Book Chapter: Verse
1 Gen 46:7 | alle Farao's knechten, de oudsten van zijn huis, en al de
2 Gen 46:7 | van zijn huis, en al de oudsten des lands van Egypte; ~
3 Exo 3:16 | Ga heen, en verzamel de oudsten van Israel, en zeg tot hen:
4 Exo 3:18 | gij zult gaan, gij en de oudsten van Israel, tot den koning
5 Exo 4:29 | en zij verzamelden al de oudsten der kinderen Israels. ~
6 Exo 12:21 | 21 Mozes dan riep al de oudsten van Israel, en zeide tot
7 Exo 17:5 | volks, en neem met u uit de oudsten van Israel; en neem uw staf
8 Exo 17:6 | deed alzo voor de ogen der oudsten van Israel. ~
9 Exo 19:7 | En Mozes kwam en riep de oudsten des volks, en stelde voor
10 Exo 24:1 | Abihu, en zeventig van de oudsten van Israel; en buigt u neder
11 Exo 24:9 | Abihu, en zeventig van de oudsten van Israel. ~
12 Exo 24:14 | 14 En hij zeide tot de oudsten: Blijft gij ons hier, totdat
13 Lev 4:15 | 15 En de oudsten der vergadering zullen hun
14 Lev 9:1 | Aaron en zijn zonen, en de oudsten van Israel; ~
15 Num 11:16 | Mij zeventig mannen uit de oudsten van Israel, dewelke gij
16 Num 11:16 | dewelke gij weet, dat zij de oudsten des volks en deszelfs ambtlieden
17 Num 11:24 | verzamelde zeventig mannen uit de oudsten des volks, en stelde hen
18 Num 11:25 | de zeventig mannen, die oudsten; en het geschiedde, als
19 Num 11:30 | tot het leger, hij en de oudsten van Israel. ~
20 Num 16:25 | en achter hem gingen de oudsten van Israel. ~
21 Num 22:4 | Derhalve zeide Moab tot de oudsten der Midianieten: Nu zal
22 Num 22:7 | 7 Toen gingen de oudsten der Moabieten, en de oudsten
23 Num 22:7 | oudsten der Moabieten, en de oudsten der Midianieten, en hadden
24 Deu 5:23 | hoofden uwer stammen, en uw oudsten, ~
25 Deu 19:12 | 12 Zo zullen de oudsten zijner stad zenden, en nemen
26 Deu 21:2 | 2 Zo zullen uw oudsten en uw rechters uitgaan,
27 Deu 21:3 | verslagene, daar zullen de oudsten derzelver stad een jonge
28 Deu 21:4 | 4 En de oudsten derzelver stad zullen de
29 Deu 21:6 | 6 En alle oudsten derzelver stad, die naast
30 Deu 21:19 | zullen hem uitbrengen tot de oudsten zijner stad, en tot de poorte
31 Deu 21:20 | zij zullen zeggen tot de oudsten zijner stad: Deze onze zoon
32 Deu 22:15 | moeder nemen, en tot de oudsten der stad aan de poort uitbrengen,
33 Deu 22:16 | jonge dochter zal tot de oudsten zeggen: Ik heb mijn dochter
34 Deu 22:17 | voor het aangezicht van de oudsten der stad uitbreiden. ~
35 Deu 22:18 | 18 Dan zullen de oudsten derzelver stad dien man
36 Deu 25:7 | opgaan naar de poort tot de oudsten, en zeggen: Mijns mans broeder
37 Deu 25:8 | 8 Dan zullen hem de oudsten zijner stad roepen, en tot
38 Deu 25:9 | broeders vrouw voor de ogen der oudsten tot hem toetreden, en zijn
39 Deu 27:1 | En Mozes, te zamen met de oudsten van Israel, gebood het volk,
40 Deu 29:10 | hoofden uwer stammen, uw oudsten, en uw ambtlieden, alle
41 Deu 31:9 | HEEREN droegen, en aan alle oudsten van Israel. ~
42 Deu 31:28 | Vergadert tot mij al de oudsten uwer stammen, en uw ambtlieden;
43 Joz 7:6 | den avond toe, hij en de oudsten van Israel; en zij wierpen
44 Joz 8:10 | en hij trok op, hij en de oudsten van Israel, voor het aangezicht
45 Joz 8:33 | En gans Israel met zijn oudsten, en ambtlieden, en zijn
