1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7945
Book Chapter: Verse
4501 Jes 14:6 | die wordt vervolgd, zonder dat het iemand afweren kan. ~
4502 Jes 14:8 | Libanon, zeggende: Sinds dat gij daar nederligt, komt
4503 Jes 14:16 | u letten, en zeggen: Is dat die man, die de aarde beroerde,
4504 Jes 14:21 | vaderen ongerechtigheid wil; dat zij niet opstaan, en de
4505 Jes 14:25 | 25 Dat Ik Assur in Mijn land zal
4506 Jes 14:26 | die beraadslaagd is over dat ganse land; en dit is de
4507 Jes 14:29 | niet, gij gans Palestina! dat de roede die u sloeg, gebroken
4508 Jes 14:32 | antwoorden den boden des volks? Dat de HEERE Sion gegrond heeft,
4509 Jes 15:8 | 8 Want dat geschreeuw zal omgaan door
4510 Jes 16:2 | Anderszins zal het geschieden, dat de dochteren van Moab aan
4511 Jes 16:10 | 10 Alzo dat de blijdschap en vrolijkheid
4512 Jes 16:12 | geschieden, als men zien zal, dat Moab vermoeid is geworden
4513 Jes 16:13 | 13 Dit is het woord, dat de HEERE tegen Moab gesproken
4514 Jes 17:1 | Damaskus zal weggenomen worden, dat zij geen stad meer zij,
4515 Jes 17:4 | geschieden te dien dage, dat de heerlijkheid van Jakob
4516 Jes 17:4 | Jakob verdund zal worden, en dat de vettigheid van zijn vlees
4517 Jes 18:1 | 1 Wee het land, dat schaduwachtig is aan de
4518 Jes 18:1 | schaduwachtig is aan de frontieren, dat aan de zijde der rivieren
4519 Jes 18:2 | 2 Dat gezanten zendt over de zee,
4520 Jes 18:2 | snelle boden! tot een volk, dat getrokken is en geplukt,
4521 Jes 18:2 | en geplukt, tot een volk, dat vreselijk is van dat het
4522 Jes 18:2 | dat vreselijk is van dat het was en voortaan; een
4523 Jes 18:7 | gebracht worden van het volk, dat getrokken is en geplukt,
4524 Jes 18:7 | geplukt, en van het volk, dat vreselijk is van dat het
4525 Jes 18:7 | volk, dat vreselijk is van dat het was en voortaan; een
4526 Jes 19:2 | de Egyptenaren verwarren, dat zij zullen strijden een
4527 Jes 19:12 | Waar zijn nu uw wijzen? Dat zij u nu te kennen geven
4528 Jes 19:23 | wezen van Egypte in Assyrie, dat de Assyriers in Egypte,
4529 Jes 21:10 | heirscharen, den God Israels, dat heb ik ulieden aangezegd. ~
4530 Jes 22:1 | des gezichts. Wat is u nu, dat gij altegader op de daken
4531 Jes 22:7 | En het zal geschieden, dat uw uitgelezen dalen vol
4532 Jes 22:7 | wagenen zullen zijn, en dat de ruiters zich gewisselijk
4533 Jes 22:11 | aanmerken Dien, Die dat van verre tijden geformeerd
4534 Jes 22:16 | of wien hebt gij hier, dat gij u hier een graf uitgehouwen
4535 Jes 22:20 | te dien dage geschieden, dat Ik Mijn knecht, Eljakim,
4536 Jes 23:1 | Tarsis! want zij is verwoest, dat er geen huis meer is, dat
4537 Jes 23:1 | dat er geen huis meer is, dat niemand er meer ingaat;
4538 Jes 23:15 | geschieden te dien dage, dat Tyrus zal vergeten worden
4539 Jes 23:17 | einde van zeventig jaren, dat de HEERE Tyrus zal bezoeken,
4540 Jes 23:17 | HEERE Tyrus zal bezoeken, en dat zij wederkeren zal tot haar
4541 Jes 23:18 | eten tot verzadiging, en dat zij durig deksel hebben. ~ ~
4542 Jes 24:3 | 3 Dat land zal ganselijk ledig
4543 Jes 24:10 | de huizen staan gesloten, dat er niemand inkomen kan. ~
4544 Jes 24:21 | geschieden te dien dage, dat de HEERE bezoeking doen
4545 Jes 25:2 | paleis der vreemdelingen, dat het geen stad meer zij,
4546 Jes 26:2 | Doet de poorten open, dat het rechtvaardige volk daarin
4547 Jes 27:4 | distel in oorlog stellen, dat Ik tegen hem zou aanvallen,
4548 Jes 27:9 | dit is de ganse vrucht, dat Hij deszelfs zonde zal wegdoen,
4549 Jes 27:12 | te dien dage geschieden, dat de HEERE dorsen zal, van
4550 Jes 27:13 | te dien dage geschieden, dat er met een grote bazuin
4551 Jes 28:14 | heersers over dit volk, dat te Jeruzalem is! ~
4552 Jes 28:19 | en het zal geschieden, dat het gerucht te verstaan,
4553 Jes 28:20 | bed zal korter zijn, dan dat men zich daarop uitstrekken
4554 Jes 29:13 | Heere heeft gezegd: Daarom dat dit volk tot Mij nadert
4555 Jes 29:16 | pottenbakker geacht werd als leem, dat het maaksel zeide van zijn
