Book Chapter: Verse
1 Gen 23:42 | 42 En ik kwam heden aan de
2 Gen 25:42 | 42 Toen aan Rebekka deze woorden
3 Gen 27:77 | 42 Maar als de kudde spade
4 Gen 28:42 | 42 Ten ware de God van mijn
5 Gen 33:42 | 42 De vorst Kenaz, de vorst
6 Gen 37:42 | 42 En Farao nam zijn ring van
7 Gen 38 | 42 ~
8 Exo 12:42 | 42 Dezen nacht zal men den
9 Exo 28:42 | 42 Maak hun ook linnen onderbroeken,
10 Exo 29:42 | 42 Het zal een geduriglijk
11 Exo 39:42 | 42 Naar alles, wat de HEERE
12 Lev 11:42 | 42 Al wat op zijn buik gaat,
13 Lev 13:42 | 42 Maar zo in de kaalheid,
14 Lev 14:42 | 42 Daarna zullen zij andere
15 Lev 22:73 | 42 Zeven dagen zult gij in
16 Lev 24:42 | 42 Want zij zijn Mijn dienstknechten,
17 Lev 25:42 | 42 Dan zal Ik gedenken aan
18 Num 1:42 | 42 Van de zonen van Nafthali,
19 Num 3:42 | 42 Mozes dan telde, gelijk
20 Num 4:42 | 42 En de getelden van de geslachten
21 Num 7:42 | 42 Op den zesden dag offerde
22 Num 14:42 | 42 Trekt niet op, want de HEERE
23 Num 16:42 | 42 En het geschiedde, als de
24 Num 26:42 | 42 Dit zijn de zonen van Dan,
25 Num 31:42 | 42 En van de helft der kinderen
26 Num 31:95 | 42 En Nobah ging heen, en nam
27 Num 32:42 | 42 En zij verreisden van Zalmona,
28 Deu 1:42 | 42 Zo zeide de HEERE tot mij:
29 Deu 4:42 | 42 Opdat daarheen vlood de
30 Deu 28:42 | 42 Al uw geboomte, en de vrucht
31 Deu 32:42 | 42 Ik zal Mijn pijlen dronken
32 Joz 10:42 | 42 En Jozua nam al deze koningen
33 Joz 15:42 | 42 Libna, en Ether, en Asan, ~
34 Joz 19:42 | 42 En Saalabbin, en Ajalon,
35 Joz 22:15 | 42 Deze steden waren elk met
36 Ric 8:42 | 42 En het geschiedde des anderen
37 Ric 19:42 | 42 Zo wendden zij zich voor
38 1Sa 14:42 | 42 Toen zeide Saul: Werpt het
39 1Sa 17:42 | 42 Toen de Filistijn opzag,
40 1Sa 20:42 | 42 Toen zeide Jonathan tot
41 1Sa 25:42 | 42 Abigail nu haastte, en maakte
42 2Sa 19:42 | 42 Toen antwoordden alle mannen
43 2Sa 22:42 | 42 Zij zagen uit, maar er was
44 1Kon 1:42| 42 Als hij nog sprak, ziet,
45 1Kon 2:42| 42 Toen zond de koning, en
46 1Kon 7:42| 42 En de vierhonderd granaatappelen
47 1Kon 8:42| 42 (Want zij zullen horen van
48 1Kon 11:42| 42 De tijd nu, dien Salomo
49 1Kon 18:42| 42 Alzo toog Achab op, om te
50 1Kon 20:42| 42 En hij zeide tot hem: Zo
51 1Kon 22:42| 42 Josafat was vijf en dertig
52 2Kon 4:42| 42 En er kwam een man van Baal-Salisa,
53 1Kro 1:42| 42 De kinderen van Ezer waren
54 1Kro 2:42| 42 De kinderen van Kaleb nu,
55 1Kro 4:42| 42 Ook gingen uit hen, te weten
56 1Kro 6:42| 42 Den zoon van Ethan, den
57 1Kro 9:42| 42 En Achaz gewon Jaera, en
58 1Kro 11:42| 42 Adina, de zoon van Siza,
59 1Kro 16:42| 42 Met hen dan waren Heman
60 2Kro 7:42| 42 O HEERE God! wend het aangezicht
61 Ezra 2:42| 42 De kinderen der poortiers.
62 Ezra 10:42| 42 Sallum, Amarja, Jozef. ~
63 Neh 7:42 | 42 De kinderen van Harim, duizend
64 Neh 12:42 | 42 Voorts Maaseja, en Semaja,
65 Job 41 | 42 ~
66 Psa 18:42 | 42 Zij riepen, maar er was
67 Psa 42:14 | Amen, ja, amen. ~xPsalmen 42 ~
