Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
gifte 1
giften 3
gihon 6
gij 8706
gijlieden 502
gijzelaars 2
gijzelve 1
Frequency    [«  »]
9551 die
8801 zij
8724 ik
8706 gij
7945 dat
7933 is
7660 niet

Bijbel

IntraText - Concordances

gij

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8706

     Book Chapter: Verse
6001 Eze 34:3 | gemeste, maar de schapen weidt gij niet. ~ 6002 Eze 34:4 | 4      De zwakke sterkt gij niet, en het kranke heelt 6003 Eze 34:4 | niet, en het kranke heelt gij niet, en het gebrokene verbindt 6004 Eze 34:4 | en het gebrokene verbindt gij niet, en het weggedrevene 6005 Eze 34:4 | het weggedrevene brengt gij niet weder, en het verlorene 6006 Eze 34:4 | en het verlorene zoekt gij niet; maar gij heerst      6007 Eze 34:4 | verlorene zoekt gij niet; maar gij heerst      over hen met 6008 Eze 34:7 | 7      Daarom, gij herders! hoort des HEEREN 6009 Eze 34:9 | 9      Daarom, gij herders! hoort des HEEREN 6010 Eze 34:17 | 17      Want gij, o Mijn schapen! de Heere 6011 Eze 34:18 | Is het u te weinig, dat gij de goede weide afweidt? 6012 Eze 34:18 | goede weide afweidt? Zult gij nog het overige uwer weide 6013 Eze 34:18 | voeten vertreden? En zult gij de bezonkene wateren drinken, 6014 Eze 34:21 | 21      Omdat gij al de zwakken met de zijde 6015 Eze 34:21 | uw hoornen stoot, totdat gij dezelve naar buiten toe 6016 Eze 34:31 | 31      Gij nu, o Mijn schapen, schapen 6017 Eze 34:31 | schapen, schapen Mijner weide! gij zijt mensen; maar Ik ben 6018 Eze 35:4 | stellen tot eenzaamheid, en gij zult een verwoesting worden, 6019 Eze 35:5 | 5      Omdat gij een eeuwige vijandschap 6020 Eze 35:6 | bloed zal u vervolgen; alzo gij het bloed niet hebt gehaat, 6021 Eze 35:9 | bewoond worden; alzo zult gij weten, dat Ik de HEERE ben. ~ 6022 Eze 35:10 | 10      Omdat gij zegt: Die twee volken en 6023 Eze 35:11 | naar uw nijdigheid, die gij uit uw haat tegen hen hebt 6024 Eze 35:12 | 12      En gij zult weten, dat Ik, de HEERE, 6025 Eze 35:12 | lasteringen gehoord heb, die gij tegen de bergen Israels 6026 Eze 35:13 | 13      Alzo hebt gij u met uw mond tegen Mij 6027 Eze 35:15 | 15      Gelijk gij u verblijd hebt over de 6028 Eze 36:1 | 1      En gij, mensenkind! profeteer tot 6029 Eze 36:1 | bergen Israels, en zeg: Gij bergen Israels! hoort des 6030 Eze 36:3 | en opgeslokt heeft, opdat gij voor het overblijfsel der 6031 Eze 36:3 | erve zoudt      zijn, en gij gebracht zijt op de klapachtige 6032 Eze 36:4 | 4      Daarom, gij bergen Israels! hoort het 6033 Eze 36:6 | grimmigheid gesproken, omdat gij den smaad der heidenen gedragen 6034 Eze 36:8 | 8      Maar gij, o bergen Israels! gij zult 6035 Eze 36:8 | Maar gij, o bergen Israels! gij zult weder uw takken geven, 6036 Eze 36:9 | en Ik zal u aanzien, en gij zult gebouwd en bezaaid 6037 Eze 36:11 | dan in uw beginselen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE 6038 Eze 36:12 | u erfelijk bezitten, en gij zult hun ter erfenis zijn, 6039 Eze 36:12 | hun ter erfenis zijn, en gij zult ze voortaan niet meer 6040 Eze 36:13 | Omdat zij tot u zeggen: Gij zijt een land, dat mensen 6041 Eze 36:13 | land, dat mensen opeet, en gij zijt een land, dat uw volken 6042 Eze 36:14 | 14      Daarom zult gij niet meer mensen opeten, 6043 Eze 36:15 | niet meer over u hore, en gij zult den smaad der natien 6044 Eze 36:15 | natien niet meer dragen; en gij zult uw volken niet meer 6045 Eze 36:22 | doe het niet om uwentwil, gij huis Israels! maar om Mijn 6046 Eze 36:22 | heidenen, waarhenen gij gekomen zijt. ~ 6047 Eze 36:23 | heidenen ontheiligd is, dien gij in het midden van hen ontheiligd 6048 Eze 36:25 | water op u sprengen, en gij zult rein worden; van al 6049 Eze 36:27 | u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult 6050 Eze 36:28 | 28      En gij zult wonen in het land, 6051 Eze 36:28 | vaderen gegeven heb, en gij zult Mij tot een volk zijn, 6052 Eze 36:30 | vermenigvuldigen; opdat gij de smaadheid des hongers 6053 Eze 36:31 | 31      Dan zult gij gedenken aan uw boze wegen 6054 Eze 36:31 | die niet goed waren; en gij zult een walging van u zelf 6055 Eze 36:32 | schaamrood van uw wegen, gij huis Israels! ~ 6056 Eze 37:3 | En ik zeide: Heere HEERE, Gij weet het! ~ 6057 Eze 37:4 | beenderen, en zeg tot dezelve: Gij dorre beenderen! hoort des 6058 Eze 37:5 | den geest in u brengen, en gij zult levend worden. 