4556 Jes 29:17 | nog om een klein weinig, dat de Libanon in een vruchtbaar
4557 Jes 29:20 | een einde zal hebben, en dat het met den bespotter uit
4558 Jes 29:20 | bespotter uit zal zijn, en dat allen, die tot ongerechtigheid
4559 Jes 30:5 | beschaamd maken door een volk, dat hun geen nut kan doen, noch
4560 Jes 30:6 | der kemelen, tot het volk, dat hun geen nut doen zal. ~
4561 Jes 30:14 | Hij niet verschonen; alzo dat van haar verbrijzeling niet
4562 Jes 31:3 | zal Zijn hand uitstrekken, dat de helper struikelen zal,
4563 Jes 33:6 | En het zal geschieden, dat de vastigheid uwer tijden,
4564 Jes 33:15 | die zijn handen uitschudt, dat zij geen geschenken behouden;
4565 Jes 33:15 | die zijn oor stopt, dat hij geen bloedschulden hore,
4566 Jes 33:15 | en zijn ogen toesluit; dat hij het kwade niet aanzie; ~
4567 Jes 33:19 | Gij zult niet meer dat stuurse volk zien, het volk,
4568 Jes 33:19 | stuurse volk zien, het volk, dat zo diep van spraak is, dat
4569 Jes 33:19 | dat zo diep van spraak is, dat men het niet horen kan,
4570 Jes 33:24 | ben ziek, want het volk, dat daarin woont, zal vergeving
4571 Jes 34:17 | der eeuwigheid zullen zij dat erfelijk bezitten, van geslacht
4572 Jes 36:1 | jaar van den koning Hizkia, dat Sanherib, de koning van
4573 Jes 36:5 | op wien vertrouwt gij nu, dat gij tegen mij rebelleert? ~
4574 Jes 36:10 | opgetogen tegen dit land, om dat te verderven. De HEERE heeft
4575 Jes 36:10 | mij gezegd: Trek op tegen dat land, en verderf het. ~
4576 Jes 36:11 | de oren des volks, dat op den muur is. ~
4577 Jes 36:12 | die op den muur zitten, dat zij met ulieden hun
4578 Jes 36:14 | Alzo zegt de koning: Dat Hizkia u niet bedriege,
4579 Jes 36:15 | 15 Daartoe, dat Hizkia u niet doe vertrouwen
4580 Jes 36:18 | 18 Dat Hizkia ulieden niet verleide,
4581 Jes 36:20 | mijn hand gered hebben, dat de HEERE Jeruzalem uit mijn
4582 Jes 37:1 | geschiedde, als de koning Hizkia dat hoorde, zo scheurde hij
4583 Jes 37:4 | op voor het overblijfsel, dat gevonden wordt. ~
4584 Jes 37:7 | een geest in hem geven, dat hij een gerucht horen zal,
4585 Jes 37:8 | Libna; want hij had gehoord, dat hij van Lachis vertrokken
4586 Jes 37:20 | koninkrijken der aarde weten, dat Gij alleen de HEERE zijt. ~
4587 Jes 37:21 | de HEERE, de God Israels: Dat gij tot Mij gebeden hebt
4588 Jes 37:22 | 22 Dit is het woord, dat de HEERE over hem gesproken
4589 Jes 37:26 | Hebt gij niet gehoord, dat Ik zulks lang te voren gedaan
4590 Jes 37:26 | te voren gedaan heb, en dat van de oude dagen af geformeerd
4591 Jes 37:26 | geformeerd heb? Nu heb Ik dat doen komen, dat gij zoudt
4592 Jes 37:26 | Nu heb Ik dat doen komen, dat gij zoudt zijn, om de vaste
4593 Jes 37:29 | uw woeden tegen Mij, en dat uw woeling voor Mijn oren
4594 Jes 37:30 | 30 En dat zij u een teken, dat men
4595 Jes 37:30 | En dat zij u een teken, dat men in dit jaar, wat van
4596 Jes 37:31 | Want het ontkomene, dat overgebleven is van het
4597 Jes 37:38 | zijn god, zich nederboog, dat Adramelech en Sarezer, zijn
4598 Jes 38:3 | Och HEERE, gedenk toch, dat ik voor Uw aangezicht in
4599 Jes 38:7 | teken zijn van den HEERE, dat de HEERE het woord, dat
4600 Jes 38:7 | dat de HEERE het woord, dat Hij gesproken heeft, doen
4601 Jes 38:17 | ziel liefelijk omhelsd, dat zij in de groeve der vertering
4602 Jes 38:22 | Welk zal het teken zijn, dat ik ten huize des HEEREN
4603 Jes 39:1 | Hizkia; want hij had gehoord dat hij krank geweest en weder
4604 Jes 39:2 | zijn ganse heerschappij, dat Hizkia hun niet toonde. ~
4605 Jes 39:4 | is er in mijn schatten, dat ik hun niet getoond heb. ~
4606 Jes 39:6 | 6 Zie, de dagen komen, dat al wat in uw huis is, en
4607 Jes 39:7 | gij gewinnen zult, nemen, dat zij hovelingen zijn in het
4608 Jes 39:8 | Jesaja: Het woord des HEEREN, dat gij gesproken hebt, is goed.
4609 Jes 40:2 | Jeruzalem, en roept haar toe, dat haar strijd vervuld is,
4610 Jes 40:2 | haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend
