Book Chapter: Verse
1 Exo 9:30 | van den HEERE God nog niet vrezen zult. ~
2 Lev 19:3 | zijn moeder en zijn vader vrezen, en Mijn sabbatten houden;
3 Lev 19:14 | maar gij zult voor uw God vrezen; Ik ben de HEERE!
4 Lev 19:30 | Mijn heiligdom zult gij vrezen; Ik ben de HEERE! ~
5 Lev 19:32 | ouden vereren; en gij zult vrezen voor uw God; Ik ben de HEERE! ~
6 Lev 24:36 | hem nemen; maar gij zult vrezen voor uw God, opdat uw broeder
7 Lev 24:43 | wreedheid; maar gij zult vrezen voor uw God. ~
8 Lev 25:2 | Mijn heiligdommen zult gij vrezen; Ik ben de HEERE! ~
9 Deu 1:17 | grote, horen; gij zult niet vrezen voor iemands aangezicht;
10 Deu 2:4 | wonen; zij zullen wel voor u vrezen; maar gij zult u zeer wachten. ~
11 Deu 4:10 | zullen leren, om Mij te vrezen al de dagen, die zij op
12 Deu 5:29 | een hart hadden, om Mij te vrezen, en al Mijn geboden te allen
13 Deu 6:13 | zult den HEERE, uw God, vrezen, en Hem dienen; en gij zult
14 Deu 6:24 | deze inzettingen, om te vrezen den HEERE, onzen God, ons
15 Deu 8:6 | te wandelen, en om Hem te vrezen. ~
16 Deu 10:12 | dan den HEERE, uw God, te vrezen, in al Zijn wegen te wandelen,
17 Deu 10:20 | HEERE, uw God, zult gij vrezen; Hem zult gij dienen, en
18 Deu 13:4 | zult gij navolgen, en Hem vrezen, en Zijn geboden zult gij
19 Deu 14:23 | den HEERE, uw God, leert vrezen alle dagen.
20 Deu 17:19 | den HEERE, zijn God, lere vrezen, om te bewaren al de woorden
21 Deu 18:22 | gij zult voor hem niet vrezen. ~ ~ ~
22 Deu 19:20 | overgeblevenen het horen en vrezen, en niet voortvaren meer
23 Deu 20:1 | zo zult gij voor hen niet vrezen; want de HEERE, uw God,
24 Deu 28:10 | is, en zij zullen voor u vrezen. ~
25 Deu 28:58 | boek geschreven zijn, om te vrezen dezen heerlijken en vreselijken
26 Deu 31:12 | en opdat zij leren, en vrezen den HEERE, uw God, en waarnemen
27 Deu 31:13 | hebben, horen en leren, om te vrezen den HEERE, uw God, al de
28 1Sa 12:14 | 14 Zo gij den HEERE zult vrezen, en Hem dienen, en naar
29 1Sa 23:3 | zeiden tot hem: Zie, wij vrezen hier in Juda; hoeveel te
30 1Kon 8:40| 40 Opdat zij U vrezen al de dagen, die zij leven
31 1Kon 8:43| Uw Naam kennen, om U te vrezen, gelijk Uw volk Israel,
32 2Kon 19:28| leerde hun, hoe zij den HEERE vrezen zouden. ~
33 2Kon 19:34| naar de eerste wijzen; zij vrezen den HEERE niet, en zij doen
34 2Kon 19:35| Gij zult geen andere goden vrezen, noch u voor hen nederbuigen,
35 2Kon 19:36| opgevoerd heeft, Dien zult gij vrezen, en voor Hem zult gij u
36 2Kon 19:37| gij zult andere goden niet vrezen. ~
37 2Kon 19:38| gij zult andere goden niet vrezen. ~
38 2Kon 19:39| HEERE, uw God, zult gij vrezen; en Hij zal u redden uit
39 2Kro 7:31| 31 Opdat zij U vrezen, om te wandelen in Uw wegen,
40 2Kro 7:33| Naam kennen, zo om U te vrezen, gelijk Uw volk Israel,
41 Neh 1:11 | die lust hebben Uw Naam te vrezen; en doe het toch Uw knecht
42 Neh 6:13 | hij gehuurd, opdat ik zou vrezen, en alzo doen, en zondigen;
43 Job 5:21 | wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als
