1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8706
Book Chapter: Verse
3501 2Kro 21:20 | zeide: Hoort mij, o Juda, en gij, inwoners van Jeruzalem!
3502 2Kro 21:20 | den HEERE, uw God, zo zult gij bevestigd worden; gelooft
3503 2Kro 21:20 | gelooft aan Zijn profeten, en gij zult voorspoedig zijn. ~
3504 2Kro 21:37 | Josafat, zeggende: Omdat gij u met Ahazia vergezelschapt
3505 2Kro 22:12 | van uw vader David: Omdat gij in de wegen van uw vader
3506 2Kro 22:13 | hebt, die beter waren dan gij; ~
3507 2Kro 22:15 | 15 Gij zult ook in grote krankheden
3508 2Kro 22:32 | van uw vader David: Omdat gij in de wegen van uw vader
3509 2Kro 22:33 | hebt, die beter waren dan gij; ~
3510 2Kro 22:35 | 15 Gij zult ook in grote krankheden
3511 2Kro 23:17 | 4 Dit is de zaak, die gij doen zult: een derde deel
3512 2Kro 23:27 | de priester had gezegd: Gij zult ze in het huis des
3513 2Kro 24:6 | zeide tot hem: Waarom hebt gij geen onderzoek gedaan bij
3514 2Kro 24:20 | zegt God: Waarom overtreedt gij de geboden des HEEREN? Daarom
3515 2Kro 24:20 | des HEEREN? Daarom zult gij niet voorspoedig zijn; dewijl
3516 2Kro 24:20 | voorspoedig zijn; dewijl gij den HEERE verlaten hebt,
3517 2Kro 25:8 | 8 Maar zo gij gaat, doe het, wees sterk
3518 2Kro 25:15 | zeide tot hem: Waarom hebt gij de goden van dat volk gezocht,
3519 2Kro 25:16 | raadgever gesteld? Houd gij op; waarom zouden zij u
3520 2Kro 25:16 | heeft u te verderven, dewijl gij dit gedaan, en naar mijn
3521 2Kro 25:19 | 19 Gij zegt: Zie, gij hebt de Edomieten
3522 2Kro 25:19 | 19 Gij zegt: Zie, gij hebt de Edomieten geslagen;
3523 2Kro 25:19 | in uw huis; waarom zoudt gij u in het kwaad mengen, dat
3524 2Kro 25:19 | in het kwaad mengen, dat gij vallen zoudt; gij en Juda
3525 2Kro 25:19 | mengen, dat gij vallen zoudt; gij en Juda met u? ~
3526 2Kro 26:18 | uit het heiligdom, want gij hebt overtreden, en het
3527 2Kro 28:9 | hen in uw hand gegeven, en gij hebt hen doodgeslagen in
3528 2Kro 28:10 | 10 Daartoe denkt gij nu de kinderen van Juda
3529 2Kro 28:10 | slavinnen te onderwerpen; zijt gij het niet alleenlijk? Bij
3530 2Kro 28:11 | de gevangenen weder, die gij van uw broederen gevankelijk
3531 2Kro 28:13 | 13 En zij zeiden tot hen: Gij zult deze gevangenen hier
3532 2Kro 29:8 | aanfluiting, gelijk als gij ziet met uw ogen. ~
3533 2Kro 29:11 | HEERE heeft u verkoren, dat gij voor Zijn aangezicht staan
3534 2Kro 29:11 | Hem te dienen; en opdat gij Hem dienaars en wierokers
3535 2Kro 29:31 | antwoordde en zeide: Nu hebt gij uw handen den HEERE gevuld,
3536 2Kro 30:6 | gebod des konings, zeggende: Gij, kinderen Israels, bekeert
3537 2Kro 30:7 | overgegeven heeft, gelijk als gij ziet. ~
3538 2Kro 30:9 | 9 Want als gij u bekeert tot den HEERE,
3539 2Kro 30:9 | van u niet afwenden, zo gij u tot Hem bekeert. ~
3540 2Kro 32:10 | Assyrie: Waarom vertrouwt gij, dat gij te Jeruzalem blijft
3541 2Kro 32:10 | Waarom vertrouwt gij, dat gij te Jeruzalem blijft in de
3542 2Kro 32:12 | Voor het enige altaar zult gij u nederbuigen, en daarop
3543 2Kro 32:13 | 13 Weet gij niet, wat ik gedaan heb,
3544 2Kro 34:26 | te vragen, tot hem zult gij alzo zeggen: Zo zegt de
3545 2Kro 34:26 | Aangaande de woorden, die gij hebt gehoord; ~
3546 2Kro 34:27 | hart week geworden is, en gij u voor het aangezicht Gods
3547 2Kro 34:27 | Gods vernederd hebt, als gij Zijn woorden hoordet tegen
3548 2Kro 34:28 | verzamelen tot uw vaderen, en gij zult met vrede in uw graf
3549 2Kro 35:3 | van Israel, gebouwd heeft; gij hebt geen last op de schouderen;
3550 2Kro 35:21 | Wat heb ik met u te doen, gij, koning van Juda? Wat u
3551 2Kro 36:3 | van Israel, gebouwd heeft; gij hebt geen last op de schouderen;
