als Gij den dag zult voortgebracht
5605 Klaa 1:21 | voortgebracht hebben, dien Gij uitgeroepen hebt, zo zullen
5606 Klaa 1:22 | en doe hun, gelijk als Gij mij gedaan hebt vanwege
5607 Klaa 1:35 | zal ik bij u vergelijken, gij dochter Jeruzalems? Wat
5608 Klaa 1:35 | vergelijken, dat ik u trooste, gij jonkvrouw, dochter Sions,
5609 Klaa 1:40 | schreeuwde tot den Heere: O gij muur der dochter Sions,
5610 Klaa 1:42 | aanschouw toch, aan wien Gij alzo gedaan hebt; zullen
5611 Klaa 1:43 | door het zwaard gevallen; Gij hebt ze in den dag Uws toorns
5612 Klaa 1:43 | Uws toorns gedood, Gij hebt ze geslacht en niet
5613 Klaa 1:44 | 22 Thau. Gij hebt mijn verschrikkingen
5614 Klaa 1:61 | 17 Vau. En Gij hebt mijn ziel verre van
5615 Klaa 1:86 | wederspannig geweest, daarom hebt Gij niet gespaard. ~
5616 Klaa 1:87 | 43 Samech. Gij hebt ons met toorn bedekt,
5617 Klaa 1:87 | ons met toorn bedekt, en Gij hebt ons vervolgd; Gij hebt
5618 Klaa 1:87 | en Gij hebt ons vervolgd; Gij hebt ons gedood, Gij hebt
5619 Klaa 1:87 | vervolgd; Gij hebt ons gedood, Gij hebt niet verschoond. ~
5620 Klaa 1:88 | 44 Samech. Gij hebt U met een wolk bedekt,
5621 Klaa 1:89 | 45 Samech. Gij hebt ons tot een uitvaagsel
5622 Klaa 1:100| 56 Koph. Gij hebt mijn stem gehoord,
5623 Klaa 1:101| 57 Koph. Gij hebt U genaderd ten dage,
5624 Klaa 1:101| dage, als ik U aanriep; Gij hebt gezegd: Vrees niet! ~
5625 Klaa 1:102| 58 Resch. Heere! Gij hebt de twistzaken mijner
5626 Klaa 1:102| twistzaken mijner ziel getwist, Gij hebt mijn leven verlost. ~
5627 Klaa 1:103| 59 Resch. Heere! Gij hebt gezien de verkeerdheid,
5628 Klaa 1:104| 60 Resch. Gij hebt al hun wraak gezien,
5629 Klaa 1:105| 61 Schin. HEERE! Gij hebt hun smaden gehoord,
5630 Klaa 1:131| vrolijk, en verblijd u, gij dochter Edoms, die in het
5631 Klaa 1:131| beker zal ook tot u komen, gij zult dronken worden, en
5632 Klaa 1:132| ongerechtigheid heeft een einde, o gij dochter Sions! Hij zal u
5633 Klaa 1:132| maar uw ongerechtigheid, o gij dochter Edoms! zal Hij
5634 Klaa 2:19 | 19 Gij, o HEERE, zit in eeuwigheid,
5635 Klaa 2:20 | 20 Waarom zoudt Gij ons steeds vergeten? Waarom
5636 Klaa 2:20 | steeds vergeten? Waarom zoudt Gij ons zo langen tijd verlaten? ~
5637 Klaa 2:22 | 22 Want zoudt Gij ons ganselijk verwerpen?
5638 Klaa 2:22 | ganselijk verwerpen? Zoudt Gij zozeer tegen ons verbolgen
5639 Eze 2:4 | hart; Ik zend u tot hen, en gij zult tot hen zeggen: Zo
5640 Eze 2:6 | 6 En gij, mensenkind! vrees niet
5641 Eze 2:6 | en doornen bij u zijn, en gij bij schorpioenen woont;
5642 Eze 2:7 | 7 Maar gij zult Mijn woorden tot hen
5643 Eze 2:8 | 8 Doch gij, mensenkind, hoor hetgeen
5644 Eze 2:8 | hetgeen Ik tot u spreek; wees gij niet wederspannig, gelijk
5645 Eze 3:1 | mij: Mensenkind, eet, wat gij vinden zult; eet deze rol,
5646 Eze 3:5 | 5 Want gij zijt niet gezonden tot een
5647 Eze 3:6 | van tong, welker woorden gij niet kunt verstaan; zouden
5648 Eze 3:17 | het huis Israels; zo zult gij het woord uit Mijn mond
5649 Eze 3:18 | Ik tot den goddeloze zeg: Gij zult den dood sterven, en
5650 Eze 3:18 | zult den dood sterven, en gij waarschuwt hem niet, en
5651 Eze 3:18 | weg te waarschuwen, opdat gij hem in het leven behoudt;
5652 Eze 3:19 | 19 Doch als gij den goddeloze waarschuwt,
5653 Eze 3:19 | ongerechtigheid sterven; maar gij hebt uw ziel bevrijd. ~
5654 Eze 3:20 | hij zal sterven; omdat gij hem niet gewaarschuwd hebt,
