Book Chapter: Verse
1 Gen 16:4 | 4 Mij aangaande, zie, Mijn verbond is met
2 Gen 16:20 | 20 En aangaande Ismael heb Ik u verhoord;
3 Gen 23:27 | nagelaten heeft van mijn heer; aangaande mij, de HEERE heeft mij
4 Gen 37:32 | 32 En aangaande, dat die droom aan Farao
5 Gen 39:14 | met u late gaan! En mij aangaande, als ik van kinderen beroofd
6 Gen 43:21 | 21 En aangaande het volk, dat zette hij
7 Gen 45:19 | 19 Aangaande Gad, een bende zal hem aanvallen;
8 Exo 9:30 | Nochtans u en uw knechten aangaande, weet ik, dat gijlieden
9 Exo 12:22 | bekken zijn zal; doch u aangaande, niemand zal uitgaan uit
10 Exo 27:19 | 19 Aangaande al het gereedschap des tabernakels,
11 Lev 7:19 | het verbrand worden; maar aangaande het andere vlees, dat vlees
12 Lev 24:32 | 32 Aangaande de steden der Levieten,
13 Lev 24:44 | 44 Aangaande uw slaaf of uw slavin, die
14 Lev 25:36 | 36 En aangaande de overgeblevenen onder
15 Lev 26:32 | 32 Aangaande al de tienden van runderen
16 Num 3:46 | 46 Aangaande de tweehonderd drie en zeventig,
17 Num 4:29 | 29 Aangaande de zonen van Merari, die
18 Num 14:32 | 32 Maar u aangaande, uw dode lichamen zullen
19 Num 30:9 | 9 Aangaande de gelofte ener weduwe,
20 Num 31:53 | 53 Aangaande de krijgslieden, een iegelijk
21 Num 33:6 | 6 Aangaande de landpale van het westen,
22 Deu 18:14 | guichelaars en waarzeggers; maar u aangaande, de HEERE, uw God, heeft
23 Deu 23:8 | 8 Aangaande de kinderen, die hun zullen
24 Deu 28:54 | 54 Aangaande den man, die teder onder
25 Deu 28:56 | 56 Aangaande de tedere en wellustige
26 Joz 14:2 | dienst van Mozes geboden had, aangaande de negen stammen en den
27 Joz 24:9 | en machtige volken; en u aangaande, niemand heeft voor uw aangezicht
28 Joz 25:15 | welker land gij woont; maar aangaande mij, en mijn huis, wij zullen
29 Ric 2:2 | 2 En ulieden aangaande, gij zult geen verbond maken
30 Ric 20:5 | was een grote eed geschied aangaande dengene, die niet opkwam
31 1Sa 9:20 | 20 Want de ezelinnen aangaande, die gij heden den derden
32 1Sa 20:23 | 23 En aangaande de zaak, waarvan ik en gij
33 1Kon 6:12| 12 Aangaande dit huis, dat gij bouwt,
34 1Kon 8:41| 41 Zelfs ook aangaande den vreemde, die van Uw
35 1Kon 9:8 | 8 En aangaande dit huis, dat verheven zal
36 1Kon 9:20| 20 Aangaande al het volk, dat overgebleven
37 1Kon 10:1 | gerucht van Salomo hoorde, aangaande den Naam des HEEREN, kwam
38 1Kon 10:28| Salomo uit Egypte had; en aangaande het linnen garen, de kooplieden
39 1Kon 12:17| 17 Doch aangaande de kinderen van Israel,
40 1Kon 14:5 | een zaak van u te vragen, aangaande haar zoon, want hij is krank;
41 2Kon 24:18| de HEERE, de God Israels: Aangaande de woorden, die gij gehoord
42 2Kon 27:22| 22 Maar aangaande het volk, dat in het land
43 2Kon 27:30| 30 En aangaande zijn tering, een gedurige
44 1Kro 5:7 | 7 Aangaande zijn broederen in hun huisgezinnen,
