1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8706
Book Chapter: Verse
6001 Eze 34:3 | gemeste, maar de schapen weidt gij niet. ~
6002 Eze 34:4 | 4 De zwakke sterkt gij niet, en het kranke heelt
6003 Eze 34:4 | niet, en het kranke heelt gij niet, en het gebrokene verbindt
6004 Eze 34:4 | en het gebrokene verbindt gij niet, en het weggedrevene
6005 Eze 34:4 | het weggedrevene brengt gij niet weder, en het verlorene
6006 Eze 34:4 | en het verlorene zoekt gij niet; maar gij heerst
6007 Eze 34:4 | verlorene zoekt gij niet; maar gij heerst over hen met
6008 Eze 34:7 | 7 Daarom, gij herders! hoort des HEEREN
6009 Eze 34:9 | 9 Daarom, gij herders! hoort des HEEREN
6010 Eze 34:17 | 17 Want gij, o Mijn schapen! de Heere
6011 Eze 34:18 | Is het u te weinig, dat gij de goede weide afweidt?
6012 Eze 34:18 | goede weide afweidt? Zult gij nog het overige uwer weide
6013 Eze 34:18 | voeten vertreden? En zult gij de bezonkene wateren drinken,
6014 Eze 34:21 | 21 Omdat gij al de zwakken met de zijde
6015 Eze 34:21 | uw hoornen stoot, totdat gij dezelve naar buiten toe
6016 Eze 34:31 | 31 Gij nu, o Mijn schapen, schapen
6017 Eze 34:31 | schapen, schapen Mijner weide! gij zijt mensen; maar Ik ben
6018 Eze 35:4 | stellen tot eenzaamheid, en gij zult een verwoesting worden,
6019 Eze 35:5 | 5 Omdat gij een eeuwige vijandschap
6020 Eze 35:6 | bloed zal u vervolgen; alzo gij het bloed niet hebt gehaat,
6021 Eze 35:9 | bewoond worden; alzo zult gij weten, dat Ik de HEERE ben. ~
6022 Eze 35:10 | 10 Omdat gij zegt: Die twee volken en
6023 Eze 35:11 | naar uw nijdigheid, die gij uit uw haat tegen hen hebt
6024 Eze 35:12 | 12 En gij zult weten, dat Ik, de HEERE,
6025 Eze 35:12 | lasteringen gehoord heb, die gij tegen de bergen Israels
6026 Eze 35:13 | 13 Alzo hebt gij u met uw mond tegen Mij
6027 Eze 35:15 | 15 Gelijk gij u verblijd hebt over de
6028 Eze 36:1 | 1 En gij, mensenkind! profeteer tot
6029 Eze 36:1 | bergen Israels, en zeg: Gij bergen Israels! hoort des
6030 Eze 36:3 | en opgeslokt heeft, opdat gij voor het overblijfsel der
6031 Eze 36:3 | erve zoudt zijn, en gij gebracht zijt op de klapachtige
6032 Eze 36:4 | 4 Daarom, gij bergen Israels! hoort het
6033 Eze 36:6 | grimmigheid gesproken, omdat gij den smaad der heidenen gedragen
6034 Eze 36:8 | 8 Maar gij, o bergen Israels! gij zult
6035 Eze 36:8 | Maar gij, o bergen Israels! gij zult weder uw takken geven,
6036 Eze 36:9 | en Ik zal u aanzien, en gij zult gebouwd en bezaaid
6037 Eze 36:11 | dan in uw beginselen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE
6038 Eze 36:12 | u erfelijk bezitten, en gij zult hun ter erfenis zijn,
6039 Eze 36:12 | hun ter erfenis zijn, en gij zult ze voortaan niet meer
6040 Eze 36:13 | Omdat zij tot u zeggen: Gij zijt een land, dat mensen
6041 Eze 36:13 | land, dat mensen opeet, en gij zijt een land, dat uw volken
6042 Eze 36:14 | 14 Daarom zult gij niet meer mensen opeten,
6043 Eze 36:15 | niet meer over u hore, en gij zult den smaad der natien
6044 Eze 36:15 | natien niet meer dragen; en gij zult uw volken niet meer
6045 Eze 36:22 | doe het niet om uwentwil, gij huis Israels! maar om Mijn
6046 Eze 36:22 | heidenen, waarhenen gij gekomen zijt. ~
6047 Eze 36:23 | heidenen ontheiligd is, dien gij in het midden van hen ontheiligd
6048 Eze 36:25 | water op u sprengen, en gij zult rein worden; van al
6049 Eze 36:27 | u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult
6050 Eze 36:28 | 28 En gij zult wonen in het land,
6051 Eze 36:28 | vaderen gegeven heb, en gij zult Mij tot een volk zijn,
6052 Eze 36:30 | vermenigvuldigen; opdat gij de smaadheid des hongers
6053 Eze 36:31 | 31 Dan zult gij gedenken aan uw boze wegen
6054 Eze 36:31 | die niet goed waren; en gij zult een walging van u zelf
6055 Eze 36:32 | schaamrood van uw wegen, gij huis Israels! ~
6056 Eze 37:3 | En ik zeide: Heere HEERE, Gij weet het! ~
6057 Eze 37:4 | beenderen, en zeg tot dezelve: Gij dorre beenderen! hoort des
6058 Eze 37:5 | den geest in u brengen, en gij zult levend worden.
6059 Eze 37:6 | den geest in u geven, en gij zult levend worden; en gij
6060 Eze 37:6 | gij zult levend worden; en gij zult weten, dat Ik de HEERE
6061 Eze 37:9 | Zo zegt de Heere HEERE: Gij geest! kom aan van de vier
6062 Eze 37:13 | 13 En gij zult weten, dat Ik de HEERE