5655 Eze 3:21 | 21 Doch als gij den rechtvaardige waarschuwt,
5656 Eze 3:21 | hij gewaarschuwd is; en gij hebt uw ziel bevrijd. ~
5657 Eze 3:25 | daarmede binden; daarom zult gij niet uitgaan in het midden
5658 Eze 3:26 | gehemelte doen kleven, dat gij stom worden zult, en zult
5659 Eze 3:27 | Ik uw mond opendoen, en gij zult tot hen zeggen: Zo
5660 Eze 4:1 | 1 En gij, mensenkind, neem u een
5661 Eze 4:3 | 3 Verder, neem gij u een ijzeren pan, en stel
5662 Eze 4:3 | zij in belegering kome, en gij zult ze belegeren.
5663 Eze 4:4 | 4 Lig gij ook neder op uw linkerzijde,
5664 Eze 4:4 | het getal der dagen, dat gij daarop zult liggen, zult
5665 Eze 4:4 | daarop zult liggen, zult gij hun ongerechtigheid
5666 Eze 4:5 | driehonderd en negentig dagen, dat gij de ongerechtigheid van het
5667 Eze 4:6 | 6 Als gij nu deze voleinden zult,
5668 Eze 4:6 | neder op uw rechterzijde, en gij zult de ongerechtigheid
5669 Eze 4:7 | 7 Daarom zult gij uw aangezicht richten tegen
5670 Eze 4:7 | arm zal ontbloot zijn; en gij zult tegen haar profeteren. ~
5671 Eze 4:8 | touwen aan u leggen, dat gij u niet omkeert van uw ene
5672 Eze 4:8 | uw andere zijde, totdat gij de dagen uwer belegering
5673 Eze 4:9 | 9 En neemt gij voor u tarwe, en gerst,
5674 Eze 4:9 | het getal der dagen, die gij op uw zijde nederliggen
5675 Eze 4:9 | en negentig dagen, zult gij dat eten. ~
5676 Eze 4:10 | 10 Uw spijze nu, die gij eten zult, zal in gewicht
5677 Eze 4:10 | van tijd tot tijd zult gij die eten. ~
5678 Eze 4:11 | 11 Gij zult ook water naar zekere
5679 Eze 4:11 | van tijd tot tijd zult gij het drinken. ~
5680 Eze 4:12 | 12 En gij zult een gerstekoek eten,
5681 Eze 4:12 | gerstekoek eten, en dien zult gij met drek van des mensen
5682 Eze 4:15 | voor mensendrek, zo zult gij uw brood daarmede bereiden. ~
5683 Eze 4:16 | Daarna zeide Hij tot mij: Gij mensenkind, zie, Ik breek
5684 Eze 5:1 | 1 En gij, mensenkind, neem u een
5685 Eze 5:1 | scheermes der barbieren zult gij u nemen, hetwelk gij zult
5686 Eze 5:1 | zult gij u nemen, hetwelk gij zult laten gaan over uw
5687 Eze 5:1 | over uw baard; daarna zult gij u een weegschaal nemen,
5688 Eze 5:2 | Een derde deel zult gij in het midden der stad met
5689 Eze 5:2 | vervuld worden; dan zult gij een derde deel nemen, slaande
5690 Eze 5:2 | en een derde deel zult gij in den wind strooien; want
5691 Eze 5:3 | 3 Gij zult ook weinige in getal
5692 Eze 5:4 | 4 En nog zult gij van die nemen, en die werpen
5693 Eze 5:11 | spreekt de Heere HEERE (omdat gij Mijn heiligdom verontreinigd
5694 Eze 6:3 | 3 En zeg: Gij bergen Israels, hoort het
5695 Eze 6:7 | midden van u liggen, opdat gij weet, dat Ik de HEERE ben. ~
5696 Eze 6:8 | overblijfsel laten, als gij enigen zult hebben, die
5697 Eze 6:8 | onder de heidenen, wanneer gij in de landen zult verstrooid
5698 Eze 6:13 | 13 Dan zult gij weten, dat Ik de HEERE ben,
5699 Eze 7:2 | 2 Verder, gij mensenkind, zo zegt de Heere
5700 Eze 8:6 | tot mij: Mensenkind, ziet gij wel, wat zij doen, de grote
5701 Eze 8:6 | heiligdom verre wegga? Doch gij zult nog wederom grote
5702 Eze 8:12 | zeide Hij tot mij: Hebt gij gezien, mensenkind, wat
5703 Eze 8:13 | En Hij zeide tot mij: Gij zult nog wederom grote gruwelen
5704 Eze 8:15 | Hij zeide tot mij: Hebt gij, mensenkind, dat gezien?
5705 Eze 8:15 | mensenkind, dat gezien? Gij zult nog wederom grotere
5706 Eze 8:17 | zeide Hij tot mij: Hebt gij, mensenkind, dat gezien?