45 1Kro 24:14| 14 Aangaande nu Mozes, den man Gods,
46 1Kro 24:19| 19 Aangaande de kinderen van Hebron:
47 1Kro 24:20| 20 Aangaande de kinderen van Uzziel:
48 1Kro 24:26| 26 En ook aangaande de Levieten, dat zij den
49 1Kro 25:1 | 1 Aangaande nu de kinderen van Aaron,
50 1Kro 25:21| 21 Aangaande Rehabja: van de kinderen
51 1Kro 25:29| 29 Aangaande Kis: de kinderen van Kis
52 1Kro 26:3 | 3 Aangaande Jeduthun: de kinderen van
53 1Kro 26:4 | 4 Aangaande Heman: de kinderen van Heman
54 1Kro 27:1 | 1 Aangaande de verdelingen der poortiers:
55 1Kro 28:1 | alle zaken der verdelingen, aangaande en afgaande van maand tot
56 2Kro 1:16| Salomo uit Egypte had; en aangaande het linnengaren, de kooplieden
57 2Kro 3:11| 11 Aangaande de vleugelen der cherubim,
58 2Kro 4:22| wierookvaten, van gesloten goud; aangaande den ingang van het huis,
59 2Kro 7:32| 32 Zelfs ook aangaande den vreemde, die van Uw
60 2Kro 8:17| 17 En u aangaande, zo gij voor Mijn aangezicht
61 2Kro 9:7 | 7 Aangaande al het volk, dat overgebleven
62 2Kro 9:15| priesteren en de Levieten, aangaande alle zaken, en aangaande
63 2Kro 9:15| aangaande alle zaken, en aangaande de schatten. ~
64 2Kro 10:29| gezichten van Jedi, den ziener, aangaande Jerobeam, den zoon van Nebat? ~
65 2Kro 11:17| 17 Doch aangaande de kinderen van Israel,
66 2Kro 14:10| 10 Maar ons aangaande, de HEERE is onze God, en
67 2Kro 16:16| 16 Aangaande ook Maacha, de moeder van
68 2Kro 17:9 | 9 Want den HEERE aangaande, Zijn ogen doorlopen de
69 2Kro 24:27| 27 Aangaande nu zijn zonen, en de grootheid
70 2Kro 31:9 | priesteren en de Levieten aangaande die hopen. ~
71 2Kro 34:26| de HEERE, de God Israels: Aangaande de woorden, die gij hebt
72 Ezra 7:24| laten wij ulieden weten, aangaande alle priesteren en Levieten,
73 Ezra 10:2 | hope voor Israel, dezen aangaande. ~
74 Est 39 | aangaande zijn leven verzoek te doen;
75 Job 21:4 | 4 Is (mij aangaande) mijn klacht tot den mens?
76 Psa 17:4 | 4 Aangaande de handelingen des mensen,
77 Psa 36:13 | 13 Mij aangaande daarentegen, als zij krank
78 Psa 42:13 | 13 Want mij aangaande, Gij onderhoudt mij in mijn
79 Psa 49:7 | 7 Aangaande degenen, die op hun goed
80 Psa 55:17 | 17 Mij aangaande, ik zal tot God roepen,
81 Psa 69:14 | 14 Maar mij aangaande, mijn gebed is tot U, o
82 Psa 73:2 | 2 Maar mij aangaande, mijn voeten waren bijna
83 Psa 73:28 | 28 Maar mij aangaande, het is mij goed nabij God
84 Psa 90:10 | 10 Aangaande de dagen onzer jaren, daarin
85 Psa 92:12 | mijn oren zullen het horen, aangaande de boosdoeners, die tegen
86 Psa 115:16 | 16 Aangaande den hemel, de hemel is des
87 Psa 140:10 | 10 Aangaande het hoofd dergenen, die
88 Jes 60:21 | 21 Mij aangaande, dit is Mijn Verbond met
89 Jer 12:14 | Alzo zegt de HEERE: Aangaande al Mijn boze naburen, die
90 Jer 14:15 | Daarom zegt de HEERE alzo: Aangaande de profeten, die in Mijn