6063 Eze 37:14 | Mijn Geest in u geven, en gij zult leven, en Ik zal u
6064 Eze 37:14 | u in uw land zetten; en gij zult weten, dat Ik, de HEERE,
6065 Eze 37:16 | 16 Gij nu, mensenkind! neem u een
6066 Eze 37:17 | 17 Doe gij ze dan naderen, het een
6067 Eze 37:18 | spreken, zeggende: Zult gij ons niet te kennen geven,
6068 Eze 37:20 | De houten nu, op dewelke gij zult geschreven hebben,
6069 Eze 38:3 | Zie, Ik wil aan u, o Gog, gij hoofdvorst van Mesech en
6070 Eze 38:7 | bereid en maakt u gereed, gij en uw ganse vergadering,
6071 Eze 38:7 | vergaderd zijn; en wees gij hun tot een wacht. ~
6072 Eze 38:8 | Na vele dagen zult gij bezocht worden; in het laatste
6073 Eze 38:8 | het laatste der jaren zult gij komen in het land, dat wedergebracht
6074 Eze 38:9 | 9 Dan zult gij optrekken, gij zult aankomen
6075 Eze 38:9 | Dan zult gij optrekken, gij zult aankomen als een onstuimige
6076 Eze 38:9 | onstuimige verwoesting, gij zult zijn als een wolk,
6077 Eze 38:9 | om het land te bedekken; gij en al uw benden, en vele
6078 Eze 38:10 | hart zullen opkomen, en gij zult een kwade gedachte
6079 Eze 38:13 | zullen tot u zeggen: Komt gij, om buit te buiten? hebt
6080 Eze 38:13 | om buit te buiten? hebt gij uw vergadering vergaderd,
6081 Eze 38:14 | zegt de Heere HEERE: Zult gij het, te dien dage, als Mijn
6082 Eze 38:15 | 15 Gij zult dan komen uit uw plaats,
6083 Eze 38:15 | zijden van het noorden, gij en vele volken met u; die
6084 Eze 38:16 | 16 En gij zult optrekken tegen Mijn
6085 Eze 38:17 | zegt de Heere HEERE: Zijt gij die, van welken Ik in verleden
6086 Eze 39:1 | 1 Voorts, gij mensenkind! profeteer tegen
6087 Eze 39:4 | Op de bergen Israels zult gij vallen, gij en al uw benden,
6088 Eze 39:4 | Israels zult gij vallen, gij en al uw benden, en de volken,
6089 Eze 39:5 | Op het open veld zult gij vallen; want Ik heb het
6090 Eze 39:17 | 17 Gij dan, mensenkind! zo zegt
6091 Eze 39:18 | Het vlees der helden zult gij eten, en het bloed van de
6092 Eze 39:19 | 19 En gij zult het vette eten tot
6093 Eze 39:20 | 20 En gij zult verzadigd worden aan
6094 Eze 40:4 | ik u zou doen zien, zijt gij herwaarts gebracht;
6095 Eze 40:4 | huize Israels alles, wat gij ziet. ~
6096 Eze 43:10 | 10 Gij mensenkind; wijs den huize
6097 Eze 43:19 | 19 En gij zult aan de Levietische
6098 Eze 43:20 | 20 En gij zult van deszelfs bloed
6099 Eze 43:20 | den rand rondom; alzo zult gij het ontzondigen, en het
6100 Eze 43:21 | 21 Daarna zult gij den var des zondoffers nemen;
6101 Eze 43:22 | op den tweeden dag zult gij een volkomen geitenbok offeren
6102 Eze 43:23 | 23 Als gij een einde zult gemaakt hebben
6103 Eze 43:23 | het ontzondigen, dan zult gij een var, een volkomen jong
6104 Eze 43:24 | 24 En gij zult ze offeren voor het
6105 Eze 43:25 | 25 Zeven dagen zult gij dagelijks een bok des zondoffers
6106 Eze 44:7 | te weten Mijn huis; als gij Mijn brood, het vette
6107 Eze 44:8 | dingen niet waargenomen; maar gij hebt uzelven enigen tot
6108 Eze 44:28 | hun Erfenis; daarom zult gij hunlieden geen bezitting
6109 Eze 44:30 | priesteren zijn; ook zult gij de eerstelingen van uw deeg
6110 Eze 45:1 | vallen in erfenis, zo zult gij een hefoffer den HEERE offeren,
6111 Eze 45:3 | 3 Alzo zult gij meten van deze maat, de
6112 Eze 45:6 | bezitting van de stad zult gij geven de breedte van vijf
6113 Eze 45:9 | Het is te veel voor u, gij vorsten Israels! doet geweld
6114 Eze 45:13 | een homer tarwe; ook zult gij het zesde deel van een efa
6115 Eze 45:14 | olie, van een bath olie; gij zult offeren het tiende
6116 Eze 45:18 | eersten der maand, zult gij een volkomen var, een jong
6117 Eze 45:18 | een jong rund, nemen; en gij zult het heiligdom ontzondigen. ~
6118 Eze 45:20 | 20 Alzo zult gij ook doen op den zevenden
6119 Eze 46:13 | 13 Wijders zult gij een volkomen eenjarig lam
6120 Eze 46:13 | HEERE; alle morgens zult gij dat bereiden. ~
6121 Eze 46:14 | 14 En gij zult ten spijsoffer daarop
6122 Eze 47:6 | hij zeide tot mij: Hebt gij het gezien, mensenkind?
6123 Eze 47:13 | landpale zijn, naar dewelke gij het land ten erve zult nemen,
6124 Eze 47:14 | 14 En gij zult dat erven, de een zowel
6125 Eze 47:21 | Ditzelve land nu zult gij ulieden uitdelen naar de
6126 Eze 47:22 | het zal geschieden, dat gij hetzelve zult doen vallen
