Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
gifte 1
giften 3
gihon 6
gij 8706
gijlieden 502
gijzelaars 2
gijzelve 1
Frequency    [«  »]
9551 die
8801 zij
8724 ik
8706 gij
7945 dat
7933 is
7660 niet

Bijbel

IntraText - Concordances

gij

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8706

     Book Chapter: Verse
1001 Lev 19:16 | 16 Gij zult niet wandelen als een 1002 Lev 19:16 | achterklapper onder uw volken; gij zult niet staan tegen het 1003 Lev 19:17 | 17 Gij zult uw broeder in uw hart 1004 Lev 19:17 | broeder in uw hart niet haten; gij zult uw naaste naarstiglijk 1005 Lev 19:18 | 18 Gij zult niet wreken, noch toorn 1006 Lev 19:18 | kinderen uws volks; maar gij zult uw naaste liefhebben 1007 Lev 19:19 | 19 Gij zult Mijn inzettingen houden; 1008 Lev 19:19 | Mijn inzettingen houden; gij zult geen tweeerlei aard 1009 Lev 19:19 | hebben; uwen akker zult gij niet met tweeerlei zaad 1010 Lev 19:23 | 23 Als gij ook in dat land gekomen 1011 Lev 19:23 | geplant zult hebben, zo zult gij de voorhuid daarvan, deszelfs 1012 Lev 19:25 | in het vijfde jaar zult gij deszelfs vrucht eten, om 1013 Lev 19:26 | 26 Gij zult niets met het bloed 1014 Lev 19:26 | niets met het bloed eten. Gij zult op geen vogelgeschrei 1015 Lev 19:27 | 27 Gij zult de hoeken uws hoofds 1016 Lev 19:27 | rond afscheren; ook zult gij de hoeken uws baards niet 1017 Lev 19:28 | 28 Gij zult om een dood lichaam 1018 Lev 19:29 | 29 Gij zult uw dochter niet ontheiligen, 1019 Lev 19:30 | 30 Gij zult Mijn sabbatten houden, 1020 Lev 19:30 | en Mijn heiligdom zult gij vrezen; Ik ben de HEERE! ~ 1021 Lev 19:31 | 31 Gij zult u niet keren tot de 1022 Lev 19:32 | Voor het grauwe haar zult gij opstaan, en zult het aangezicht 1023 Lev 19:32 | aangezicht des ouden vereren; en gij zult vrezen voor uw God; 1024 Lev 19:33 | vreemdeling verkeren zal, gij zult hem niet verdrukken. ~ 1025 Lev 19:34 | inboorling van ulieden; gij zult hem liefhebben als 1026 Lev 19:34 | liefhebben als uzelven; want gij zijt vreemdeling geweest 1027 Lev 19:35 | 35 Gij zult geen onrecht doen in 1028 Lev 19:36 | 36 Gij zult een rechte wage hebben, 1029 Lev 19:37 | 37 Daarom zult gij al Mijn inzettingen en al 1030 Lev 20:2 | 2 Gij zult ook tot de kinderen 1031 Lev 20:16 | doen te hebben, zo zult gij die vrouw en dat beest doden; 1032 Lev 20:19 | 19 Daartoe zult gij de schaamte van de zuster 1033 Lev 20:24 | 24 En Ik heb u gezegd: Gij zult hun land erfelijk bezitten, 1034 Lev 20:24 | Ik zal u dat geven, opdat gij hetzelve erfelijk bezit, 1035 Lev 20:25 | 25 Daarom zult gij onderscheid maken tussen 1036 Lev 20:25 | onreine en reine gevogelte; en gij zult uw zielen niet verfoeilijk 1037 Lev 20:25 | u afgezonderd heb, opdat gij het onrein houdt. ~ 1038 Lev 20:26 | 26 En gij zult Mij heilig zijn, want 1039 Lev 20:26 | volken afgezonderd, opdat gij Mijns zoudt zijn. ~ 1040 Lev 21:8 | 8 Daarom zult gij hem heiligen, omdat hij 1041 Lev 22:20 | 20 Gij zult niet offeren iets, 1042 Lev 22:22 | schurftheid hebbende, deze zult gij den HEERE niet offeren, 1043 Lev 22:22 | offeren, en daarvan zult gij den HEERE geen vuuroffer 1044 Lev 22:23 | verkrompen in leden, die zult gij tot een vrijwillig offer 1045 Lev 22:24 | gescheurde, of gesnedene, zult gij den HEERE niet offeren; 1046 Lev 22:24 | HEERE niet offeren; dat zult gij in uw land niet doen. ~ 1047 Lev 22:25 | 25 Gij zult ook uit de hand des 1048 Lev 22:28 | 28 Gij zult ook een os, of klein 1049 Lev 22:29 | 29 En als gij een lofoffer den HEERE zult 1050 Lev 22:29 | slachten, naar uw wil zult gij het slachten. ~ 1051 Lev 22:30 | denzelfden dag gegeten worden; gij zult daarvan niet overlaten 1052 Lev 22:31 | 31 Daarom zult gij Mijn geboden houden, en 1053 Lev 22:32 | 32 En gij zult Mijn heiligen Naam 1054 Lev 22:34 | samenroeping; geen werk zult gij doen; het is des HEEREN 1055 Lev 22:35 | heilige samenroepingen, welke gij uitroepen zult op hun gezetten 1056 Lev 22:37 | HEEREN; zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten. ~ 1057 Lev 22:38 | Op den eersten dag zult gij een heilige samenroeping 1058 Lev 22:38 | hebben; geen dienstwerk zult gij doen. ~ 1059 Lev 22:39 | 8 Maar gij zult zeven dagen vuuroffer 1060 Lev 22:39 | wezen; geen dienstwerk zult gij doen. ~ 1061 Lev 22:41 | Israels, en zeg tot hen: Als gij in het land zult gekomen 1062 Lev 22:41 | hetwelk Ik u geven zal, en