6059 Eze 37:6 | den geest in u geven, en gij zult levend worden; en gij 6060 Eze 37:6 | gij zult levend worden; en gij zult weten, dat Ik de HEERE      6061 Eze 37:9 | Zo zegt de Heere HEERE: Gij geest! kom aan van de vier 6062 Eze 37:13 | 13      En gij zult weten, dat Ik de HEERE 6063 Eze 37:14 | Mijn Geest in u geven, en gij zult leven, en Ik zal u 6064 Eze 37:14 | u in uw land zetten; en gij zult weten, dat Ik, de HEERE, 6065 Eze 37:16 | 16      Gij nu, mensenkind! neem u een 6066 Eze 37:17 | 17      Doe gij ze dan naderen, het een 6067 Eze 37:18 | spreken, zeggende: Zult gij ons niet te kennen geven, 6068 Eze 37:20 | De houten nu, op dewelke gij zult geschreven hebben, 6069 Eze 38:3 | Zie, Ik wil aan u, o Gog, gij hoofdvorst van Mesech en 6070 Eze 38:7 | bereid en maakt u gereed, gij en uw ganse vergadering, 6071 Eze 38:7 | vergaderd zijn; en wees gij hun tot een wacht. ~ 6072 Eze 38:8 | Na vele dagen zult gij bezocht worden; in het laatste 6073 Eze 38:8 | het laatste der jaren zult gij komen in het land, dat wedergebracht 6074 Eze 38:9 | 9      Dan zult gij optrekken, gij zult aankomen 6075 Eze 38:9 | Dan zult gij optrekken, gij zult aankomen als een onstuimige 6076 Eze 38:9 | onstuimige verwoesting, gij zult zijn als een wolk, 6077 Eze 38:9 | om het land te bedekken; gij en al uw benden, en vele 6078 Eze 38:10 | hart zullen opkomen, en gij zult een kwade gedachte 6079 Eze 38:13 | zullen tot u zeggen: Komt gij, om buit te buiten? hebt 6080 Eze 38:13 | om buit te buiten? hebt gij uw vergadering vergaderd, 6081 Eze 38:14 | zegt de Heere HEERE: Zult gij het, te dien dage, als Mijn 6082 Eze 38:15 | 15      Gij zult dan komen uit uw plaats, 6083 Eze 38:15 | zijden van het noorden, gij en vele volken met u; die 6084 Eze 38:16 | 16      En gij zult optrekken tegen Mijn 6085 Eze 38:17 | zegt de Heere HEERE: Zijt gij die, van welken Ik in verleden 6086 Eze 39:1 | 1      Voorts, gij mensenkind! profeteer tegen 6087 Eze 39:4 | Op de bergen Israels zult gij vallen, gij en al uw benden, 6088 Eze 39:4 | Israels zult gij vallen, gij en al uw benden, en de volken, 6089 Eze 39:5 | Op het open veld zult gij vallen; want Ik heb het 6090 Eze 39:17 | 17      Gij dan, mensenkind! zo zegt 6091 Eze 39:18 | Het vlees der helden zult gij eten, en het bloed van de 6092 Eze 39:19 | 19      En gij zult het vette eten tot 6093 Eze 39:20 | 20      En gij zult verzadigd worden aan 6094 Eze 40:4 | ik u zou doen zien, zijt gij herwaarts      gebracht; 6095 Eze 40:4 | huize Israels alles, wat gij ziet. ~ 6096 Eze 43:10 | 10      Gij mensenkind; wijs den huize 6097 Eze 43:19 | 19      En gij zult aan de Levietische 6098 Eze 43:20 | 20      En gij zult van deszelfs bloed 6099 Eze 43:20 | den rand rondom; alzo zult gij het ontzondigen, en het      6100 Eze 43:21 | 21      Daarna zult gij den var des zondoffers nemen; 6101 Eze 43:22 | op den tweeden dag zult gij een volkomen geitenbok offeren 6102 Eze 43:23 | 23      Als gij een einde zult gemaakt hebben 6103 Eze 43:23 | het ontzondigen, dan zult gij een var, een volkomen jong 6104 Eze 43:24 | 24      En gij zult ze offeren voor het 6105 Eze 43:25 | 25      Zeven dagen zult gij dagelijks een bok des zondoffers 6106 Eze 44:7 | te weten Mijn huis; als gij      Mijn brood, het vette 6107 Eze 44:8 | dingen niet waargenomen; maar gij hebt uzelven enigen tot 6108 Eze 44:28 | hun Erfenis; daarom zult gij hunlieden geen bezitting 6109 Eze 44:30 | priesteren zijn; ook zult gij de eerstelingen van uw deeg 6110 Eze 45:1 | vallen in erfenis, zo zult gij een hefoffer den HEERE offeren, 6111 Eze 45:3 | 3      Alzo zult gij meten van deze maat, de 6112 Eze 45:6 | bezitting van de stad zult gij geven de breedte van vijf 6113 Eze 45:9 | Het is te veel voor u, gij vorsten Israels! doet geweld 6114 Eze 45:13 | een homer tarwe; ook zult gij het zesde deel van een efa 6115 Eze 45:14 | olie, van een bath olie; gij zult offeren het tiende 6116 Eze 45:18 | eersten der maand, zult gij een volkomen var, een jong 6117 Eze 45:18 | een jong rund, nemen; en gij zult het heiligdom ontzondigen. ~ 6118 Eze 45:20 | 20      Alzo zult gij ook doen op den zevenden 6119 Eze 46:13 | 13      Wijders zult gij een volkomen eenjarig lam 6120 Eze 46:13 | HEERE; alle morgens zult gij dat bereiden. ~ 6121 Eze 46:14 | 14      En gij zult ten spijsoffer daarop 6122 Eze 47:6 | hij zeide tot mij: Hebt gij het gezien, mensenkind? 