6127 Eze 47:23 | vreemdeling verkeert, aldaar zult gij hem zijn erfenis geven,
6128 Dan 1:10 | ulieden zijn? Alzo zoudt gij mijn hoofd bij den koning
6129 Dan 1:13 | met uw knechten, naar dat gij zien zult. ~
6130 Dan 2:5 | zaak is mij ontgaan; indien gij mij den droom en zijn uitlegging
6131 Dan 2:5 | uitlegging niet bekend maakt, gij zult in stukken gehouwen
6132 Dan 2:6 | te kennen geeft, zo zult gij geschenken en gaven, en
6133 Dan 2:8 | den tijd uitkoopt, dewijl gij ziet, dat de zaak mij ontgaan
6134 Dan 2:9 | is enerlei; daarom hebt gij een leugenachtig en verdicht
6135 Dan 2:9 | droom, dan zal ik weten, dat gij mij deszelfs uitlegging
6136 Dan 2:23 | God mijner vaderen! omdat Gij mij wijsheid en kracht gegeven
6137 Dan 2:23 | U verzocht hebben, want Gij hebt ons des konings
6138 Dan 2:26 | naam Beltsazar was: Zijt gij machtig mij bekend te maken
6139 Dan 2:29 | 29 Gij, o koning! op uw leger zijnde,
6140 Dan 2:30 | bekend maken, en opdat gij de gedachten uws harten
6141 Dan 2:31 | 31 Gij, o koning! zaagt, en ziet,
6142 Dan 2:34 | 34 Dit zaagt gij, totdat er een steen afgehouwen
6143 Dan 2:37 | 37 Gij, o koning! zijt een koning
6144 Dan 2:38 | heerser over al dezelve; gij zijt dat gouden hoofd. ~
6145 Dan 2:41 | 41 En dat gij gezien hebt de voeten en
6146 Dan 2:41 | zijn, ten welken aanzien gij gezien hebt ijzer vermengd
6147 Dan 2:43 | 43 En dat gij gezien hebt ijzer vermengd
6148 Dan 2:45 | 45 Daarom hebt gij gezien, dat uit den berg
6149 Dan 2:47 | verborgenheden openbaart, dewijl gij deze verborgenheid
6150 Dan 3:4 | kracht: Men zegt u aan, gij volken, gij natien, en tongen! ~
6151 Dan 3:4 | zegt u aan, gij volken, gij natien, en tongen! ~
6152 Dan 3:5 | 5 Ten tijde als gij horen zult het geluid des
6153 Dan 3:10 | 10 Gij, o koning! hebt een bevel
6154 Dan 3:12 | zijn Joodse mannen, die gij over de bediening van het
6155 Dan 3:12 | beeld niet aan, hetwelk gij opgericht hebt. ~
6156 Dan 3:15 | gijlieden gereed zijt, dat gij ten tijde, als gij horen
6157 Dan 3:15 | dat gij ten tijde, als gij horen zult het geluid des
6158 Dan 3:18 | noch het gouden beeld, dat gij hebt opgericht, zullen aanbidden. ~
6159 Dan 3:26 | vuurs, antwoordde en sprak: Gij Sadrach, Mesach en Abed-nego,
6160 Dan 3:26 | Sadrach, Mesach en Abed-nego, gij knechten des allerhoogsten
6161 Dan 4:9 | 9 Beltsazar, gij overste der tovenaars! dewijl
6162 Dan 4:18 | koning Nebukadnezar gezien; gij nu, Beltsazar! zeg de uitlegging
6163 Dan 4:18 | bekend maken; maar gij kunt wel, dewijl de geest
6164 Dan 4:20 | 20 De boom, dien gij gezien hebt, die groot en
6165 Dan 4:22 | 22 Dat zijt gij, o koning! die groot en
6166 Dan 4:25 | ossen, te smaken geven; en gij zult van den dauw des
6167 Dan 4:25 | over u voorbijgaan, totdat gij bekent, dat de Allerhoogste
6168 Dan 4:26 | u bestendig zijn, nadat gij zult bekend hebben, dat
6169 Dan 4:32 | voorbijgaan, totdat gij bekent, dat de Allerhoogste
6170 Dan 4:35 | zeggen kan: Wat doet Gij? ~
6171 Dan 5:13 | en zeide tot Daniel: Zijt gij die Daniel, een uit de gevankelijk
6172 Dan 5:16 | van u heb ik gehoord, dat gij uitleggingen kunt geven,
6173 Dan 5:16 | knopen ontbinden; nu, indien gij dit schrift zult kunnen
6174 Dan 5:16 | uitlegging mij bekend maken, gij zult met purper bekleed
6175 Dan 5:16 | gouden keten om uw hals, en gij zult de derde heerser in
6176 Dan 5:22 | 22 En gij, Belsazar, zijn zoon! hebt
6177 Dan 5:22 | niet vernederd, alhoewel gij dit alles wel geweten hebt. ~
6178 Dan 5:23 | 23 Maar gij hebt u verheven tegen den
6179 Dan 5:23 | huis voor u gebracht, en gij, en uw geweldigen, uw vrouwen,
6180 Dan 5:23 | horen, noch weten, hebt gij geprezen; maar dien God,
6181 Dan 5:23 | Wien al uw paden zijn, hebt gij niet verheerlijkt. ~
6182 Dan 5:27 | 27 TEKEL; gij zijt in weegschalen gewogen;
6183 Dan 5:27 | weegschalen gewogen; en gij zijt te licht gevonden. ~
6184 Dan 6:9 | 9 Nu, o koning! gij zult een gebod bevestigen,
6185 Dan 6:13 | gebod des konings: Hebt gij niet een gebod getekend,
6186 Dan 6:14 | gesteld, noch op het gebod dat gij getekend hebt; maar
6187 Dan 6:17 | tot Daniel: Uw God, Dien gij geduriglijk eert, Die
6188 Dan 6:21 | zeide tot Daniel: O Daniel, gij knecht des levenden Gods!
6189 Dan 6:21 | heeft ook uw God, Dien gij geduriglijk eert, u van