gij zijn oogst zult inoogsten, 1063 Lev 22:41 | zult inoogsten, dan zult gij een garf der eerstelingen 1064 Lev 22:43 | 12 Gij zult ook op den dag, als 1065 Lev 22:43 | zult ook op den dag, als gij die garf bewegen zult, bereiden 1066 Lev 22:45 | 14 En gij zult geen brood, noch geroost 1067 Lev 22:45 | tot op dienzelven dag, dat gij de offerande uws Gods zult 1068 Lev 22:46 | 15 Daarna zult gij u tellen van den anderen 1069 Lev 22:46 | sabbat, van den dag, dat gij de garf des beweegoffers 1070 Lev 22:47 | den zevenden sabbat, zult gij vijftig dagen tellen, dan 1071 Lev 22:47 | vijftig dagen tellen, dan zult gij een nieuw spijsoffer den 1072 Lev 22:49 | 18 Gij zult ook met het brood zeven 1073 Lev 22:50 | 19 Ook zult gij een geitenbok ten zondoffer, 1074 Lev 22:52 | 21 En gij zult op dienzelfden dag 1075 Lev 22:52 | dienzelfden dag uitroepen, dat gij een heilige samenroeping 1076 Lev 22:52 | hebben; geen dienstwerk zult gij doen; het is een eeuwige 1077 Lev 22:53 | 22 Als gij nu den oogst uws lands zult 1078 Lev 22:53 | uws lands zult inoogsten, gij zult, in uw inoogsten, den 1079 Lev 22:53 | voor den vreemdeling zult gij ze laten; Ik ben de HEERE, 1080 Lev 22:55 | eersten der maand, zult gij een rust hebben, een gedachtenis 1081 Lev 22:56 | 25 Geen dienstwerk zult gij doen; maar gij zult den 1082 Lev 22:56 | dienstwerk zult gij doen; maar gij zult den HEERE vuuroffer 1083 Lev 22:58 | heilige samenroeping zult gij hebben; dan zult gij uw 1084 Lev 22:58 | zult gij hebben; dan zult gij uw zielen verootmoedigen, 1085 Lev 22:59 | En op dienzelven dag zult gij geen werk doen; want het 1086 Lev 22:62 | 31 Gij zult geen werk doen; het 1087 Lev 22:63 | der rust zijn; dan zult gij uw zielen verootmoedigen; 1088 Lev 22:63 | avond tot den avond, zult gij uw sabbat rusten. ~ 1089 Lev 22:66 | zijn; geen dienstwerk zult gij doen. ~ 1090 Lev 22:67 | 36 Zeven dagen zult gij den HEERE vuurofferen offeren; 1091 Lev 22:67 | op den achtsten dag zult gij een heilige samenroeping 1092 Lev 22:67 | het is een verbodsdag; gij zult geen dienstwerk doen. ~ 1093 Lev 22:68 | hoogtijden des HEEREN, welke gij zult uitroepen tot heilige 1094 Lev 22:69 | vrijwillige offeren, welke gij den HEERE geven zult. ~ 1095 Lev 22:70 | der zevenden maand, als gij het inkomen des lands zult 1096 Lev 22:70 | ingegaderd hebben, zult gij des HEEREN feest zeven dagen 1097 Lev 22:71 | op den eersten dag zult gij u nemen takken van schoon 1098 Lev 22:71 | bomen, met beekwilgen; en gij zult voor het aangezicht 1099 Lev 22:72 | 41 En gij zult dat feest den HEERE 1100 Lev 22:72 | in de zevende maand zult gij het vieren. ~ 1101 Lev 22:73 | 42 Zeven dagen zult gij in de loofhutten wonen; 1102 Lev 23:5 | 5 Gij zult ook meelbloem nemen, 1103 Lev 23:6 | 6 En gij zult ze in twee rijen leggen, 1104 Lev 23:7 | 7 En op elke rij zult gij zuiveren wierook leggen, 1105 Lev 23:15 | de kinderen Israels zult gij spreken, zeggende: Een ieder, 1106 Lev 23:22 | 22 Enerlei recht zult gij hebben; zo zal de vreemdeling 1107 Lev 24:2 | en zeg tot hen: Wanneer gij zult gekomen zijn in dat 1108 Lev 24:3 | 3 Zes jaren zult gij uw akker bezaaien, en zes 1109 Lev 24:4 | den HEERE; uw akker zult gij niet bezaaien en uw wijngaard 1110 Lev 24:5 | zal gewassen zijn, zult gij niet inoogsten, en de druiven 1111 Lev 24:5 | druiven uwer afzondering zult gij niet afsnijden; het zal 1112 Lev 24:8 | 8 Gij zult u ook tellen zeven 1113 Lev 24:9 | 9 Daarna zult gij in de zevende maand, op 1114 Lev 24:9 | op den verzoendag zult gij de bazuin doen doorgaan 1115 Lev 24:10 | 10 En gij zult dat vijftigste jaar 1116 Lev 24:10 | u een jubeljaar zijn; en gij zult wederkeren een ieder 1117 Lev 24:11 | het vijftigste jaar zijn; gij zult niet zaaien, noch inoogsten 1118 Lev 24:12 | het zal u heilig zijn; gij zult uit het veld de inkomst 1119 Lev 24:13 | 13 Op dat jubeljaar zult gij ieder wederkeren tot zijn 1120 Lev 24:14 | 14 Daarom, wanneer gij aan uw naaste wat veilbaars 1121 Lev 24:15 | van het jubeljaar af, zult gij van uw naaste kopen, en 1122 Lev 24:16 | veelheid der jaren zult gij zijn koop vermeerderen, 1123 Lev 24:16 | weinigheid der jaren zult gij zijn koop verminderen; want 1124 Lev 24:18 | en doet dezelve; zo zult gij zeker wonen in het land. ~ 1125 Lev 24:19 | zal zijn vrucht geven, en gij zult eten tot verzadiging 1126 Lev 24:19 | tot verzadiging