6123 Eze 47:13 | landpale zijn, naar dewelke gij het land ten erve zult nemen, 6124 Eze 47:14 | 14      En gij zult dat erven, de een zowel 6125 Eze 47:21 | Ditzelve land nu zult gij ulieden uitdelen naar de 6126 Eze 47:22 | het zal geschieden, dat gij hetzelve zult doen vallen 6127 Eze 47:23 | vreemdeling verkeert, aldaar zult gij hem zijn erfenis geven, 6128 Dan 1:10 | ulieden zijn? Alzo zoudt gij mijn hoofd bij den koning 6129 Dan 1:13 | met uw knechten, naar dat gij zien zult. ~ 6130 Dan 2:5 | zaak is mij ontgaan; indien gij mij den droom en zijn uitlegging 6131 Dan 2:5 | uitlegging niet bekend maakt, gij zult in stukken gehouwen 6132 Dan 2:6 | te kennen geeft, zo zult gij geschenken en gaven, en 6133 Dan 2:8 | den tijd uitkoopt, dewijl gij ziet, dat de zaak mij ontgaan 6134 Dan 2:9 | is enerlei; daarom hebt gij een leugenachtig en verdicht 6135 Dan 2:9 | droom, dan zal ik weten, dat gij mij deszelfs uitlegging 6136 Dan 2:23 | God mijner vaderen! omdat Gij mij wijsheid en kracht gegeven 6137 Dan 2:23 | U verzocht hebben, want Gij hebt ons des      konings 6138 Dan 2:26 | naam Beltsazar was: Zijt gij machtig mij bekend te maken 6139 Dan 2:29 | 29      Gij, o koning! op uw leger zijnde, 6140 Dan 2:30 | bekend maken, en      opdat gij de gedachten uws harten 6141 Dan 2:31 | 31      Gij, o koning! zaagt, en ziet, 6142 Dan 2:34 | 34      Dit zaagt gij, totdat er een steen afgehouwen 6143 Dan 2:37 | 37      Gij, o koning! zijt een koning 6144 Dan 2:38 | heerser over al dezelve; gij      zijt dat gouden hoofd. ~ 6145 Dan 2:41 | 41      En dat gij gezien hebt de voeten en 6146 Dan 2:41 | zijn, ten welken aanzien gij gezien hebt ijzer vermengd 6147 Dan 2:43 | 43      En dat gij gezien hebt ijzer vermengd 6148 Dan 2:45 | 45      Daarom hebt gij gezien, dat uit den berg 6149 Dan 2:47 | verborgenheden openbaart, dewijl gij      deze verborgenheid 6150 Dan 3:4 | kracht: Men zegt u aan, gij volken, gij natien, en tongen! ~ 6151 Dan 3:4 | zegt u aan, gij volken, gij natien, en tongen! ~ 6152 Dan 3:5 | 5      Ten tijde als gij horen zult het geluid des 6153 Dan 3:10 | 10      Gij, o koning! hebt een bevel 6154 Dan 3:12 | zijn Joodse mannen, die gij over de bediening van het 6155 Dan 3:12 | beeld niet aan, hetwelk gij opgericht hebt. ~ 6156 Dan 3:15 | gijlieden gereed zijt, dat gij ten tijde, als gij horen 6157 Dan 3:15 | dat gij ten tijde, als gij horen zult het geluid des 6158 Dan 3:18 | noch het gouden beeld, dat gij hebt opgericht, zullen aanbidden. ~ 6159 Dan 3:26 | vuurs, antwoordde en sprak: Gij Sadrach, Mesach en Abed-nego, 6160 Dan 3:26 | Sadrach, Mesach en Abed-nego, gij knechten des allerhoogsten 6161 Dan 4:9 | 9      Beltsazar, gij overste der tovenaars! dewijl 6162 Dan 4:18 | koning Nebukadnezar gezien; gij nu, Beltsazar! zeg de uitlegging 6163 Dan 4:18 | bekend maken; maar gij kunt wel, dewijl de geest 6164 Dan 4:20 | 20      De boom, dien gij gezien hebt, die groot en 6165 Dan 4:22 | 22      Dat zijt gij, o koning! die groot en 6166 Dan 4:25 | ossen, te smaken geven; en gij zult van den dauw      des 6167 Dan 4:25 | over u voorbijgaan, totdat gij bekent, dat de Allerhoogste 6168 Dan 4:26 | u bestendig zijn, nadat gij zult bekend hebben, dat 6169 Dan 4:32 | voorbijgaan, totdat gij bekent, dat de Allerhoogste 6170 Dan 4:35 | zeggen kan: Wat doet Gij? ~ 6171 Dan 5:13 | en zeide tot Daniel: Zijt gij die Daniel, een uit de gevankelijk 6172 Dan 5:16 | van u heb ik gehoord, dat gij uitleggingen kunt geven, 6173 Dan 5:16 | knopen ontbinden; nu, indien gij dit schrift zult kunnen 6174 Dan 5:16 | uitlegging mij bekend maken, gij zult met      purper bekleed 6175 Dan 5:16 | gouden keten om uw hals, en gij zult de derde heerser in 6176 Dan 5:22 | 22      En gij, Belsazar, zijn zoon! hebt 6177 Dan 5:22 | niet vernederd, alhoewel gij dit alles wel geweten hebt. ~ 6178 Dan 5:23 | 23      Maar gij hebt u verheven tegen den 6179 Dan 5:23 | huis voor u gebracht, en gij, en uw geweldigen, uw vrouwen, 6180 Dan 5:23 | horen, noch weten, hebt gij geprezen; maar dien God, 6181 Dan 5:23 | Wien al uw paden zijn, hebt gij niet verheerlijkt. ~ 6182 Dan 5:27 | 27      TEKEL; gij zijt in weegschalen gewogen; 6183 Dan 5:27 | weegschalen gewogen; en gij zijt te licht gevonden. ~ 6184 Dan 6:9 | 9      Nu, o koning! gij zult een gebod bevestigen, 6185 Dan 6:13 | gebod des konings: Hebt gij niet een gebod getekend, 6186 Dan 6:14 | gesteld, noch op het gebod dat gij      getekend hebt; maar 