3552 2Kro 36:21 | Wat heb ik met u te doen, gij, koning van Juda? Wat u
3553 Ezra 4:13 | tol niet zullen geven, en gij zult aan de inkomsten der
3554 Ezra 4:15 | kronieken uwer vaderen, zo zult gij vinden in het boek der kronieken,
3555 Ezra 4:16 | en haar muren voltrokken, gij daardoor geen deel zult
3556 Ezra 4:18 | 18 De brief, dien gij aan ons geschikt hebt, is
3557 Ezra 6:6 | 6 Nu, gij Thathnai, landvoogd aan
3558 Ezra 6:6 | aan gene zijde der rivier, gij Sthar-Boznai, met ulieder
3559 Ezra 6:6 | met ulieder gezelschap, gij Afarsechaieten, die aan
3560 Ezra 7:14 | 14 Dewijl gij van voor den koning en zijn
3561 Ezra 7:16 | het zilver en goud, dat gij vinden zult in het ganse
3562 Ezra 7:17 | 17 Opdat gij spoediglijk voor dat geld
3563 Ezra 7:20 | voorvallen zal uit te geven, zult gij geven uit het schathuis
3564 Ezra 7:25 | 25 En gij, Ezra, naar de wijsheid
3565 Ezra 8:28 | 28 En ik zeide tot hen: Gij zijt heilig den HEERE, en
3566 Ezra 8:29 | Waakt en bewaart het, totdat gij het opweegt, in tegenwoordigheid
3567 Ezra 9:11 | 11 Die Gij geboden hadt door den dienst
3568 Ezra 9:12 | 12 Zo zult gij nu uw dochteren niet geven
3569 Ezra 9:12 | tot in eeuwigheid; opdat gij sterk wordt, en het goede
3570 Ezra 9:13 | onze grote schuld, omdat Gij, o onze God! belet hebt,
3571 Ezra 9:14 | volken dezer gruwelen? Zoudt Gij niet tegen ons toornen tot
3572 Ezra 9:15 | O HEERE, God van Israel! Gij zijt rechtvaardig; want
3573 Neh 1:5 | HEERE, God des hemels, Gij, grote en vreselijke God!
3574 Neh 1:7 | inzettingen, noch de rechten, die Gij Uw knecht Mozes geboden
3575 Neh 1:8 | Gedenk toch des woords, dat Gij Uw knecht Mozes geboden
3576 Neh 1:9 | 9 En gij zult u tot Mij bekeren,
3577 Neh 1:10 | knechten en Uw volk, dat Gij verlost hebt door Uw grote
3578 Neh 2:2 | uw aangezicht treurig, zo gij toch niet krank zijt? Dit
3579 Neh 2:4 | zeide tot mij: Wat verzoekt gij nu? Toen bad ik tot God
3580 Neh 2:5 | aangezicht aangenaam is, dat gij mij zendt naar Juda, naar
3581 Neh 2:6 | reis wezen, en wanneer zult gij wederkomen? En het behaagde
3582 Neh 4:12 | de plaatsen, door dewelke gij tot ons wederkeert. ~
3583 Neh 4:20 | 20 Ter plaatse, waar gij het geluid der bazuin zult
3584 Neh 4:20 | zult horen, daarheen zult gij u tot ons verzamelen; onze
3585 Neh 5:9 | die gijlieden doet; zoudt gij niet wandelen in de vreze
3586 Neh 5:11 | den most en de olie, die gij hun hebt afgevorderd. ~
3587 Neh 5:12 | wij zullen alzo doen, als gij zegt. En ik riep de priesteren,
3588 Neh 6:6 | gehoord, en Gasmu zegt: Gij en de Joden denkt te rebelleren,
3589 Neh 6:6 | rebelleren, daarom bouwt gij den muur, en gij zult hun
3590 Neh 6:6 | daarom bouwt gij den muur, en gij zult hun ten koning zijn;
3591 Neh 6:7 | 7 Dat gij ook profeten hebt besteld,
3592 Neh 6:8 | van al zulke zaken, als gij zegt, niets geschied; maar
3593 Neh 6:8 | zegt, niets geschied; maar gij versiert ze uit uw hart. ~
3594 Neh 7:3 | de deuren sluiten, betast gij ze dan; en dat men wachten
3595 Neh 9:6 | 6 Gij zijt die HEERE alleen, Gij
3596 Neh 9:6 | Gij zijt die HEERE alleen, Gij hebt gemaakt den hemel,
3597 Neh 9:6 | en al wat daarin is, en Gij maakt die allen levend;
3598 Neh 9:7 | 7 Gij zijt die HEERE, de God,
3599 Neh 9:7 | Chaldeen uitgevoerd; en Gij hebt zijn naam gesteld Abraham. ~
3600 Neh 9:8 | 8 En Gij hebt zijn hart getrouw gevonden
3601 Neh 9:8 | verbond met hem gemaakt, dat Gij zoudt geven het land der
3602 Neh 9:8 | en der Girgasieten, dat Gij het zijn zade zoudt geven;
3603 Neh 9:8 | zijn zade zoudt geven; en Gij hebt Uw woorden bevestigd,
3604 Neh 9:8 | woorden bevestigd, omdat Gij rechtvaardig zijt. ~
3605 Neh 9:9 | 9 En Gij hebt aangezien onzer vaderen
3606 Neh 9:9 | vaderen ellende in Egypte, en Gij hebt hun geroep gehoord
3607 Neh 9:10 | 10 En Gij hebt tekenen en wonderen
3608 Neh 9:10 | het volk zijns lands; want Gij wist, dat zij trotselijk
3609 Neh 9:10 | tegen hen handelden; en Gij hebt U een Naam gemaakt,
3610 Neh 9:11 | 11 En Gij hebt de zee voor hun aangezicht
3611 Neh 9:11 | en hun vervolgers hebt Gij in de diepten geworpen,
3612 Neh 9:12 | 12 En Gij hebt ze des daags geleid
3613 Neh 9:13 | 13 En Gij zijt neergedaald op den
3614 Neh 9:13 | gesproken uit den hemel; en Gij hebt hun gegeven rechtmatige
3615 Neh 9:14 | 14 En Gij hebt Uw heiligen sabbat