toe; en gij zult zeker daarin wonen. ~ 1127 Lev 24:20 | 20 En als gij zoudt zeggen: Wat zullen 1128 Lev 24:22 | Het achtste jaar nu zult gij zaaien, en zult van de oude 1129 Lev 24:22 | inkomst ingekomen is, zult gij het oude eten. ~ 1130 Lev 24:23 | land is het Mijne, dewijl gij vreemdelingen en bijwoners 1131 Lev 24:24 | 24 Daarom zult gij, in het ganse land uwer 1132 Lev 24:35 | u wankelen zal, zo zult gij hem vasthouden, zelfs een 1133 Lev 24:36 | 36 Gij zult geen woeker noch overwinst 1134 Lev 24:36 | overwinst van hem nemen; maar gij zult vrezen voor uw God, 1135 Lev 24:37 | 37 Uw geld zult gij hem niet op woeker geven, 1136 Lev 24:37 | niet op woeker geven, en gij zult uw spijze niet op overwinst 1137 Lev 24:39 | aan u verkocht zal hebben, gij zult hem niet doen dienen 1138 Lev 24:43 | 43 Gij zult geen heerschappij over 1139 Lev 24:43 | hebben met wreedheid; maar gij zult vrezen voor uw God. ~ 1140 Lev 24:44 | slaaf of uw slavin, die gij zult hebben, die zullen 1141 Lev 24:44 | rondom u zijn; van die zult gij een slaaf of een slavin 1142 Lev 24:45 | 45 Gij zult ze ook kopen van de 1143 Lev 24:46 | 46 En gij zult u tot bezitters over 1144 Lev 24:46 | zij de bezitting erven; gij zult hen in eeuwigheid doen 1145 Lev 24:46 | iegelijk over zijn broeder, gij zult over hem geen heerschappij 1146 Lev 25:1 | 1 Gij zult ulieden geen afgoden 1147 Lev 25:1 | noch opgericht beeld zult gij u stellen, noch gebeelden 1148 Lev 25:2 | 2 Mijn sabbatten zult gij houden, en Mijn heiligdommen 1149 Lev 25:2 | en Mijn heiligdommen zult gij vrezen; Ik ben de HEERE! ~ 1150 Lev 25:3 | 3 Indien gij in Mijn inzettingen wandelen, 1151 Lev 25:5 | reiken tot den zaaitijd; en gij zult uw brood eten tot verzadiging 1152 Lev 25:5 | tot verzadiging toe, en gij zult zeker in uw land wonen. ~ 1153 Lev 25:6 | vrede geven in het land, dat gij zult te slapen liggen, en 1154 Lev 25:7 | 7 En gij zult uw vijanden vervolgen; 1155 Lev 25:10 | 10 En gij zult het oude, dat verouderd 1156 Lev 25:10 | eten; en het oude zult gij vanwege het nieuwe uitbrengen. ~ 1157 Lev 25:12 | zal u tot een God zijn, en gij zult Mij tot een volk zijn. ~ 1158 Lev 25:13 | Egyptenaren uitgevoerd heb, opdat gij hun slaven niet zoudt zijn; 1159 Lev 25:14 | 14 Maar indien gij Mij niet zult horen, en 1160 Lev 25:15 | 15 En zo gij Mijn inzettingen zult smadelijk 1161 Lev 25:15 | rechten zal walgen, dat gij niet doet al Mijn geboden, 1162 Lev 25:16 | verteren en de ziel pijnigen; gij zult ook uw zaad te vergeefs 1163 Lev 25:17 | tegen ulieden zetten, dat gij geslagen zult worden voor 1164 Lev 25:17 | heerschappij hebben, en gij zult vlieden, als u iemand 1165 Lev 25:18 | 18 En zo gij Mij tot deze dingen toe 1166 Lev 25:21 | 21 En zo gij met Mij in tegenheid wandelen 1167 Lev 25:23 | 23 Indien gij nog door deze dingen Mij 1168 Lev 25:25 | verbonds wreken zal, zodat gij in uw steden vergaderd zult 1169 Lev 25:25 | midden van u zenden, en gij zult in de hand des vijands 1170 Lev 25:26 | het gewicht wedergeven; en gij zult eten, maar niet verzadigd 1171 Lev 25:27 | 27 Als gij ook hierom Mij niet horen 1172 Lev 25:29 | 29 Want gij zult het vlees uwer zonen 1173 Lev 25:29 | vlees uwer dochteren zult gij eten. ~ 1174 Lev 25:34 | dagen der verwoesting, en gij zult in het land uwer vijanden 1175 Lev 25:35 | rustte in uw sabbatten, als gij daarin woondet. ~ 1176 Lev 25:37 | niemand is, die jaagt; en gij zult voor het aangezicht 1177 Lev 25:38 | 38 Maar gij zult omkomen onder de heidenen, 1178 Num 1:3 | Israel uittrekken; die zult gij tellen naar hun heiren, 1179 Num 1:3 | tellen naar hun heiren, gij en Aaron. ~ 1180 Num 1:49 | Alleen de stam van Levi zult gij niet tellen, noch hun som 1181 Num 1:50 | 50 Maar gij, stel de Levieten over den 1182 Num 3:9 | 9 Gij zult dan, aan Aaron en aan 1183 Num 3:10 | Aaron en zijn zonen zult gij stellen, dat zij hun priesterambt 1184 Num 3:15 | oud en daarboven, die zult gij tellen. ~ 1185 Num 3:41 | 41 En gij zult voor Mij de Levieten 1186 Num 3:47 | 47 Gij zult voor elk hoofd vijf 1187 Num 3:47 | sikkel des heiligdoms zult gij ze nemen; die sikkel is 1188 Num 3:48 | 48 En gij zult dat geld aan Aaron 1189 Num 4:18 | 18 Gij zult den stam van de geslachten 1190 Num 4:19 | 19 Maar dit zult gij hun doen, opdat zij leven 1191 Num 4:23 | 23 Gij zult hen tellen van dertig 1192 Num 4:29 | zonen van Merari, die