5707 Eze 9:8 | Ach, Heere HEERE, zult Gij al het overblijfsel van
5708 Eze 9:11 | Ik heb gedaan, gelijk als Gij mij geboden hadt. ~ ~
5709 Eze 11:6 | 6 Gij hebt uw verslagenen in deze
5710 Eze 11:6 | stad vermenigvuldigd, en gij hebt derzelver straten met
5711 Eze 11:7 | HEERE: Uw verslagenen, die gij in het midden derzelve nedergelegd
5712 Eze 11:10 | 10 Gij zult door het zwaard vallen;
5713 Eze 11:10 | Israels zal Ik u richten, en gij zult weten, dat Ik de HEERE
5714 Eze 11:11 | niet tot een pot zijn, en gij zult in het midden derzelve
5715 Eze 11:12 | 12 En gij zult weten, dat Ik de HEERE
5716 Eze 11:12 | dat Ik de HEERE ben, omdat gij in Mijn inzettingen niet
5717 Eze 11:13 | Heere HEERE! zult Gij gans een voleinding maken
5718 Eze 11:17 | verzamelen uit de landen, waarin gij verstrooid zijt, en Ik zal
5719 Eze 12:2 | 2 Mensenkind! gij woont in het midden van
5720 Eze 12:3 | 3 Daarom gij, mensenkind, maak u gereedschap
5721 Eze 12:3 | bij dag voor hun ogen; en gij zult vertrekken van uw plaats
5722 Eze 12:4 | 4 Gij zult dan uw gereedschap
5723 Eze 12:4 | vertrekken; daarna zult gij in den avond uitgaan voor
5724 Eze 12:6 | Voor hun ogen zult gij het op de schouders dragen,
5725 Eze 12:6 | schouders dragen, in donker zult gij het uitbrengen; uw aangezicht
5726 Eze 12:6 | uitbrengen; uw aangezicht zult gij bedekken, dat gij het land
5727 Eze 12:6 | aangezicht zult gij bedekken, dat gij het land niet ziet; want
5728 Eze 12:9 | tot u gezegd: Wat doet gij? ~
5729 Eze 12:18 | 18 Mensenkind, gij zult uw brood eten met beven,
5730 Eze 12:18 | beven, en uw water zult gij met beroerte en met kommer
5731 Eze 12:19 | 19 En gij zult tot het volk des lands
5732 Eze 12:20 | zal een wildernis zijn; en gij zult weten, dat Ik de HEERE
5733 Eze 13:5 | 5 Gij zijt in de bressen niet
5734 Eze 13:7 | 7 Ziet gij niet een ijdel gezicht,
5735 Eze 13:7 | leugenachtige voorzegging, als gij zegt: De HEERE spreekt,
5736 Eze 13:9 | land Israels niet komen; en gij zult weten, dat Ik de Heere
5737 Eze 13:11 | overstelpende plasregen zijn; en gij, o grote hagelstenen, zult
5738 Eze 13:12 | de pleistering, waarmede gij gepleisterd hebt? ~
5739 Eze 13:14 | alzo zal de stad vallen, en gij zult in het midden
5740 Eze 13:14 | midden van haar omkomen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE
5741 Eze 13:17 | 17 En gij, mensenkind, zet uw aangezicht
5742 Eze 13:18 | zielen te jagen! Zult gij de zielen Mijns volks jagen,
5743 Eze 13:18 | Mijns volks jagen, en zult gij u de zielen in het leven
5744 Eze 13:19 | 19 En zult gij Mij ontheiligen bij Mijn
5745 Eze 13:20 | aan uw kussens, waarmede gij aldaar de zielen jaagt naar
5746 Eze 13:20 | losmaken, de zielen, die gij jaagt naar de bloemhoven. ~
5747 Eze 13:21 | zullen zijn tot een jacht; en gij zult weten, dat Ik de HEERE
5748 Eze 13:22 | aangedaan heb; en omdat gij de handen des goddelozen
5749 Eze 13:23 | 23 Daarom zult gij niet meer ijdelheid zien,
5750 Eze 13:23 | volk uit uw hand redden, en gij zult weten, dat Ik de HEERE
5751 Eze 14:22 | tot ulieden uitkomen, en gij zult hun weg zien, en hun
5752 Eze 14:22 | hun handelingen; en gij zult vertroost worden over
5753 Eze 14:23 | zullen zij u vertroosten, als gij hun weg en hun handelingen
5754 Eze 14:23 | handelingen zien zult; en gij zult weten, dat Ik niet
5755 Eze 15:7 | andere vuur hen verteren; en gij zult weten, dat Ik de HEERE
