Book Chapter: Verse
1 Gen 28:21 | aangezicht naar het gebergte Gilead. ~
2 Gen 28:23 | hem op het gebergte van Gilead.
3 Gen 28:25 | zijne op het gebergte van Gilead. ~
4 Gen 28:47 | maar Jakob noemde denzelven Gilead. ~
5 Gen 28:48 | Daarom noemde men zijn naam Gilead, ~
6 Gen 34:25 | van Ismaelieten kwam uit Gilead; en hun kemelen droegen
7 Num 26:29 | Machirieten; Machir nu gewon Gilead; van Gilead was het geslacht
8 Num 26:29 | Machir nu gewon Gilead; van Gilead was het geslacht der Gileadieten. ~
9 Num 26:30 | 30 Dit zijn de zonen van Gilead: van Jezer het geslacht
10 Num 27:1 | van Hefer, den zoon van Gilead, den zoon van Machir, den
11 Num 31:54 | Jaezer, en het land van Gilead, en ziet, deze plaats was
12 Num 31:79 | aldaar zijn in de steden van Gilead; ~
13 Num 31:82 | zo zult gij hun het land Gilead ter bezitting geven. ~
14 Num 31:92 | van Manasse, gingen naar Gilead, en namen dat in, en zij
15 Num 31:93 | 40 Zo gaf Mozes Gilead aan Machir, den zoon van
16 Num 35:1 | geslacht de kinderen van Gilead, den zoon van Machir, den
17 Deu 2:36 | aan de beek is, ook tot Gilead toe, was er geen stad, die
18 Deu 3:10 | platten lands, en het ganse Gilead, en het ganse Bazan, tot
19 Deu 3:12 | helft van het gebergte van Gilead, met de steden van hetzelve,
20 Deu 3:13 | 13 En het overige van Gilead, mitsgaders het ganse Bazan,
21 Deu 3:15 | 15 En aan Machir gaf ik Gilead. ~
22 Deu 3:16 | Rubenieten en Gadieten gaf ik van Gilead af tot aan de beek Arnon,
23 Deu 4:43 | Rubenieten; en Ramoth in Gilead, voor de Gadieten; en Golan
24 Deu 34:1 | wees hem dat ganse land, Gilead tot Dan toe; ~
25 Joz 12:2 | der beek en de helft van Gilead, en tot aan de beek Jabbok,
26 Joz 12:5 | Maachathieten; en de helft van Gilead, de landpale van Sihon,
27 Joz 13:11 | 11 En Gilead, en de landpale der Gezurieten,
28 Joz 13:25 | Jaezer, en al de steden van Gilead, en het halve land der kinderen
29 Joz 13:31 | 31 En het halve Gilead, en Astharoth, en Edrei,
30 Joz 17:1 | van Manasse, de vader van Gilead; omdat hij een krijgsman
31 Joz 17:1 | krijgsman was, zo had hij Gilead en Bazan. ~
32 Joz 17:3 | van Hefer, den zoon van Gilead, den zoon van Machir, den
33 Joz 17:5 | snoeren toe, behalve het land Gilead en Bazan, dat op gene zijde
34 Joz 17:6 | zijner zonen; en het land Gilead hadden de overgebleven kinderen
35 Joz 20:8 | van Ruben; en Ramoth in Gilead, van denstam van Gad; en
36 Joz 22:11 | des doodslagers, Ramoth in Gilead, en haar voorsteden, en
37 Joz 23:9 | te gaan naar het land van Gilead, naar het land hunner bezitting,
38 Joz 23:13 | van Manasse, in het land Gilead, Pinehas, den zoon van Eleazar,
39 Joz 23:15 | Manasse kwamen, in het land Gilead, zo spraken zij met hen,
40 Joz 23:32 | kinderen van Gad, uit het land Gilead, naar het land Kanaan, tot
41 Ric 4:41 | 17 Gilead bleef aan gene zijde der
42 Ric 6:3 | zich naar het gebergte van Gilead! Toen keerden uit het volk
43 Ric 9:4 | dewelke in het land van Gilead zijn. ~
44 Ric 9:8 | land der Amorieten, dat in Gilead is. ~