zult gij naar hun geslachten, en 1193 Num 4:30 | 30 Gij zult hen tellen van dertig 1194 Num 4:32 | waarneming van hun last zult gij bij namen tellen. ~ 1195 Num 5:3 | tot het vrouwelijke zult gij hen wegzenden; tot buiten 1196 Num 5:3 | tot buiten het leger zult gij hen wegzenden; opdat zij 1197 Num 5:19 | gelegen heeft, en indien gij, onder uw man zijnde, niet 1198 Num 5:20 | 20 Maar zo gij, onder uw man zijnde, afgeweken 1199 Num 5:20 | zijnde, afgeweken zijt, en zo gij onrein geworden zijt, dat 1200 Num 7:5 | tent der samenkomst; en gij zult dezelve den Levieten 1201 Num 8:2 | Aaron, en zeg tot hem: Als gij de lampen aansteken zult, 1202 Num 8:7 | 7 En aldus zult gij hun doen, om hen te reinigen: 1203 Num 8:8 | var, een jong rund, zult gij nemen ten zondoffer. ~ 1204 Num 8:9 | 9 En gij zult de Levieten voor de 1205 Num 8:9 | samenkomst doen naderen; en gij zult de gehele vergadering 1206 Num 8:10 | 10 Ja, gij zult de Levieten voor het 1207 Num 8:12 | varren leggen; daarna bereidt gij een ten zondoffer, en een 1208 Num 8:13 | 13 En gij zult de Levieten stellen 1209 Num 8:13 | aangezicht van zijn zonen, en gij zult hen bewegen ten beweegoffer 1210 Num 8:14 | 14 En gij zult de Levieten uit het 1211 Num 8:15 | samenkomst te bedienen; en gij zult hen reinigen, en zult 1212 Num 8:26 | niet bedienen. Alzo zult gij aan de Levieten doen in 1213 Num 9:3 | tussen twee avonden zult gij dat houden, op zijn gezetten 1214 Num 9:3 | naar al zijn rechten zult gij dat houden. ~ 1215 Num 10:2 | trompetten; van dicht werk zult gij ze maken; en zij zullen 1216 Num 10:5 | 5 Als gij met een gebroken geklank 1217 Num 10:6 | 6 Maar als gij ten tweeden male met een 1218 Num 10:7 | verzamelen van de gemeente, zult gij blazen, doch geen gebroken 1219 Num 10:9 | vijand, die u benauwt, zult gij ook met die trompetten een 1220 Num 10:9 | des HEEREN, uws Gods, en gij zult van uw vijanden verlost 1221 Num 10:10 | beginselen uwer maanden, zult gij ook met de trompetten blazen 1222 Num 10:31 | ons toch niet; want dewijl gij weet, dat wij ons legeren 1223 Num 10:31 | in de woestijn, zo zult gij ons tot ogen zijn. ~ 1224 Num 10:32 | het zal geschieden, als gij met ons zult gaan, en het 1225 Num 11:11 | tot de HEERE: Waarom hebt Gij aan Uw knecht kwalijk gedaan, 1226 Num 11:11 | in Uw ogen gevonden, dat Gij den last van dit ganse volk 1227 Num 11:12 | heb ik het gebaard? dat Gij tot mij zoudt zeggen: Draag 1228 Num 11:12 | draagt, tot dat land, hetwelk Gij hun vaderen gezworen hebt? ~ 1229 Num 11:15 | 15 En indien Gij alzo aan mij doet, dood 1230 Num 11:16 | oudsten van Israel, dewelke gij weet, dat zij de oudsten 1231 Num 11:16 | deszelfs ambtlieden zijn; en gij zult hen brengen voor de 1232 Num 11:17 | van dit volk dragen, opdat gij dien alleen niet draagt. ~ 1233 Num 11:18 | 18 En tot het volk zult gij zeggen: Heiligt u tegen 1234 Num 11:18 | Heiligt u tegen morgen, en gij zult vlees eten; want gij 1235 Num 11:18 | gij zult vlees eten; want gij hebt voor de oren des HEEREN 1236 Num 11:18 | HEERE u vlees geven, en gij zult eten. ~ 1237 Num 11:19 | 19 Gij zult niet een dag, noch 1238 Num 11:20 | tot walging zij; overmits gij den HEERE, Die in het midden 1239 Num 11:21 | welks midden ik ben; en Gij hebt gezegd: Ik zal hun 1240 Num 11:23 | HEEREN hand verkort zijn? Gij zult nu zien, of Mijn woord 1241 Num 11:29 | Mozes zeide tot hem: Zijt gij voor mij ijverende? Och 1242 Num 12:4 | tot Aaron, en tot Mirjam: Gij drie, komt uit tot de tent 1243 Num 13:27 | gekomen tot dat land, waarheen gij ons gezonden hebt; en voorwaar, 1244 Num 14:9 | wederspannig! en vreest gij niet het volk dezes lands; 1245 Num 14:13 | Egyptenaars horen; want Gij hebt door Uw kracht dit 1246 Num 14:14 | die gehoord hebben, dat Gij, HEERE! in het midden van 1247 Num 14:14 | midden van dit volk zijt; dat Gij HEERE! oog aan oog gezien 1248 Num 14:14 | wolk over hen staat, en Gij in een wolkkolom voor hun 1249 Num 14:15 | 15 En zoudt Gij dit volk als een enigen 1250 Num 14:17 | groot worden, gelijk als Gij gesproken hebt, zeggende: ~ 1251 Num 14:19 | goedertierenheid, en gelijk Gij ze aan dit volk, van Egypteland 1252 Num 14:28 | zo niet doe, gelijk als gij in Mijn oren gesproken hebt! ~ 1253 Num 14:29 | jaren oud en daarboven, gij, die tegen Mij gemurmureerd 1254 Num 14:30 | 30 Zo gij in dat land komt, over hetwelk 1255 Num 14:31 | En uw kinderkens, waarvan gij zeidet: Zij zullen ten roof 1256 Num 14:31 | bekennen dat land, hetwelk gij smadelijk verworpen hebt. ~ 1257 Num 14:34 | getal der dagen, in welke gij dat land verspied hebt, 1258 Num 14:34 | dag voor elk jaar, zult gij uw ongerechtigheden dragen, 1259 Num 14:34 | dragen, veertig jaren, en gij zult gewaar worden Mijn 1260 Num 14:41 | zeide: Waarom overtreedt gij alzo het bevel des HEEREN? 