4611 Jes 40:2 | ongerechtigheid verzoend is, dat zij van de hand des HEEREN
4612 Jes 40:4 | worden; en wat krom is, dat zal recht, en wat hobbelachtig
4613 Jes 40:4 | en wat hobbelachtig is, dat zal tot een vallei gemaakt
4614 Jes 40:5 | vlees te gelijk zal zien, dat het de mond des HEEREN gesproken
4615 Jes 40:20 | 20 Die verarmd is, dat hij niet te offeren heeft,
4616 Jes 40:20 | die kiest een hout uit, dat niet verrotte; hij zoekt
4617 Jes 40:20 | om een beeld te bereiden, dat niet wankele. ~
4618 Jes 40:28 | Hebt gij niet gehoord, dat de eeuwige God, de HEERE,
4619 Jes 41:2 | aangezicht gegeven, en gemaakt, dat hij over koningen heerste?
4620 Jes 41:3 | 3 Dat hij ze najaagde en doortrok
4621 Jes 41:7 | het vast met nagelen, dat het niet wankele. ~
4622 Jes 41:20 | en te gelijk verstaan, dat de hand des HEEREN zulks
4623 Jes 41:20 | HEEREN zulks gedaan, en dat de Heilige Israels zulks
4624 Jes 41:23 | zullen, opdat wij weten, dat gij goden zijt; ja, doet
4625 Jes 41:23 | doet goed, en doet kwaad, dat wij verbaasd staan, en te
4626 Jes 41:26 | verkondigd van den beginne aan, dat wij het weten mogen, of
4627 Jes 41:26 | mogen, of van te voren, dat wij zeggen mogen: Hij is
4628 Jes 41:28 | maar er was geen raadgever, dat Ik hen zou vragen, en zij
4629 Jes 42:5 | voortkomt; Die den volke, dat daarop is, den adem
4630 Jes 42:8 | 8 Ik ben de HEERE, dat is Mijn Naam; en Mijn eer
4631 Jes 42:9 | dingen verkondig Ik; eer dat zij uitspruiten, doe Ik
4632 Jes 43:4 | 4 Van toen af, dat gij kostelijk zijt geweest
4633 Jes 43:10 | Mij gelooft, en verstaat, dat Ik Dezelve ben, dat voor
4634 Jes 43:10 | verstaat, dat Ik Dezelve ben, dat voor Mij geen God geformeerd
4635 Jes 43:12 | getuigen, spreekt de HEERE, dat Ik God ben. ~
4636 Jes 43:19 | uitspruiten, zult gijlieden dat niet weten? Ja, Ik zal in
4637 Jes 44:7 | voor Mij stellen, sedert dat Ik een eeuwig volk gesteld
4638 Jes 44:10 | god, en giet een beeld, dat geen nut doet? ~
4639 Jes 44:11 | werkmeesters zijn uit de mensen; dat zij zich altemaal vergaderen,
4640 Jes 44:11 | zich altemaal vergaderen, dat zij opstaan, zij zullen
4641 Jes 44:13 | schoonheid van een mens, dat het in het huis blijve. ~
4642 Jes 44:18 | heeft hun ogen bestreken, dat zij niet zien, en hun harten,
4643 Jes 44:18 | niet zien, en hun harten, dat zij niet verstaan. ~
4644 Jes 44:19 | noch kennis noch verstand, dat hij zeggen zou: De helft
4645 Jes 45:3 | opdat gij moogt weten, dat Ik de HEERE ben, Die u bij
4646 Jes 45:6 | zon en van den ondergang, dat er buiten Mij niets is,
4647 Jes 45:8 | hemelen! van boven af, en dat de wolken vloeien van gerechtigheid;
4648 Jes 45:8 | de aarde opene zich, en dat allerlei heil uitwasse,
4649 Jes 45:18 | heeft ze niet geschapen, dat zij ledig zijn zou,
4650 Jes 45:21 | beraadslaagt samen: wie heeft dat laten horen van ouds her?
4651 Jes 45:21 | van ouds her? Wie heeft dat van toen af verkondigd?
4652 Jes 45:23 | het zal niet wederkeren: dat Mij alle knie zal gebogen
4653 Jes 46:5 | maken, en Mij vergelijken, dat wij elkander gelijken zouden? ~
4654 Jes 46:9 | dingen van oude tijden af, dat Ik God ben, en er is geen
4655 Jes 47:11 | verwoesting over u komen, dat gij het niet weten zult. ~
4656 Jes 48:4 | 4 Omdat Ik wist, dat gij hard zijt, en uw nek
4657 Jes 48:5 | toen af verkondigd, eer dat het kwam, heb Ik het u doen
4658 Jes 48:6 | hebt het gehoord, aanmerkt dat alles; zult gijlieden het
4659 Jes 48:8 | geweest; want Ik heb geweten, dat gij gans trouwelooslijk
4660 Jes 48:8 | handelen zoudt, en dat gij van den buik af een
4661 Jes 48:16 | maar van dien tijd af, dat het geschied is, ben Ik
4662 Jes 48:18 | 18 Och, dat gij naar Mijn geboden geluisterd
4663 Jes 49:5 | Knecht geformeerd heeft, dat Ik Jakob tot Hem wederbrengen
4664 Jes 49:6 | zeide Hij: Het is te gering, dat Gij Mij een Knecht zoudt
4665 Jes 49:15 | haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontferme over
4666 Jes 49:20 | mij te nauw, wijk van mij, dat ik wonen moge. ~