45 Ric 9:17 | bijeengeroepen, en legerden zich in Gilead; daarentegen werden de kinderen
46 Ric 9:18 | het volk, de oversten van Gilead, de een tot den ander: Wie
47 Ric 9:18 | zijn over alle inwoners van Gilead. ~ ~
48 Ric 10:1 | was een hoerekind; doch Gilead had Jeftha gegenereerd. ~
49 Ric 10:5 | krijgden, dat de oudsten van Gilead heengingen, om Jeftha te
50 Ric 10:7 | zeide tot de oudsten van Gilead: Hebt gijlieden mij niet
51 Ric 10:8 | 8 En de oudsten van Gilead zeiden tot Jeftha: Daarom
52 Ric 10:8 | over alle inwoners van Gilead. ~
53 Ric 10:9 | Jeftha tot de oudsten van Gilead: Zo gijlieden mij wederhaalt,
54 Ric 10:10 | 10 En de oudsten van Gilead zeiden tot Jeftha: De HEERE
55 Ric 10:11 | Jeftha met de oudsten van Gilead, en het volk stelde hem
56 Ric 10:29 | HEEREN op Jeftha, dat hij Gilead en Manasse doortrok; want
57 Ric 10:29 | hij trok door tot Mizpa in Gilead, en van Mizpa in Gilead
58 Ric 10:29 | Gilead, en van Mizpa in Gilead trok hij door tot de kinderen
59 Ric 11:4 | vergaderde alle mannen van Gilead, en streed met Efraim; en
60 Ric 11:4 | Efraim; en de mannen van Gilead sloegen Efraim, want de
61 Ric 11:5 | zo zeiden de mannen van Gilead tot hem: Zijt gij een Efraimiet?
62 Ric 11:7 | begraven in de steden van Gilead. ~
63 Ric 19:1 | Ber-seba toe, ook het land van Gilead, tot den HEERE te Mizpa. ~
64 Ric 20:8 | Mizpa? En ziet, van Jabes in Gilead was niemand opgekomen in
65 Ric 20:9 | de inwoners van Jabes in Gilead. ~
66 Ric 20:10 | de inwoners van Jabes in Gilead, met de vrouwen en de kinderkens. ~
67 Ric 20:12 | de inwoners van Jabes in Gilead vierhonderd jonge dochters,
68 Ric 20:14 | de vrouwen van Jabes in Gilead; maar alzo waren er nog
69 1Sa 11:1 | op, en belegerde Jabes in Gilead. En al de mannen van Jabes
70 1Sa 11:9 | gijlieden den mannen te Jabes in Gilead zeggen: Morgen zal u verlossing
71 1Sa 13:7 | Jordaan in het land van Gad en Gilead. Toen Saul nog zelf te Gilgal
72 1Sa 31:11 | de inwoners van Jabes in Gilead daarvan hoorden, wat de
73 2Sa 2:4 | zijn de mannen van Jabes in Gilead, die Saul begraven hebben. ~
74 2Sa 2:5 | tot de mannen van Jabes in Gilead, en hij zeide tot hen: Gezegend
75 2Sa 2:9 | maakte hem ten koning over Gilead, en over de Aschurieten,
76 2Sa 17:26 | legerden zich in het land van Gilead. ~
77 2Sa 21:12 | de burgeren van Jabes in Gilead, die dezelve gestolen hadden
78 2Sa 24:6 | 6 Voorts kwamen zij in Gilead, en in het lage land Hodsi;
79 1Kon 4:13| van Geber was te Ramoth in Gilead; hij had de dorpen van Jair,
80 1Kon 4:13| zoon van Manasse, die in Gilead zijn; ook had hij de streek
81 1Kon 4:19| van Uri, was in het land Gilead, het land van Sihon, den
82 1Kon 17:1 | Thisbiet, van de inwoneren van Gilead, zeide tot Achab: Zo waarachtig
83 1Kon 22:3 | Weet gij, dat Ramoth in Gilead onze is? En wij zijn stil,
84 1Kon 22:4 | den strijd naar Ramoth in Gilead? En Josafat zeide tot den
85 1Kon 22:6 | Zal ik tegen Ramoth in Gilead ten strijde trekken, of
86 1Kon 22:12| Trek op naar Ramoth in Gilead, en gij zult voorspoedig
87 1Kon 22:15| zullen wij naar Ramoth in Gilead ten strijde trekken, of
