Book Chapter: Verse
1 Gen 11:3 | een ieder tot zijn naaste: Kom aan, laat ons tichelen strijken,
2 Gen 11:4 | 4 En zij zeiden: Kom aan, laat ons voor ons een
3 Gen 11:7 | 7 Kom aan, laat Ons nedervaren,
4 Gen 18:9 | 9 Toen zeiden zij: Kom verder aan! Voorts zeiden
5 Gen 18:32 | 32 Kom, laat ons onze vader wijn
6 Gen 23:31 | 31 En hij zeide: Kom in, gij, gezegende des HEEREN!
7 Gen 25:26 | vader Izak zeide tot hem: Kom toch bij, en kus mij, mijn
8 Gen 28:44 | 44 Nu dan, kom, laat ons een verbond maken,
9 Gen 34:13 | broeders niet bij Sichem? Kom, dat ik u tot hen zende.
10 Gen 35:16 | naar den weg, en zeide: Kom toch, laat mij tot u ingaan;
11 Gen 41:9 | gans Egypteland gesteld; kom af tot mij, en vertoef niet. ~
12 Exo 3:10 | 10 Zo kom nu, en Ik zal u tot Farao
13 Exo 3:13 | tot God: Zie, wanneer ik kom tot de kinderen Israels,
14 Exo 18:6 | uw schoonvader Jethro, kom tot u, met uw huisvrouw,
15 Exo 24:12 | zeide de HEERE tot Mozes: Kom tot Mij op den berg, en
16 Num 10:36 | als zij rustte, zeide hij: Kom weder, HEERE! tot de tien
17 Num 22:6 | 6 En nu, kom toch, vervloek mij dit volk,
18 Num 22:11 | gezicht des lands bedekt; kom nu, vervloek het mij; misschien
19 Num 22:17 | zult, dat zal ik doen; zo kom toch, vervloek mij dit volk! ~
20 Num 23:7 | tegen het oosten, zeggende: Kom, vervloek mij Jakob, en
21 Num 23:7 | vervloek mij Jakob, en kom, scheld Israel! ~
22 Num 23:13 | Toen zeide Balak tot hem: Kom toch met mij aan een andere
23 Num 23:27 | zeide Balak tot Bileam: Kom toch, ik zal u aan een ander
24 Num 24:14 | zie, ik ga tot mijn volk; kom, ik zal u raad geven, en
25 Joz 10:6 | niet af van uw knechten, kom haastelijk tot ons op, en
26 Ric 4:22 | tegemoet, en zeide tot hem: Kom, en ik zal u den man wijzen,
27 Ric 8:10 | bomen tot den vijgeboom: Kom gij, wees koning over ons. ~
28 Ric 8:12 | bomen tot den wijnstok: Kom gij, wees koning over ons. ~
29 Ric 8:14 | bomen tot den doornenbos: Kom gij, wees koning over ons. ~
30 Ric 10:6 | En zij zeiden tot Jeftha: Kom, en wees ons tot een overste,
31 Rut 2:14 | was, zeide Boaz tot haar: Kom hier bij, en eet van het
32 Rut 3:17 | want hij zeide tot mij: Kom niet ledig tot uw schoonmoeder. ~
33 1Sa 4:16 | het, die uit de slagorden kom, en ik ben heden uit de
34 1Sa 9:5 | jongen, die bij hem was: Kom en laat ons wederkeren;
35 1Sa 9:10 | jongen: Uw woord is goed, kom, laat ons gaan. En zij gingen
36 1Sa 14:1 | zijn wapenen droeg, zeide: Kom, en laat ons tot de bezetting
37 1Sa 14:6 | die zijn wapenen droeg: Kom, en laat ons tot de bezetting
38 1Sa 17:44 | de Filistijn tot David: Kom tot mij, zo zal ik uw vlees
39 1Sa 17:45 | met een schild; maar ik kom tot u in den Naam van den
40 1Sa 20:11 | zeide Jonathan tot David: Kom, laat ons toch uitgaan in
41 1Sa 20:19 | dagen zult uitgebleven zijn, kom haastig af, en ga tot die
42 1Sa 20:21 | herwaarts, neem hem; en kom gij, want er is vrede voor
43 1Sa 23:20 | 20 Nu dan, o koning, kom spoedig af naar al de begeerte
44 1Sa 23:27 | Saul, zeggende: Haast u, en kom, want de Filistijnen zijn
45 1Sa 25:19 | mijn aangezicht; ziet, ik kom achter ulieden; doch haar
46 2Sa 13:11 | haar, en zeide tot haar: Kom, lig bij mij, mijn zuster! ~
47 2Sa 14:32 | tot u gezonden, zeggende: Kom herwaarts, dat ik u tot
48 2Sa 15:22 | zeide David tot Ithai: Zo kom, en ga over. Alzo ging Ithai,
49 1Kon 1:12| 12 Nu dan, kom, laat mij u toch een raad
50 1Kon 1:42| priester; en Adonia zeide: Kom in, want gij zijt een kloek
51 1Kon 2:30| hem: Zo zegt de koning: Kom uit. En hij zeide: Neen,
52 1Kon 13:7 | sprak tot den man Gods: Kom met mij naar huis, en sterk
53 1Kon 13:15| Toen zeide hij tot hem: Kom met mij naar huis, en eet
54 1Kon 14:6 | deure inkwam, dat hij zeide: Kom in, gij huisvrouw van Jerobeam!