4667 Jes 49:23 | en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, dat zij
4668 Jes 49:23 | weten, dat Ik de HEERE ben, dat zij niet beschaamd zullen
4669 Jes 49:26 | vlees zal gewaar worden, dat Ik, de HEERE, uw Heiland
4670 Jes 50:2 | dus gans kort geworden, dat zij niet verlossen kan,
4671 Jes 50:2 | rivieren tot een woestijn, dat haar vis stinkt, omdat er
4672 Jes 50:4 | morgen, Hij wekt Mij het oor, dat Ik hore, gelijk die
4673 Jes 50:7 | keisteen, want Ik weet, dat Ik niet zal beschaamd worden. ~
4674 Jes 50:10 | wandelt, en geen licht heeft, dat hij betrouwe op den Naam
4675 Jes 50:11 | die gij ontstoken hebt. Dat geschiedt u van Mijn hand,
4676 Jes 51:12 | u troost; wie zijt gij, dat gij vreest voor den mens,
4677 Jes 51:12 | en voor eens mensen kind, dat hooi worden zal? ~
4678 Jes 51:15 | God, Die de zee klieft, dat haar golven bruisen; HEERE
4679 Jes 51:23 | ziel zeiden: Buig u neder, dat wij over u gaan; en gij
4680 Jes 52:6 | Naam in dien dag kennen, dat Ik het Zelf ben, Die spreekt:
4681 Jes 53:2 | was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben.
4682 Jes 53:4 | gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen
4683 Jes 53:7 | geleid, en als een schaap, dat stom is voor het aangezicht
4684 Jes 54:2 | plaats uwer tenten wijd, en dat men de gordijnen uwer woningen
4685 Jes 54:9 | 9 Want dat zal Mij zijn als de wateren
4686 Jes 54:9 | van Noach, toen Ik zwoer, dat de wateren van Noach niet
4687 Jes 54:9 | gaan; alzo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer op u toornen,
4688 Jes 54:17 | 17 Alle instrument, dat tegen u bereid wordt, zal
4689 Jes 55:5 | gij zult een volk roepen, dat gij niet kendet, en het
4690 Jes 55:5 | niet kendet, en het volk, dat u niet kende, zal tot u
4691 Jes 55:10 | doorvochtigt de aarde, en maakt, dat zij voortbrenge en uitspruite,
4692 Jes 55:11 | Alzo zal Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat, ook
4693 Jes 55:13 | naam, tot een eeuwig teken, dat niet uitgeroeid zal
4694 Jes 56:5 | gij zult een volk roepen, dat gij niet kendet, en het
4695 Jes 56:5 | niet kendet, en het volk, dat u niet kende, zal tot u
4696 Jes 56:10 | doorvochtigt de aarde, en maakt, dat zij voortbrenge en uitspruite,
4697 Jes 56:11 | Alzo zal Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat, ook
4698 Jes 56:13 | naam, tot een eeuwig teken, dat niet uitgeroeid zal
4699 Jes 57:2 | doet, en des mensen kind, dat daaraan vasthoudt; die den
4700 Jes 57:6 | al wie den sabbat houdt, dat hij dien niet ontheilige,
4701 Jes 58:1 | worden weggeraapt, zonder dat er iemand op let, dat de
4702 Jes 58:1 | zonder dat er iemand op let, dat de rechtvaardige weggeraapt
4703 Jes 58:11 | gelegd; is het niet, om dat Ik zwijg, en dat van
4704 Jes 58:11 | om dat Ik zwijg, en dat van ouds af, en gij vreest
4705 Jes 58:12 | bekend maken, en uw werken, dat zij u geen nut doen zullen. ~
4706 Jes 59:2 | Mijner wegen, als een volk, dat gerechtigheid doet en het
4707 Jes 59:5 | het zulk een vasten zijn, dat Ik verkiezen zou, dat de
4708 Jes 59:5 | zijn, dat Ik verkiezen zou, dat de mens zijn ziel een dag
4709 Jes 59:5 | zijn ziel een dag kwelle, dat hij zijn hoofd kromme gelijk
4710 Jes 59:5 | spreide? Zoudt gij dat een vasten heten, en een
4711 Jes 59:6 | Is niet dit het vasten, dat Ik verkies: dat gij losmaakt
4712 Jes 59:6 | vasten, dat Ik verkies: dat gij losmaakt de knopen der
4713 Jes 59:6 | knopen der goddeloosheid, dat gij ontdoet de banden des
4714 Jes 59:6 | ontdoet de banden des juks, en dat gij vrij loslaat de verpletterden,
4715 Jes 59:7 | 7 Is het niet, dat gij den hongerige uw brood
4716 Jes 59:7 | Als gij een naakte ziet, dat gij hem dekt, en dat gij
4717 Jes 59:7 | ziet, dat gij hem dekt, en dat gij u voor uw vlees niet
4718 Jes 59:13 | en indien gij dien eert, dat gij uw wegen niet doet,
4719 Jes 60:1 | HEEREN is niet verkort, dat zij niet zou kunnen verlossen;
4720 Jes 60:1 | is niet zwaar geworden, dat het niet zou kunnen horen. ~