1261 Num 14:42 | midden van u niet zijn; opdat gij niet geslagen wordt, voor 1262 Num 14:43 | daar voor uw aangezicht, en gij zult door het zwaard vallen; 1263 Num 14:43 | zwaard vallen; want, omdat gij u afgekeerd hebt van den 1264 Num 15:2 | en zeg tot hen: Wanneer gij gekomen zult zijn in het 1265 Num 15:3 | 3 En gij een vuuroffer den HEERE 1266 Num 15:5 | vierendeel van een hin, zult gij bereiden tot een brandoffer 1267 Num 15:6 | 6 Of voor een ram zult gij een spijsoffer bereiden, 1268 Num 15:7 | derde deel van een hin, zult gij offeren tot een liefelijken 1269 Num 15:8 | 8 En wanneer gij een jong rund zult bereiden 1270 Num 15:10 | 10 En wijn zult gij offeren ten drankoffer, 1271 Num 15:12 | 12 Naar het getal, dat gij bereiden zult, zult gij 1272 Num 15:12 | gij bereiden zult, zult gij alzo doen met elkeen, naar 1273 Num 15:14 | reuk den HEERE; gelijk als gij zult doen, alzo zal hij 1274 Num 15:15 | 15 Gij, gemeente, het zij ulieden 1275 Num 15:18 | Israels, en zeg tot hen: Als gij zult gekomen zijn in het 1276 Num 15:19 | zal het geschieden, als gij van het brood des lands 1277 Num 15:19 | lands zult eten, dan zult gij den HEERE een hefoffer offeren. ~ 1278 Num 15:20 | uws deegs, een koek zult gij tot een hefoffer offeren; 1279 Num 15:20 | hefoffer des dorsvloers zult gij dat offeren. ~ 1280 Num 15:21 | eerstelingen uws deegs zult gij den HEERE een hefoffer geven, 1281 Num 15:39 | de snoertjes zijn, opdat gij het aanziet, en aan al de 1282 Num 15:39 | gedenkt, en die doet; en gij zult naar uw hart, en naar 1283 Num 15:39 | uw ogen niet sporen, die gij zijt nahoererende; ~ 1284 Num 15:40 | 40 Opdat gij gedenkt en doet al Mijn 1285 Num 16:7 | Het is te veel voor u, gij, kinderen van Levi! ~ 1286 Num 16:8 | tot Korach: Hoort toch, gij, kinderen van Levi! ~ 1287 Num 16:10 | heeft doen naderen; zoekt gij nu ook het priesterambt? ~ 1288 Num 16:11 | 11 Daarom gij, en uw ganse vergadering, 1289 Num 16:11 | en uw ganse vergadering, gij zijt vergaderd tegen den 1290 Num 16:11 | want Aaron, wat is hij, dat gij tegen hem murmureert? ~ 1291 Num 16:13 | 13 Is het te weinig, dat gij ons uit een land, van melk 1292 Num 16:13 | doden in de woestijn, dat gij ook uzelven ten enenmaal 1293 Num 16:14 | 14 Ook hebt gij ons niet gebracht in een 1294 Num 16:14 | ten erfdeel gegeven. Zult gij de ogen dezer mannen uitgraven? 1295 Num 16:16 | zeide Mozes tot Korach: Gij, en uw ganse vergadering, 1296 Num 16:16 | het aangezicht des HEEREN; gij, en zij, ook Aaron, op morgen. ~ 1297 Num 16:17 | vijftig wierookvaten; ook gij, en Aaron, een ieder zijn 1298 Num 16:22 | gezondigd hebben, en zult Gij U over deze ganse vergadering 1299 Num 16:26 | hetgeen hunner is, opdat gij niet misschien verdaan wordt 1300 Num 16:28 | zeide Mozes: Hieraan zult gij bekennen, dat de HEERE mij 1301 Num 16:30 | nedervaren; alsdan zult gij bekennen, dat deze mannen 1302 Num 17:2 | eens iegelijken naam zult gij schrijven op zijn staf. ~ 1303 Num 17:3 | 3 Doch Aarons naam zult gij schrijven op den staf van 1304 Num 17:4 | 4 En gij zult ze wegleggen in de 1305 Num 17:10 | wederspannige kinderen; alzo zult gij een einde maken van hun 1306 Num 18:2 | eens iegelijken naam zult gij schrijven op zijn staf. ~ 1307 Num 18:3 | 3 Doch Aarons naam zult gij schrijven op den staf van 1308 Num 18:4 | 4 En gij zult ze wegleggen in de 1309 Num 18:10 | wederspannige kinderen; alzo zult gij een einde maken van hun 1310 Num 18:14 | zeide de HEERE tot Aaron: Gij, en uw zonen, en het huis 1311 Num 18:14 | ongerechtigheid des heiligdoms; en gij, en uw zonen met u, zult 1312 Num 18:15 | 2 En ook zult gij uw broederen, den stam van 1313 Num 18:15 | worden, en u dienen; maar gij, en uw zonen met u, zult 1314 Num 18:20 | 7 Maar gij, en uw zonen met u, zult 1315 Num 18:22 | 9 Dit zult gij hebben van de heiligheid 1316 Num 18:23 | het allerheiligste zult gij dat eten; al wat mannelijk 1317 Num 18:28 | eerstgeborenen