Book Chapter: Verse
1 Gen 10:30 | gij gaat naar Sefar, het gebergte van het oosten. ~
2 Gen 12:8 | brak op van daar naar het gebergte, tegen het oosten van Beth-El,
3 Gen 14:6 | 6 En de Horieten op hun gebergte Seir, tot aan het effen
4 Gen 14:10 | overgeblevenen vluchtten naar het gebergte. ~
5 Gen 18:17 | vlakte; behoud u naar het gebergte heen, opdat gij niet omkomt. ~
6 Gen 18:19 | behouden worden naar het gebergte heen, opdat mij niet misschien
7 Gen 28:21 | zijn aangezicht naar het gebergte Gilead. ~
8 Gen 28:23 | en hij kreeg hem op het gebergte van Gilead.
9 Gen 28:25 | zijn tent geslagen op dat gebergte; ook sloeg Laban met zijn
10 Gen 28:25 | broederen de zijne op het gebergte van Gilead. ~
11 Gen 28:54 | Jakob een slachting op dat gebergte, en hij nodigde zijn broederen,
12 Gen 28:54 | brood, en vernachtten op dat gebergte. ~
13 Gen 33:8 | Derhalve woonde Ezau op het gebergte Seir. Ezau is Edom. ~
14 Gen 33:9 | vader der Edomieten, op het gebergte van Seir. ~
15 Num 13:17 | zuiden, en klimt op het gebergte; ~
16 Num 13:29 | de Amorieten wonen op het gebergte; en de Kanaanieten wonen
17 Num 14:45 | Kanaanieten, die in dat gebergte woonden, en sloegen hen,
18 Num 23:7 | Moabieten, laten halen, van het gebergte tegen het oosten, zeggende:
19 Num 32:23 | en legerden zich in het gebergte van Safer. ~
20 Num 32:24 | En zij verreisden van het gebergte Safer, en legerden zich
21 Deu 1:2 | Horeb, door den weg van het gebergte Seir, tot aan Kades-Barnea. ~
22 Deu 1:7 | vertrekt, en gaat in het gebergte der Amorieten, en tot al
23 Deu 1:7 | het vlakke veld, op het gebergte, en in de laagte, en in
24 Deu 1:19 | hebt, op den weg van het gebergte der Amorieten, gelijk de
25 Deu 1:20 | Gij zijt gekomen tot het gebergte der Amorieten, dat de HEERE,
26 Deu 1:24 | zich, en togen op naar het gebergte, en kwamen tot het dal Eskol,
27 Deu 1:41 | willens waart, om naar het gebergte henen op te trekken, ~
28 Deu 1:43 | trotselijk, en toogt op naar het gebergte. ~
29 Deu 1:44 | Amorieten uit, die op dat gebergte woonden, u tegemoet, en
30 Deu 2:1 | had, en wij togen om het gebergte Seir, vele dagen. ~
31 Deu 2:3 | 3 Gijlieden hebt dit gebergte genoeg omgetogen; keert
32 Deu 2:5 | voetzool; want Ik heb Ezau het gebergte Seir ter erfenis gegeven. ~
33 Deu 2:37 | noch tot de steden van het gebergte, noch tot iets, dat de HEERE,
34 Deu 3:12 | is, en de helft van het gebergte van Gilead, met de steden
35 Deu 3:25 | de Jordaan is, dat goede gebergte, en den Libanon! ~
36 Deu 33:2 | blinkende verschenen van het gebergte Paran, en is aangekomen
37 Joz 2:16 | zeide tot hen: Gaat op het gebergte, opdat niet misschien de
38 Joz 2:22 | gingen heen, en kwamen op het gebergte, en bleven aldaar drie dagen,
39 Joz 2:23 | weder, en gingen af van het gebergte, en voeren over, en kwamen
40 Joz 9:1 | de Jordaan waren, op het gebergte, en in de laagte, en aan
41 Joz 10:6 | der Amorieten, die op het gebergte wonen, hebben zich tegen
42 Joz 10:40 | Jozua het ganse land, het gebergte, en het zuiden, en de laagte,
43 Joz 11:2 | tegen het noorden op het gebergte, en op het vlakke, tegen
44 Joz 11:3 | en de Jebusieten op het gebergte, en de Hevieten onder aan
