Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
achsa 5
achsaf 3
achsib 1
acht 129
achtbaren 1
achte 2
achten 12
Frequency    [«  »]
130 ware
130 zekerlijk
129 43
129 acht
129 vrezen
129 zagen
128 beschaamd

Bijbel

IntraText - Concordances

acht

    Book Chapter: Verse
1 Gen 16:12 | 12 Een zoontje dan van acht dagen zal u besneden worden, 2 Gen 20:4 | besneed zijn zoon Izak, zijnde acht dagen oud, gelijk als hem 3 Gen 21:23 | Bethuel gewon Rebekka) deze acht baarde Milka aan Nahor, 4 Exo 26:2 | van een gordijn zal van acht en twintig ellen zijn, en 5 Exo 26:25 | 25 Alzo zullen de acht berderen zijn met hun zilveren 6 Exo 36:9 | lengte ener gordijn was van acht en twintig ellen, en de 7 Exo 36:30 | 30 Alzo waren er acht berderen met hun zilveren 8 Lev 19:26 | zult op geen vogelgeschrei acht geven, noch guichelarij 9 Num 2:24 | van Efraim waren honderd acht duizend en eenhonderd, naar 10 Num 3:28 | oud en daarboven, waren acht duizend en zeshonderd, waarnemende 11 Num 4:48 | 48 Hun getelden waren acht duizend vijfhonderd en tachtig. ~ 12 Num 7:8 | 8 En vier wagens en acht runderen gaf hij den zonen 13 Num 29:29 | Daarna op den zesden dag: acht varren, twee rammen, veertien 14 Num 34:7 | geven zult, zullen zijn acht en veertig steden, deze 15 Deu 2:14 | Zered getogen zijn, waren acht en dertig jaren; totdat 16 Deu 18:10 | of die op vogelgeschrei acht geeft, of tovenaar. ~ 17 Joz 22:14 | kinderen Israels, waren acht en veertig steden en haar 18 Ric 3:8 | dienden Cuschan Rischataim acht jaren. ~ 19 Ric 11:14 | ezelveulens; en hij richtte Israel acht jaren. ~ 20 1Sa 1:12 | aangezicht des HEEREN, zo gaf Eli acht op haar mond. ~ 21 1Sa 1:16 | 16 Acht toch uw dienstmaagd niet 22 1Sa 4:15 | Eli nu was een man van acht en negentig jaren, en zijn 23 1Sa 17:12 | wiens naam was Isai, en die acht zonen had, en in de dagen 24 1Kon 7:10| tien ellen, en stenen van acht ellen. ~ 25 1Kon 16:29| koning over Israel, in het acht en dertigste jaar van Asa, 26 2Kon 8:17| koning werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. ~ 27 2Kon 10:36| geregeerd heeft in Samaria, zijn acht en twintig jaren. ~ 28 2Kon 16:8 | 8 In het acht en dertigste jaar van Azaria, 29 2Kon 19:17| en gaven op vogelgeschrei acht, en verkochten zich, om 30 2Kon 23:6 | en gaf op vogelgeschrei acht; en hij stelde waarzeggers 31 2Kon 24:1 | 1 Josia was acht jaren oud, toen hij koning 32 1Kro 12:35| ten strijde toegerust, acht en twintig duizend en zeshonderd; ~ 33 1Kro 16:38| hunlieder broederen, waren acht en zestig; en hij stelde 34 1Kro 24:3 | hun hoofden, aan mannen, acht en dertig duizend. ~ 35 1Kro 25:4 | naar hun vaderlijke huizen, acht. ~ 36 1Kro 26:7 | meesters, was tweehonderd acht en tachtig. ~ 37 2Kro 12:21| bijwijven; en hij gewon acht en twintig zonen en zestig 38 2Kro 22:5 | koning werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. ~ 39 2Kro 22:20| koning werd, en regeerde acht jaren te Jeruzalem; en hij 40 2Kro 22:25| koning werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. ~ 41 2Kro 22:40| koning werd, en regeerde acht jaren te Jeruzalem; en hij 42 2Kro 29:17| heiligden het huis des HEEREN in acht dagen; en op den zestienden 43 2Kro 33:6 | en gaf op vogelgeschrei acht, en toverde, en hij stelde 44 2Kro 34:1 | 1 Josia was acht jaren oud, toen hij koning 45 2Kro 37:9 | 9 Acht jaren was Jojachin oud, 46 Ezra 2:16| kinderen van Ater, van Hizkia, acht en negentig. ~ 47 Ezra 2:23| mannen van Anathoth, honderd acht en twintig. ~ 48 Ezra 2:41| kinderen van Asaf honderd acht en twintig. ~ 49 Ezra 8:11| zoon van Bebai; en met hem acht en twintig manspersonen. ~ 50 Neh 7:15 | kinderen van Binnui, zeshonderd acht en veertig; ~ 51 Neh 7:16 | kinderen van Bebai, zeshonderd acht en twintig; ~ 52 Neh 7:21 | kinderen van Ater, van Hizkia, acht en negentig; ~ 53 Neh 7:22 | van Hassum, driehonderd acht en twintig; ~ 54 Neh 7:26 | Bethlehem en Netofa, honderd acht en tachtig; 55 Neh 7:27 | mannen van Anathoth, honderd acht en twintig; ~ 56 Neh 7:44 | kinderen van Asaf, honderd acht en veertig; ~ 57 Neh 7:45 | kinderen van Sobai, honderd acht en dertig; ~ 58 Neh 11:6 | woonden, waren vierhonderd acht en zestig dappere mannen. ~ 59 Neh 11:8 | Gabbai, Sallai; negenhonderd acht en twintig. ~ 60 Neh 11:14 | dappere helden, waren honderd acht en twintig; en opziener 61 Job 1:8 | den satan: Hebt gij ook acht geslagen op Mijn knecht 62 Job 2:3 | den satan: Hebt gij ook acht geslagen op Mijn knecht 63 Job 4:20 | vermorzeld; zonder dat men er acht op slaat, vergaan zij in 64 Job 7:17 | mens, dat Gij hem groot acht, en dat Gij Uw hart op hem 65 Job 9:21 | 21 Ben ik oprecht, zo acht ik toch mijn ziel niet; 66 Job 23:6 | twisten? Neen; maar Hij zou acht op mij slaan. ~ 67 Job 30:20 | mij niet; ik sta, maar Gij acht niet op mij. ~ 68 Job 31:1 | mijn ogen; hoe zou ik dan acht gegeven hebben op een maagd? ~ 69 Job 32:12 | 12 Als ik nu acht op u gegeven heb, ziet, 70 Job 40:18 | 18 Hij acht het ijzer voor stro, en 71 Psa 31:7 | die op valse ijdelheden acht nemen, en ik betrouw op 72 Psa 38:10 | er niet zijn; en gij zult acht nemen op zijn plaats, maar 73 Psa 119:95 | te doen vergaan; ik neem acht op Uw getuigenissen. ~ 74 Psa 144:3 | des mensen, dat Gij het acht? ~ 75 Spre 12:9 | Beter is, die zich gering acht, en een knecht heeft, dan 76 Spre 29:12| heerser, die op leugentaal acht geeft, al zijn dienaars 77 Pred 5:7 | dan de hoge, neemt er acht op; en daar zijn hogen boven 78 Pred 8:2 | 2      Ik zeg: Neem acht op de mond des konings; 79 Pred 11:2 | deel aan zeven, ja, ook aan acht; want gij weet niet, wat 80 Pred 11:4 | 4      Wie op den wind acht geeft, die zal niet zaaien, 81 Jes 33:8 | hij veracht de steden, hij acht geen mens. ~ 82 Jer 20:10 | mijn vredegenoten nemen acht op mijn      hinking; zij 83 Jer 41:15 | Johanans aangezicht, met acht mannen, en hij toog tot 84 Eze 40:9 | andere voorhuis der poort, acht ellen, en haar posten twee 85 Eze 40:31 | haar opgangen waren van