der mensen zult gij ganselijk lossen; ook zult 1318 Num 18:28 | ganselijk lossen; ook zult gij lossen der eerstgeborenen 1319 Num 18:29 | gelost zullen worden, zult gij van een maand oud lossen, 1320 Num 18:30 | eerstgeborene van een geit zult gij niet lossen, zij zijn heilig; 1321 Num 18:30 | zijn heilig; hun bloed zult gij sprengen op het altaar, 1322 Num 18:30 | altaar, en hun ver zult gij aansteken, tot een vuuroffer 1323 Num 18:33 | zeide de HEERE tot Aaron: Gij zult in hun land niet erven, 1324 Num 18:33 | hun land niet erven, en gij zult geen deel in het midden 1325 Num 18:39 | 26 Gij zult ook tot de Levieten 1326 Num 18:39 | tot hen zeggen: Wanneer gij van de kinderen Israels 1327 Num 18:39 | henlieden gegeven heb, zo zult gij daarvan een hefoffer des 1328 Num 18:41 | 28 Alzo zult gij ook een hefoffer des HEEREN 1329 Num 18:41 | offeren van al uw tienden, die gij van de kinderen Israels 1330 Num 18:41 | zult hebben ontvangen; en gij zult daarvan des HEEREN 1331 Num 18:42 | 29 Van al uw gaven zult gij alle hefoffer des HEEREN 1332 Num 18:43 | 30 Gij zult dan tot hen zeggen: 1333 Num 18:43 | dan tot hen zeggen: Als gij deszelfs beste daarvan offert, 1334 Num 18:44 | 31 En gij zult dat eten in alle plaatsen, 1335 Num 18:44 | dat eten in alle plaatsen, gij en uw huis; want het is 1336 Num 18:45 | 32 Zo zult gij daarover geen zonde dragen, 1337 Num 18:45 | daarover geen zonde dragen, als gij deszelfs beste daarvan offert; 1338 Num 18:45 | beste daarvan offert; en gij zult de heilige dingen van 1339 Num 18:45 | niet ontheiligen, opdat gij niet sterft ~ 1340 Num 19:1 | zeide de HEERE tot Aaron: Gij, en uw zonen, en het huis 1341 Num 19:1 | ongerechtigheid des heiligdoms; en gij, en uw zonen met u, zult 1342 Num 19:2 | 2 En ook zult gij uw broederen, den stam van 1343 Num 19:2 | worden, en u dienen; maar gij, en uw zonen met u, zult 1344 Num 19:7 | 7 Maar gij, en uw zonen met u, zult 1345 Num 19:9 | 9 Dit zult gij hebben van de heiligheid 1346 Num 19:10 | het allerheiligste zult gij dat eten; al wat mannelijk 1347 Num 19:15 | eerstgeborenen der mensen zult gij ganselijk lossen; ook zult 1348 Num 19:15 | ganselijk lossen; ook zult gij lossen der eerstgeborenen 1349 Num 19:16 | gelost zullen worden, zult gij van een maand oud lossen, 1350 Num 19:17 | eerstgeborene van een geit zult gij niet lossen, zij zijn heilig; 1351 Num 19:17 | zijn heilig; hun bloed zult gij sprengen op het altaar, 1352 Num 19:17 | altaar, en hun ver zult gij aansteken, tot een vuuroffer 1353 Num 19:20 | zeide de HEERE tot Aaron: Gij zult in hun land niet erven, 1354 Num 19:20 | hun land niet erven, en gij zult geen deel in het midden 1355 Num 19:26 | 26 Gij zult ook tot de Levieten 1356 Num 19:26 | tot hen zeggen: Wanneer gij van de kinderen Israels 1357 Num 19:26 | henlieden gegeven heb, zo zult gij daarvan een hefoffer des 1358 Num 19:28 | 28 Alzo zult gij ook een hefoffer des HEEREN 1359 Num 19:28 | offeren van al uw tienden, die gij van de kinderen Israels 1360 Num 19:28 | zult hebben ontvangen; en gij zult daarvan des HEEREN 1361 Num 19:29 | 29 Van al uw gaven zult gij alle hefoffer des HEEREN 1362 Num 19:30 | 30 Gij zult dan tot hen zeggen: 1363 Num 19:30 | dan tot hen zeggen: Als gij deszelfs beste daarvan offert, 1364 Num 19:31 | 31 En gij zult dat eten in alle plaatsen, 1365 Num 19:31 | dat eten in alle plaatsen, gij en uw huis; want het is 1366 Num 19:32 | 32 Zo zult gij daarover geen zonde dragen, 1367 Num 19:32 | daarover geen zonde dragen, als gij deszelfs beste daarvan offert; 1368 Num 19:32 | beste daarvan offert; en gij zult de heilige dingen van 1369 Num 19:32 | niet ontheiligen, opdat gij niet sterft ~  ~ 1370 Num 20:8 | verzamel de vergadering, gij en Aaron, uw broeder, en 1371 Num 20:8 | hun water geven; alzo zult gij hun water voortbrengen uit 1372 Num 20:8 | voortbrengen uit den steenrots, en gij zult de vergadering en haar 1373 Num 20:10 | zeide tot hen: Hoort toch, gij wederspannigen, zullen wij 1374 Num 20:12 | Mij niet geloofd hebt, dat gij Mij heiligdet voor de ogen 1375 Num 20:14 | zegt uw broeder Israel: Gij weet al de moeite, die ons 1376 Num 20:18 | Doch Edom zeide tot hem: Gij zult door mij niet trekken, 1377 Num 20:20 | 20 Doch hij zeide: Gij zult niet doortrekken! En 1378 Num 21:2 | gelofte, en zeide: Indien Gij dit volk geheel in mijn 1379 Num 21:17 | Israel dit lied: Spring op, gij put, zingt daarvan bij beurte! ~ 1380 Num 21:18 | 18 Gij put, dien de vorsten gegraven 1381 Num 21:29 | 29 Wee u, Moab! Gij, volk Kamoz zijt verloren! 