4721 Jes 60:2 | aangezicht van ulieden, dat Hij niet hoort. ~
4722 Jes 60:15 | was kwaad in Zijn ogen, dat er geen recht was. ~
4723 Jes 60:16 | 16 Dewijl Hij zag, dat er niemand was, zo ontzette
4724 Jes 61:15 | 15 In plaats dat gij verlaten en gehaat zijt
4725 Jes 61:16 | zuigen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, uw Heiland,
4726 Jes 62:3 | treurigen Sions te beschikken dat hun gegeven worde sieraad
4727 Jes 62:8 | brandoffer, en Ik zal geven, dat hun werk in der waarheid
4728 Jes 62:9 | zullen, zullen hen kennen, dat zij zijn een zaad, dat de
4729 Jes 62:9 | dat zij zijn een zaad, dat de HEERE gezegend heeft. ~
4730 Jes 64:14 | 14 Gelijk een beest, dat afgaat in de valleien, heeft
4731 Jes 64:17 | waarom verstokt Gij ons hart, dat wij U niet vrezen? Keer
4732 Jes 65:1 | 1 Och, dat Gij de hemelen scheurdet,
4733 Jes 65:1 | Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt, dat de
4734 Jes 65:1 | scheurdet, dat Gij nederkwaamt, dat de bergen van Uw aangezicht
4735 Jes 65:7 | aanroept, die zich opwekt, dat hij U aangrijpe; want Gij
4736 Jes 66:1 | niet zochten; tot het volk, dat naar Mijn Naam niet genoemd
4737 Jes 66:8 | Mijner knechten wil doen, dat Ik hen niet allen verderve. ~
4738 Jes 66:10 | runderleger, voor Mijn volk, dat Mij gezocht heeft. ~
4739 Jes 66:11 | opvullers des dranks voor dat getal! ~
4740 Jes 66:12 | ook ten zwaarde tellen, dat gij allen u ter slachting
4741 Jes 66:12 | gehoord, maar hebt gedaan, dat kwaad was in Mijn ogen,
4742 Jes 66:22 | Zij zullen niet bouwen, dat het een ander bewone; zij
4743 Jes 66:22 | zij zullen niet planten, dat het een ander ete, want
4744 Jes 67:1 | Mijner voeten; waar zou dat huis zijn, dat gijlieden
4745 Jes 67:1 | waar zou dat huis zijn, dat gijlieden Mij zoudt bouwen,
4746 Jes 67:4 | hoorden, maar deden dat kwaad is in Mijn ogen, en
4747 Jes 67:5 | Mijns Naams wil, zeggen: Dat de HEERE heerlijk worde!
4748 Jes 67:18 | hun gedachten! Het komt, dat Ik vergaderen zal alle heidenen
4749 Jes 67:23 | En het zal geschieden, dat van de ene nieuwe maan tot
4750 Jer 1:12 | zijn over Mijn woord, om dat te doen. ~
4751 Jer 1:16 | uitspreken over al hun boosheid; dat zij Mij verlaten hebben,
4752 Jer 2:5 | vaders aan Mij gevonden, dat zij verre van Mij geweken
4753 Jer 2:15 | zijn steden zijn verbrand, dat er niemand in woont. ~
4754 Jer 2:19 | straffen; weet dan en ziet, dat het kwaad en bitter is,
4755 Jer 2:19 | het kwaad en bitter is, dat gij den HEERE, uw God, verlaat,
4756 Jer 2:34 | uw zomen gevonden; Ik heb dat niet met opgraven gevonden,
4757 Jer 3:8 | scheidbrief gegeven had, dat de trouweloze, haar zuster
4758 Jer 3:9 | gerucht harer hoererij, dat zij het land ontheiligde;
4759 Jer 3:13 | ken uw ongerechtigheid, dat gij tegen den HEERE, uw
4760 Jer 3:18 | het noorden, in het land, dat Ik uw vaderen ten erve gegeven
4761 Jer 4:4 | een vuur, en brande, dat niemand blussen kunne, vanwege
4762 Jer 4:7 | zullen verstoord worden, dat er niemand in wone. ~
4763 Jer 4:9 | geschieden, spreekt de HEERE, dat het hart des konings en
4764 Jer 4:18 | gedaan; dit is uw boosheid, dat het zo bitter is, dat het
4765 Jer 4:18 | boosheid, dat het zo bitter is, dat het tot aan uw hart raakt. ~
4766 Jer 5:17 | oogst en uw brood opeten, dat uw zonen en uw dochteren
4767 Jer 5:19 | al deze dingen gedaan? dat gij tot hen zeggen zult:
4768 Jer 5:19 | uitlandse dienen, in een land, dat het uwe niet is. ~
4769 Jer 5:22 | met een eeuwige inzetting, dat zij daarover niet zal
4770 Jer 5:25 | dingen af, en uw zonden weren dat goede van ulieden. ~
4771 Jer 6:10 | ik spreken en betuigen, dat zij het horen? Ziet, hun
4772 Jer 6:10 | hun oor is onbesneden, dat zij niet kunnen toeluisteren;
4773 Jer 7:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied is,
4774 Jer 7:7 | deze plaats, in het land, dat Ik uw vaderen gegeven heb,
4775 Jer 7:10 | aangezicht in dit huis, dat naar Mijn Naam genoemd is,