46 Joz 9:11 | Daarom spraken tot ons onze oudsten, en al de inwoners onzes
47 Joz 20:4 | spreken voor de oren van de oudsten derzelver stad; dan zullenzij
48 Joz 24:2 | riep Jozua gans Israel, hun oudsten, en hun hoofden, en hun
49 Joz 25:1 | te Sichem, en hij riep de oudsten van Israel, en deszelfs
50 Joz 25:31 | Jozua, en al de dagen van de oudsten, die lang na Jozua leefden,
51 Ric 2:7 | Jozua, en al de dagen der oudsten, die lang geleefd hadden
52 Ric 7:14 | oversten van Sukkoth, en hun oudsten, zeven en zeventig mannen. ~
53 Ric 7:16 | 16 En hij nam de oudsten dier stad, en doornen der
54 Ric 10:5 | Israel krijgden, dat de oudsten van Gilead heengingen, om
55 Ric 10:7 | Maar Jeftha zeide tot de oudsten van Gilead: Hebt gijlieden
56 Ric 10:8 | 8 En de oudsten van Gilead zeiden tot Jeftha:
57 Ric 10:9 | Toen zeide Jeftha tot de oudsten van Gilead: Zo gijlieden
58 Ric 10:10 | 10 En de oudsten van Gilead zeiden tot Jeftha:
59 Ric 10:11 | Alzo ging Jeftha met de oudsten van Gilead, en het volk
60 Ric 20:16 | 16 En de oudsten der vergadering zeiden:
61 Rut 4:2 | hij nam tien mannen van de oudsten der stad, en zeide: Zet
62 Rut 4:4 | in tegenwoordigheid der oudsten mijns volks; zo gij het
63 Rut 4:9 | 9 Toen zeide Boaz tot de oudsten en al het volk: Gijlieden
64 Rut 4:11 | poort was, mitsgaders de oudsten zeiden: Wij zijn getuigen;
65 1Sa 4:3 | gekomen was, zo zeiden de oudsten van Israel: Waarom heeft
66 1Sa 8:4 | Toen vergaderden zich alle oudsten van Israel, en zij kwamen
67 1Sa 11:3 | 3 Toen zeiden tot hem de oudsten Jabes: Laat zeven dagen
68 1Sa 15:30 | eer mij toch nu voor de oudsten mijns volks, en voor Israel;
69 1Sa 16:4 | Bethlehem. Toen kwamen de oudsten der stad bevende hem tegemoet,
70 1Sa 30:26 | kwam, zo zond hij tot de oudsten van Juda, zijn vrienden,
71 2Sa 3:17 | Abner nu had woorden met de oudsten van Israel, zeggende: Gij
72 2Sa 5:3 | 3 Alzo kwamen alle oudsten van Israel tot den koning
73 2Sa 12:17 | 17 Toen maakten zich de oudsten van zijn huis op tot hem,
74 2Sa 17:4 | en in de ogen van alle oudsten Israels. ~
75 2Sa 17:15 | Achitofel Absalom en den oudsten van Israel geraden, maar
76 2Sa 19:11 | zeggende: Spreekt tot de oudsten van Juda, zeggende: Waarom
77 1Kon 8:1 | Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en al de hoofden
78 1Kon 8:3 | 3 En al de oudsten van Israel kwamen; en de
79 1Kon 12:6 | Rehabeam hield raad met de oudsten, die gestaan hadden voor
80 1Kon 12:8 | hij verliet den raad der oudsten, dien zij hem geraden hadden;
81 1Kon 12:13| hij verliet den raad der oudsten, dien zij hem geraden hadden. ~
82 1Kon 20:7 | de koning van Israel alle oudsten des lands, en zeide: Merkt
83 1Kon 20:8 | 8 Doch al de oudsten, en het ganse volk, zeiden
84 1Kon 21:8 | en zond de brieven tot de oudsten en tot de edelen, die in
85 1Kon 21:11| mannen zijner stad, die oudsten en die edelen, die in zijn
86 2Kon 6:32| zat in zijn huis, en de oudsten zaten bij hem.) En hij zond
87 2Kon 6:32| was, had hij gezegd tot de oudsten: Hebt gijlieden gezien,
88 2Kon 10:1 | oversten van Jizreel, de oudsten, en tot de voedsterheren
89 2Kon 10:5 | over de stad was, en de oudsten, en de voedsterheren zonden
90 2Kon 21:2 | Sebna, den schrijver, en de oudsten der priesteren, met zakken