acht trappen. ~ 86 Eze 40:34 | haar opgangen waren van acht trappen. ~ 87 Eze 40:37 | haar opgangen waren van acht trappen. ~ 88 Eze 40:41 | aan de zijde der poort, acht tafelen, waarop men slachtte. ~ 89 Dan 3:12 | hebben, o koning! op u geen acht      gesteld; uw goden eren 90 Dan 6:14 | heeft, o koning! op u geen acht gesteld, noch op het gebod 91 Dan 7:8 | 8      Ik nam acht op de hoornen, en ziet, 92 Dan 9:13 | ongerechtigheden, en verstandelijk acht gevende op Uw waarheid. ~ 93 Dan 11:30 | want wederkerende zal hij acht geven op de verlaters des 94 Dan 11:37 | zijner vaderen zal hij geen acht geven, noch op de begeerte 95 Dan 11:37 | hij zal ook op geen God acht geven, maar hij zal zich 96 Hos 4:10 | hebben nagelaten den HEERE in acht te nemen. ~ 97 Mic 5:4 | stellen zeven herders, en acht vorsten uit de      mensen. ~ 98 Matt 6:1 | 1 Hebt acht, dat gij uw aalmoes niet 99 Luk 2:21 | 21 En als acht dagen vervuld waren, dat 100 Luk 7:43 | antwoordende, zeide: Ik acht, dat hij het is, dien hij 101 Luk 9:28 | het geschiedde, omtrent acht dagen na deze woorden, dat 102 Joha 5:5 | was een zeker mens, die acht en dertig jaren krank gelegen 103 Joha 20:26| 26 En na acht dagen waren Zijn discipelen 104 Joha 21:25| bijzonder geschreven wierden, ik acht, dat ook de wereld zelve 105 Hand 10:14| Heere heeft geopend, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus 106 Hand 14:24| 24 Maar ik acht op geen ding, noch houde 107 Hand 14:28| 28 Zo hebt dan acht op uzelven en op de gehele 108 Hand 20:2 | 2 Ik acht mijzelven gelukkig, o koning 109 Rom 14:5 | 5 De een acht wel den enen dag boven den 110 Rom 14:5 | anderen dag; maar de ander acht al de dagen gelijk. Een 111 Rom 14:14 | is in zichzelven; dan die acht iets onrein te zijn, die 112 Rom 16:17 | ik bid u, broeders, neemt acht op degenen, die tweedracht 113 1Kor 4:9 | 9 Want ik acht, dat God ons, die de laatste 114 1Kor 7:36| 36 Maar zo iemand acht, dat hij ongevoegelijk handelt 115 2Kor 11:5 | 5 Want ik acht, dat ik nergens minder in 116 Fili 3:8 | 8 Ja, gewisselijk, ik acht ook alle dingen schade te 117 Fili 3:8 | schade gerekend heb, en acht die drek te zijn, opdat 118 Fili 3:13| 13 Broeders, ik acht niet, dat ik zelf het gegrepen 119 1The 5:13| 13 En acht hen zeer veel in liefde, 120 1Tim 4:16| 16 Heb acht op uzelven en op de leer; 121 Heb 2:3 | zo grote zaligheid geen acht nemen? dewelke, begonnen 122 Heb 10:24 | En laat ons op elkander acht nemen, tot opscherping der 123 Heb 12:5 | zonen spreekt: Mijn zoon, acht niet klein de kastijding 124 Jako 1:2 | 2 Acht het voor grote vreugde, 125 1Pet 3:20| waarin weinige (dat is acht) zielen behouden werden 126 1Pet 5:12| getrouw broeder is, zo ik acht, heb ik met weinige woorden 127 2Pet 1:13| 13 En ik acht het recht te zijn, zolang 128 2Pet 1:19| doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op een licht, 129 2Pet 3:15| 15 En acht de lankmoedigheid onzes


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License