5756 Eze 16:4 | geboorten: ten dage, als gij geboren waart, werd uw navel
5757 Eze 16:4 | navel niet afgesneden; en gij waart niet met water gewassen,
5758 Eze 16:4 | toen Ik u aanschouwde; gij waart ook geenszins
5759 Eze 16:5 | over u te erbarmen; maar gij zijt geworpen geweest op
5760 Eze 16:5 | uw ziel, ten dage, toen gij geboren waart. ~
5761 Eze 16:7 | gewas des velds, gemaakt; en gij zijt gegroeid, en groot
5762 Eze 16:7 | haar is gewassen, doch gij waart naakt en bloot. ~
5763 Eze 16:8 | spreekt de Heere HEERE en gij werdt de Mijne. ~
5764 Eze 16:13 | 13 Zo waart gij versierd met goud en zilver,
5765 Eze 16:13 | zijde, en gestikt werk; gij at meelbloem, en honig,
5766 Eze 16:13 | meelbloem, en honig, en olie, en gij waart gans zeer schoon,
5767 Eze 16:13 | waart voorspoedig, dat gij een koninkrijk werdt. ~
5768 Eze 16:15 | 15 Maar gij hebt vertrouwd op uw schoonheid,
5769 Eze 16:16 | 16 En gij hebt van uw klederen genomen,
5770 Eze 16:17 | 17 Daartoe hebt gij genomen de vaten uws sieraads
5771 Eze 16:17 | dat Ik u gegeven had, en gij hebt u mansbeelden gemaakt,
5772 Eze 16:17 | mansbeelden gemaakt, en gij hebt met dezelve gehoereerd. ~
5773 Eze 16:18 | 18 En gij hebt uw gestikte klederen
5774 Eze 16:18 | genomen, en hebt ze bedekt; en gij hebt Mijn olie en Mijn reukwerk
5775 Eze 16:19 | waarmede Ik u spijsde, dat hebt gij ook voor hun aangezichten
5776 Eze 16:20 | 20 Verder hebt gij uw zonen en uw dochteren,
5777 Eze 16:20 | zonen en uw dochteren, die gij Mij gebaard hadt, genomen,
5778 Eze 16:21 | 21 Dat gij Mijn kinderen geslacht hebt,
5779 Eze 16:21 | hebt ze overgegeven, als gij dezelve voor hen door het
5780 Eze 16:22 | 22 Ook hebt gij bij al uw gruwelen en uw
5781 Eze 16:22 | dagen uwer jonkheid, als gij naakt en bloot waart, als
5782 Eze 16:22 | naakt en bloot waart, als gij vertreden waart in uw bloed. ~
5783 Eze 16:24 | 24 Dat gij u een verwelfsel gebouwd
5784 Eze 16:25 | elk hoofd des wegs hebt gij uw hoge plaatsen gebouwd,
5785 Eze 16:26 | 26 Gij hebt ook gehoereerd met
5786 Eze 16:26 | groot van vlees zijn; en gij hebt uw hoererij vermenigvuldigd,
5787 Eze 16:28 | 28 Verder hebt gij gehoereerd met de kinderen
5788 Eze 16:28 | kinderen van Assur, omdat gij onverzadelijk waart; ja,
5789 Eze 16:28 | onverzadelijk waart; ja, als gij met hen gehoereerd hebt,
5790 Eze 16:28 | hen gehoereerd hebt, zijt gij ook niet verzadigd geworden. ~
5791 Eze 16:29 | 29 Maar gij hebt uw hoererij vermenigvuldigd
5792 Eze 16:29 | Chaldea; en daarmede ook zijt gij niet verzadigd geworden. ~
5793 Eze 16:30 | spreekt de Heere HEERE) als gij al deze dingen doet, zijnde
5794 Eze 16:31 | 31 Als gij uw verwelfsel bouwt aan
5795 Eze 16:33 | loon aan alle hoeren; maar gij geeft uw loon aan al uw
5796 Eze 16:33 | loon aan al uw boelen, en gij beschenkt ze, opdat zij
5797 Eze 16:34 | om te hoereren; want als gij hoerenloon geeft, en het
5798 Eze 16:34 | gegeven wordt; zo zijt gij tot een tegendeel geworden. ~
5799 Eze 16:36 | uwer kinderen, dat gij hun gegeven hebt; ~
5800 Eze 16:37 | vergaderen, met dewelke gij vermengd zijt geweest, en
5801 Eze 16:37 | zijt geweest, en allen, die gij liefgehad hebt, met allen,
5802 Eze 16:37 | liefgehad hebt, met allen, die gij gehaat hebt; en Ik zal hen
5803 Eze 16:41 | van een hoer te zijn, en gij zult ook niet meer
5804 Eze 16:43 | 43 Daarom dat gij niet gedacht hebt aan de
5805 Eze 16:43 | de Heere HEERE; en gij zult die schandelijke daad