55 1Kon 18:44| tot Achab: Span aan, en kom af, dat u de regen niet
56 1Kon 22:27| totdat ik met vrede weder kom. ~
57 2Kon 1:9 | man Gods! de koning zegt: Kom af. ~
58 2Kon 1:11| Gods! zo zegt de koning: Kom haastelijk af. ~
59 2Kon 4:4 | 4 Kom dan in, en sluit de deur
60 2Kon 5:5 | koning van Syrie: Ga heen, kom, en ik zal een brief aan
61 2Kon 15:8 | koning van Israel, zeggende: Kom, laat ons elkanders aangezicht
62 2Kon 17:7 | ben uw knecht en uw zoon; kom op, en verlos mij uit de
63 2Kon 18:7 | ben uw knecht en uw zoon; kom op, en verlos mij uit de
64 2Kon 20:32| 32 Totdat ik kom, en u haal in een land,
65 1Kro 14:14| omsingel hen van boven, en kom tot hen tegenover de moerbezienbomen. ~
66 1Kro 14:15| toppen der moerbezienbomen, kom dan uit ten strijde; want
67 2Kro 25:17| van Israel, om te zeggen: Kom, laat ons elkanders aangezicht
68 Neh 6:2 | tot mij, om te zeggen: Kom en laat ons te zamen vergaderen
69 Neh 6:7 | naar dat deze zaken zijn; kom dan nu, en laat ons te zamen
70 Psa 17:13 | 13 Sta op, HEERE, kom zijn aangezicht voor, vel
71 Psa 41:8 | 8 Toen zeide ik: Zie, ik kom; in de rol des boeks is
72 Psa 80:3 | Benjamin, en Manasse, en kom tot onze verlossing. ~
73 Spre 3:28| tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik
74 Spre 4:14| 14 Kom niet op het pad der goddelozen,
75 Spre 7:18| 18 Kom, laat ons dronken worden
76 Spre 23:10| oude palen niet terug; en kom op de akkers der wezen niet; ~
77 Spre 25:7 | beter, dat men tot u zegge: Kom hier bovenaan, dan dat men
78 Hoo 2:10 | vriendin, Mijn schone, en kom! ~
79 Hoo 2:13 | vriendin! Mijn schone, en kom! ~
80 Hoo 4:8 | den Libanon af, o bruid! kom bij Mij van den Libanon
81 Hoo 4:16 | Ontwaak, noordenwind! en kom, Gij zuidenwind! doorwaai
82 Hoo 7:11 | 11 Kom, mijn Liefste! laat ons
83 Hoo 8:14 | 14 Kom haastelijk, mijn Liefste!
84 Jes 36:17 | 17 Totdat ik kom en u haal in een land, als
85 Jer 36:14 | neem die in uw hand, en kom. Alzo nam Baruch, de zoon
86 Jer 40:4 | naar Babel te komen, zo kom, en ik zal mijn oog op u
87 Eze 3:4 | mij: Mensenkind, ga henen, kom tot het huis Israels, en
88 Eze 3:11 | 11 En ga henen, kom tot de weggevoerden, tot
89 Eze 37:9 | Heere HEERE: Gij geest! kom aan van de vier winden,
90 Zac 2:10 | dochter Sions; want zie, Ik kom, en Ik zal in het midden
91 Zac 6:10 | Tobia, en van Jedaja, en kom gij te dien dage, en ga
92 Matt 8:9 | gaat; en tot den anderen: Kom! en hij komt; en tot mijn
93 Matt 9:18| terstond gestorven, doch kom en leg Uw hand op haar,
94 Matt 14:29| 29 En Hij zeide: Kom. En Petrus klom neder van
95 Matt 19:21| schat hebben in de hemel; en kom herwaarts, volg Mij. ~
96 Matt 27:40| Gij de Zone Gods zijt, zo kom af van het kruis.