6187 Dan 6:17 | tot Daniel: Uw God, Dien gij geduriglijk eert, Die      6188 Dan 6:21 | zeide tot Daniel: O Daniel, gij knecht des levenden Gods! 6189 Dan 6:21 | heeft ook uw      God, Dien gij geduriglijk eert, u van 6190 Dan 8:17 | zeide hij tot mij: Versta, gij mensenkind! want dit gezicht 6191 Dan 8:20 | met de twee hoornen, dien gij gezien hebt, zijn de koningen 6192 Dan 8:26 | gezegd is, is de waarheid; en gij, sluit dit gezicht toe, 6193 Dan 9:4 | belijdenis, en zeide: Och Heere! Gij grote en verschrikkelijke 6194 Dan 9:7 | zijn, in al de landen, waar Gij ze henengedreven hebt, zij 6195 Dan 9:23 | te kennen te geven; want gij zijt een zeer gewenst man; 6196 Dan 10:11 | Hij zeide tot mij: Daniel, gij zeer gewenste man! merk 6197 Dan 10:12 | den eersten dag aan, dat gij uw hart begaaft, om te verstaan 6198 Dan 10:19 | En Hij zeide: Vrees niet, gij zeer gewenste man! vrede 6199 Dan 10:19 | Mijn Heere spreke, want Gij hebt mij      versterkt. ~ 6200 Dan 10:20 | Toen zeide Hij: Weet gij, waarom dat Ik tot u gekomen 6201 Dan 12:4 | 4      En gij, Daniel! sluit deze woorden 6202 Dan 12:13 | 13      Maar gij, ga henen tot het einde, 6203 Dan 12:13 | henen tot het einde, want gij zult rusten, en zult opstaan 6204 Hos 1:10 | tot hen gezegd zal worden: Gij zijt kinderen des levenden 6205 Hos 2:15 | geschieden, spreekt de HEERE, dat gij Mij noemen zult: Mijn Man; 6206 Hos 2:19 | ondertrouwen in geloof; en gij zult den HEERE kennen. ~ 6207 Hos 2:22 | zal zeggen tot Lo-Ammi: Gij zijt Mijn volk; en dat zal 6208 Hos 3:3 | En ik zeide tot haar: Gij zult vele dagen na mij blijven 6209 Hos 3:3 | dagen na mij blijven zitten (gij zult niet hoereren, noch 6210 Hos 4:1 | Hoort des HEEREN woord, gij kinderen Israels! want de 6211 Hos 4:5 | 5      Daarom zult gij vallen bij dag, ja, zelfs 6212 Hos 4:6 | zonder kennis is; dewijl gij de kennis verworpen hebt, 6213 Hos 4:6 | Ik u ook verworpen, dat gij Mij het priesterambt niet 6214 Hos 4:6 | niet zult bedienen; dewijl gij de wet      uws Gods vergeten 6215 Hos 4:15 | 15      Zo gij, o Israel! wilt hoereren, 6216 Hos 4:15 | niet schuldig worde; komt gij toch niet te Gilgal, en 6217 Hos 5:1 | 1      Hoort dit, gij priesters! en merkt op, 6218 Hos 5:1 | priesters! en merkt op, gij huis Israels! en neemt ter 6219 Hos 5:1 | Israels! en neemt ter oren, gij huis des konings! want ulieden 6220 Hos 5:1 | gaat dit oordeel aan, omdat gij een strik zijt geworden 6221 Hos 5:3 | Mij niet verborgen; dat gij, o Efraim! nu hoereert, 6222 Hos 9:1 | gelijk de volken; want gij hoereert van uw God af; 6223 Hos 9:1 | hoereert van uw God af; gij hebt hoerenloon lief, op 6224 Hos 9:14 | Geef hun, HEERE! Wat zult Gij geven? Geef hun een misdragende 6225 Hos 10:9 | de dagen van Gibea, hebt gij gezondigd, o Israel; daar 6226 Hos 10:13 | 13      Gij hebt goddeloosheid geploegd, 6227 Hos 10:13 | der leugen gegeten; want gij hebt vertrouwd op uw weg, 6228 Hos 12:7 | 7      Gij dan, bekeer u tot uw God, 6229 Hos 13:4 | Egypteland af; daarom zoudt gij geen God kennen dan Mij 6230 Hos 13:10 | steden! En uw richters, waar gij van zeidet: Geef mij een 6231 Hos 14:2 | HEERE, uw God, toe; want gij zijt gevallen om uw ongerechtigheid. ~ 6232 Hos 14:4 | handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God. Immers zal 6233 Joe 1:2 | 2      Hoort dit, gij oudsten! en neemt ter oren, 6234 Joe 1:5 | 5      Waakt op, gij dronkenen! en weent, en 6235 Joe 1:5 | en weent, en huilt, alle gij wijnzuipers! om den nieuwen 6236 Joe 1:13 | Omgordt u, en rouwklaagt, gij priesters! huilt, gij dienaars 6237 Joe 1:13 | rouwklaagt, gij priesters! huilt, gij dienaars des altaars! gaat 6238 Joe 1:13 | in, vernacht in zakken, gij dienaars mijns Gods! want 6239 Joe 2:19 | den most, en de olie, dat gij daarvan verzadigd zult worden; 6240 Joe 2:22 | 22      Vreest niet, gij beesten des velds! want 6241 Joe 2:23 | 23      En gij, kinderen van Sion! verheugt 6242 Joe 2:26 | 26      En gij zult overvloediglijk en 6243 Joe 2:27 | 27      En gij zult weten, dat Ik in het 6244 Joe 3:4 | 4      En ook, wat hebt gij met Mij te doen, gij Tyrus 6245 Joe 3:4 | hebt gij met Mij te doen, gij Tyrus en Sidon, en alle 6246 Joe 3:4 | grenzen van Palestina! Zoudt gij Mij een vergelding wedergeven? 