68 Psa 78:42 | 42 Zij dachten niet aan Zijn
69 Psa 89:42 | 42 Allen, die den weg voorbijgingen,
70 Psa 105:42 | 42 Want Hij dacht aan Zijn
71 Psa 106:42 | 42 En hun vijanden hebben hen
72 Psa 107:42 | 42 De oprechten zien het, en
73 Psa 119:42 | 42 Opdat ik mijn smader wat
74 Jes 42 | 42 ~
75 Jer 32:42 | 42 Want zo zegt de HEERE:
76 Jer 42 | 42 ~
77 Jer 48:42 | 42 Want Moab zal verdelgd
78 Jer 50:42 | 42 Boog en spies zullen
79 Jer 51:42 | 42 Een zee is over Babel
80 Klaa 1:86| 42 Nun. Wij hebben overtreden,
81 Eze 16:42 | 42 Zo zal Ik Mijn grimmigheid
82 Eze 20:42 | 42 En gij zult weten,
83 Eze 23:42 | 42 Als nu het geruis der
84 Eze 40:42 | 42 Maar de vier tafelen
85 Eze 42 | 42 ~
86 Dan 2:42 | 42 En de tenen der voeten,
87 Dan 11:42 | 42 En hij zal zijn hand
88 Matt 5:42| 42 Geeft dengene, die iets
89 Matt 10:42| 42 En zo wie een van deze kleinen
90 Matt 12:42| 42 De koningin van het zuiden
91 Matt 13:42| 42 En zullen dezelve in den
92 Matt 21:42| 42 Jezus zeide tot hen: Hebt
93 Matt 22:42| 42 En zeide: Wat dunkt u van
94 Matt 24:42| 42 Waakt dan; want gij weet
95 Matt 25:42| 42 Want Ik ben hongerig geweest,
96 Matt 26:42| 42 Wederom ten tweeden male
97 Matt 27:42| 42 Anderen heeft Hij verlost,
98 Mark 1:42| 42 En als Hij dit gezegd had,
99 Mark 5:42| 42 En terstond stond het dochtertje
100 Mark 6:42| 42 En zij aten allen, en zijn
101 Mark 9:42| 42 En zo wie een van deze kleinen,
102 Mark 10:42| 42 Maar Jezus, het tot Zich
103 Mark 12:42| 42 En er kwam een arme weduwe,
104 Mark 14:42| 42 Staat op, laat ons gaan;
105 Mark 15:42| 42 En als het nu avond was
106 Luk 1:42 | 42 En riep uit met een grote
107 Luk 2:42 | 42 En toen Hij twaalf jaren
108 Luk 4:42 | 42 En als het dag werd, ging
109 Luk 6:42 | 42 Of hoe kunt gij tot uw broeder
110 Luk 7:42 | 42 En als zij niet hadden om
111 Luk 8:42 | 42 Want hij had een enige dochter,
112 Luk 9:42 | 42 En nog, als hij naar Hem
113 Luk 10:42 | 42 Maar een ding is nodig;
114 Luk 11:42 | 42 Maar wee u, Farizeen, want
115 Luk 12:42 | 42 En de Heere zeide: Wie is
116 Luk 18:42 | 42 En Jezus zeide tot hem:
117 Luk 19:42 | 42 Zeggende: Och, of gij ook
118 Luk 20:42 | 42 En David zelf zegt in het
119 Luk 22:42 | 42 Zeggende: Vader, of Gij
120 Luk 23:42 | 42 En hij zeide tot Jezus:
121 Luk 24:42 | 42 En zij gaven Hem een stuk
122 Joha 1:42| 42 Deze vond eerst zijn broeder
123 Joha 4:42| 42 En zeiden tot de vrouw:
124 Joha 5:42| 42 Maar Ik ken ulieden, dat
125 Joha 6:42| 42 En zij zeiden: Is deze niet
126 Joha 7:42| 42 Zegt de Schrift niet, dat
127 Joha 8:42| 42 Jezus dan zeide tot hen:
128 Joha 10:42| 42 En velen geloofden aldaar
129 Joha 11:42| 42 Doch Ik wist, dat Gij Mij
130 Joha 12:42| 42 Nochtans geloofden ook zelfs
131 Joha 19:42| 42 Aldaar dan legden zij Jezus,
132 Hand 2:42| 42 En zij waren volhardende
133 Hand 5:42| 42 En heeft ons geboden den
134 Hand 7:42| 42 En als de Joden uitgegaan
135 Hand 21:42| 42 De raadslag nu der krijgslieden
136 1Kor 15:42| 42 Alzo zal ook de opstanding
|