5806 Eze 16:45 | 45 Gij zijt de dochter uwer moeder,
5807 Eze 16:45 | en van haar kinderen; en gij zijt de zuster uwer zusteren,
5808 Eze 16:46 | zuster, die kleiner is dan gij, die tegen uw rechterhand
5809 Eze 16:47 | 47 Doch gij hebt in haar wegen niet
5810 Eze 16:47 | gerings, een verdriet; maar gij hebt het meer verdorven
5811 Eze 16:48 | dochteren, gedaan heeft, gelijk gij gedaan hebt en uw dochteren! ~
5812 Eze 16:51 | zonden niet gezondigd; en gij hebt uw gruwelen meer dan
5813 Eze 16:51 | al uw gruwelen, die gij gedaan hebt. ~
5814 Eze 16:52 | 52 Draag gij dan ook uw schande, gij,
5815 Eze 16:52 | gij dan ook uw schande, gij, die voor uw zusteren geoordeeld
5816 Eze 16:52 | hebt door uw zonden, die gij gruwelijker gemaakt hebt
5817 Eze 16:52 | zijn rechtvaardiger dan gij; wees gij dan ook beschaamd,
5818 Eze 16:52 | rechtvaardiger dan gij; wees gij dan ook beschaamd,
5819 Eze 16:52 | draag uw schande, omdat gij uw zusters gerechtvaardigd
5820 Eze 16:54 | 54 Opdat gij uw schande draagt, en te
5821 Eze 16:54 | gemaakt wordt, om al hetgeen gij gedaan hebt, als gij haar
5822 Eze 16:54 | hetgeen gij gedaan hebt, als gij haar troosten zult. ~
5823 Eze 16:55 | haar vorigen staat, zult gij ook en uw dochteren
5824 Eze 16:58 | 58 Hebt gij uw schandelijke daden en
5825 Eze 16:59 | zal u ook doen, gelijk als gij gedaan hebt, die den eed
5826 Eze 16:61 | 61 Dan zult gij uwer wegen gedenken en beschaamd
5827 Eze 16:61 | gedenken en beschaamd zijn, als gij uw zusteren, die groter
5828 Eze 16:61 | zusteren, die groter zijn dan gij, aannemen zult; want Ik
5829 Eze 16:62 | verbond met u oprichten, en gij zult weten, dat Ik de HEERE
5830 Eze 16:63 | 63 Opdat gij het gedachtig zijt, en u
5831 Eze 16:63 | doen zal over al hetgeen gij gedaan hebt, spreekt
5832 Eze 17:12 | wederspannig huis: Weet gij niet, wat deze dingen zijn?
5833 Eze 18:2 | Wat is ulieden, dat gij dit spreekwoord gebruikt
5834 Eze 18:31 | overtredingen, waardoor gij overtreden hebt, en maakt
5835 Eze 18:31 | geest; want waarom zoudt gij sterven, o huis Israels? ~
5836 Eze 19:1 | 1 Verder, hef gij een weeklage op over de
5837 Eze 20:3 | zegt de Heere HEERE: Komt gij, om Mij te vragen? Zo waarachtig
5838 Eze 20:4 | 4 Zoudt gij hun recht geven, zoudt gij
5839 Eze 20:4 | gij hun recht geven, zoudt gij hun recht geven, o mensenkind?
5840 Eze 20:20 | en tussen ulieden, opdat gij weet, dat Ik, de HEERE,
5841 Eze 20:29 | is die hoogte, waarhenen gij gaat? Nochtans is de naam
5842 Eze 20:30 | zegt de Heere HEERE: Zijt gij verontreinigd geworden in
5843 Eze 20:30 | uwer vaderen, en hoereert gij achter hun verfoeiselen? ~
5844 Eze 20:31 | vuur te doen doorgaan, zijt gij verontreinigd aan al uw
5845 Eze 20:32 | geenszins geschieden, dat gij zegt: Wij zullen als de
5846 Eze 20:34 | vergaderen uit de landen, waarin gij verstrooid zijt, door een
5847 Eze 20:38 | Israels niet weder komen, en gij zult weten, dat Ik de HEERE
5848 Eze 20:41 | uit de landen, in dewelke gij zult verstrooid zijn, en
5849 Eze 20:42 | 42 En gij zult weten, dat Ik de HEERE
5850 Eze 20:43 | 43 Daar zult gij dan gedenken aan uw wegen,
5851 Eze 20:43 | uw handelingen waarmede gij u verontreinigd hebt, en
5852 Eze 20:43 | u verontreinigd hebt, en gij zult van u zelven een walging
5853 Eze 20:43 | al uw boosheden, die gij gedaan hebt. ~
5854 Eze 20:44 | 44 Zo zult gij weten, dat Ik de HEERE ben,