4776 Jer 7:11 | 11 Is dan dit huis, dat naar Mijn Naam genoemd is,
4777 Jer 7:14 | Zo zal Ik aan dit huis, dat naar Mijn Naam genoemd is,
4778 Jer 7:25 | 25 Van dien dag af, dat uw vaders uit Egypteland
4779 Jer 7:28 | tot hen: Dit is het volk, dat naar de stem des HEEREN,
4780 Jer 7:30 | van Juda hebben gedaan, dat kwaad is in Mijn ogen, spreekt
4781 Jer 7:30 | verfoeiselen gesteld in het huis, dat naar Mijn Naam genoemd is,
4782 Jer 7:30 | Naam genoemd is, om dat te verontreinigen. ~
4783 Jer 7:31 | gebouwd de hoogten van Tofeth, dat in het dal des zoons van
4784 Jer 7:32 | komen, spreekt de HEERE, dat het niet meer zal geheten
4785 Jer 8:6 | toegehoord, zij spreken dat niet recht is, er is niemand,
4786 Jer 8:16 | en zij komen daarhenen, dat zij het land opeten en diens
4787 Jer 9:1 | 1 Och, dat mijn hoofd water ware, en
4788 Jer 9:2 | 2 Och, dat ik in de woestijn een herberg
4789 Jer 9:10 | want zij zijn afgebrand, dat er niemand doorgaat, en
4790 Jer 9:12 | mond des HEEREN gesproken, dat hij het verkondige, waarom
4791 Jer 9:12 | afgebrand zij als een woestijn, dat er niemand doorgaat? ~
4792 Jer 9:17 | en roept klaagvrouwen, dat zij komen; en zendt henen
4793 Jer 9:17 | henen naar de wijze vrouwen, dat zij komen. ~
4794 Jer 9:18 | weeklage over ons opheffen, dat onze ogen van tranen nederdalen,
4795 Jer 9:24 | beroemt, beroeme zich hierin, dat hij verstaat, en Mij kent,
4796 Jer 9:24 | hij verstaat, en Mij kent, dat Ik de HEERE ben, doende
4797 Jer 9:25 | komen, spreekt de HEERE, dat Ik bezoeking zal doen over
4798 Jer 10:1 | 1 Hoort het woord, dat de HEERE tot ulieden spreekt,
4799 Jer 10:3 | ijdelheid; want het is hout, dat men uit het woud gehouwen
4800 Jer 10:22 | het land van het noorden; dat men de steden van Juda zal
4801 Jer 10:23 | 23 Ik weet, o HEERE! dat bij den mens zijn weg niet
4802 Jer 10:23 | bij een man, die wandelt, dat hij zijn gang richte. ~
4803 Jer 11:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied is,
4804 Jer 11:4 | 4 Dat Ik uw vaderen geboden heb,
4805 Jer 11:8 | woorden dezes verbonds, dat Ik geboden heb te doen,
4806 Jer 11:10 | hebben Mijn verbond gebroken, dat Ik met hun vaderen gemaakt
4807 Jer 11:18 | het mij te kennen gegeven, dat ik het wete; toen hebt Gij
4808 Jer 11:19 | slachten; want ik wist niet, dat zij gedachten tegen mij
4809 Jer 11:19 | der levenden uitroeien, dat zijn naam niet meer gedacht
4810 Jer 12:3 | mij, en proeft mijn hart, dat het met U is. Ruk ze uit
4811 Jer 13:6 | ten einde van vele dagen, dat de HEERE tot mij zeide:
4812 Jer 13:10 | Ditzelve boze volk, dat Mijn woorden weigert te
4813 Jer 13:10 | woorden weigert te horen, dat in het goeddunken zijns
4814 Jer 13:10 | zich neder te buigen; dat zal worden gelijk deze gordel,
4815 Jer 13:12 | Weten wij niet zeer wel, dat alle flessen met wijn
4816 Jer 13:14 | sparen, noch Mij ontfermen, dat Ik hen niet zou verderven. ~
4817 Jer 13:16 | eer den HEERE, uw God, eer dat Hij het duister maakt, en
4818 Jer 13:16 | aan de schemerende bergen; dat gij naar licht wacht, en
4819 Jer 13:17 | 17 Zult gijlieden dat dan nog niet horen, zo zal
4820 Jer 14:1 | Het woord des HEEREN, dat tot Jeremia geschied is,
4821 Jer 14:19 | Waarom hebt Gij ons geslagen, dat er geen genezing voor ons
4822 Jer 15:2 | Waarhenen zullen wij uitgaan? dat gij tot hen zult zeggen:
4823 Jer 15:10 | Wee mij, mijn moeder, dat gij mij gebaard hebt, een
4824 Jer 15:13 | geven, zonder prijs; en dat om al uw zonden, en in al
4825 Jer 15:14 | uw vijanden, in een land, dat gij niet kent; want een
4826 Jer 15:15 | lankmoedigheid over hen; weet, dat ik om Uwentwil versmaadheid
4827 Jer 16:11 | 11 Dat gij tot hen zult zeggen:
4828 Jer 16:13 | land werpen, in een land, dat gij niet gekend hebt, gij
4829 Jer 16:14 | komen, spreekt de HEERE, dat er niet meer zal gezegd
4830 Jer 16:15 | wederbrengen in hun land, dat Ik hun vaderen gegeven heb. ~
4831 Jer 16:19 | waarin toch niets was, dat nut deed. ~
4832 Jer 16:21 | macht; en zij zullen weten, dat Mijn Naam is HEERE. ~ ~ ~ ~ ~
