Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
zadoks 4
zafnath 1
zag 451
zagen 129
zaham 1
zain 14
zair 1
Frequency    [«  »]
129 43
129 acht
129 vrezen
129 zagen
128 beschaamd
128 sterk
128 verstand

Bijbel

IntraText - Concordances

zagen

    Book Chapter: Verse
1 Gen 9:23 | naaktheid huns vaders niet zagen. ~ 2 Gen 12:14 | de Egyptenaars deze vrouw zagen, dat zij zeer schoon was. ~ 3 Gen 12:15 | 15 Ook zagen haar de vorsten van Farao, 4 Gen 17:16 | die mannen op van daar, en zagen naar Sodom toe; en Abraham 5 Gen 34:4 | 4 Als nu zijn broeders zagen, dat hun vader hem boven 6 Gen 34:18 | 18 En zij zagen hem van verre; en eer hij 7 Gen 34:25 | en hieven hun ogen op, en zagen, en ziet, een reisgezelschap 8 Gen 38:21 | benauwdheid der ziele wij zagen, toen hij ons om genade 9 Gen 38:35 | gelds in zijn zak; en zij zagen de bundelen huns gelds, 10 Gen 46:11 | de Kanaanieten, dien rouw zagen op het plein van het doornbos, 11 Gen 46:15 | 15 Toen Jozefs broeders zagen, dat hun vader dood was, 12 Exo 5:19 | 19 Toen zagen de ambtlieden der kinderen 13 Exo 10:23 | 23 Zij zagen de een de ander niet; er 14 Exo 16:15 | het de kinderen Israels zagen, zo zeiden zij, de een tot 15 Exo 24:10 | 10 En zij zagen den God van Israel, en onder 16 Exo 34:8 | deur zijner tent; en zij zagen Mozes na, totdat hij de 17 Exo 34:58 | 35 Zo zagen dan de kinderen Israels 18 Num 17:9 | kinderen Israels; en zij zagen het, en namen elk zijn staf. ~ 19 Num 18:9 | kinderen Israels; en zij zagen het, en namen elk zijn staf. ~ 20 Joz 8:20 | zich achterom keerden, zo zagen zij, en ziet, de rook der 21 Ric 1:24 | 24 En de wachters zagen een man, uitgaande uit de 22 Ric 3:24 | kwamen zijn knechten, en zagen toe, en ziet, de deuren 23 Ric 8:55 | nu de mannen van Israel zagen, dat Abimelech dood was, 24 Ric 12:19 | Manoach en zijn huisvrouw zagen toe. ~ 25 Ric 12:20 | Manoach en zijn huisvrouw dat zagen, zo vielen zij op hun aangezichten 26 Ric 13:11 | geschiedde, als zij hem zagen, zo namen zij dertig metgezellen, 27 Ric 17:7 | en kwamen te Lais; en zij zagen het volk, hetwelk in derzelver 28 Ric 19:36 | de kinderen van Benjamin zagen, dat zij geslagen waren; 29 Ric 19:41 | werden verbaasd, want zij zagen, dat het kwaad hen treffen 30 1Sa 5:7 | Toen nu de mannen te Asdod zagen, dat het alzo toeging, zo 31 1Sa 6:13 | als zij hun ogen ophieven, zagen zij de ark en verblijdden 32 1Sa 6:13 | verblijdden zich, als zij die zagen. ~ 33 1Sa 10:14 | ezelinnen te zoeken; toen wij zagen, dat zij er niet waren, 34 1Sa 13:6 | Toen de mannen van Israel zagen, dat zij in nood waren ( 35 1Sa 14:16 | Saul te Gibea-Benjamins zagen, dat, ziet, de menigte versmolt, 36 1Sa 17:24 | Israel, als zij dien man zagen, zo vluchtten zij voor zijn 37 1Sa 17:51 | af. Toen de Filistijnen zagen, dat hun geweldigste dood 38 1Sa 19:20 | om David te halen; die zagen een vergadering van profeten, 39 1Sa 31:7 | zijde der Jordaan waren, zagen, dat de mannen van Israel 40 2Sa 10:6 | Toen nu de kinderen Ammons zagen, dat zij zich bij David 41 2Sa 10:14 | 14 Als de kinderen Ammons zagen, dat de Syriers vloden, 42 2Sa 10:15 | 15 Toen nu de Syriers zagen, dat zij voor Israels