1382 Num 21:34 | volk, ook zijn land; en gij zult hem doen, gelijk als 1383 Num 21:34 | zult hem doen, gelijk als gij Sihon, den koning der Amorieten, 1384 Num 22:6 | want ik weet, dat, wien gij zegent, die zal gezegend 1385 Num 22:6 | zal gezegend zijn, en wien gij vervloekt, die zal vervloekt 1386 Num 22:12 | Toen zeide God tot Bileam: Gij zult met hen niet trekken; 1387 Num 22:12 | zult met hen niet trekken; gij zult dat volk niet vloeken, 1388 Num 22:17 | hoog vereren, en al wat gij tot mij zeggen zult, dat 1389 Num 22:20 | met hen; en nochtans zult gij dat doen, hetwelk Ik tot 1390 Num 22:28 | Wat heb ik u gedaan, dat gij mij nu driemaal geslagen 1391 Num 22:29 | Bileam tot de ezelin: Omdat gij mij bespot hebt; och, of 1392 Num 22:30 | niet uw ezelin, op welke gij gereden hebt van toen af, 1393 Num 22:30 | gereden hebt van toen af, dat gij mijn heer geweest zijt, 1394 Num 22:32 | HEEREN tot hem: Waarom hebt gij uw ezelin nu driemaal geslagen? 1395 Num 22:34 | ik heb niet geweten, dat Gij mij tegemoet op dezen weg 1396 Num 22:35 | u spreken zal, dat zult gij spreken. Alzo toog Bileam 1397 Num 22:37 | u te roepen? Waarom zijt gij niet tot mij gekomen? Kan 1398 Num 23:11 | Balak tot Bileam: Wat hebt gij mij gedaan? Ik heb u genomen, 1399 Num 23:11 | vijanden te vloeken; maar zie, gij hebt hen doorgaans gezegend! ~ 1400 Num 23:13 | andere plaats, van waar gij hem zult zien; gij zult 1401 Num 23:13 | waar gij hem zult zien; gij zult niet dan zijn einde 1402 Num 23:18 | hoor! Neig uw oren tot mij, gij, zoon van Zippor! ~ 1403 Num 23:25 | zeide Balak tot Bileam: Gij zult het ganselijk noch 1404 Num 23:27 | de ogen van dien God, dat gij het mij van daar vervloekt. ~ 1405 Num 24:10 | vijanden te vloeken; maar zie, gij hebt hen nu driemaal gedurig 1406 Num 24:12 | ook niet tot uw boden, die gij tot mij gezonden hebt, gesproken, 1407 Num 24:21 | zeide: Uw woning is vast, en gij hebt uw nest in een steenrots 1408 Num 26:54 | degenen, die veel zijn, zult gij hun erfenis meerder maken, 1409 Num 26:54 | hen, die weinig zijn, zult gij hun erfenis minder maken; 1410 Num 27:7 | Zelafead spreken recht; gij zult haar ganselijk geven 1411 Num 27:7 | broederen haars vaders; en gij zult de erfenis haars vaders 1412 Num 27:8 | de kinderen Israels zult gij spreken, zeggende: Wanneer 1413 Num 27:8 | geen zoon heeft, zo zult gij zijn erfenis op zijn dochter 1414 Num 27:9 | geen dochter heeft, zo zult gij zijn erfenis aan zijn broederen 1415 Num 27:10 | broederen heeft, zo zult gij zijn erfenis aan de broederen 1416 Num 27:11 | broeders heeft, zo zult gij zijn erfenis geven aan zijn 1417 Num 27:13 | 13 Wanneer gij dat gezien zult hebben, 1418 Num 27:13 | gezien zult hebben, dan zult gij tot uw volken verzameld 1419 Num 27:13 | volken verzameld worden, gij ook, gelijk als uw broeder 1420 Num 28:2 | Mijn liefelijken reuk, zult gij waarnemen, om Mij te offeren 1421 Num 28:3 | 3 En gij zult tot hen zeggen: Dit 1422 Num 28:3 | is het vuuroffer, hetwelk gij den HEERE offeren zult: 1423 Num 28:4 | 4 Het ene lam zult gij bereiden des morgens; en 1424 Num 28:4 | en het andere lam zult gij bereiden tussen de twee 1425 Num 28:7 | lam; in het heiligdom zult gij het drankoffer des sterken 1426 Num 28:8 | 8 En het andere lam zult gij bereiden tussen de twee 1427 Num 28:8 | gelijk zijn drankoffer zult gij het bereiden, ten vuuroffer 1428 Num 28:11 | beginselen uwer maanden zult gij een brandoffer den HEERE 1429 Num 28:19 | 19 Maar gij zult een vuuroffer ten brandoffer 1430 Num 28:20 | tienden tot een ram zult gij bereiden. ~ 1431 Num 28:21 | 21 Tot elk zult gij een tiende deel bereiden 1432 Num 28:23 | gedurig brandoffer is, zult gij deze dingen bereiden. ~ 1433 Num 28:24 | Achtervolgens deze dingen zult gij des daags, zeven dagen lang, 1434 Num 28:25 | op den zevenden dag zult gij een heilige samenroeping 1435 Num 28:25 | hebben; geen dienstwerk zult gij doen. ~ 1436 Num 28:26 | dag der eerstelingen, als gij een nieuw spijsoffer den 1437 Num 28:26 | offeren naar uw werken, zult gij een heilige samenroeping 1438 Num 28:26 | hebben; geen dienstwerk zult gij doen. ~ 1439 Num 28:27 | 27 Dan zult gij den HEERE een