88 1Kon 22:20| optrekke en valle te Ramoth in Gilead? De een nu zeide aldus,
89 1Kon 22:29| Juda, op naar Ramoth in Gilead. ~
90 2Kon 8:28| den strijd, te Ramoth in Gilead, tegen Hazael, den koning
91 2Kon 9:1 | en ga heen naar Ramoth in Gilead. ~
92 2Kon 9:4 | profeet, naar Ramoth in Gilead. ~
93 2Kon 9:14| Joram nu had Ramoth in Gilead bewaard, hij en gans Israel,
94 2Kon 10:33| zon, het ganse land van Gilead, der Gadieten, en der Rubenieten,
95 2Kon 10:33| de beek van Arnon is, en Gilead, en Basan. ~
96 2Kon 16:29| en Kedes, en Hazor, en Gilead, en Galilea, het ganse land
97 1Kro 2:21| van Machir, den vader van Gilead, en hij nam ze, toen hij
98 1Kro 2:22| twintig steden in het land van Gilead. ~
99 1Kro 2:23| van Machir, den vader van Gilead. ~
100 1Kro 5:9 | geworden in het land van Gilead. ~
101 1Kro 5:10| de gehele oostzijde van Gilead. ~
102 1Kro 5:14| van Jaroah, den zoon van Gilead, den zoon van Michael, den
103 1Kro 5:16| 16 En zij woonden in Gilead, in Basan, en in haar onderhorige
104 1Kro 6:80| stam van Gad: Ramoth in Gilead, en haar voorsteden, en
105 1Kro 7:14| Asriel, welken de vrouw van Gilead baarde; doch zijn bijwijf,
106 1Kro 7:14| baarde Machir, den vader van Gilead. ~
107 1Kro 7:17| dezen zijn de kinderen van Gilead, den zoon van Machir, den
108 1Kro 10:11| 11 Als geheel Jabes in Gilead hoorde alles, wat de Filistijnen
109 1Kro 27:31| kloeke helden in Jaezer in Gilead. ~
110 1Kro 28:21| 21 Over half Manasse, in Gilead, was Jiddo, de zoon van
111 2Kro 19:2 | te trekken naar Ramoth in Gilead. ~
112 2Kro 19:3 | mij gaan naar Ramoth in Gilead? En hij zeide tot hem: Zo
113 2Kro 19:5 | Zullen wij tegen Ramoth in Gilead ten strijde trekken, of
114 2Kro 19:11| Trek op naar Ramoth in Gilead, en gij zult voorspoedig
115 2Kro 19:14| zullen wij naar Ramoth in Gilead ten strijde trekken, of
116 2Kro 19:19| optrekke, en valle te Ramoth in Gilead? Daarna zeide Hij: Deze
117 2Kro 19:28| Juda, op naar Ramoth in Gilead. ~
118 2Kro 23:5 | van Syrie, bij Ramoth in Gilead; en de Syriers sloegen Joram. ~
119 Psa 60:9 | 9 Gilead is mijn, en Manasse is mijn,
120 Psa 108:9 | 9 Gilead is mijn, Manasse is mijn,
121 Hoo 6:5 | geiten, die het gras van Gilead afscheren. ~
122 Jer 8:22 | Is er geen balsem in Gilead? Is er geen heelmeester
123 Jer 22:6 | van Juda: Gij zijt Mij een Gilead, een hoogte van Libanon;
124 Jer 46:11 | 11 Ga henen op naar Gilead, en haal balsem, gij jonkvrouw,
125 Jer 50:19 | het gebergte van Efraim en Gilead verzadigd worden. ~
126 Eze 47:18 | Damaskus, en van tussen Gilead, en van tussen het land
127 Hos 6:8 | 8 Gilead is een stad van werkers
128 Hos 12:12 | 12 Zekerlijk is Gilead ongerechtigheid, zij zijn
129 Amos 1:3 | niet afwenden; omdat zij Gilead met ijzeren dorswagens hebben
130 Amos 1:13| de zwangere vrouwen van Gilead hebben opengesneden, om
131 Oba 1:19 | bezitten; en Benjamin Gilead. ~
132 Mic 7:14 | laat ze weiden in Basan en Gilead, als in de dagen van
133 Zac 10:10 | Ik zal ze in het land van Gilead en Libanon brengen, maar
|