3616 Neh 9:14 | sabbat bekend gemaakt; en Gij hebt hun geboden, en inzettingen
3617 Neh 9:15 | 15 En Gij hebt hun brood uit den hemel
3618 Neh 9:15 | voortgebracht voor hun dorst; en Gij hebt tot hen gezegd, dat
3619 Neh 9:15 | erven het land, waarover Gij Uw hand ophieft, dat Gij
3620 Neh 9:15 | Gij Uw hand ophieft, dat Gij het hun zoudt geven. ~
3621 Neh 9:17 | gedacht aan Uw wonderen, die Gij bij hen gedaan hadt, en
3622 Neh 9:17 | hun dienstbaarheid. Doch Gij, een God van vergevingen,
3623 Neh 9:19 | 19 Hebt Gij hen nochtans door Uw grote
3624 Neh 9:20 | 20 En Gij hebt Uw goeden Geest gegeven
3625 Neh 9:20 | onderwijzen; en Uw Manna hebt Gij niet geweerd van hun mond,
3626 Neh 9:20 | hun mond, en water hebt Gij hun gegeven voor hun dorst. ~
3627 Neh 9:21 | 21 Alzo hebt Gij hen veertig jaren onderhouden
3628 Neh 9:22 | 22 Voorts hebt Gij hun koninkrijken en volken
3629 Neh 9:23 | 23 Gij hebt ook hun kinderen vermenigvuldigd,
3630 Neh 9:23 | de sterren des hemels; en Gij hebt hen gebracht in het
3631 Neh 9:23 | gebracht in het land, waarvan Gij tot hun vaderen hadt gezegd,
3632 Neh 9:24 | land erfelijk ingenomen; en Gij hebt de inwoners des lands,
3633 Neh 9:27 | 27 Daarom hebt Gij hen gegeven in de hand hunner
3634 Neh 9:27 | benauwdheid tot U riepen, hebt Gij van den hemel gehoord, en
3635 Neh 9:28 | Uw aangezicht; zo verliet Gij hen in de hand hunner vijanden,
3636 Neh 9:28 | en U aanriepen, zo hebt Gij hen van den hemel gehoord,
3637 Neh 9:29 | 29 En Gij hebt tegen hen betuigd,
3638 Neh 9:30 | 30 Doch Gij vertoogt het vele jaren
3639 Neh 9:30 | het oor niet; daarom hebt Gij hen gegeven in de hand van
3640 Neh 9:31 | grote barmhartigheden hebt Gij hen niet vernield, noch
3641 Neh 9:31 | noch hen verlaten; want Gij zijt een genadig en barmhartig
3642 Neh 9:32 | 32 Nu dan, o onze God, Gij grote, Gij machtige, en
3643 Neh 9:32 | o onze God, Gij grote, Gij machtige, en Gij vreselijke
3644 Neh 9:32 | grote, Gij machtige, en Gij vreselijke God, Die het
3645 Neh 9:33 | 33 Doch Gij zijt rechtvaardig, in alles,
3646 Neh 9:33 | wat ons overkomen is; want Gij hebt trouwelijk gehandeld,
3647 Neh 9:34 | naar Uw getuigenissen, die Gij tegen hen betuigdet. ~
3648 Neh 9:35 | Uw menigvuldig goed, dat Gij hun gaaft, en in dat wijde
3649 Neh 9:35 | wijde en dat vette land, dat Gij voor hun aangezicht gegeven
3650 Neh 9:36 | knechten; ja, het land, dat Gij onzen vaderen gegeven hebt,
3651 Neh 9:37 | inkomste voor den koningen, die Gij over ons gesteld hebt, om
3652 Neh 13:21 | gijlieden tegenover den muur? Zo gij het weder doet, zal ik de
3653 Neh 13:25 | hen zweren bij God: Indien gij uw dochteren hun zonen zult
3654 Neh 13:25 | zonen zult geven, en indien gij van hun dochteren voor uw
3655 Neh 13:27 | naar ulieden horen, dat gij al dit grote kwaad zoudt
3656 Est 16:3 | Mordechai: Waarom overtreedt gij des konings gebod? ~
3657 Est 17:3 | Mordechai: Waarom overtreedt gij des konings gebod? ~
3658 Est 30:10 | en dat paard, gelijk als gij gesproken hebt, en doe alzo
3659 Est 30:10 | woord vallen van alles, wat gij gesproken hebt. ~
3660 Est 30:13 | Mordechai, voor wiens aangezicht gij hebt begonnen te vallen,
3661 Est 30:13 | zaad der Joden is, zo zult gij tegen hem niet vermogen;
3662 Est 30:13 | hem niet vermogen; maar gij zult gewisselijk voor zijn
3663 Job 1:7 | den satan; Van waar komt gij? En de satan antwoordde
3664 Job 1:8 | zeide tot den satan: Hebt gij ook acht geslagen op Mijn
3665 Job 1:10 | 10 Hebt Gij niet een betuining gemaakt
3666 Job 1:10 | werk zijner handen hebt Gij gezegend, en zijn vee is
3667 Job 2:2 | den satan: Van waar komt gij? En de satan antwoordde
3668 Job 2:3 | zeide tot den satan: Hebt gij ook acht geslagen op Mijn
3669 Job 2:3 | zijn oprechtigheid, hoewel gij Mij tegen hem opgehitst
3670 Job 2:9 | huisvrouw tot hem: Houdt gij nog vast aan uw oprechtigheid?
3671 Job 2:10 | Maar hij zeide tot haar: Gij spreekt als een der zottinnen
3672 Job 4:2 | woord opnemen tegen u, zult gij verdrietig zijn? Nochtans
3673 Job 4:3 | 3 Zie, gij hebt velen onderwezen, en
3674 Job 4:3 | hebt velen onderwezen, en gij hebt slappe handen gesterkt; ~
3675 Job 4:4 | de krommende knieen hebt gij vastgesteld; ~
3676 Job 4:5 | Maar nu komt het aan u, en gij zijt verdrietig; het raakt