45 Joz 11:16 | Jozua al dat land in, het gebergte, en al het zuiden, en al
46 Joz 11:16 | het vlakke veld, en het gebergte Israels, en zijn laagte. ~
47 Joz 11:21 | de Enakieten uit, van het gebergte, van Hebron, van Debir,
48 Joz 11:21 | van Anab, en van het ganse gebergte van Juda, en van het ganse
49 Joz 11:21 | van Juda, en van het ganse gebergte van Israel; Jozua verbande
50 Joz 12:8 | 8 Wat op het gebergte, en in de laagte, en in
51 Joz 13:6 | 6 Allen, die op het gebergte wonen van den Libanon aan
52 Joz 14:12 | 12 En nu, geef mij dit gebergte, waarvan de HEERE te dien
53 Joz 15:9 | uitgaan tot de steden van het gebergte Efron. Verder zal deze landpale
54 Joz 15:10 | tegen het westen, naar het gebergte Seir, en zal doorgaan aan
55 Joz 15:48 | 48 Op het gebergte nu: Samir, en Jatthir, en
56 Joz 16:1 | opgaande van Jericho, door het gebergte Beth-El; ~
57 Joz 17:15 | Refaieten, dewijl u het gebergte van Efraim te eng is. ~
58 Joz 17:16 | kinderen van Jozef: Dat gebergte zou ons niet genoegzaam
59 Joz 17:18 | 18 Maar het gebergte zal het uwe zijn; en dewijl
60 Joz 18:12 | noorden, en gaat op door het gebergte westwaarts, en haar uitgangen
61 Joz 19:50 | Thimnath-Serah, op het gebergte van Efraim; en hij bouwde
62 Joz 20:7 | Kedes in Galilea, op het gebergte van Nafthali, en Sichem
63 Joz 20:7 | Nafthali, en Sichem op het gebergte van Efraim, en Kirjath-Arba,
64 Joz 20:7 | deze is Hebron, op het gebergte van Juda. ~
65 Joz 25:4 | en Ik gaf aan Ezau het gebergte Seir, om dat erfelijk te
66 Joz 25:33 | gegeven was geweest op het gebergte van Efraim. ~
67 Ric 1:9 | Kanaanieten, wonende in het gebergte, en in het zuiden, en in
68 Ric 1:19 | hij de inwoners van het gebergte verdreef; maar hij ging
69 Ric 1:34 | kinderen van Dan in het gebergte; want zij lieten hun niet
70 Ric 1:35 | de Amorieten wonen op het gebergte van Heres, te Ajalon, en
71 Ric 3:3 | Hevieten, wonende in het gebergte van den Libanon, van den
72 Ric 3:27 | hij met de bazuin op het gebergte van Efraim; en de kinderen
73 Ric 3:27 | togen met hem af van het gebergte, en hij zelf voor hun aangezicht
74 Ric 4:5 | en tussen Beth-El, op het gebergte van Efraim; en de kinderen
75 Ric 6:3 | en spoede zich naar het gebergte van Gilead! Toen keerden
76 Ric 6:24 | Gideon boden in het ganse gebergte van Efraim, zeggende: Komt
77 Ric 9:1 | woonde te Samir, op het gebergte van Efraim. ~
78 Ric 16:1 | En er was een man van het gebergte van Efraim, wiens naam was
79 Ric 16:8 | Als hij nu kwam aan het gebergte van Efraim tot aan het huis
80 Ric 17:2 | land. En zij kwamen aan het gebergte van Efraim, tot aan het
81 Ric 17:13 | togen zij door naar het gebergte van Efraim, en zij kwamen
82 Ric 18:1 | vreemdeling aan de zijden van het gebergte van Efraim, die zich een
83 Ric 18:16 | welke man ook was van het gebergte van Efraim, doch als vreemdeling
84 Ric 18:18 | tot aan de zijden van het gebergte van Efraim, van waar ik
85 1Sa 1:1 | Ramathaim-Zofim, van het gebergte van Efraim, wiens naam was
86 1Sa 9:4 | 4 Hij dan ging door het gebergte van Efraim, en hij ging
87 1Sa 13:2 | duizend te Michmas en op het gebergte van Beth-El, en duizend