91 2Kon 25:1 | tot hem verzamelden al de oudsten van Juda en Jeruzalem. ~
92 1Kro 11:3 | 3 Ook kwamen alle oudsten in Israel tot den koning
93 1Kro 15:25| geschiedde nu, dat David en de oudsten van Israel, en de oversten
94 1Kro 22:16| toen viel David, en de oudsten, bedekt met zakken, op hun
95 2Kro 5:2 | Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en al de hoofden
96 2Kro 5:4 | 4 En al de oudsten van Israel kwamen, en de
97 2Kro 6:2 | Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en al de hoofden
98 2Kro 6:4 | 4 En al de oudsten van Israel kwamen, en de
99 2Kro 11:6 | Rehabeam hield raad met de oudsten, die gestaan hadden voor
100 2Kro 11:8 | hij verliet den raad der oudsten, dien zij hem geraden hadden;
101 2Kro 11:13| Rehabeam verliet den raad der oudsten. ~
102 2Kro 34:29| henen, en verzamelde alle oudsten van Juda en Jeruzalem. ~
103 2Kro 37:17| niet, noch de maagden, de oudsten noch de stokouden; Hij gaf
104 Ezra 5:5 | oog huns Gods was over de oudsten der Joden, dat zij hun niet
105 Ezra 5:9 | Toen hebben wij denzelven oudsten gevraagd, en aldus tot hen
106 Ezra 6:7 | landvoogd der Joden en de oudsten der Joden dit huis Gods
107 Ezra 6:8 | gijlieden doen zult aan de oudsten dezer Joden, om dit huis
108 Ezra 6:14| 14 En de oudsten der Joden bouwden en gingen
109 Ezra 10:8 | raad der vorsten en der oudsten, al zijn have zou verbannen
110 Ezra 10:14| tijden komen, en met hen de oudsten van elke stad en derzelver
111 Psa 105:22 | naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. ~
112 Psa 107:32 | en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. ~
113 Spre 31:23| poorten, als hij zit met de oudsten des lands. ~
114 Jes 3:14 | komt ten gerichte tegen de oudsten Zijns volks en deszelfs
115 Jes 24:23 | Jeruzalem, en voor zijn oudsten zal heerlijkheid zijn. ~ ~
116 Jes 37:2 | Sebna, den schrijver, en de oudsten der priesteren, met zakken
117 Jer 19:1 | pottenbakkerskruik, en neem tot u van de oudsten des volks, en van de oudsten
118 Jer 19:1 | oudsten des volks, en van de oudsten der priesteren. ~
119 Jer 26:17 | stonden er mannen op, van de oudsten des lands, en spraken tot
120 Jer 29:1 | Jeruzalem tot de overige oudsten, die gevankelijk waren weggevoerd,
121 Klaa 1:19| mijn priesters en mijn oudsten hebben in de stad den geest
122 Klaa 1:32| 10 Jod. De oudsten der dochter Sions zitten
123 Eze 7:26 | en de raad van de oudsten. ~
124 Eze 8:1 | in mijn huis zat, en de oudsten van Juda voor mijn aangezicht
125 Eze 8:11 | En zeventig mannen uit de oudsten van het huis Israels, met
126 Eze 8:12 | gezien, mensenkind, wat de oudsten van het huis Israels doen
127 Eze 14:1 | kwamen tot mij mannen uit de oudsten van Israel, en zaten neder
128 Eze 20:1 | maand, dat er mannen uit de oudsten van Israel kwamen, om den
129 Eze 20:3 | Mensenkind, spreek tot de oudsten van Israel, en zeg tot hen:
130 Eze 27:9 | 9 De oudsten van Gebal en haar wijzen
131 Joe 1:2 | 2 Hoort dit, gij oudsten! en neemt ter oren, alle
132 Joe 1:14 | verbodsdag uit, verzamelt de oudsten, en alle inwoners dezes
133 Joe 2:16 | de gemeente, vergadert de oudsten, verzamelt de kinderkens,
134 Joha 8:9 | andere, beginnende van de oudsten tot de laatsten; en Jezus
|