6247 Joe 3:4 | vergelding wedergeven? Maar zo gij Mij wilt vergelden, lichtelijk,      6248 Joe 3:5 | 5      Omdat gij Mijn zilver en Mijn goud 6249 Joe 3:6 | 6      En gij hebt de kinderen van Juda 6250 Joe 3:6 | kinderen der Grieken, opdat gij hen verre van hun landpale, 6251 Joe 3:7 | uit de plaats, waarhenen gij ze hebt verkocht; en Ik 6252 Joe 3:11 | hoop, en komt aan, alle gij volken van rondom, en vergadert 6253 Amos 2:10 | de woestijn geleid, opdat gij het land van den Amoriet 6254 Amos 2:11 | Nazireen; is dit niet alzo, gij kinderen Israels? spreekt 6255 Amos 2:12 | wijn te drinken gegeven, en gij hebt den profeten geboden 6256 Amos 2:12 | profeten geboden zeggende: Gij zult niet profeteren. ~ 6257 Amos 3:1 | HEERE tegen ulieden spreekt, gij kinderen van Israel! namelijk 6258 Amos 4:1 | 1      Hoort dit woord, gij koeien van Basan! gij, die 6259 Amos 4:1 | woord, gij koeien van Basan! gij, die op den berg van Samaria 6260 Amos 4:1 | nooddruftigen verplettert; gij, die tot hunlieder heren 6261 Amos 4:3 | 3      En gij zult door de bressen uitgaan, 6262 Amos 4:3 | ieder voor zich henen; en gij zult, hetgeen in het paleis 6263 Amos 4:5 | het horen; want alzo hebt gij het gaarne, gij kinderen 6264 Amos 4:5 | alzo hebt gij het gaarne, gij kinderen Israels! spreekt 6265 Amos 4:6 | plaatsen; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, 6266 Amos 4:8 | verzadigd; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, 6267 Amos 4:9 | rups op; nochtans      hebt gij u niet bekeerd tot Mij, 6268 Amos 4:10 | doen opgaan; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, 6269 Amos 4:11 | gered is; nochtans hebt gij u niet      bekeerd tot 6270 Amos 5:11 | 11      Daarom, omdat gij den arme vertreedt en een 6271 Amos 5:11 | koren van hem neemt, zo hebt gij wel huizen gebouwd van gehouwen 6272 Amos 5:11 | van gehouwen steen, maar gij zult daarin niet wonen; 6273 Amos 5:11 | zult daarin niet wonen; gij hebt gewenste      wijngaarden 6274 Amos 5:11 | wijngaarden geplant, maar gij zult derzelver wijn niet 6275 Amos 5:14 | en niet het boze, opdat gij leeft; en alzo zal de HEERE, 6276 Amos 5:14 | ulieden zijn, gelijk als gij zegt. ~ 6277 Amos 5:22 | 22      Want ofschoon gij Mij brandofferen offert, 6278 Amos 5:25 | 25      Hebt gij Mij veertig jaren in de 6279 Amos 5:26 | 26      Ja, gij droegt de tent van uw Melech, 6280 Amos 5:26 | de ster uws gods, dien gij uzelf hadt gemaakt. ~ 6281 Amos 6:3 | 3      Gij, die den bozen dag verre 6282 Amos 6:13 | 13      Gij, die blijde zijt over een 6283 Amos 6:13 | zijt over een nietig ding; gij, die zegt: Hebben wij ons 6284 Amos 7:8 | zeide tot mij: Wat ziet gij, Amos? En ik zeide: Een 6285 Amos 7:12 | Daarna zeide Amazia tot Amos: Gij ziener! ga weg, vlied in 6286 Amos 7:13 | Maar te Beth-El zult gij voortaan niet meer profeteren; 6287 Amos 7:16 | hoor des HEEREN woord: Gij zegt: Gij zult niet profeteren 6288 Amos 7:16 | HEEREN woord: Gij zegt: Gij zult niet profeteren tegen 6289 Amos 7:17 | uitgedeeld worden;      en gij zult in een onrein land 6290 Amos 8:2 | En Hij zeide: Wat ziet gij Amos? En ik zeide: Een korf 6291 Amos 8:4 | 4      Hoort dit, gij, die den nooddruftige opslokt! 6292 Oba 1:2 | gemaakt onder de heidenen, gij zijt zeer veracht. ~ 6293 Oba 1:4 | 4      Al verhieft gij u gelijk de arend, en al 6294 Oba 1:4 | de arend, en al steldet gij uw nest tussen de sterren, 6295 Oba 1:5 | gekomen waren (hoe zijt gij uitgeroeid!), zouden zij 6296 Oba 1:10 | schaamte u bedekken; en gij zult uitgeroeid worden in 6297 Oba 1:11 | 11      Ten dage als gij tegenover stondt, ten dage 6298 Oba 1:11 | Jeruzalem het lot wierpen, waart gij      ook als een van hen. ~ 6299 Oba 1:12 | 12      Toen zoudt gij niet gezien hebben op den 6300 Oba 1:13 | noch gezien hebben, ook gij, op zijn kwaad, ten dage 6301 Oba 1:15 | de heidenen; gelijk als gij gedaan hebt, zal u gedaan 6302 Jona 1:6 | zeide tot hem: Wat is u, gij hardslapende? Sta op, roep 6303 Jona 1:8 | uw werk en van waar komt gij? Welk is uw land en van 6304 Jona 1:8 | land en van welk volk zijt gij? ~ 6305 Jona 1:10 | zeiden tot hem: Wat hebt gij dit gedaan? Want de mannen 6306 Jona 1:14 | onschuldig bloed op ons; want Gij, HEERE! hebt gedaan,      6307 Jona 2:2 | des grafs schreide ik, en Gij hoordet mijn stem. ~ 6308 Jona 2:3 | 3      Want Gij hadt mij geworpen in de 6309 Jona 2:6 | henen in eeuwigheid; maar Gij hebt mijn leven uit het 6310 Jona 4:2 | Tarsis; want ik wist, dat Gij      een genadig en barmhartig 6311 Jona 4:10 | En de HEERE zeide: Gij verschoont den wonderboom, 