6190 Dan 8:17 | zeide hij tot mij: Versta, gij mensenkind! want dit gezicht
6191 Dan 8:20 | met de twee hoornen, dien gij gezien hebt, zijn de koningen
6192 Dan 8:26 | gezegd is, is de waarheid; en gij, sluit dit gezicht toe,
6193 Dan 9:4 | belijdenis, en zeide: Och Heere! Gij grote en verschrikkelijke
6194 Dan 9:7 | zijn, in al de landen, waar Gij ze henengedreven hebt, zij
6195 Dan 9:23 | te kennen te geven; want gij zijt een zeer gewenst man;
6196 Dan 10:11 | Hij zeide tot mij: Daniel, gij zeer gewenste man! merk
6197 Dan 10:12 | den eersten dag aan, dat gij uw hart begaaft, om te verstaan
6198 Dan 10:19 | En Hij zeide: Vrees niet, gij zeer gewenste man! vrede
6199 Dan 10:19 | Mijn Heere spreke, want Gij hebt mij versterkt. ~
6200 Dan 10:20 | Toen zeide Hij: Weet gij, waarom dat Ik tot u gekomen
6201 Dan 12:4 | 4 En gij, Daniel! sluit deze woorden
6202 Dan 12:13 | 13 Maar gij, ga henen tot het einde,
6203 Dan 12:13 | henen tot het einde, want gij zult rusten, en zult opstaan
6204 Hos 1:10 | tot hen gezegd zal worden: Gij zijt kinderen des levenden
6205 Hos 2:15 | geschieden, spreekt de HEERE, dat gij Mij noemen zult: Mijn Man;
6206 Hos 2:19 | ondertrouwen in geloof; en gij zult den HEERE kennen. ~
6207 Hos 2:22 | zal zeggen tot Lo-Ammi: Gij zijt Mijn volk; en dat zal
6208 Hos 3:3 | En ik zeide tot haar: Gij zult vele dagen na mij blijven
6209 Hos 3:3 | dagen na mij blijven zitten (gij zult niet hoereren, noch
6210 Hos 4:1 | Hoort des HEEREN woord, gij kinderen Israels! want de
6211 Hos 4:5 | 5 Daarom zult gij vallen bij dag, ja, zelfs
6212 Hos 4:6 | zonder kennis is; dewijl gij de kennis verworpen hebt,
6213 Hos 4:6 | Ik u ook verworpen, dat gij Mij het priesterambt niet
6214 Hos 4:6 | niet zult bedienen; dewijl gij de wet uws Gods vergeten
6215 Hos 4:15 | 15 Zo gij, o Israel! wilt hoereren,
6216 Hos 4:15 | niet schuldig worde; komt gij toch niet te Gilgal, en
6217 Hos 5:1 | 1 Hoort dit, gij priesters! en merkt op,
6218 Hos 5:1 | priesters! en merkt op, gij huis Israels! en neemt ter
6219 Hos 5:1 | Israels! en neemt ter oren, gij huis des konings! want ulieden
6220 Hos 5:1 | gaat dit oordeel aan, omdat gij een strik zijt geworden
6221 Hos 5:3 | Mij niet verborgen; dat gij, o Efraim! nu hoereert,
6222 Hos 9:1 | gelijk de volken; want gij hoereert van uw God af;
6223 Hos 9:1 | hoereert van uw God af; gij hebt hoerenloon lief, op
6224 Hos 9:14 | Geef hun, HEERE! Wat zult Gij geven? Geef hun een misdragende
6225 Hos 10:9 | de dagen van Gibea, hebt gij gezondigd, o Israel; daar
6226 Hos 10:13 | 13 Gij hebt goddeloosheid geploegd,
6227 Hos 10:13 | der leugen gegeten; want gij hebt vertrouwd op uw weg,
6228 Hos 12:7 | 7 Gij dan, bekeer u tot uw God,
6229 Hos 13:4 | Egypteland af; daarom zoudt gij geen God kennen dan Mij
6230 Hos 13:10 | steden! En uw richters, waar gij van zeidet: Geef mij een
6231 Hos 14:2 | HEERE, uw God, toe; want gij zijt gevallen om uw ongerechtigheid. ~
6232 Hos 14:4 | handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God. Immers zal
6233 Joe 1:2 | 2 Hoort dit, gij oudsten! en neemt ter oren,
6234 Joe 1:5 | 5 Waakt op, gij dronkenen! en weent, en
6235 Joe 1:5 | en weent, en huilt, alle gij wijnzuipers! om den nieuwen
6236 Joe 1:13 | Omgordt u, en rouwklaagt, gij priesters! huilt, gij dienaars
6237 Joe 1:13 | rouwklaagt, gij priesters! huilt, gij dienaars des altaars! gaat
6238 Joe 1:13 | in, vernacht in zakken, gij dienaars mijns Gods! want
6239 Joe 2:19 | den most, en de olie, dat gij daarvan verzadigd zult worden;
6240 Joe 2:22 | 22 Vreest niet, gij beesten des velds! want
6241 Joe 2:23 | 23 En gij, kinderen van Sion! verheugt
6242 Joe 2:26 | 26 En gij zult overvloediglijk en
6243 Joe 2:27 | 27 En gij zult weten, dat Ik in het
6244 Joe 3:4 | 4 En ook, wat hebt gij met Mij te doen, gij Tyrus
6245 Joe 3:4 | hebt gij met Mij te doen, gij Tyrus en Sidon, en alle
6246 Joe 3:4 | grenzen van Palestina! Zoudt gij Mij een vergelding wedergeven?
6247 Joe 3:4 | vergelding wedergeven? Maar zo gij Mij wilt vergelden, lichtelijk,
6248 Joe 3:5 | 5 Omdat gij Mijn zilver en Mijn goud
6249 Joe 3:6 | 6 En gij hebt de kinderen van Juda
6250 Joe 3:6 | kinderen der Grieken, opdat gij hen verre van hun landpale,
6251 Joe 3:7 | uit de plaats, waarhenen gij ze hebt verkocht; en Ik