5855 Eze 21:6 | 6 Maar gij, mensenkind, zucht; zucht
5856 Eze 21:7 | zeggen zullen: Waarom zucht gij, dat gij zeggen zult: Om
5857 Eze 21:7 | zullen: Waarom zucht gij, dat gij zeggen zult: Om het gerucht,
5858 Eze 21:14 | 14 Daarom gij, mensenkind, profeteer,
5859 Eze 21:19 | 19 Gij nu, mensenkind, stel u twee
5860 Eze 21:20 | 20 Gij zult een weg voorstellen,
5861 Eze 21:24 | uwer gedacht wordt, zult gij met de hand gegrepen worden. ~
5862 Eze 21:25 | 25 En gij, o onheilig, goddeloos vorst
5863 Eze 21:28 | 28 En gij, mensenkind, profeteer en
5864 Eze 21:30 | schede! In de plaats, waar gij geschapen zijt, in het land
5865 Eze 21:32 | 32 Het vuur zult gij tot spijze zijn, uw bloed
5866 Eze 22:2 | 2 Gij nu, mensenkind, zoudt gij
5867 Eze 22:2 | Gij nu, mensenkind, zoudt gij der bloedstad recht geven?
5868 Eze 22:2 | bloedstad recht geven? Zoudt gij ze recht geven? Ja, maak
5869 Eze 22:4 | Door uw bloed, dat gij vergoten hebt, zijt gij
5870 Eze 22:4 | gij vergoten hebt, zijt gij schuldig geworden, en met
5871 Eze 22:4 | en met uw drekgoden, die gij gemaakt hebt, hebt gij u
5872 Eze 22:4 | die gij gemaakt hebt, hebt gij u verontreinigd, en hebt
5873 Eze 22:5 | zijn, zullen u bespotten, gij onreine van naam en vol
5874 Eze 22:8 | Mijn heilige dingen hebt gij veracht, en Mijn sabbatten
5875 Eze 22:8 | en Mijn sabbatten hebt gij ontheiligd. ~
5876 Eze 22:12 | woeker en overwinst hebt gij genomen, en gij hebt gierigheid
5877 Eze 22:12 | overwinst hebt gij genomen, en gij hebt gierigheid gepleegd
5878 Eze 22:12 | naaste door verdrukking; maar gij hebt Mijner vergeten,
5879 Eze 22:13 | geslagen, om uw gierigheid, die gij bedreven hebt, en om uw
5880 Eze 22:16 | 16 Zo zult gij in u ontheiligd zijn voor
5881 Eze 22:16 | de ogen der heidenen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE
5882 Eze 22:21 | Mijner verbolgenheid, dat gij in het midden van haar zult
5883 Eze 22:22 | haar gesmolten worden; en gij zult weten, dat Ik, de HEERE,
5884 Eze 22:24 | Mensenkind, zeg tot haar; Gij zijt een land, dat niet
5885 Eze 23:21 | 21 Alzo hebt gij weder opgehaald de schandelijke
5886 Eze 23:27 | gebracht uit Egypteland; en gij zult uw ogen naar hen niet
5887 Eze 23:28 | in de hand dergenen, die gij haat, in de hand dergenen,
5888 Eze 23:30 | dingen zal men u doen, dewijl gij de heidenen nagehoereerd
5889 Eze 23:30 | nagehoereerd hebt, en omdat gij u met hun drekgoden verontreinigd
5890 Eze 23:31 | den weg uwer zuster hebt gij gewandeld, daarom zal Ik
5891 Eze 23:32 | Alzo zegt de Heere HEERE: Gij zult den beker uwer zuster
5892 Eze 23:32 | drinken, die diep en wijd is; gij zult tot belaching en spot
5893 Eze 23:33 | dronkenschap en jammer zult gij vol worden; de beker van
5894 Eze 23:34 | 34 Gij zult hem drinken en uitzuigen,
5895 Eze 23:34 | uitzuigen, en zijn scherven zult gij brijzelen, en uw borsten
5896 Eze 23:34 | brijzelen, en uw borsten zult gij afrukken; want Ik heb het
5897 Eze 23:35 | zegt de Heere HEERE: Omdat gij Mijner vergeten, en Mij
5898 Eze 23:35 | geworpen hebt, zo draagt gij ook uw schandelijkheid en
5899 Eze 23:36 | tot mij: Mensenkind! zoudt gij Ohola en Oholiba recht geven?
5900 Eze 23:40 | kwamen zij, voor dewelken gij u wiest, uw ogen blankettet
5901 Eze 23:41 | 41 En gij zat op een heerlijk bed,
5902 Eze 23:41 | toegericht was, en op hetwelk gij Mijn reukwerk en Mijn olie
5903 Eze 23:49 | schandelijkheid op u leggen, en gij zult de zonden uwer drekgoden