6312 Jona 4:10 | den wonderboom, aan welken gij niet hebt gearbeid, noch 6313 Mic 1:2 | 2      Hoort, gij volken altemaal! merk op, 6314 Mic 1:2 | volken altemaal! merk op, gij aarde, mitsgaders derzelver 6315 Mic 1:11 | 11      Ga door, gij inwoneres van Safir! met 6316 Mic 1:13 | snelle dieren aan den wagen, gij inwoners van Lachis! (deze 6317 Mic 1:15 | een erfgenaam toebrengen, gij inwoneres van Maresa! Hij 6318 Mic 2:5 | 5      Daarom zult gij niemand hebben, die het 6319 Mic 2:7 | 7      O gij, die Jakobs huis geheten 6320 Mic 2:8 | vijand, tegenover een kleed; gij stroopt een mantel van degenen, 6321 Mic 2:9 | vrouwen Mijns volks verdrijft gij, elkeen uit het huis van 6322 Mic 2:9 | van haar kinderkens neemt gij Mijn sieraad in eeuwigheid. ~ 6323 Mic 3:1 | Voorts zeide ik: Hoort nu, gij hoofden Jakobs, en gij oversten 6324 Mic 3:1 | gij hoofden Jakobs, en gij oversten van het huis Israels! 6325 Mic 3:9 | 9      Hoort nu dit, gij hoofden van het huis Jakobs, 6326 Mic 3:9 | van het huis Jakobs, en gij oversten van het huis Israels! 6327 Mic 4:8 | 8      En gij Schaapstoren, gij Ofel der 6328 Mic 4:8 | En gij Schaapstoren, gij Ofel der dochter Sions! 6329 Mic 4:9 | 9      Nu, waarom zoudt gij zo groot geschrei maken? 6330 Mic 4:10 | barende vrouw; want nu zult gij wel uit de stad henen uitgaan, 6331 Mic 4:10 | komen,      maar aldaar zult gij gered worden; aldaar zal 6332 Mic 4:13 | klauwen koper maken, en gij zult vele volken verpletteren; 6333 Mic 4:14 | Nu, rot u met benden, gij dochter der bende, hij zal 6334 Mic 5:1 | 1      En gij, Bethlehem Efratha! zijt 6335 Mic 5:1 | Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder 6336 Mic 5:11 | uit uw hand uitroeien, en gij zult geen guichelaars hebben. ~ 6337 Mic 5:12 | midden van u uitroeien, dat gij u niet meer zult nederbuigen 6338 Mic 6:2 | 2      Hoort, gij bergen! den twist des HEEREN, 6339 Mic 6:2 | twist des HEEREN, mitsgaders gij sterke fondamenten der aarde! 6340 Mic 6:5 | tot Gilgal toe, opdat      gij de gerechtigheden des HEEREN 6341 Mic 6:14 | 14      Gij zult eten, maar niet verzadigd 6342 Mic 6:14 | het midden van u zijn; en gij zult aangrijpen, maar niet 6343 Mic 6:14 | niet wegbrengen, en wat gij zult wegbrengen, zal Ik 6344 Mic 6:15 | 15      Gij zult zaaien, maar niet maaien; 6345 Mic 6:15 | zaaien, maar niet maaien; gij zult olijven treden, maar 6346 Mic 6:16 | van het huis van Achab; en gij wandelt in derzelver raadslagen; 6347 Mic 6:16 | tot aanfluiting; alzo zult gij de smaadheid Mijns volks 6348 Mic 7:14 | 14      Gij dan, weid Uw volk met Uw 6349 Mic 7:15 | zien, als in de dagen, toen gij uit Egypteland uittoogt. ~ 6350 Mic 7:18 | Wie is een God gelijk Gij, Die de ongerechtigheid 6351 Mic 7:19 | ongerechtigheden dempen; ja, Gij zult al hun zonden in de 6352 Mic 7:20 | 20      Gij zult Jakob de trouw, Abraham 6353 Mic 7:20 | goedertierenheid geven, die Gij onzen vaderen van oude dagen 6354 Nah 1:14 | daar een graf maken, als gij zult veracht zijn geworden. ~ 6355 Nah 3:8 | 8      Zijt gij beter dan No, de volkrijke, 6356 Nah 3:11 | 11      Ook zult gij dronken worden, gij zult 6357 Nah 3:11 | zult gij dronken worden, gij zult u verbergen; ook zult 6358 Nah 3:11 | zult u verbergen; ook zult gij een sterkte zoeken vanwege 6359 Nah 3:16 | 16      Gij hebt meer handelaars, dan 6360 Zep 1:11 | 11      Huilt, gij inwoners der laagte! Want 6361 Zep 2:1 | nauw, ja, doorzoek nauw, gij volk, dat met geen lust 6362 Zep 2:3 | Zoekt den HEERE, alle gij zachtmoedigen des lands, 6363 Zep 2:3 | zachtmoedigheid, misschien zult gij verborgen worden in den 6364 Zep 2:5 | zal tegen ulieden zijn, gij Kanaan, der Filistijnen 6365 Zep 2:12 | 12      Ook gij, Moren! zult de verslagenen 6366 Zep 3:7 | Ik zeide: Immers zult gij Mij vrezen, gij zult de 6367 Zep 3:7 | Immers zult gij Mij vrezen, gij zult de tucht aannemen, 6368 Zep 3:11 | 11      Te dien dage zult gij niet beschaamd wezen vanwege 6369 Zep 3:11 | uw handelingen, waarmede gij tegen Mij overtreden hebt; 6370 Zep 3:11 | opspringen over uw hovaardij, en gij zult u voortaan niet meer 6371 Zep 3:14 | 14      Zing vrolijk, gij dochter Sions, juich, Israel; 6372 Zep 3:14 | vreugde van ganser harte, gij dochter Jeruzalems! ~ 6373 Zep 3:15 | is in het midden van u, gij zult geen kwaad meer zien. ~ 6374 Zac 1:12 | heirscharen! hoe lang zult Gij U niet ontfermen over Jeruzalem, 6375 Zac 1:12 | steden van