44 Job 5:22 | der aarde zult gij niet vrezen. ~
45 Job 9:35 | ik spreken, en Hem niet vrezen; want zodanig ben ik niet
46 Job 11:15 | zult vast wezen, en niet vrezen. ~
47 Psa 3:7 | 7Ik zal niet vrezen voor tienduizenden des volks,
48 Psa 15:4 | eert degenen, die den HEERE vrezen; heeft hij gezworen tot
49 Psa 22:26 | tegenwoordigheid dergenen, die Hem vrezen. ~
50 Psa 23:4 | doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij;
51 Psa 25:14 | is voor degenen, die Hem vrezen; en Zijn verbond, om hun
52 Psa 27:1 | mijn Heil, voor wien zou ik vrezen? De HEERE is mijns levens
53 Psa 27:3 | belegerde, mijn hart zou niet vrezen; ofschoon een oorlog tegen
54 Psa 31:20 | hebt voor degenen, die U vrezen; dat Gij gewrocht hebt voor
55 Psa 33:8 | ganse aarde voor den HEERE vrezen; laat alle inwoners van
56 Psa 33:18 | is over degenen, die Hem vrezen, op degenen, die op Zijn
57 Psa 34:8 | ganse aarde voor den HEERE vrezen; laat alle inwoners van
58 Psa 34:18 | is over degenen, die Hem vrezen, op degenen, die op Zijn
59 Psa 35:5 | geantwoord, en mij uit al mijn vrezen gered. ~
60 Psa 35:8 | rondom degenen, die Hem vrezen, en rukt hen uit. ~
61 Psa 35:10 | Zijn heiligen! want die Hem vrezen, hebben geen gebrek. ~
62 Psa 41:4 | velen zullen het zien, en vrezen, en op den HEERE vertrouwen. ~
63 Psa 46:3 | 3 Daarom zullen wij niet vrezen, al veranderde de aarde
64 Psa 49:6 | 6 Waarom zou ik vrezen in kwade dagen, als de ongerechtigen,
65 Psa 52:8 | rechtvaardigen zullen het zien, en vrezen; en zij zullen over hem
66 Psa 55:20 | verandering is, en zij God niet vrezen. ~
67 Psa 56:4 | 4 Ten dage, als ik zal vrezen, zal ik op U vertrouwen. ~
68 Psa 56:5 | vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zoude mij vlees doen? ~
69 Psa 56:12 | vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zou mij de mens doen? ~
70 Psa 60:6 | hebt Gij dengenen, die U vrezen, een banier gegeven, om
71 Psa 61:6 | erfenis dergenen, die Uw Naam vrezen. ~
72 Psa 64:5 | schieten zij naar hem, en vrezen niet. ~
73 Psa 64:10 | 10 En alle mensen zullen vrezen, en Gods werk verkondigen,
74 Psa 65:9 | die op de einden wonen, vrezen voor Uw tekenen; Gij doet
75 Psa 67:8 | einden der aarde zullen Hem vrezen. ~
76 Psa 72:5 | 5 Zij zullen U vrezen, zolang de zon en maan zullen
77 Psa 76:12 | zijt! Laat hen Dien, Die te vrezen is, geschenken brengen; ~
78 Psa 85:10 | is nabij degenen, die Hem vrezen, opdat in ons land eer wone. ~
79 Psa 90:11 | verbolgenheid, naardat Gij te vrezen zijt? ~
80 Psa 91:5 | 5 Gij zult niet vrezen voor den schrik des nachts,
81 Psa 102:16 | heidenen den Naam des HEEREN vrezen, en alle koningen der aarde
82 Psa 103:11 | geweldig over degenen, die Hem vrezen. ~
83 Psa 103:13 | HEERE over degenen, die Hem vrezen. ~
84 Psa 103:17 | eeuwigheid over degenen, die Hem vrezen, en Zijn gerechtigheid aan
85 Psa 111:5 | Hij heeft degenen, die Hem vrezen, spijs gegeven; Jod. Hij
86 Psa 112:7 | voor geen kwaad gerucht vrezen; Nun. zijn hart is vast,
87 Psa 112:8 | ondersteund zijnde, zal niet vrezen; Ain. totdat hij op zijn