6252 Joe 3:11 | hoop, en komt aan, alle gij volken van rondom, en vergadert
6253 Amos 2:10 | de woestijn geleid, opdat gij het land van den Amoriet
6254 Amos 2:11 | Nazireen; is dit niet alzo, gij kinderen Israels? spreekt
6255 Amos 2:12 | wijn te drinken gegeven, en gij hebt den profeten geboden
6256 Amos 2:12 | profeten geboden zeggende: Gij zult niet profeteren. ~
6257 Amos 3:1 | HEERE tegen ulieden spreekt, gij kinderen van Israel! namelijk
6258 Amos 4:1 | 1 Hoort dit woord, gij koeien van Basan! gij, die
6259 Amos 4:1 | woord, gij koeien van Basan! gij, die op den berg van Samaria
6260 Amos 4:1 | nooddruftigen verplettert; gij, die tot hunlieder heren
6261 Amos 4:3 | 3 En gij zult door de bressen uitgaan,
6262 Amos 4:3 | ieder voor zich henen; en gij zult, hetgeen in het paleis
6263 Amos 4:5 | het horen; want alzo hebt gij het gaarne, gij kinderen
6264 Amos 4:5 | alzo hebt gij het gaarne, gij kinderen Israels! spreekt
6265 Amos 4:6 | plaatsen; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij,
6266 Amos 4:8 | verzadigd; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij,
6267 Amos 4:9 | rups op; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij,
6268 Amos 4:10 | doen opgaan; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij,
6269 Amos 4:11 | gered is; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot
6270 Amos 5:11 | 11 Daarom, omdat gij den arme vertreedt en een
6271 Amos 5:11 | koren van hem neemt, zo hebt gij wel huizen gebouwd van gehouwen
6272 Amos 5:11 | van gehouwen steen, maar gij zult daarin niet wonen;
6273 Amos 5:11 | zult daarin niet wonen; gij hebt gewenste wijngaarden
6274 Amos 5:11 | wijngaarden geplant, maar gij zult derzelver wijn niet
6275 Amos 5:14 | en niet het boze, opdat gij leeft; en alzo zal de HEERE,
6276 Amos 5:14 | ulieden zijn, gelijk als gij zegt. ~
6277 Amos 5:22 | 22 Want ofschoon gij Mij brandofferen offert,
6278 Amos 5:25 | 25 Hebt gij Mij veertig jaren in de
6279 Amos 5:26 | 26 Ja, gij droegt de tent van uw Melech,
6280 Amos 5:26 | de ster uws gods, dien gij uzelf hadt gemaakt. ~
6281 Amos 6:3 | 3 Gij, die den bozen dag verre
6282 Amos 6:13 | 13 Gij, die blijde zijt over een
6283 Amos 6:13 | zijt over een nietig ding; gij, die zegt: Hebben wij ons
6284 Amos 7:8 | zeide tot mij: Wat ziet gij, Amos? En ik zeide: Een
6285 Amos 7:12 | Daarna zeide Amazia tot Amos: Gij ziener! ga weg, vlied in
6286 Amos 7:13 | Maar te Beth-El zult gij voortaan niet meer profeteren;
6287 Amos 7:16 | hoor des HEEREN woord: Gij zegt: Gij zult niet profeteren
6288 Amos 7:16 | HEEREN woord: Gij zegt: Gij zult niet profeteren tegen
6289 Amos 7:17 | uitgedeeld worden; en gij zult in een onrein land
6290 Amos 8:2 | En Hij zeide: Wat ziet gij Amos? En ik zeide: Een korf
6291 Amos 8:4 | 4 Hoort dit, gij, die den nooddruftige opslokt!
6292 Oba 1:2 | gemaakt onder de heidenen, gij zijt zeer veracht. ~
6293 Oba 1:4 | 4 Al verhieft gij u gelijk de arend, en al
6294 Oba 1:4 | de arend, en al steldet gij uw nest tussen de sterren,
6295 Oba 1:5 | gekomen waren (hoe zijt gij uitgeroeid!), zouden zij
6296 Oba 1:10 | schaamte u bedekken; en gij zult uitgeroeid worden in
6297 Oba 1:11 | 11 Ten dage als gij tegenover stondt, ten dage
6298 Oba 1:11 | Jeruzalem het lot wierpen, waart gij ook als een van hen. ~
6299 Oba 1:12 | 12 Toen zoudt gij niet gezien hebben op den
6300 Oba 1:13 | noch gezien hebben, ook gij, op zijn kwaad, ten dage
6301 Oba 1:15 | de heidenen; gelijk als gij gedaan hebt, zal u gedaan
6302 Jona 1:6 | zeide tot hem: Wat is u, gij hardslapende? Sta op, roep
6303 Jona 1:8 | uw werk en van waar komt gij? Welk is uw land en van
6304 Jona 1:8 | land en van welk volk zijt gij? ~
6305 Jona 1:10 | zeiden tot hem: Wat hebt gij dit gedaan? Want de mannen
6306 Jona 1:14 | onschuldig bloed op ons; want Gij, HEERE! hebt gedaan,
6307 Jona 2:2 | des grafs schreide ik, en Gij hoordet mijn stem. ~
6308 Jona 2:3 | 3 Want Gij hadt mij geworpen in de
6309 Jona 2:6 | henen in eeuwigheid; maar Gij hebt mijn leven uit het
6310 Jona 4:2 | Tarsis; want ik wist, dat Gij een genadig en barmhartig
6311 Jona 4:10 | En de HEERE zeide: Gij verschoont den wonderboom,
6312 Jona 4:10 | den wonderboom, aan welken gij niet hebt gearbeid, noch
6313 Mic 1:2 | 2 Hoort, gij volken altemaal! merk op,