5904 Eze 24:13 | omdat Ik u gereinigd heb, en gij niet gereinigd zijt, zo
5905 Eze 24:13 | gereinigd zijt, zo zult gij van uw onreinigheid niet
5906 Eze 24:16 | een plage; nochtans zult gij niet rouwklagen, noch wenen,
5907 Eze 24:17 | Houd stil van kermen, gij zult geen dodenrouw maken,
5908 Eze 24:17 | en de bovenste lip zult gij niet bewinden, en zult der
5909 Eze 24:19 | volk zeide tot mij: Zult gij ons niet te kennen geven,
5910 Eze 24:19 | ons deze dingen zijn, dat gij aldus doet? ~
5911 Eze 24:21 | zonen en uw dochteren, die gij verlaten hebt, zullen door
5912 Eze 24:22 | heb; de bovenste lip zult gij niet bewinden, en der lieden
5913 Eze 24:22 | en der lieden brood zult gij niet eten. ~
5914 Eze 24:23 | schoenen aan uw voeten; gij zult niet rouwklagen, noch
5915 Eze 24:23 | rouwklagen, noch wenen, maar gij zult in uw ongerechtigheden
5916 Eze 24:24 | wat hij gedaan heeft, zult gij doen; als dit komt, dan
5917 Eze 24:24 | als dit komt, dan zult gij weten, dat Ik de Heere HEERE
5918 Eze 24:25 | 25 En gij, mensenkind! zal het niet
5919 Eze 24:27 | is, opengedaan worden, en gij zult spreken, en niet meer
5920 Eze 24:27 | meer stom zijn; alzo zult gij hun tot een wonderteken
5921 Eze 25:3 | zegt de Heere HEERE: Omdat gij gezegd hebt: Heah! over
5922 Eze 25:5 | tot een schaapskooi; en gij zult weten, dat Ik de HEERE
5923 Eze 25:6 | zegt de Heere HEERE: Omdat gij met de hand geklapt, en
5924 Eze 25:7 | Ik zal u verdelgen; en gij zult weten, dat Ik
5925 Eze 26:14 | tot een gladde steenrots; gij zult zijn tot uitspreiding
5926 Eze 26:14 | uitspreiding der netten, gij zult niet meer gebouwd worden;
5927 Eze 26:17 | en tot u zeggen: Hoe zijt gij uit de zeeen vergaan, gij
5928 Eze 26:17 | gij uit de zeeen vergaan, gij welbewoonde, gij beroemde
5929 Eze 26:17 | vergaan, gij welbewoonde, gij beroemde stad, die sterk
5930 Eze 26:20 | den kuil nederdalen, opdat gij niet bewoond wordt; en Ik
5931 Eze 26:21 | groten schrik stellen, en gij zult er niet meer zijn;
5932 Eze 26:21 | zult er niet meer zijn; als gij gezocht wordt, zo zult gij
5933 Eze 26:21 | gij gezocht wordt, zo zult gij niet meer gevonden worden
5934 Eze 27:2 | 2 Gij dan, mensenkind! hef een
5935 Eze 27:3 | de Heere HEERE: O Tyrus! gij zegt: Ik ben volmaakt in
5936 Eze 27:25 | onderlingen koophandel met u; en gij waart vervuld, en zeer verheerlijkt
5937 Eze 27:33 | zeeen voortkwamen, hebt gij vele volken verzadigd; met
5938 Eze 27:33 | onderlingen koophandel, hebt gij de koningen der aarde rijk
5939 Eze 27:34 | 34 Ten tijde, dat gij uit de zeeen verbroken zijt
5940 Eze 27:36 | de volken fluiten u aan; gij zijt een grote schrik geworden,
5941 Eze 28:2 | het hart der zeeen! daar gij een mens en geen God
5942 Eze 28:2 | en geen God zijt, stelt gij nochtans uw hart, als Gods
5943 Eze 28:3 | 3 Zie, gij zijt wijzer dan Daniel;
5944 Eze 28:4 | en door uw verstand, hebt gij vermogen voor u verkregen;
5945 Eze 28:4 | vermogen voor u verkregen; ja, gij hebt goud en zilver verkregen
5946 Eze 28:5 | wijsheid in uw koophandel hebt gij uw vermogen vermeerderd,
5947 Eze 28:6 | Heere HEERE alzo: Omdat gij uw hart gesteld hebt als
5948 Eze 28:8 | zij u doen nederdalen; en gij zult sterven den dood eens
5949 Eze 28:9 | 9 Zult gij dan enigszins, voor het
5950 Eze 28:9 | zeggen: Ik ben God? daar gij een mens zijt en geen God,
5951 Eze 28:10 | 10 Gij zult den dood der onbesnedenen