4833 Jer 17:4 | Alzo zult gij aflaten (en dat om u zelven) van uw erfenis,
4834 Jer 17:4 | doen dienen in een land, dat gij niet kent; want gijlieden
4835 Jer 17:10 | en proef de nieren; en dat, om een iegelijk te geven
4836 Jer 17:24 | horen, spreekt de HEERE, dat gij geen last door de poorten
4837 Jer 17:24 | sabbatdag heiligt, dat gij geen werk daarop doet;
4838 Jer 17:27 | haar poorten aansteken, dat de paleizen van Jeruzalem
4839 Jer 18:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied is
4840 Jer 18:4 | 4 En het vat, dat hij maakte, werd verdorven,
4841 Jer 18:7 | en over een koninkrijk, dat Ik het zal uitrukken, en
4842 Jer 18:8 | berouw hebben over het kwaad, dat Ik hetzelve gedacht te doen. ~
4843 Jer 18:9 | en over een koninkrijk, dat Ik het zal bouwen en planten;
4844 Jer 18:10 | Maar indien het doet, dat kwaad is in Mijn ogen, dat
4845 Jer 18:10 | dat kwaad is in Mijn ogen, dat het naar Mijn stem niet
4846 Jer 18:20 | een kuil gegraven; gedenk, dat ik voor Uw aangezicht gestaan
4847 Jer 19:2 | dal des zoons van Hinnom, dat voor de deur der Zonnepoort
4848 Jer 19:6 | komen, spreekt de HEERE, dat deze plaats niet meer zal
4849 Jer 19:6 | genoemd worden het Tofeth, of dat des zoons van Hinnom, maar
4850 Jer 19:11 | pottenbakkersvat verbreekt, dat niet weder geheeld
4851 Jer 19:12 | HEERE, en haar inwoners; en dat om deze stad te stellen
4852 Jer 19:15 | steden, al het kwaad brengen, dat Ik over haar gesproken heb;
4853 Jer 20:3 | geschiedde des anderen daags, dat Pashur Jeremia uit de gevangenis
4854 Jer 20:4 | zwaard hunner vijanden, dat het uw ogen aanzien; en
4855 Jer 20:17 | 17 Dat Hij mij niet gedood heeft
4856 Jer 20:18 | en droefenis te zien, en dat mijn dagen in beschaamdheid
4857 Jer 21:1 | 1 Het woord, dat van den HEERE geschied is
4858 Jer 21:2 | doen naar al Zijn wonderen, dat hij van ons optrekke. ~
4859 Jer 21:12 | een vuur, en brande, dat niemand blussen kunne, vanwege
4860 Jer 21:14 | aansteken in haar woud, dat zal verteren al wat rondom
4861 Jer 22:5 | gezworen, spreekt de HEERE, dat dit huis tot een woestheid
4862 Jer 22:10 | zal nimmermeer wederkomen, dat hij het land zijner geboorte
4863 Jer 22:16 | toen ging het hem wel; is dat niet Mij te kennen? spreekt
4864 Jer 22:17 | op onschuldig bloed, om dat te vergieten, en op verdrukking
4865 Jer 22:21 | uw weg van uw jeugd af, dat gij Mijner stem niet hebt
4866 Jer 22:28 | weggeworpen in een land, dat zij niet kennen? ~
4867 Jer 23:5 | komen, spreekt de HEERE, dat Ik aan David een rechtvaardige
4868 Jer 23:7 | komen, spreekt de HEERE, dat zij niet meer zullen zeggen:
4869 Jer 23:24 | plaatsen kunnen verbergen, dat Ik hem niet zou zien? spreekt
4870 Jer 23:33 | tot hen zeggen: Wat last? Dat Ik ulieden verlaten zal,
4871 Jer 23:34 | den priester, of het volk, dat zeggen zal: Des HEEREN last;
4872 Jer 23:34 | zeggen zal: Des HEEREN last; dat Ik bezoeking zal doen over
4873 Jer 24:7 | geven om Mij te kennen, dat Ik de HEERE ben; en zij
4874 Jer 24:10 | zullen zijn uit het land, dat Ik hun en hun vaderen gegeven
4875 Jer 25:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied is
4876 Jer 25:5 | handelingen, en woont in het land, dat de HEERE u en uw vaderen
4877 Jer 25:12 | koning van Babel, en over dat volk, spreekt de HEERE,
4878 Jer 25:12 | land der Chaldeen, en zal dat stellen tot eeuwige verwoestingen. ~
4879 Jer 25:13 | 13 En Ik zal over dat land brengen al Mijn woorden,
4880 Jer 25:16 | 16 Dat zij drinken, en beven, en
4881 Jer 25:16 | worden, vanwege het zwaard, dat Ik onder hen zal zenden. ~
4882 Jer 25:27 | en spuwt, en valt neder, dat gij niet weder opstaat,
4883 Jer 25:27 | vanwege het zwaard, dat Ik onder u zal zenden. ~
4884 Jer 25:28 | te nemen om te drinken, dat gij tot hen zeggen zult:
4885 Jer 25:34 | want uw dagen zijn vervuld, dat men slachten zal, en van
4886 Jer 26:3 | berouw hebben over het kwaad, dat Ik hun denk te doen vanwege