6314 Mic 1:2 | volken altemaal! merk op, gij aarde, mitsgaders derzelver
6315 Mic 1:11 | 11 Ga door, gij inwoneres van Safir! met
6316 Mic 1:13 | snelle dieren aan den wagen, gij inwoners van Lachis! (deze
6317 Mic 1:15 | een erfgenaam toebrengen, gij inwoneres van Maresa! Hij
6318 Mic 2:5 | 5 Daarom zult gij niemand hebben, die het
6319 Mic 2:7 | 7 O gij, die Jakobs huis geheten
6320 Mic 2:8 | vijand, tegenover een kleed; gij stroopt een mantel van degenen,
6321 Mic 2:9 | vrouwen Mijns volks verdrijft gij, elkeen uit het huis van
6322 Mic 2:9 | van haar kinderkens neemt gij Mijn sieraad in eeuwigheid. ~
6323 Mic 3:1 | Voorts zeide ik: Hoort nu, gij hoofden Jakobs, en gij oversten
6324 Mic 3:1 | gij hoofden Jakobs, en gij oversten van het huis Israels!
6325 Mic 3:9 | 9 Hoort nu dit, gij hoofden van het huis Jakobs,
6326 Mic 3:9 | van het huis Jakobs, en gij oversten van het huis Israels!
6327 Mic 4:8 | 8 En gij Schaapstoren, gij Ofel der
6328 Mic 4:8 | En gij Schaapstoren, gij Ofel der dochter Sions!
6329 Mic 4:9 | 9 Nu, waarom zoudt gij zo groot geschrei maken?
6330 Mic 4:10 | barende vrouw; want nu zult gij wel uit de stad henen uitgaan,
6331 Mic 4:10 | komen, maar aldaar zult gij gered worden; aldaar zal
6332 Mic 4:13 | klauwen koper maken, en gij zult vele volken verpletteren;
6333 Mic 4:14 | Nu, rot u met benden, gij dochter der bende, hij zal
6334 Mic 5:1 | 1 En gij, Bethlehem Efratha! zijt
6335 Mic 5:1 | Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder
6336 Mic 5:11 | uit uw hand uitroeien, en gij zult geen guichelaars hebben. ~
6337 Mic 5:12 | midden van u uitroeien, dat gij u niet meer zult nederbuigen
6338 Mic 6:2 | 2 Hoort, gij bergen! den twist des HEEREN,
6339 Mic 6:2 | twist des HEEREN, mitsgaders gij sterke fondamenten der aarde!
6340 Mic 6:5 | tot Gilgal toe, opdat gij de gerechtigheden des HEEREN
6341 Mic 6:14 | 14 Gij zult eten, maar niet verzadigd
6342 Mic 6:14 | het midden van u zijn; en gij zult aangrijpen, maar niet
6343 Mic 6:14 | niet wegbrengen, en wat gij zult wegbrengen, zal Ik
6344 Mic 6:15 | 15 Gij zult zaaien, maar niet maaien;
6345 Mic 6:15 | zaaien, maar niet maaien; gij zult olijven treden, maar
6346 Mic 6:16 | van het huis van Achab; en gij wandelt in derzelver raadslagen;
6347 Mic 6:16 | tot aanfluiting; alzo zult gij de smaadheid Mijns volks
6348 Mic 7:14 | 14 Gij dan, weid Uw volk met Uw
6349 Mic 7:15 | zien, als in de dagen, toen gij uit Egypteland uittoogt. ~
6350 Mic 7:18 | Wie is een God gelijk Gij, Die de ongerechtigheid
6351 Mic 7:19 | ongerechtigheden dempen; ja, Gij zult al hun zonden in de
6352 Mic 7:20 | 20 Gij zult Jakob de trouw, Abraham
6353 Mic 7:20 | goedertierenheid geven, die Gij onzen vaderen van oude dagen
6354 Nah 1:14 | daar een graf maken, als gij zult veracht zijn geworden. ~
6355 Nah 3:8 | 8 Zijt gij beter dan No, de volkrijke,
6356 Nah 3:11 | 11 Ook zult gij dronken worden, gij zult
6357 Nah 3:11 | zult gij dronken worden, gij zult u verbergen; ook zult
6358 Nah 3:11 | zult u verbergen; ook zult gij een sterkte zoeken vanwege
6359 Nah 3:16 | 16 Gij hebt meer handelaars, dan
6360 Zep 1:11 | 11 Huilt, gij inwoners der laagte! Want
6361 Zep 2:1 | nauw, ja, doorzoek nauw, gij volk, dat met geen lust
6362 Zep 2:3 | Zoekt den HEERE, alle gij zachtmoedigen des lands,
6363 Zep 2:3 | zachtmoedigheid, misschien zult gij verborgen worden in den
6364 Zep 2:5 | zal tegen ulieden zijn, gij Kanaan, der Filistijnen
6365 Zep 2:12 | 12 Ook gij, Moren! zult de verslagenen
6366 Zep 3:7 | Ik zeide: Immers zult gij Mij vrezen, gij zult de
6367 Zep 3:7 | Immers zult gij Mij vrezen, gij zult de tucht aannemen,
6368 Zep 3:11 | 11 Te dien dage zult gij niet beschaamd wezen vanwege
6369 Zep 3:11 | uw handelingen, waarmede gij tegen Mij overtreden hebt;
6370 Zep 3:11 | opspringen over uw hovaardij, en gij zult u voortaan niet meer
6371 Zep 3:14 | 14 Zing vrolijk, gij dochter Sions, juich, Israel;
6372 Zep 3:14 | vreugde van ganser harte, gij dochter Jeruzalems! ~
6373 Zep 3:15 | is in het midden van u, gij zult geen kwaad meer zien. ~
6374 Zac 1:12 | heirscharen! hoe lang zult Gij U niet ontfermen over Jeruzalem,
6375 Zac 1:12 | steden van Juda, op welke Gij gram geweest zijt,
6376 Zac 2:2 | En ik zeide: Waar gaat gij henen? En hij zeide tot