91 Jer 21:11 | 11 En aangaande het huis des konings van
92 Jer 23:9 | 9 Aangaande de profeten. Mijn hart wordt
93 Jer 23:34 | 34 En aangaande den profeet, of den priester,
94 Jer 30:13 | niemand, die uw zaak oordeelt, aangaande het gezwel; gij hebt geen
95 Jer 44:16 | 16 Aangaande het woord, dat gij tot ons
96 Jer 44:25 | de God Israels, zeggende: Aangaande u en uw vrouwen, zij hebben
97 Jer 52:21 | 21 Aangaande de pilaren, achttien ellen
98 Jer 52:34 | 34 En aangaande zijn tering, een gedurige
99 Eze 1:13 | 13 Aangaande de gelijkenis der dieren,
100 Eze 3:25 | 25 Want u aangaande, mensenkind, ziet, zij zouden
101 Eze 7:13 | ware; overmits het gezicht, aangaande de gehele menigte van het
102 Eze 10:10 | 10 En aangaande hun gedaanten, die vier
103 Eze 10:13 | 13 Aangaande de raderen, elkeen derzelve
104 Eze 10:22 | 22 En aangaande de gelijkenis van hun aangezichten,
105 Eze 16:4 | 4 En aangaande uw geboorten: ten dage,
106 Eze 33:12 | dage zijner overtreding; en aangaande de goddeloosheid des
107 Eze 40:20 | 20 Aangaande de poort nu, die den weg
108 Eze 41:21 | tempels waren vierkant; en aangaande het voorste deel des heiligdoms,
109 Eze 45:8 | 8 Dit land aangaande, het zal hem tot een bezitting
110 Eze 45:14 | 14 Aangaande de inzetting van olie, van
111 Eze 48:23 | 23 Aangaande voorts het overige der stammen;
112 Dan 6:18 | geweldigen, opdat de wil aangaande Daniel niet zou veranderd
113 Dan 7:12 | 12 Aangaande ook de overige dieren, men
114 Dan 7:20 | 20 En aangaande de tien hoornen die op zijn
115 Hos 8:13 | 13 Aangaande de offeranden Mijner gaven,
116 Hos 9:11 | 11 Aangaande Efraim, hunlieder heerlijkheid
117 Zac 3:9 | 9 Want ziet, aangaande dien steen, welken Ik gelegd
118 Zac 9:11 | 11 U ook aangaande, o Sion! door het bloed
119 Mark 12:26| 26 Doch aangaande de doden, dat zij opgewekt
120 Luk 24:19 | zeiden tot Hem: De dingen aangaande Jezus den Nazarener, Welke
121 Hand 15:21| 21 En zij zijn aangaande u bericht, dat gij al de
122 Hand 15:24| aan hetgeen, waarvan zij, aangaande u, bericht zijn; maar dat
123 Hand 22:21| Wij hebben noch brieven u aangaande van Judea ontvangen; noch
124 Rom 11:28 | Zo zijn zij wel vijanden aangaande het Evangelie, om uwentwil,
125 Rom 11:28 | Evangelie, om uwentwil, maar aangaande de verkiezing zijn zij beminden,
126 1Kor 7:1 | 1 Aangaande nu de dingen, waarvan gij
127 1Kor 7:25| 25 Aangaande de maagden nu, heb ik geen
128 1Kor 8:1 | 1 Aangaande nu de dingen, die den afgoden
129 1Kor 8:4 | 4 Aangaande dan het eten der dingen,
130 1Kor 16:1 | 1 Aangaande nu de verzameling, die voor
131 Efez 4:22| dat gij zoudt afleggen, aangaande de vorige wandeling, den
132 Kol 4:10 | Markus, de neef van Barnabas, aangaande welken gij bevelen ontvangen
133 2Tim 3:8 | van verstand, verwerpelijk aangaande het geloof. ~
134 Heb 11:20 | zonen Jakob en Ezau gezegend aangaande toekomende dingen. ~
|