aangezicht 43 2Sa 10:19 | Hadad-ezers knechten waren, zagen, dat zij voor Israels aangezicht 44 2Sa 12:31 | uit, en legde het onder zagen, en onder ijzeren dorswagens, 45 2Sa 22:42 | 42 Zij zagen uit, maar er was geen verlosser; 46 1Kon 3:28| aangezicht des konings; want zij zagen, dat de wijsheid Gods in 47 1Kon 13:25| gingen lieden voorbij, en zagen het dode lichaam geworpen 48 1Kon 22:32| oversten der wagenen Josafat zagen, dat zij zeiden: Gewisselijk, 49 1Kon 22:33| de oversten der wagenen zagen, dat hij de koning van Israel 50 2Kon 2:15| tegenover te Jericho waren, hem zagen, zo zeiden zij: De geest 51 2Kon 3:22| zon over dat water oprees, zagen de Moabieten dat water tegenover 52 2Kon 6:20| opende hun ogen, dat zij zagen; en ziet, zij waren in het 53 2Kon 9:32| Wie is met mij? Wie? Toen zagen op hem twee, drie kamerlingen. ~ 54 2Kon 12:10| Het geschiedde nu, als zij zagen, dat veel gelds in de kist 55 2Kon 13:10| Het geschiedde nu, als zij zagen, dat veel gelds in de kist 56 2Kon 14:21| dat zij, ziet, een bende zagen; zo wierpen zij den man 57 2Kon 15:11| Juda, elkanders aangezicht zagen te Beth-Semes, dat in Juda 58 2Kon 27:19| die des konings aangezicht zagen, die in de stad gevonden 59 1Kro 10:7 | Israel, die in het dal waren, zagen, dat zij gevloden waren, 60 1Kro 20:6 | Toen de kinderen Ammons zagen, dat zij zich stinkende 61 1Kro 20:15| Toen de kinderen Ammons zagen, dat de Syriers vloden, 62 1Kro 20:16| 16 Als de Syriers zagen, dat zij voor het aangezicht 63 1Kro 20:19| knechten van Hadar-ezer zagen, dat zij geslagen waren, 64 2Kro 8:3 | kinderen Israels dat vuur zagen afdalen, en de heerlijkheid 65 2Kro 16:9 | hem in menigte, als zij zagen, dat de HEERE, zijn God, 66 2Kro 19:31| oversten der wagenen Josafat zagen, dat zij zeiden: Die is 67 2Kro 19:32| de oversten der wagenen zagen, dat het de koning van Israel 68 2Kro 24:11| Levieten, inbracht, en als zij zagen, dat er veel gelds was, 69 2Kro 25:21| Amazia, de koning van Juda, zagen elkanders aangezichten te 70 2Kro 31:8 | vorsten kwamen en die hopen zagen, zegenden zij den HEERE 71 Est 1:14 | het aangezicht des konings zagen, die vooraan zaten in het 72 Est 8 | ogen van allen, die haar zagen. ~ 73 Est 16:4 | Haman te kennen, opdat zij zagen, of de woorden van Mordechai 74 Est 17:4 | Haman te kennen, opdat zij zagen, of de woorden van Mordechai 75 Job 2:13 | hem een woord, want zij zagen, dat de smart zeer groot 76 Job 22:19 | 19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en 77 Job 29:8 | 8 De jongens zagen mij, en verstaken zich, 78 Psa 48:6 | 6 Gelijk zij het zagen, alzo waren zij verwonderd; 79 Psa 77:17 | 17 De wateren zagen U, o God! de wateren zagen 80 Psa 77:17 | zagen U, o God! de wateren zagen U, zij beefden; ook waren 81 Psa 95:9 | beproefden, ook Mijn werk zagen. ~ 82 Jes 20:5 | de Moren, op dewelke zij zagen, en van de Egyptenaars, 83 Jes 20:6 | gegaan dien, op welken wij zagen, werwaarts wij henenvloden 84 Jes 41:5 | 5      De eilanden zagen het, en zij vreesden; de 85 Jer 39:4 | en al de krijgslieden hen zagen, zo vloden zij, en togen 86 Jer 44:17 | verzadigd, en waren vrolijk, en zagen geen      kwaad. ~ 87 Jer 52:25 | die des konings aangezicht zagen, die in de stad gevonden 88 Eze 20:28 | hetzelve hun te geven, zo zagen zij naar allen hogen heuvel, 89 Eze 46:19 | behorende, die naar het noorden zagen, en ziet, aldaar was een      90 Dan 10:7 | mannen, die bij mij waren, zagen dat gezicht niet; doch een 91 Zac 9:5 | dewijl hetgeen, waar zij op zagen, hen heeft te schande gemaakt; 92 Matt 2:10| 10 Als zij nu de ster zagen, verheugden zij zich met 93 Matt 8:34| tegemoet; en als zij Hem zagen, baden zij, dat Hij uit 94 Matt 17:8 | En hun ogen opheffende, zagen zij niemand, dan Jezus alleen. 95 Matt 18:31| zijn mededienstknechten zagen, hetgeen geschied was, zijn 96 Matt 21:15| overpriesters en Schriftgeleerden zagen de wonderheden, die Hij 97 Matt 28:17| 17 En als zij Hem zagen, baden zij Hem aan; doch 98 Mark 3:11| onreine geesten, als zij Hem zagen, vielen voor Hem neder en 99 Mark 5:15| zij kwamen tot Jezus, en zagen den bezetene zittende, en 100 Mark 6:33| 33 En de scharen zagen hen heenvaren, en velen 101 Mark 6:50| 50 Want zij zagen Hem allen, en werden ontroerd; 102 Mark 9:8 | haastelijk rondom ziende, zagen zij niemand meer, dan Jezus 103 Mark 11:20| morgens vroeg voorbijgaande, zagen zij, dat de vijgeboom verdord 104 Mark 16:4 | 4 (En opziende zagen zij, dat de steen afgewenteld 105 Mark 16:5 | het graf ingegaan zijnde, zagen zij een jongeling, zittende 106 Luk 9:32 | bezwaard; en ontwaakt zijnde, zagen zij Zijn heerlijkheid, en 107 Luk 9:54 | Jakobus en Johannes, dat zagen, zeiden zij: Heere, wilt 108 Luk 19:7 | 7 En allen, die het zagen, murmureerden, zeggende: 109 Luk 20:14 | Maar als de landlieden hem zagen, overleiden zij onder elkander, 110 Luk 23:49 | gevolgd waren van Galilea, en zagen dit aan. ~ 111 Luk 24:24 | gezegd hadden; maar Hem zagen zij niet. ~ 112 Luk 24:37 | meenden, dat zij een geest zagen. ~ 113 Joha 1:40| Komt en ziet! Zij kwamen en zagen, waar Hij woonde, en bleven 114 Joha 6:2 | omdat zij Zijn tekenen zagen, die Hij deed aan de kranken. ~ 115 Joha 6:19| dertig stadien gevaren waren, zagen zij Jezus, wandelende op 116 Joha 13:22| 22 De discipelen dan zagen op elkander, twijfelende, 117 Joha 19:6 | overpriesters en de dienaars zagen, riepen zij, zeggende: Kruis 118 Joha 19:33| komende tot Jezus, als zij zagen, dat Hij nu gestorven was, 119 Joha 20:20| verblijd, als zij den Heere zagen. ~ 120 Joha 21:9 | aan het land gegaan waren, zagen zij een kolenvuur liggen, 121 Hand 1:9 | opgenomen, daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg 122 Hand 6:46| als zij opengedaan hadden, zagen zij hem, en ontzetten zich. ~ 123 Hand 10:19| nu de heren van dezelve zagen, dat de hoop huns gewins 124 Hand 15:27| zouden voleindigd worden, zagen hem de Joden van Azie in 125 Hand 16:9 | 9 En die met mij waren, zagen wel het licht, en werden 126 Hand 22:4 | als de barbaren het beest zagen aan zijn hand hangen, zeiden 127 Hand 22:6 | lang gewacht hadden, en zagen, dat geen ongemak hem overkwam, 128 Gal 2:7 | Maar daarentegen, als zij zagen, dat aan mij het Evangelie 129 Heb 11:23 | verborgen, overmits zij zagen, dat het kindeken schoon


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License