5952 Eze 28:12 | Zo zegt de Heere HEERE: Gij verzegelaar der som, vol
5953 Eze 28:13 | 13 Gij waart in Eden, Gods hof;
5954 Eze 28:13 | was bij u; ten dage als gij geschapen werdt, waren zij
5955 Eze 28:14 | 14 Gij waart een gezalfde, overdekkende
5956 Eze 28:14 | en Ik had u alzo gezet; gij waart op Gods heiligen berg;
5957 Eze 28:14 | waart op Gods heiligen berg; gij wandeldet in het midden
5958 Eze 28:15 | 15 Gij waart volkomen in uw wegen,
5959 Eze 28:15 | wegen, van den dag af, dat gij geschapen zijt, totdat er
5960 Eze 28:16 | u met geweld vervuld, en gij hebt gezondigd; daarom zal
5961 Eze 28:16 | van Gods berg, en zal u, gij overdekkende cherub!
5962 Eze 28:17 | zich over uw schoonheid; gij hebt uw wijsheid bedorven,
5963 Eze 28:18 | onrecht uws koophandels, hebt gij uw heiligdommen ontheiligd;
5964 Eze 28:19 | volken, zijn over u ontzet; gij zijt een grote schrik geworden,
5965 Eze 29:5 | rivieren; op het open veld zult gij vallen; gij zult niet verzameld
5966 Eze 29:5 | open veld zult gij vallen; gij zult niet verzameld noch
5967 Eze 29:7 | uw hand grepen, zo werdt gij gebroken, en spleet hun
5968 Eze 29:7 | zij op u leunden, zo werdt gij verbroken, en liet alle
5969 Eze 31:2 | zijn menigte: Wien zijt gij gelijk in uw grootheid? ~
5970 Eze 31:10 | zegt de Heere HEERE: Omdat gij u verheven hebt over uw
5971 Eze 31:18 | 18 Wien zijt gij alzo gelijk in heerlijkheid
5972 Eze 31:18 | onder de bomen van Eden? Ja, gij zult nedergevoerd worden
5973 Eze 31:18 | midden der onbesnedenen zult gij liggen, met de verslagenen
5974 Eze 32:2 | Egypte, en zeg tot hem: Gij waart een jongen leeuw onder
5975 Eze 32:2 | onder de heidenen gelijk; en gij waart als een zeedraak in
5976 Eze 32:6 | Ik zal het land, waarin gij zwemt, van uw bloed drenken
5977 Eze 32:9 | brengen in de landen, die gij niet gekend hebt. ~
5978 Eze 32:19 | 19 Boven wien zijt gij liefelijk! Daal neder, en
5979 Eze 32:28 | 28 Gij ook zult verbroken worden
5980 Eze 33:7 | 7 Gij nu, o mensenkind! Ik heb
5981 Eze 33:7 | het huis Israels; zo zult gij het woord uit Mijn mond
5982 Eze 33:8 | goddeloze zeg: O goddeloze, gij zult den dood sterven! en
5983 Eze 33:8 | zult den dood sterven! en gij spreekt niet, om den goddeloze
5984 Eze 33:9 | 9 Maar als gij den goddeloze van zijn weg
5985 Eze 33:9 | ongerechtigheid sterven; maar gij hebt uw ziel bevrijd. ~
5986 Eze 33:10 | 10 Daarom, gij mensenkind! zeg tot het
5987 Eze 33:11 | wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israels? ~
5988 Eze 33:12 | 12 Gij dan, o mensenkind! zeg tot
5989 Eze 33:14 | ook tot den goddeloze zeg: Gij zult den dood sterven! en
5990 Eze 33:20 | 20 Nog zegt gij: De weg des Heeren is niet
5991 Eze 33:25 | Zo zegt de Heere HEERE: Gij eet vlees met het bloed,
5992 Eze 33:25 | vergiet bloed; en zoudt gij het land erfelijk bezitten? ~
5993 Eze 33:26 | 26 Gij staat op ulieder zwaard;
5994 Eze 33:26 | staat op ulieder zwaard; gij doet gruwel, en verontreinigt,
5995 Eze 33:26 | zijns naasten; en zoudt gij het land erfelijk bezitten? ~
5996 Eze 33:27 | 27 Alzo zult gij tot hen zeggen: De Heere
5997 Eze 33:30 | 30 En gij, o mensenkind! de kinderen
5998 Eze 33:32 | 32 En ziet, gij zijt hun als een lied der
5999 Eze 34:3 | 3 Gij eet het vette, en bekleedt
6000 Eze 34:3 | en bekleedt u met de wol, gij slacht het gemeste, maar
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8706 |