3677 Job 4:5 | verdrietig; het raakt tot u, en gij wordt beroerd. ~
3678 Job 5:1 | wien van de heiligen zult gij u keren? ~
3679 Job 5:21 | den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij
3680 Job 5:21 | gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de
3681 Job 5:22 | en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte
3682 Job 5:22 | gedierte der aarde zult gij niet vrezen. ~
3683 Job 5:24 | 24 En gij zult bevinden, dat uw tent
3684 Job 5:24 | uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen,
3685 Job 5:25 | 25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig
3686 Job 5:26 | 26 Gij zult in ouderdom ten grave
3687 Job 5:27 | alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u. ~ ~
3688 Job 6:21 | gijlieden mij nu niets geworden; gij hebt gezien de ontzetting,
3689 Job 6:21 | gezien de ontzetting, en gij hebt gevreesd. ~
3690 Job 6:26 | 26 Zult gij, om te bestraffen, woorden
3691 Job 6:27 | 27 Ook werpt gij u op een wees; en gij graaft
3692 Job 6:27 | werpt gij u op een wees; en gij graaft tegen uw vriend.
3693 Job 7:12 | een zee, of walvis, dat Gij om mij wachten zet? ~
3694 Job 7:14 | 14 Dan ontzet Gij mij met dromen, en door
3695 Job 7:14 | door gezichten verschrikt Gij mij; ~
3696 Job 7:17 | 17 Wat is de mens, dat Gij hem groot acht, en dat Gij
3697 Job 7:17 | Gij hem groot acht, en dat Gij Uw hart op hem zet? ~
3698 Job 7:18 | 18 En dat Gij hem bezoekt in elken morgenstond;
3699 Job 7:18 | in elken morgenstond; dat Gij hem in elken ogenblik beproeft? ~
3700 Job 7:19 | 19 Hoe lang keert Gij U niet af van mij, en laat
3701 Job 7:20 | Mensenhoeder? Waarom hebt Gij mij U tot een tegenloop
3702 Job 7:21 | 21 En waarom vergeeft Gij niet mijn overtreding, en
3703 Job 7:21 | ik in het stof liggen; en Gij zult mij vroeg zoeken, maar
3704 Job 8:2 | 2 Hoe lang zult gij deze dingen spreken, en
3705 Job 8:5 | 5 Maar indien gij naar God vroeg zoekt, en
3706 Job 8:6 | 6 Zo gij zuiver en recht zijt, gewisselijk
3707 Job 9:12 | tot Hem zeggen: Wat doet Gij? ~
3708 Job 9:28 | mijn smarten; ik weet, dat Gij mij niet onschuldig zult
3709 Job 9:31 | 31 Dan zult Gij mij in de gracht induiken,
3710 Job 10:2 | doe mij weten, waarover Gij met mij twist. ~
3711 Job 10:3 | 3 Is het U goed, dat Gij verdrukt, dat Gij verwerpt
3712 Job 10:3 | goed, dat Gij verdrukt, dat Gij verwerpt den arbeid Uwer
3713 Job 10:4 | 4 Hebt Gij vleselijke ogen, ziet Gij,
3714 Job 10:4 | Gij vleselijke ogen, ziet Gij, gelijk een mens ziet? ~
3715 Job 10:6 | 6 Dat Gij onderzoekt naar mijn ongerechtigheid,
3716 Job 10:8 | rondom mij zijn zij, en Gij verslindt mij. ~
3717 Job 10:9 | 9 Gedenk toch, dat Gij mij als leem bereid hebt,
3718 Job 10:10 | 10 Hebt Gij mij niet als melk gegoten,
3719 Job 10:11 | 11 Met vel en vlees hebt Gij mij bekleed; met beenderen
3720 Job 10:11 | beenderen ook en zenuwen hebt Gij mij samengevlochten; ~
3721 Job 10:12 | Benevens het leven hebt Gij weldadigheid aan mij gedaan,
3722 Job 10:13 | 13 Maar deze dingen hebt Gij verborgen in Uw hart; ik
3723 Job 10:14 | Indien ik zondig, zo zult Gij mij waarnemen, en van mijn
3724 Job 10:14 | en van mijn misdaad zult Gij mij niet onschuldig houden. ~
3725 Job 10:16 | gelijk een felle leeuw jaagt Gij mij; Gij keert weder en
3726 Job 10:16 | felle leeuw jaagt Gij mij; Gij keert weder en stelt U wonderlijk
3727 Job 10:17 | 17 Gij vernieuwt Uw getuigen tegenover
3728 Job 10:18 | 18 En waarom hebt Gij mij uit de baarmoeder voortgebracht?
3729 Job 11:3 | lieden doen zwijgen, en zoudt gij spotten, en niemand u beschamen? ~
3730 Job 11:4 | 4 Want gij hebt gezegd: Mijn leer is
3731 Job 11:7 | 7 Zult gij de onderzoeking Gods vinden?
3732 Job 11:7 | onderzoeking Gods vinden? Zult gij tot de volmaaktheid toe
3733 Job 11:8 | hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel,
3734 Job 11:8 | Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? ~
3735 Job 11:13 | 13 Indien gij uw hart bereid hebt, zo
3736 Job 11:15 | 15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit
3737 Job 11:16 | 16 Want gij zult de moeite vergeten,
3738 Job 11:17 | dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als de
3739 Job 11:17 | als de morgenstond zult gij zijn. ~
3740 Job 11:18 | 18 En gij zult vertrouwen, omdat er
3741 Job 11:18 | verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk
3742 Job 11:18 | graven, gerustelijk zult gij slapen; ~
3743 Job 11:19 | 19 En gij zult nederliggen, en niemand
3744 Job 13:4 | 4 Want gewisselijk, gij zijt leugenstoffeerders;
3745 Job 13:4 | zijt leugenstoffeerders; gij allen zijt nietige medicijnmeesters. ~
3746 Job 13:5 | 5 Och, of gij gans stilzweegt! Dat zou
3747 Job 13:7 | 7 Zult gij voor God onrecht spreken,
3748 Job 13:7 | onrecht spreken, en zult gij voor Hem bedriegerij spreken? ~
3749 Job 13:8 | 8 Zult gij Zijn aangezicht aannemen?
3750 Job 13:8 | aangezicht aannemen? Zult gij voor God twisten? ~
3751 Job 13:9 | u zal onderzoeken? Zult gij met Hem spotten, gelijk
3752 Job 13:10 | gewisselijk bestraffen, zo gij in het verborgene het aangezicht
3753 Job 13:24 | 24 Waarom verbergt Gij Uw aangezicht, en houdt
3754 Job 13:25 | 25 Zult Gij een gedreven blad verbrijzelen,
3755 Job 13:25 | blad verbrijzelen, en zult Gij een drogen stoppel vervolgen? ~
3756 Job 13:26 | 26 Want Gij schrijft tegen mij bittere
3757 Job 13:26 | tegen mij bittere dingen; en Gij doet mij erven de misdaden
3758 Job 13:27 | 27 Gij legt ook mijn voeten in
3759 Job 13:27 | neemt waar al mijn paden; Gij drukt U in de wortelen mijner
3760 Job 14:3 | 3 Nog doet Gij Uw ogen over zulk een open;
3761 Job 14:3 | ogen over zulk een open; en Gij betrekt mij in het gericht
3762 Job 14:5 | zijner maanden bij U is, en Gij zijn bepalingen gemaakt
3763 Job 14:13 | 13 Och, of Gij mij in het graf verstaakt,
3764 Job 14:13 | toorn zich afkeerde; dat Gij mij een bepaling steldet,
3765 Job 14:15 | 15 Dat Gij zoudt roepen, en ik U zou
3766 Job 14:15 | ik U zou antwoorden, dat Gij tot het werk Uwer handen
3767 Job 14:16 | 16 Maar nu telt Gij mijn treden; Gij bewaart
3768 Job 14:16 | nu telt Gij mijn treden; Gij bewaart mij niet om mijner
3769 Job 14:17 | bundeltje verzegeld, en Gij pakt mijn ongerechtigheid
3770 Job 14:19 | voortkomt; alzo verderft Gij de verwachting des mensen. ~
3771 Job 14:20 | 20 Gij overweldigt hem in eeuwigheid,
3772 Job 14:20 | veranderende zijn gelaat, zo zendt Gij hem weg. ~
3773 Job 15:4 | 4 Ja, gij vernietigt de vreze, en
3774 Job 15:5 | leert uw ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen
3775 Job 15:7 | 7 Zijt gij de eerste een mens geboren?
3776 Job 15:7 | een mens geboren? Of zijt gij voor de heuvelen voortgebracht? ~
3777 Job 15:8 | 8 Hebt gij den verborgen raad Gods
3778 Job 15:8 | raad Gods gehoord, en hebt gij de wijsheid naar u getrokken? ~
3779 Job 15:9 | 9 Wat weet gij, dat wij niet weten? Wat
3780 Job 15:9 | niet weten? Wat verstaat gij, dat bij ons niet is? ~
3781 Job 15:13 | 13 Dat gij uw geest keert tegen God,
3782 Job 16:2 | dergelijke dingen gehoord; gij allen zijt moeilijke vertroosters. ~
3783 Job 16:3 | woorden? Of wat stijft u, dat gij alzo antwoordt? ~
3784 Job 16:7 | Hij heeft mij nu vermoeid; Gij hebt mijn ganse vergadering
3785 Job 16:8 | 8 Dat Gij mij rimpelachtig gemaakt
3786 Job 17:4 | 4 Want hun hart hebt Gij van kloek verstand verborgen;
3787 Job 17:4 | verstand verborgen; daarom zult Gij hen niet verhogen. ~
3788 Job 17:10 | 10 Maar toch gij allen, keert weder, en komt
3789 Job 17:14 | 14 Tot de groeve roep ik: Gij zijt mijn vader! Tot het
3790 Job 18:4 | 4 O gij, die zijn ziel verscheurt
3791 Job 19:3 | 3 Gij hebt nu tienmaal mij schande
3792 Job 19:3 | tienmaal mij schande aangedaan; gij schaamt u niet, gij verhardt
3793 Job 19:3 | aangedaan; gij schaamt u niet, gij verhardt u tegen mij. ~
3794 Job 19:21 | mijner, ontfermt u mijner, o gij, mijn vrienden! want de
3795 Job 19:22 | 22 Waarom vervolgt gij mij als God, en wordt niet
3796 Job 19:28 | 28 Voorwaar, gij zoudt zeggen: Waarom vervolgen
3797 Job 19:29 | misdaden des zwaards; opdat gij weet, dat er een gericht
3798 Job 20:4 | 4 Weet gij dit? Van altoos af, van
3799 Job 21:27 | verdichtselen, waarmede gij tegen mij geweld doet. ~
3800 Job 21:28 | 28 Want gij zult zeggen: Waar is het
3801 Job 21:29 | voorbijgaanden op den weg, en kent gij hun tekenen niet? ~
3802 Job 21:34 | 34 Hoe vertroost gij mij dan met ijdelheid, dewijl
3803 Job 22:3 | Almachtige nuttigheid, dat gij rechtvaardig zijt; of gewin,
3804 Job 22:3 | rechtvaardig zijt; of gewin, dat gij uw wegen volmaakt? ~
3805 Job 22:6 | 6 Want gij hebt uw broederen zonder