Juda, op welke Gij gram      geweest zijt, 6376 Zac 2:2 | En ik zeide: Waar gaat gij henen? En hij zeide tot 6377 Zac 2:7 | Hui, Sion! ontkomt gij, die woont bij de dochter 6378 Zac 2:10 | Juich en verblijd u, gij dochter Sions; want zie, 6379 Zac 2:11 | het midden van u wonen; en gij zult weten, dat de HEERE      6380 Zac 3:2 | satan: De HEERE schelde u, gij satan! ja, de HEERE schelde 6381 Zac 3:7 | der heirscharen: Indien gij in Mijn wegen zult wandelen, 6382 Zac 3:7 | zult wandelen, en indien gij Mijn wacht zult waarnemen, 6383 Zac 3:7 | zult waarnemen, zo zult gij ook Mijn huis richten, en 6384 Zac 3:8 | Hoor nu toe, Josua, gij hogepriester! gij en uw 6385 Zac 3:8 | Josua, gij hogepriester! gij en uw vrienden, die voor 6386 Zac 4:2 | zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie, en 6387 Zac 4:5 | en zeide tot mij: Weet gij niet, wat deze dingen zijn? 6388 Zac 4:7 | 7      Wie zijt gij, o grote berg? Voor het 6389 Zac 4:7 | aangezicht van Zerubbabel zult gij worden tot een vlak veld; 6390 Zac 4:9 | het ook voleinden; opdat gij weet, dat de HEERE der heirscharen 6391 Zac 4:13 | tot mij, zeggende: Weet gij niet, wat deze zijn? En 6392 Zac 5:2 | zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie een 6393 Zac 6:10 | Tobia, en van Jedaja, en kom gij te dien dage, en ga in ten 6394 Zac 6:15 | geschieden, indien gij vlijtiglijk zult horen naar 6395 Zac 7:5 | priesters, zeggende: Toen gij vasttet en rouwklaagdet, 6396 Zac 7:6 | 6      Of als gij at, en als gij dronkt, waart 6397 Zac 7:6 | Of als gij at, en als gij dronkt, waart gij het niet, 6398 Zac 7:6 | en als gij dronkt, waart gij het niet, die daar at, en 6399 Zac 7:6 | het niet, die daar at, en gij, die daar dronkt? ~ 6400 Zac 8:13 | zal geschieden, gelijk als gij, o huis van Juda! en gij, 6401 Zac 8:13 | gij, o huis van Juda! en gij, o huis Israels, geweest 6402 Zac 8:13 | Ik ulieden behoeden, en gij zult een zegening      wezen; 6403 Zac 8:16 | Dit zijn de dingen, die gij doen zult: spreekt de waarheid, 6404 Zac 9:9 | 9      Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, gij 6405 Zac 9:9 | gij dochter Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet, 6406 Zac 9:12 | gijlieden weder tot de sterkte, gij gebondenen, die daar hoopt! 6407 Zac 11:2 | 2      Huilt, gij dennen! dewijl de cederen 6408 Zac 11:2 | bomen verwoest zijn; huilt, gij eiken van Basan! dewijl 6409 Zac 13:3 | tot hem zullen zeggen: Gij zult niet leven, dewijl 6410 Zac 13:3 | zult niet leven, dewijl gij valsheid   gesproken hebt 6411 Zac 14:5 | zal reiken tot Azal), en gij zult vlieden, gelijk als 6412 Zac 14:5 | zult vlieden, gelijk als gij vloodt voor de aardbeving 6413 Mal 1:2 | liefgehad, zegt de HEERE; maar gij zegt: Waarin hebt Gij ons 6414 Mal 1:2 | maar gij zegt: Waarin hebt Gij ons liefgehad? Was niet 6415 Mal 1:6 | verachters Mijns Naams! Maar gij zegt: Waarmede verachten 6416 Mal 1:7 | 7      Gij brengt op Mijn altaar verontreinigd 6417 Mal 1:7 | verontreinigen wij U? Daarmede, dat gij zegt: Des HEEREN tafel is 6418 Mal 1:8 | 8      Want als gij wat blinds aanbrengt om 6419 Mal 1:8 | bij u niet kwaad; en als gij wat kreupels of wat kranks 6420 Mal 1:10 | deuren om niet toesluit? En gij steekt het vuur niet aan 6421 Mal 1:12 | 12      Maar gij ontheiligt dien, als gij 6422 Mal 1:12 | gij ontheiligt dien, als gij zegt: Des HEEREN tafel is 6423 Mal 1:13 | 13      Nog zegt gij: Ziet, wat een vermoeidheid! 6424 Mal 1:13 | wat een vermoeidheid! maar gij zoudt het kunnen wegblazen, 6425 Mal 1:13 | de HEERE der heirscharen; gij brengt ook hetgeen geroofd 6426 Mal 1:13 | dat kreupel en krank is; gij      brengt ook spijsoffer; 6427 Mal 2:1 | 1      En nu, gij priesters! tot u wordt dit 6428 Mal 2:2 | 2      Indien gij het niet zult horen, en 6429 Mal 2:2 | niet zult horen, en indien gij het niet zult ter harte 6430 Mal 2:2 | derzelve vervloekt, omdat gij het niet ter harte neemt. ~ 6431 Mal 2:4 | 4      Dan zult gij weten, dat Ik dit gebod 6432 Mal 2:8 | 8      Maar gij zijt van den weg afgeweken, 6433 Mal 2:8 | zijt van den weg afgeweken, gij hebt er velen doen struikelen 6434 Mal 2:8 | doen struikelen in de wet, gij hebt het verbond met Levi 6435 Mal 2:9 | voor het ganse volk, dewijl gij Mijn wegen niet houdt, maar 6436 Mal 2:13 | doet gijlieden ook, dat gij het altaar des HEEREN bedekt 6437 Mal 2:14 | 14      Gij nu zegt: Waarom? Daarom 6438 Mal 2:14 | uwer