88 1Sa 14:22 | verstoken hadden in het gebergte van Efraim, hoorden, dat
89 1Sa 31:1 | vielen verslagen op het gebergte Gilboa. ~
90 1Sa 31:8 | drie zonen, liggende op het gebergte Gilboa. ~
91 2Sa 1:6 | Ik kwam bij geval op het gebergte van Gilboa; en ziet, Saul
92 2Sa 13:34 | hem, aan de zijde van het gebergte. ~
93 2Sa 20:21 | alzo; maar een man van het gebergte van Efraim, wiens naam is
94 1Kon 4:8 | zoon van Hur was in het gebergte van Efraim. ~
95 1Kon 5:15| tachtig duizend houwers op het gebergte. ~
96 1Kon 12:25| nu bouwde Sichem op het gebergte van Efraim, en woonde daarin,
97 2Kon 5:22| zonen der profeten, van het gebergte van Efraim gekomen; geef
98 1Kro 4:42| vijfhonderd mannen, tot het gebergte van Seir; en Pelatja, en
99 1Kro 6:67| en haar voorsteden op het gebergte van Efraim, en Gezer en
100 1Kro 10:1 | vielen verslagen op het gebergte Gilboa. ~
101 1Kro 10:8 | zijn zonen, liggende op het gebergte Gilboa. ~
102 2Kro 2:2 | die houwen zouden in het gebergte; mitsgaders drie duizend
103 2Kro 2:18| tachtig duizend houwers in het gebergte, mitsgaders drie duizend
104 2Kro 14:4 | Zemaraim, dewelke is in het gebergte van Efraim; en hij zeide:
105 2Kro 16:8 | steden, die hij van het gebergte van Efraim genomen had,
106 2Kro 20:4 | van Ber-seba af tot het gebergte van Efraim toe, en deed
107 2Kro 21:10| en Moab, en die van het gebergte Seir, door dewelken Gij
108 2Kro 21:22| Ammons, Moab, en die van het gebergte Seir, die tegen Juda gekomen
109 2Kro 21:23| tegen de inwoners van het gebergte Seir, om te verbannen en
110 2Kro 27:4 | bouwde hij steden op het gebergte van Juda; en in de wouden
111 Neh 8:16 | zeggende: Gaat uit op het gebergte, en haalt takken van olijfbomen,
112 Psa 11:1 | Zwerft henen naar ulieder gebergte, als eenvogel? ~
113 Psa 42:21 | en Hermon, uit het klein gebergte. ~
114 Jes 22:5 | van geschreeuw naar het gebergte toe. ~
115 Jer 4:15 | doet ellende horen van het gebergte van Efraim. ~
116 Jer 17:26 | uit de laagte, en van het gebergte, en van het zuiden,
117 Jer 31:6 | waarin de hoeders op Efraims gebergte zullen roepen: Maakt ulieden
118 Jer 32:44 | en in de steden van het gebergte, en in de steden der laagte,
119 Jer 33:13 | In de steden van het gebergte, in de steden der laagte,
120 Jer 50:19 | en zijn ziel zal op het gebergte van Efraim en Gilead verzadigd
121 Eze 35:2 | uw aangezicht tegen het gebergte Seir, en profeteer tegen
122 Eze 35:3 | HEERE: Zie, Ik wil aan u, o gebergte Seir! en Ik zal Mijn hand
123 Eze 35:7 | 7 En Ik zal het gebergte Seir tot de uiterste verwoesting
124 Eze 35:15 | alzo zal Ik aan u doen; het gebergte van Seir, en gans Edom,
125 Oba 1:8 | het verstand uit Ezau's gebergte zal doen vergaan? ~
126 Oba 1:9 | opdat een ieder uit Ezau's gebergte door den moord worde uitgeroeid. ~
127 Oba 1:19 | het zuiden zullen Ezau's gebergte, en die van de laagte zullen
128 Oba 1:21 | Sions opkomen, om Ezau's gebergte te richten; en het koninkrijk
129 Mic 7:12 | van zee tot zee, en van gebergte tot gebergte. ~
130 Mic 7:12 | zee, en van gebergte tot gebergte. ~
131 Luk 1:39 | reisde met haast naar het gebergte, in een stad van Juda; ~
132 Luk 1:65 | woonden; en in het gehele gebergte van Judea werd veel gesproken
|