3806 Job 22:6 | klederen der naakten hebt gij uitgetogen. ~
3807 Job 22:7 | 7 Den moede hebt gij geen water te drinken gegeven,
3808 Job 22:7 | en van den hongerige hebt gij het brood onthouden. ~
3809 Job 22:9 | 9 De weduwen hebt gij ledig weggezonden, en de
3810 Job 22:11 | 11 Of gij ziet de duisternis niet,
3811 Job 22:13 | 13 Daarom zegt gij: Wat weet er God van? Zal
3812 Job 22:15 | 15 Hebt gij het pad der eeuw waargenomen,
3813 Job 22:23 | 23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige,
3814 Job 22:23 | bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe
3815 Job 22:24 | 24 Dan zult gij het goud op het stof leggen,
3816 Job 22:26 | 26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen,
3817 Job 22:26 | Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht
3818 Job 22:27 | 27 Gij zult tot Hem ernstiglijk
3819 Job 22:27 | en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. ~
3820 Job 22:28 | 28 Als gij een zaak besluit, zo zal
3821 Job 22:29 | iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging;
3822 Job 26:2 | 2 Hoe hebt gij geholpen dien, die zonder
3823 Job 26:3 | 3 Hoe hebt gij hem geraden, die geen wijsheid
3824 Job 26:4 | 4 Aan wien hebt gij die woorden verhaald? En
3825 Job 27:12 | 12 Ziet, gij zelve allen hebt het gezien;
3826 Job 27:12 | gezien; en waarom wordt gij dus door ijdelheid verijdeld? ~
3827 Job 30:20 | 20 Ik schrei tot U, maar Gij antwoordt mij niet; ik sta,
3828 Job 30:20 | antwoordt mij niet; ik sta, maar Gij acht niet op mij. ~
3829 Job 30:21 | 21 Gij zijt veranderd in een wrede
3830 Job 30:21 | sterkte Uwer hand wederstaat Gij mij hatelijk. ~
3831 Job 30:22 | 22 Gij heft mij op in den wind;
3832 Job 30:22 | heft mij op in den wind; Gij doet mij daarop rijden,
3833 Job 30:22 | doet mij daarop rijden, en Gij versmelt mij het wezen. ~
3834 Job 30:23 | 23 Want ik weet, dat Gij mij ter dood brengen zult,
3835 Job 31:24 | het fijn goud gezegd heb: Gij zijt mijn vertrouwen; ~
3836 Job 32:11 | ulieder aanmerkingen, totdat gij redenen uitgezocht hadt. ~
3837 Job 32:13 | 13 Opdat gij niet zegt: Wij hebben de
3838 Job 33:5 | 5 Zo gij kunt, antwoord mij; schik
3839 Job 33:6 | Zie, ik ben Godes, gelijk gij; uit het leem ben ik ook
3840 Job 33:8 | 8 Zeker, gij hebt gezegd voor mijn oren,
3841 Job 33:12 | 12 Zie, hierin zijt gij niet rechtvaardig, antwoord
3842 Job 33:13 | 13 Waarom hebt gij tegen Hem getwist? Want
3843 Job 34:2 | 2 Hoort, gij wijzen, mijn woorden, en
3844 Job 34:2 | wijzen, mijn woorden, en gij verstandigen, neigt de oren
3845 Job 34:10 | 10 Daarom, gij, lieden van verstand, hoort
3846 Job 34:17 | gewonde verbinden, en zoudt gij den zeer Rechtvaardige verdoemen? ~
3847 Job 34:18 | men tot een koning zeggen: Gij Belial; tot de prinsen:
3848 Job 34:18 | Belial; tot de prinsen: Gij goddelozen! ~
3849 Job 34:32 | Behalve wat ik zie, leer Gij mij; heb ik onrecht gewrocht,
3850 Job 34:33 | iets vergelden zal, dewijl gij Hem versmaadt? Zoudt gij
3851 Job 34:33 | gij Hem versmaadt? Zoudt gij dan verkiezen, en niet ik?
3852 Job 34:33 | verkiezen, en niet ik? Wat weet gij dan? Spreek. ~
3853 Job 35:2 | 2 Houdt gij dat voor recht, dat gij
3854 Job 35:2 | gij dat voor recht, dat gij gezegd hebt: Mijn gerechtigheid
3855 Job 35:3 | 3 Want gij hebt gezegd: Wat zou zij
3856 Job 35:5 | wolken, zij zijn hoger dan gij. ~
3857 Job 35:6 | 6 Indien gij zondigt, wat bedrijft gij
3858 Job 35:6 | gij zondigt, wat bedrijft gij tegen Hem? Indien uw overtredingen
3859 Job 35:6 | menigvuldig zijn, wat doet gij Hem? ~
3860 Job 35:7 | 7 Indien gij rechtvaardig zijt, wat geeft
3861 Job 35:7 | rechtvaardig zijt, wat geeft gij Hem, of wat ontvangt Hij
3862 Job 35:8 | zijn tegen een man, gelijk gij zijt, en uw gerechtigheid
3863 Job 35:14 | 14 Dat gij ook gezegd hebt: Gij zult
3864 Job 35:14 | Dat gij ook gezegd hebt: Gij zult Hem niet aanschouwen;
3865 Job 35:14 | voor Zijn aangezicht, wacht gij dan op Hem. ~
3866 Job 36:17 | 17 Maar gij hebt het gericht des goddelozen
3867 Job 36:19 | Hij uw rijkdom achten, dat gij niet in benauwdheid zoudt
3868 Job 36:21 | ongerechtigheid; overmits gij ze in dezen verkoren heb,
3869 Job 36:23 | weg? Of wie heeft gezegd: Gij hebt onrecht gedaan? ~
3870 Job 36:24 | 24 Gedenk, dat gij Zijn werk groot maakt, hetwelk
3871 Job 36:48 | 15 Weet gij, wanneer God over dezelve