jeugd, met dewelke gij trouwelooslijk handelt; 6439 Mal 2:16 | u met uw geest,      dat gij niet trouwelooslijk handelt. ~ 6440 Mal 2:17 | 17      Gij vermoeit den HEERE met uw 6441 Mal 2:17 | met uw woorden; nog zegt gij: Waarmede vermoeien wij 6442 Mal 2:17 | vermoeien wij Hem? Daarmede, dat gij zegt: Al wie kwaad doet, 6443 Mal 3:1 | verbonds,      aan Denwelken gij lust hebt; ziet, Hij komt, 6444 Mal 3:6 | niet veranderd; daarom zijt gij, o kinderen Jakobs! niet 6445 Mal 3:7 | uwer vaderen dag af, zijt gij afgeweken van Mijn inzettingen, 6446 Mal 3:7 | der heirscharen; maar      gij zegt: Waarin zullen wij 6447 Mal 3:8 | een mens God beroven? Maar gij berooft Mij, en zegt: Waarin 6448 Mal 3:9 | Met een vloek zijt gij vervloekt, omdat gij Mij 6449 Mal 3:9 | zijt gij vervloekt, omdat gij Mij berooft, zelfs het ganse 6450 Mal 3:13 | geworden, zegt de HEERE; maar gij zegt: Wat hebben wij tegen 6451 Mal 3:14 | 14      Gij zegt: Het is tevergeefs 6452 Mal 4:2 | onder Zijn vleugelen; en gij zult uitgaan, en toenemen, 6453 Mal 4:3 | 3   En gij zult de goddelozen vertreden; 6454 Matt 1:20 | droom, zeggende: Jozef, gij zone Davids! wees niet bevreesd 6455 Matt 1:21 | zij zal een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten JEZUS; 6456 Matt 1:23 | worden, en een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten Emmanuel; 6457 Matt 2:6 | 6 En gij Bethlehem, gij land Juda! 6458 Matt 2:6 | 6 En gij Bethlehem, gij land Juda! zijt geenszins 6459 Matt 2:8 | naar dat Kindeken, en als gij Het zult gevonden hebben, 6460 Matt 2:30 | doop komen, sprak tot hen: Gij adderengebroedsels! wie 6461 Matt 2:37 | gedoopt te worden, en komt Gij tot mij? ~ 6462 Matt 4:3 | gekomen zijnde, zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg, dat 6463 Matt 4:6 | En zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelven 6464 Matt 4:6 | handen zullen nemen, opdat Gij niet te eniger tijd Uw voet 6465 Matt 4:7 | Er is wederom geschreven: Gij zult den Heere, uw God, 6466 Matt 4:9 | dingen zal ik U geven, indien Gij, nedervallende, mij zult 6467 Matt 4:10 | Den Heere, uw God, zult gij aanbidden, en Hem alleen 6468 Matt 5:11 | 11 Zalig zijt gij, als u de mensen smaden, 6469 Matt 5:13 | 13 Gij zijt het zout der aarde; 6470 Matt 5:14 | 14 Gij zijt het licht der wereld; 6471 Matt 5:20 | Schriftgeleerden en der Farizeen, dat gij in het Koninkrijk der hemelen 6472 Matt 5:21 | 21 Gij hebt gehoord, dat tot de 6473 Matt 5:21 | tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doden; maar zo 6474 Matt 5:22 | groten raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar 6475 Matt 5:23 | 23 Zo gij dan uw gave zult op het 6476 Matt 5:25 | uw wederpartij, terwijl gij nog met hem op den weg zijt; 6477 Matt 5:25 | den dienaar overlevere, en gij in de gevangenis geworpen 6478 Matt 5:26 | 26 Voorwaar, Ik zeg u: Gij zult daar geenszins uitkomen, 6479 Matt 5:26 | geenszins uitkomen, totdat gij den laatsten penning zult 6480 Matt 5:27 | 27 Gij hebt gehoord, dat van de 6481 Matt 5:27 | van de ouden gezegd is: Gij zult geen overspel doen. ~ 6482 Matt 5:33 | 33 Wederom hebt gij gehoord, dat van de ouden 6483 Matt 5:33 | van de ouden gezegd is: Gij zult den eed niet breken, 6484 Matt 5:33 | den eed niet breken, maar gij zult den Heere uw eden houden. ~ 6485 Matt 5:36 | 36 Noch bij uw hoofd zult gij zweren, omdat gij niet een 6486 Matt 5:36 | hoofd zult gij zweren, omdat gij niet een haar kunt wit of 6487 Matt 5:38 | 38 Gij hebt gehoord, dat gezegd 6488 Matt 5:39 | 39 Maar Ik zeg u, dat gij den boze niet wederstaat; 6489 Matt 5:43 | 43 Gij hebt gehoord, dat er gezegd 6490 Matt 5:43 | gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben, 6491 Matt 5:43 | liefhebben, en uw vijand zult gij haten. ~ 6492 Matt 5:45 | 45 Opdat gij moogt kinderen zijn uws 6493 Matt 5:46 | 46 Want indien gij liefhebt, die u liefhebben, 6494 Matt 5:46 | liefhebben, wat loon hebt gij? Doen ook de tollenaars 6495 Matt 5:47 | 47 En indien gij uw broeders alleen groet, 6496 Matt 5:47 | broeders alleen groet, wat doet gij boven anderen? Doen ook 6497 Matt 6:1 | 1 Hebt acht, dat gij uw aalmoes niet doet voor 6498 Matt 6:1 | te worden; anders zo hebt gij geen loon bij uw Vader, 6499 Matt 6:2 | 2 Wanneer gij dan aalmoes doet, zo laat 6500 Matt 6:3 | 3 Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8706

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License