88 Psa 115:13 | zal zegenen, die den HEERE vrezen, de kleinen met de groten. ~
89 Psa 118:4 | Dat degenen, die den HEERE vrezen, nu zeggen, dat Zijn goedertierenheid
90 Psa 118:6 | is bij mij, ik zal niet vrezen; wat zal mij een mens doen? ~
91 Psa 119:63 | een gezel van allen, die U vrezen, en van hen, die Uw bevelen
92 Psa 119:74 | 74 Die U vrezen, zullen mij aanzien, en
93 Psa 119:79 | hen tot mij keren, die U vrezen, en die Uw getuigenissen
94 Psa 145:19 | welbehagen dergenen, die Hem vrezen, en Hij hoort hun geroep,
95 Psa 147:11 | welgevallen aan hen, die Hem vrezen, die op Zijn goedertierenheid
96 Pred 8:12| dien zal welgaan, die God vrezen, die voor Zijn aangezicht
97 Pred 8:12| die voor Zijn aangezicht vrezen. ~
98 Pred 12:5 | zij voor de hoogte zullen vrezen, en dat er verschrikkingen
99 Jes 12:2 | ik zal vertrouwen en niet vrezen; want de Heere HEERE is
100 Jes 19:16 | en zij zullen beven en vrezen vanwege de beweging van
101 Jes 25:3 | tirannische volken zal U vrezen. ~
102 Jes 29:13 | vreze, waarmede zij Mij vrezen, mensengeboden zijn, die
103 Jes 29:23 | den God van Israel vrezen. ~
104 Jes 54:14 | verdrukking, want gij zult niet vrezen; en verre van verschrikking,
105 Jes 60:19 | zij den Naam des HEEREN vrezen van den nedergang, en Zijn
106 Jes 64:17 | ons hart, dat wij U niet vrezen? Keer weder om Uwer knechten
107 Jer 5:22 | Zult gijlieden Mij niet vrezen? spreekt de HEERE; zult
108 Jer 5:24 | nu den HEERE, onzen God, vrezen, Die den regen geeft, zo
109 Jer 10:7 | 7 Wie zou U niet vrezen, Gij Koning der heidenen?
110 Jer 23:4 | en zij zullen niet meer vrezen, noch verschrikt worden,
111 Jer 32:39 | enerlei weg geven, om Mij te vrezen al de dagen, hun ten goede,
112 Jer 33:9 | Ik hun doe; en zij zullen vrezen en beroerd zijn over
113 Amos 3:8 | heeft gebruld, wie zou niet vrezen? De Heere HEERE heeft gesproken,
114 Mic 7:17 | God, en zullen voor U vrezen. ~
115 Zep 3:7 | zeide: Immers zult gij Mij vrezen, gij zult de tucht aannemen,
116 Zac 9:5 | Askelon zal het zien, en zal vrezen; desgelijks Gaza, en zal
117 Mal 3:5 | recht verkeren, en Mij niet vrezen, zegt de HEERE der heirscharen. ~
118 Mal 3:16 | Alsdan spreken, die den HEERE vrezen, een ieder tot zijn naaste:
119 Mal 3:16 | degenen, die den HEERE vrezen, en voor degenen, die aan
120 Matt 21:26| zeggen: Uit de mensen: zo vrezen wij de schare; want zij
121 Mark 11:32| zeggen: Uit de mensen; zo vrezen wij het volk; want zij hielden
122 Luk 1:50 | geslacht over degenen, die Hem vrezen. ~
123 Luk 12:5 | Ik zal u tonen, Wien gij vrezen zult: vreest Dien, Die,
124 Hand 7:26| Abrahams, en die onder u God vrezen, tot u is het woord dezer
125 Rom 13:3 | Wilt gij nu de macht niet vrezen, doe het goede, en gij zult
126 Heb 4:1 | 1 Laat ons dan vrezen, dat niet te eniger tijd,
127 Heb 13:6 | een Helper, en ik zal niet vrezen, wat mij een mens zal doen. ~
128 Open 11:18| en dengenen, die Uw Naam vrezen, den kleinen en den groten;
129 Open 15:4 | 4Wie zou U niet vrezen, Heere, en Uw Naam niet
|