3872 Job 36:49 | 16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen
3873 Job 36:51 | 18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen,
3874 Job 37:4 | 4 Waar waart gij, toen Ik de aarde grondde?
3875 Job 37:4 | Geef het te kennen, indien gij kloek van verstand zijt. ~
3876 Job 37:5 | heeft haar maten gezet, want gij weet het; of wie heeft over
3877 Job 37:11 | zeide: Tot hiertoe zult gij komen, en niet verder, en
3878 Job 37:12 | 12 Hebt gij van uw dagen den morgenstond
3879 Job 37:12 | morgenstond geboden? Hebt gij den dageraad zijn plaats
3880 Job 37:16 | 16 Zijt gij gekomen tot aan de oorsprongen
3881 Job 37:16 | oorsprongen der zee, en hebt gij in het onderste des afgronds
3882 Job 37:17 | des doods ontdekt, en hebt gij gezien de poorten van de
3883 Job 37:18 | 18 Zijt gij met uw verstand gekomen
3884 Job 37:18 | Geef het te kennen, indien gij dit alles weet. ~
3885 Job 37:20 | 20 Dat gij dat brengen zoudt tot zijn
3886 Job 37:20 | zoudt tot zijn pale, en dat gij merken zoudt de paden zijns
3887 Job 37:21 | 21 Gij weet het, want gij waart
3888 Job 37:21 | 21 Gij weet het, want gij waart toen geboren, en uw
3889 Job 37:22 | 22 Zijt gij gekomen tot de schatkameren
3890 Job 37:22 | schatkameren der sneeuw, en hebt gij de schatkameren des hagels
3891 Job 37:31 | 31 Kunt gij de liefelijkheden van het
3892 Job 37:32 | 32 Kunt gij de Mazzaroth voortbrengen
3893 Job 37:33 | 33 Weet gij de verordeningen des hemels,
3894 Job 37:33 | verordeningen des hemels, of kunt gij deszelfs heerschappij op
3895 Job 37:34 | 34 Kunt gij uw stem tot de wolken opheffen,
3896 Job 37:35 | 35 Kunt gij de bliksemen uitlaten, dat
3897 Job 38:1 | 1 Zult gij voor den ouden leeuw roof
3898 Job 38:4 | 4 Weet gij den tijd van het baren der
3899 Job 38:4 | baren der steengeiten? Hebt gij waargenomen den arbeid der
3900 Job 38:5 | 5 Zult gij de maanden tellen, die zij
3901 Job 38:5 | die zij vervullen, en weet gij den tijd van haar baren? ~
3902 Job 38:13 | 13 Zult gij den eenhoorn met zijn touw
3903 Job 38:14 | 14 Zult gij op hem vertrouwen, omdat
3904 Job 38:14 | kracht groot is, en zult gij uw arbeid op hem laten? ~
3905 Job 38:15 | 15 Zult gij hem geloven, dat hij uw
3906 Job 38:22 | 22 Zult gij het paard sterkte geven?
3907 Job 38:22 | paard sterkte geven? Kunt gij zijn hals met donder bekleden? ~
3908 Job 38:23 | 23 Zult gij het beroeren als een sprinkhaan?
3909 Job 39:3 | 3 Zult gij ook Mijn oordeel te niet
3910 Job 39:3 | oordeel te niet maken? Zult Gij Mij verdoemen, opdat gij
3911 Job 39:3 | Gij Mij verdoemen, opdat gij rechtvaardig zijt? ~
3912 Job 39:4 | 4 Hebt gij een arm gelijk God? En kunt
3913 Job 39:4 | arm gelijk God? En kunt gij, gelijk Hij, met de stem
3914 Job 39:20 | 20 Zult gij den Leviathan met den angel
3915 Job 39:20 | tong met een koord, dat gij laat nederzinken? ~
3916 Job 39:21 | 21 Zult gij hem een bieze in den neus
3917 Job 39:23 | verbond met u maken? Zult gij hem aannemen tot een eeuwigen
3918 Job 39:24 | 24 Zult gij met hem spelen gelijk met
3919 Job 39:24 | met een vogeltje, of zult gij hem binden voor uw jonge
3920 Job 39:26 | 26 Zult gij zijn huid met haken vullen,
3921 Job 41:2 | 2 Ik weet, dat Gij alles vermoogt, en dat geen
3922 Job 41:3 | 3 Wie is hij, zegt Gij, die den raad verbergt zonder
3923 Job 41:4 | U vragen, en onderricht Gij mij. ~
3924 Psa 2:7 | HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb
3925 Psa 2:9 | 9 Gij zult hen verpletteren met
3926 Psa 2:9 | met een ijzeren scepter; Gij zult hen in stukken slaan
3927 Psa 2:10 | 10 Nu dan, gij koningen, handelt verstandiglijk;
3928 Psa 2:10 | verstandiglijk; laat u tuchtigen, gij rechters der aarde! ~
3929 Psa 2:12 | opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer
3930 Psa 3:4 | 4Doch Gij, HEERE! zijt een Schild
3931 Psa 3:8 | verlos mij, mijn God; want Gij hebt al mijn vijanden op
3932 Psa 3:8 | tanden der goddelozen hebt Gij verbroken. ~
3933 Psa 4:2 | gerechtigheid! In benauwdheid hebt Gij mij ruimte gemaakt; wees
3934 Psa 4:3 | schande zijn? Hoe lang zult gij de ijdelheid beminnen, de
3935 Psa 4:7 | goede doen zien? Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns,
3936 Psa 4:9 | nederliggen en slapen; want Gij, o HEERE! alleen zult mij
3937 Psa 5:4 | Des morgens, HEERE, zult Gij mijn stem horen; des morgens