97 Mark 9:24| zeide: Ik geloof, Heere! kom mijn ongelovigheid te hulp. ~
98 Mark 9:25| beveel u, ga uit van hem, en kom niet meer in hem. ~
99 Mark 10:21| hebben in den hemel; en kom herwaarts, neem het kruis
100 Mark 15:30| 30 Behoud Uzelven, en kom af van het kruis. ~
101 Luk 7:8 | gaat; en tot den anderen: Kom en hij komt; en tot mijn
102 Luk 17:7 | inkomt, terstond zal zeggen: Kom bij, en zit aan? ~
103 Luk 18:22 | hebben in den hemel; en kom herwaarts, volg Mij. ~
104 Luk 19:5 | hem: Zacheus! haast u, en kom af; want Ik moet heden in
105 Joha 1:47| Filippus zeide tot hem: Kom en zie. ~
106 Joha 4:16| Ga heen, roep uw man, en kom hier. ~
107 Joha 4:49| hoveling zeide tot Hem: Heere, kom af, eer mijn kind sterft. ~
108 Joha 5:7 | beroerd wordt; en terwijl ik kom, zo daalt een ander voor
109 Joha 8:14| gijlieden weet niet, van waar Ik kom, en waar Ik heenga. ~
110 Joha 8:42| ben van God uitgegaan; en kom van Hem. Want Ik ben ook
111 Joha 11:34| Zij zeiden tot Hem: Heere, kom en zie het. ~
112 Joha 11:43| met grote stemme: Lazarus, kom uit! ~
113 Joha 14:18| zal u geen wezen laten; Ik kom weder tot u. ~
114 Joha 14:28| gezegd heb: Ik ga heen, en kom weder tot u. Indien gij
115 Joha 17:13| 13 Maar nu kom Ik tot U, en spreek dit
116 Hand 10:9 | staande, die hem bad en zeide: Kom over in Macedonie, en help
117 2Kor 13:1 | derde maal, dat ik tot u kom; in den mond van twee of
118 2Kor 13:2 | anderen, dat, zo ik wederom kom, ik hen niet zal sparen; ~
119 Fili 1:27| Christus, opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig
120 Heb 10:7 | 7 Toen sprak Ik: Zie, Ik kom (in het begin des boeks
121 Heb 10:9 | Toen sprak Hij: Zie, Ik kom, om Uw wil te doen, o God!
122 3Joh 1:10| 10 Daarom, indien ik kom, zo zal ik in gedachtenis
123 Open 3:11| 11 Zie, Ik kom haastelijk; houd dat gij
124 Open 4:1 | met mij sprekende, zeide: Kom hier op, en Ik zal u tonen,
125 Open 6:1 | stem van een donderslag: Kom en zie! ~
126 Open 6:3 | het tweede dier zeggen: Kom en zie! ~
127 Open 6:5 | ik het derde dier zeggen: Kom en zie! En ik zag, en ziet,
128 Open 6:7 | vierde dier, die zeide: Kom en zie! ~
129 Open 16:15| 15 Zie, Ik kom als een dief. Zalig is hij,
130 Open 17:1 | met mij, en zeide tot mij: Kom herwaarts, ik zal u tonen
131 Open 21:9 | sprak met mij, zeggende: Kom herwaarts, ik zal u tonen
132 Open 22:7 | 7 Zie, Ik kom haastiglijk zalig is hij,
133 Open 22:12| 12 En zie, Ik kom haastiglijk en Mijn loon
134 Open 22:17| Geest en de Bruid zeggen: Kom! En die het hoort, zegge:
135 Open 22:17| En die het hoort, zegge: Kom! En die dorst heeft, kome;
136 Open 22:20| dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom haastiglijk. Amen. Ja, kom,
137 Open 22:20| kom haastiglijk. Amen. Ja, kom, Heere Jezus! ~
|