brandoffer 1440 Num 28:31 | en zijn spijsoffer, zult gij ze bereiden; zij zullen 1441 Num 29:1 | eersten der maand, zult gij een heilige samenroeping 1442 Num 29:1 | hebben; geen dienstwerk zult gij doen; het zal u een dag 1443 Num 29:2 | 2 Dan zult gij een brandoffer, ten liefelijken 1444 Num 29:7 | dezer zevende maand zult gij een heilige samenroeping 1445 Num 29:7 | samenroeping hebben, en gij zult uw zielen verootmoedigen; 1446 Num 29:7 | verootmoedigen; geen werk zult gij doen; ~ 1447 Num 29:8 | 8 Maar gij zult brandoffer, ten liefelijken 1448 Num 29:12 | dezer zevende maand, zult gij een heilige samenroeping 1449 Num 29:12 | hebben; geen dienstwerk zult gij doen; maar zeven dagen zult 1450 Num 29:12 | doen; maar zeven dagen zult gij den HEERE een feest vieren. ~ 1451 Num 29:13 | 13 En gij zult een brandoffer ten 1452 Num 29:35 | Op den achtsten dag zult gij een verbodsdag hebben; geen 1453 Num 29:35 | hebben; geen dienstwerk zult gij doen. ~ 1454 Num 29:36 | 36 En gij zult een brandoffer ten 1455 Num 29:39 | 39 Deze dingen zult gij den HEERE doen op uw gezette 1456 Num 31:2 | Midianieten; daarna zult gij verzameld worden tot uw 1457 Num 31:4 | alle stammen Israels zult gij een duizend ten strijde 1458 Num 31:15 | Mozes zeide tot hen: Hebt gij dan alle vrouwen laten leven? ~ 1459 Num 31:19 | zevenden dag ontzondigen, gij en uw gevangenen. ~ 1460 Num 31:20 | 20 Ook zult gij alle kleding, en alle gereedschap 1461 Num 31:23 | dat het vuur lijdt, zult gij door het vuur laten doorgaan, 1462 Num 31:23 | het vuur niet lijdt, zult gij door het water laten doorgaan. ~ 1463 Num 31:24 | 24 Gij zult ook uw klederen op 1464 Num 31:24 | zevenden dag wassen, dat gij rein wordt; en daarna zult 1465 Num 31:24 | rein wordt; en daarna zult gij in het leger komen. ~ 1466 Num 31:26 | van mensen en van beesten; gij en Eleazar, de priester, 1467 Num 31:28 | 28 Daarna zult gij een schatting voor den HEERE 1468 Num 31:29 | 29 Van hun helft zult gij het nemen, en den priester 1469 Num 31:30 | der kinderen Israels zult gij een gevangene van vijftig 1470 Num 31:30 | schapen, uit al de beesten; en gij zult ze aan de Levieten 1471 Num 31:60 | 7 Waarom toch zult gij het hart der kinderen Israels 1472 Num 31:68 | 15 Wanneer gij van achter Hem u zult afkeren, 1473 Num 31:68 | laten in de woestijn; en gij zult al dit volk verderven. ~ 1474 Num 31:73 | zeide Mozes tot hen: Indien gij deze zaak doen zult, indien 1475 Num 31:73 | deze zaak doen zult, indien gij u voor het aangezicht des 1476 Num 31:75 | ondergebracht zij; zo zult gij daarna wederkeren, en onschuldig 1477 Num 31:76 | 23 Indien gij daarentegen alzo niet zult 1478 Num 31:76 | zult doen, ziet, zo hebt gij tegen den HEERE gezondigd; 1479 Num 31:76 | den HEERE gezondigd; doch gij zult uw zonde gewaar worden, 1480 Num 31:82 | ondergebracht zijn; zo zult gij hun het land Gilead ter 1481 Num 32:52 | 52 Zo zult gij alle inwoners des lands 1482 Num 32:52 | beeltenissen verderven; ook zult gij al hun gegotene beelden 1483 Num 32:53 | 53 En gij zult het land in erfelijke 1484 Num 32:54 | 54 En gij zult het land in erfelijke 1485 Num 32:54 | dengenen, die veel zijn, zult gij hun erfenis meerder maken, 1486 Num 32:54 | dien, die weinig zijn, zult gij hun erfenis minder maken; 1487 Num 32:54 | stammen uwer vaderen zult gij de erfenis nemen. ~ 1488 Num 32:55 | 55 Maar indien gij de inwoners des lands niet 1489 Num 32:55 | het geschieden, dat, die gij van hen zult laten overblijven, 1490 Num 32:55 | benauwen op het land, waarin gij woont. ~ 1491 Num 33:2 | en zeg tot hen: Wanneer gij in het land Kanaan ingaat, 1492 Num 33:7 | van de grote zee af zult gij u den berg Hor aftekenen. ~ 1493 Num 33:8 | 8 Van den berg Hor zult gij aftekenen tot daar men komt 1494 Num 33:10 | 10 Voorts zult gij u tot een landpale tegen 1495 Num 33:13 | zeggende: Dit is het land, dat gij door het lot ten erve innemen 1496 Num 33:18 | 18 Daartoe zult gij uit elken stam een overste 1497 Num 34:4 | voorsteden der steden, die gij aan de Levieten zult geven, 1498 Num 34:5 | 5 En gij zult meten van buiten de 1499 Num 34:6 | 6 De steden nu, die gij aan de Levieten zult geven, 1500 Num 34:6 | zijn zes vrijsteden, die gij geven zult, opdat de doodslager


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8706

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License