6377 Zac 2:7 | Hui, Sion! ontkomt gij, die woont bij de dochter
6378 Zac 2:10 | Juich en verblijd u, gij dochter Sions; want zie,
6379 Zac 2:11 | het midden van u wonen; en gij zult weten, dat de HEERE
6380 Zac 3:2 | satan: De HEERE schelde u, gij satan! ja, de HEERE schelde
6381 Zac 3:7 | der heirscharen: Indien gij in Mijn wegen zult wandelen,
6382 Zac 3:7 | zult wandelen, en indien gij Mijn wacht zult waarnemen,
6383 Zac 3:7 | zult waarnemen, zo zult gij ook Mijn huis richten, en
6384 Zac 3:8 | Hoor nu toe, Josua, gij hogepriester! gij en uw
6385 Zac 3:8 | Josua, gij hogepriester! gij en uw vrienden, die voor
6386 Zac 4:2 | zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie, en
6387 Zac 4:5 | en zeide tot mij: Weet gij niet, wat deze dingen zijn?
6388 Zac 4:7 | 7 Wie zijt gij, o grote berg? Voor het
6389 Zac 4:7 | aangezicht van Zerubbabel zult gij worden tot een vlak veld;
6390 Zac 4:9 | het ook voleinden; opdat gij weet, dat de HEERE der heirscharen
6391 Zac 4:13 | tot mij, zeggende: Weet gij niet, wat deze zijn? En
6392 Zac 5:2 | zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie een
6393 Zac 6:10 | Tobia, en van Jedaja, en kom gij te dien dage, en ga in ten
6394 Zac 6:15 | geschieden, indien gij vlijtiglijk zult horen naar
6395 Zac 7:5 | priesters, zeggende: Toen gij vasttet en rouwklaagdet,
6396 Zac 7:6 | 6 Of als gij at, en als gij dronkt, waart
6397 Zac 7:6 | Of als gij at, en als gij dronkt, waart gij het niet,
6398 Zac 7:6 | en als gij dronkt, waart gij het niet, die daar at, en
6399 Zac 7:6 | het niet, die daar at, en gij, die daar dronkt? ~
6400 Zac 8:13 | zal geschieden, gelijk als gij, o huis van Juda! en gij,
6401 Zac 8:13 | gij, o huis van Juda! en gij, o huis Israels, geweest
6402 Zac 8:13 | Ik ulieden behoeden, en gij zult een zegening wezen;
6403 Zac 8:16 | Dit zijn de dingen, die gij doen zult: spreekt de waarheid,
6404 Zac 9:9 | 9 Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, gij
6405 Zac 9:9 | gij dochter Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet,
6406 Zac 9:12 | gijlieden weder tot de sterkte, gij gebondenen, die daar hoopt!
6407 Zac 11:2 | 2 Huilt, gij dennen! dewijl de cederen
6408 Zac 11:2 | bomen verwoest zijn; huilt, gij eiken van Basan! dewijl
6409 Zac 13:3 | tot hem zullen zeggen: Gij zult niet leven, dewijl
6410 Zac 13:3 | zult niet leven, dewijl gij valsheid gesproken hebt
6411 Zac 14:5 | zal reiken tot Azal), en gij zult vlieden, gelijk als
6412 Zac 14:5 | zult vlieden, gelijk als gij vloodt voor de aardbeving
6413 Mal 1:2 | liefgehad, zegt de HEERE; maar gij zegt: Waarin hebt Gij ons
6414 Mal 1:2 | maar gij zegt: Waarin hebt Gij ons liefgehad? Was niet
6415 Mal 1:6 | verachters Mijns Naams! Maar gij zegt: Waarmede verachten
6416 Mal 1:7 | 7 Gij brengt op Mijn altaar verontreinigd
6417 Mal 1:7 | verontreinigen wij U? Daarmede, dat gij zegt: Des HEEREN tafel is
6418 Mal 1:8 | 8 Want als gij wat blinds aanbrengt om
6419 Mal 1:8 | bij u niet kwaad; en als gij wat kreupels of wat kranks
6420 Mal 1:10 | deuren om niet toesluit? En gij steekt het vuur niet aan
6421 Mal 1:12 | 12 Maar gij ontheiligt dien, als gij
6422 Mal 1:12 | gij ontheiligt dien, als gij zegt: Des HEEREN tafel is
6423 Mal 1:13 | 13 Nog zegt gij: Ziet, wat een vermoeidheid!
6424 Mal 1:13 | wat een vermoeidheid! maar gij zoudt het kunnen wegblazen,
6425 Mal 1:13 | de HEERE der heirscharen; gij brengt ook hetgeen geroofd
6426 Mal 1:13 | dat kreupel en krank is; gij brengt ook spijsoffer;
6427 Mal 2:1 | 1 En nu, gij priesters! tot u wordt dit
6428 Mal 2:2 | 2 Indien gij het niet zult horen, en
6429 Mal 2:2 | niet zult horen, en indien gij het niet zult ter harte
6430 Mal 2:2 | derzelve vervloekt, omdat gij het niet ter harte neemt. ~
6431 Mal 2:4 | 4 Dan zult gij weten, dat Ik dit gebod
6432 Mal 2:8 | 8 Maar gij zijt van den weg afgeweken,
6433 Mal 2:8 | zijt van den weg afgeweken, gij hebt er velen doen struikelen
6434 Mal 2:8 | doen struikelen in de wet, gij hebt het verbond met Levi
6435 Mal 2:9 | voor het ganse volk, dewijl gij Mijn wegen niet houdt, maar
6436 Mal 2:13 | doet gijlieden ook, dat gij het altaar des HEEREN bedekt
6437 Mal 2:14 | 14 Gij nu zegt: Waarom? Daarom
6438 Mal 2:14 | uwer jeugd, met dewelke gij trouwelooslijk handelt;