3938 Psa 5:5 | 5 Want Gij zijt geen God, Die lust
3939 Psa 5:6 | voor Uw ogen niet bestaan; Gij haat alle werkers der ongerechtigheid. ~
3940 Psa 5:7 | 7 Gij zult de leugensprekers verdoen;
3941 Psa 5:12 | laat hen juichen, omdat Gij hen overdekt; en laat in
3942 Psa 5:13 | 13 Want Gij, HEERE, zult den rechtvaardige
3943 Psa 5:13 | den rechtvaardige zegenen; Gij zult hem met goedgunstigheid
3944 Psa 6:4 | ziel is zeer verschrikt; en Gij, HEERE, hoe lange? ~
3945 Psa 6:9 | 9 Wijkt van mij, al gij werkers der ongerechtigheid;
3946 Psa 7:7 | benauwers, en ontwaak tot mij; Gij hebt het gericht bevolen. ~
3947 Psa 7:10 | bevestig den rechtvaardige, Gij, Die harten en nieren beproeft,
3948 Psa 8:2 | Naam op de ganse aarde! Gij, die Uw majesteit gesteld
3949 Psa 8:3 | en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, om
3950 Psa 8:4 | maan en de sterren, die Gij bereid hebt; ~
3951 Psa 8:5 | 5 Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon
3952 Psa 8:5 | de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt? ~
3953 Psa 8:7 | 7 Gij doet hem heersen over de
3954 Psa 8:7 | over de werken Uwer handen; Gij hebt alles onder zijn voeten
3955 Psa 9:5 | 5 Want Gij hebt mijn recht en mijn
3956 Psa 9:5 | mijn rechtszaak afgedaan; Gij hebt gezeten op den troon,
3957 Psa 9:6 | 6 Gij hebt de heidenen gescholden,
3958 Psa 9:7 | voleind in eeuwigheid, en hebt gij de steden uitgeroeid? Hunlieder
3959 Psa 9:11 | zullen op U vertrouwen, omdat Gij, HEERE, niet hebt verlaten
3960 Psa 9:14 | mijn haters mij aangedaan, Gij, Die mij verhoogt uit de
3961 Psa 10:1 | 1 O HEERE! waarom staat Gij van verre? waarom verbergt
3962 Psa 10:1 | van verre? waarom verbergt Gij U in tijden van benauwdheid? ~
3963 Psa 10:13 | God? zegt in zijn hart: Gij zult het niet zoeken? ~
3964 Psa 10:14 | 14 Gij ziet het immers; want Gij
3965 Psa 10:14 | Gij ziet het immers; want Gij aanschouwt de moeite en
3966 Psa 10:14 | U verlaat zich de arme, Gij zijt geweest een Helper
3967 Psa 10:15 | zijn goddeloosheid, totdat Gij haar niet vindt. ~
3968 Psa 10:17 | 17 HEERE! Gij hebt den wens der zachtmoedigen
3969 Psa 10:17 | der zachtmoedigen gehoord; Gij zult hun hart sterken, Uw
3970 Psa 12:8 | HEERE, zult hen bewaren; Gij zult hen behoeden voor dit
3971 Psa 13:2 | 2Hoe lang, HEERE, zult Gij mij steeds vergeten? Hoe
3972 Psa 13:2 | vergeten? Hoe lang zult Gij Uw aangezicht voor mij verbergen? ~
3973 Psa 16:2 | 2 O mijn ziel! gij hebt tot den HEERE gezegd:
3974 Psa 16:2 | hebt tot den HEERE gezegd: Gij zijt de HEERE, mijn goedheid
3975 Psa 16:5 | mijner erve, en mijns bekers; Gij onderhoudt mijn lot. ~
3976 Psa 16:10 | 10 Want Gij zult mijn ziel in de hel
3977 Psa 16:10 | in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat
3978 Psa 16:11 | 11 Gij zult mij het pad des levens
3979 Psa 17:3 | 3 Gij hebt mijn hart geproefd,
3980 Psa 17:3 | geproefd, des nachts bezocht, Gij hebt mij getoetst. Gij vindt
3981 Psa 17:3 | Gij hebt mij getoetst. Gij vindt niets; hetgeen ik
3982 Psa 17:6 | 6 Ik roep U aan, omdat Gij mij verhoort; o God! neig
3983 Psa 17:7 | weldadigheden wonderbaar, Gij, Die verlost degenen, die
3984 Psa 17:14 | dit leven is, welker buik Gij vervult met Uw verborgen
3985 Psa 18:26 | den goedertierene houdt Gij U goedertieren, bij den
3986 Psa 18:26 | den oprechten man houdt Gij U oprecht. ~
3987 Psa 18:27 | 27 Bij den reine houdt Gij U rein, maar bij den verkeerde
3988 Psa 18:27 | bij den verkeerde bewijst Gij U een Worstelaar. ~
3989 Psa 18:28 | 28 Want Gij verlost het bedrukte volk,
3990 Psa 18:28 | maar de hoge ogen vernedert Gij. ~
3991 Psa 18:29 | 29 Want Gij doet mijn lamp lichten;
3992 Psa 18:36 | 36 Ook hebt Gij mij het schild Uws heils
3993 Psa 18:37 | 37 Gij hebt mijn voetstap ruim
3994 Psa 18:40 | 40 Want Gij omgorddet mij met kracht
3995 Psa 18:40 | met kracht ten strijde; Gij deedt onder mij nederbukken,
3996 Psa 18:41 | 41 En Gij gaaft mij den nek mijner
3997 Psa 18:44 | 44 Gij hebt mij uitgeholpen van
3998 Psa 18:44 | van de twisten des volks; Gij hebt mij gesteld tot een
3999 Psa 18:49 | uithelpt van mijn vijanden; ja, Gij verhoogt mij boven degenen,
4000 Psa 18:49 | die tegen mij opstaan; Gij redt mij van den man des
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-8706 |