6439 Mal 2:16 | u met uw geest, dat gij niet trouwelooslijk handelt. ~
6440 Mal 2:17 | 17 Gij vermoeit den HEERE met uw
6441 Mal 2:17 | met uw woorden; nog zegt gij: Waarmede vermoeien wij
6442 Mal 2:17 | vermoeien wij Hem? Daarmede, dat gij zegt: Al wie kwaad doet,
6443 Mal 3:1 | verbonds, aan Denwelken gij lust hebt; ziet, Hij komt,
6444 Mal 3:6 | niet veranderd; daarom zijt gij, o kinderen Jakobs! niet
6445 Mal 3:7 | uwer vaderen dag af, zijt gij afgeweken van Mijn inzettingen,
6446 Mal 3:7 | der heirscharen; maar gij zegt: Waarin zullen wij
6447 Mal 3:8 | een mens God beroven? Maar gij berooft Mij, en zegt: Waarin
6448 Mal 3:9 | Met een vloek zijt gij vervloekt, omdat gij Mij
6449 Mal 3:9 | zijt gij vervloekt, omdat gij Mij berooft, zelfs het ganse
6450 Mal 3:13 | geworden, zegt de HEERE; maar gij zegt: Wat hebben wij tegen
6451 Mal 3:14 | 14 Gij zegt: Het is tevergeefs
6452 Mal 4:2 | onder Zijn vleugelen; en gij zult uitgaan, en toenemen,
6453 Mal 4:3 | 3 En gij zult de goddelozen vertreden;
6454 Matt 1:20 | droom, zeggende: Jozef, gij zone Davids! wees niet bevreesd
6455 Matt 1:21 | zij zal een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten JEZUS;
6456 Matt 1:23 | worden, en een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten Emmanuel;
6457 Matt 2:6 | 6 En gij Bethlehem, gij land Juda!
6458 Matt 2:6 | 6 En gij Bethlehem, gij land Juda! zijt geenszins
6459 Matt 2:8 | naar dat Kindeken, en als gij Het zult gevonden hebben,
6460 Matt 2:30 | doop komen, sprak tot hen: Gij adderengebroedsels! wie
6461 Matt 2:37 | gedoopt te worden, en komt Gij tot mij? ~
6462 Matt 4:3 | gekomen zijnde, zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg, dat
6463 Matt 4:6 | En zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelven
6464 Matt 4:6 | handen zullen nemen, opdat Gij niet te eniger tijd Uw voet
6465 Matt 4:7 | Er is wederom geschreven: Gij zult den Heere, uw God,
6466 Matt 4:9 | dingen zal ik U geven, indien Gij, nedervallende, mij zult
6467 Matt 4:10 | Den Heere, uw God, zult gij aanbidden, en Hem alleen
6468 Matt 5:11 | 11 Zalig zijt gij, als u de mensen smaden,
6469 Matt 5:13 | 13 Gij zijt het zout der aarde;
6470 Matt 5:14 | 14 Gij zijt het licht der wereld;
6471 Matt 5:20 | Schriftgeleerden en der Farizeen, dat gij in het Koninkrijk der hemelen
6472 Matt 5:21 | 21 Gij hebt gehoord, dat tot de
6473 Matt 5:21 | tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doden; maar zo
6474 Matt 5:22 | groten raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar
6475 Matt 5:23 | 23 Zo gij dan uw gave zult op het
6476 Matt 5:25 | uw wederpartij, terwijl gij nog met hem op den weg zijt;
6477 Matt 5:25 | den dienaar overlevere, en gij in de gevangenis geworpen
6478 Matt 5:26 | 26 Voorwaar, Ik zeg u: Gij zult daar geenszins uitkomen,
6479 Matt 5:26 | geenszins uitkomen, totdat gij den laatsten penning zult
6480 Matt 5:27 | 27 Gij hebt gehoord, dat van de
6481 Matt 5:27 | van de ouden gezegd is: Gij zult geen overspel doen. ~
6482 Matt 5:33 | 33 Wederom hebt gij gehoord, dat van de ouden
6483 Matt 5:33 | van de ouden gezegd is: Gij zult den eed niet breken,
6484 Matt 5:33 | den eed niet breken, maar gij zult den Heere uw eden houden. ~
6485 Matt 5:36 | 36 Noch bij uw hoofd zult gij zweren, omdat gij niet een
6486 Matt 5:36 | hoofd zult gij zweren, omdat gij niet een haar kunt wit of
6487 Matt 5:38 | 38 Gij hebt gehoord, dat gezegd
6488 Matt 5:39 | 39 Maar Ik zeg u, dat gij den boze niet wederstaat;
6489 Matt 5:43 | 43 Gij hebt gehoord, dat er gezegd
6490 Matt 5:43 | gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben,
6491 Matt 5:43 | liefhebben, en uw vijand zult gij haten. ~
6492 Matt 5:45 | 45 Opdat gij moogt kinderen zijn uws
6493 Matt 5:46 | 46 Want indien gij liefhebt, die u liefhebben,
6494 Matt 5:46 | liefhebben, wat loon hebt gij? Doen ook de tollenaars
6495 Matt 5:47 | 47 En indien gij uw broeders alleen groet,
6496 Matt 5:47 | broeders alleen groet, wat doet gij boven anderen? Doen ook
6497 Matt 6:1 | 1 Hebt acht, dat gij uw aalmoes niet doet voor
6498 Matt 6:1 | te worden; anders zo hebt gij geen loon bij uw Vader,
6499 Matt 6:2 | 2 Wanneer gij dan aalmoes doet, zo laat
6500 Matt 6:3 | 3 Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8706 |