4887 Jer 26:4 | naar Mij niet zult horen, dat gij wandelt in Mijn wet,
4888 Jer 26:8 | al het volk te spreken, dat de priesters en de profeten
4889 Jer 26:9 | deze stad zal woest worden, dat er niemand wone? En het
4890 Jer 26:13 | berouwen over het kwaad, dat Hij tegen u gesproken
4891 Jer 26:15 | Maar weet voorzeker, dat gij, zo gij mij doodt, gewisselijk
4892 Jer 26:19 | berouwde over het kwaad, dat Hij tegen hen gesproken
4893 Jer 26:21 | koning hem te doden; als Uria dat hoorde, zo vreesde hij,
4894 Jer 26:24 | Safan, was met Jeremia, dat men hem niet overgaf in
4895 Jer 27:8 | volk en het koninkrijk, dat hem, Nebukadnezar, den koning
4896 Jer 27:8 | Babel, niet zal dienen, en dat zijn hals niet zal geven
4897 Jer 27:10 | uit uw land te brengen, en dat Ik u uitstote, en gij omkomt. ~
4898 Jer 27:11 | 11 Maar het volk, dat zijn hals zal brengen onder
4899 Jer 27:11 | spreekt de HEERE, en het zal dat bouwen en daarin wonen. ~
4900 Jer 27:13 | gesproken heeft van het volk, dat den koning van Babel
4901 Jer 27:22 | zij zijn, tot den dag toe, dat Ik ze bezoeken zal, spreekt
4902 Jer 28:1 | jaar, in de vijfde maand, dat Hananja, zoon van Azur,
4903 Jer 28:6 | die gij geprofeteerd hebt, dat Hij de vaten van des HEEREN
4904 Jer 28:7 | Maar hoor nu dit woord, dat ik spreek voor uw oren,
4905 Jer 28:9 | die profeet bekend worden, dat hem de HEERE in der waarheid
4906 Jer 28:15 | maar gij hebt gemaakt, dat dit volk op leugen vertrouwt. ~
4907 Jer 29:1 | en tot het ganse volk, dat Nebukadnezar van Jeruzalem
4908 Jer 29:6 | uw dochteren aan mannen, dat zij zonen en dochteren baren;
4909 Jer 29:11 | vredes, en niet des kwaads, dat Ik u geve het einde en de
4910 Jer 29:16 | zit, en van al het volk, dat in deze stad woont, te weten,
4911 Jer 29:22 | Juda, die in Babel zijn, dat men zegge: De HEERE stelle
4912 Jer 29:23 | valselijk in Mijn Naam, dat Ik hun niet geboden had;
4913 Jer 29:25 | gezonden hebt tot al het volk, dat te Jeruzalem is, en tot
4914 Jer 29:26 | van den priester Jojada, dat gij opzieners zoudt zijn
4915 Jer 29:26 | een profeet uitgeeft, dat gij dien stelt in de gevangenis
4916 Jer 29:31 | gezonden heb, en heeft gemaakt, dat gij op leugen vertrouwt; ~
4917 Jer 29:32 | het goede niet zien, dat Ik Mijn volke doen zal,
4918 Jer 30:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied is
4919 Jer 30:3 | komen, spreekt de HEERE, dat Ik de gevangenis van Mijn
4920 Jer 30:3 | wederbrengen in het land, dat Ik hun vaderen gegeven
4921 Jer 30:7 | want die dag is zo groot, dat zijns gelijke niet geweest
4922 Jer 30:8 | de HEERE der heirscharen, dat Ik zijn juk van uw hals
4923 Jer 30:15 | krijt gij over uw breuk, dat uw smart dodelijk is? Om
4924 Jer 31:18 | Ik heb wel gehoord, dat zich Efraim beklaagt, zeggende:
4925 Jer 31:27 | komen, spreekt de HEERE, dat Ik het huis van Israel en
4926 Jer 31:31 | komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israel
4927 Jer 31:32 | Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt
4928 Jer 31:33 | Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het
4929 Jer 31:35 | nachts, Die de zee klieft, dat haar golven bruisen, HEERE
4930 Jer 31:36 | het zaad Israels ophouden, dat het geen volk zij voor Mijn
4931 Jer 31:38 | komen, spreekt de HEERE, dat deze stad den HEERE zal
4932 Jer 32:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied is
4933 Jer 32:2 | het voorhof der bewaring, dat in het huis des konings
4934 Jer 32:7 | zeggende: Koop u mijn veld, dat bij Anathoth is, want gij
4935 Jer 32:8 | hetwelk is bij Anathoth, dat in het land van Benjamin
4936 Jer 32:8 | voor u. Toen merkte ik, dat het des HEEREN woord was. ~
4937 Jer 32:9 | mijns ooms zoon, het veld, dat bij Anathoth is; en ik woog
4938 Jer 32:22 | hebt hun dit land gegeven, dat Gij hun vaderen gezworen
4939 Jer 32:25 | gezegd, Heere HEERE! koop u dat veld voor geld, en doe het
4940 Jer 32:30 | jeugd aan alleenlijk gedaan, dat kwaad was in Mijn ogen;
4941 Jer 32:31 | geweest, van den dag af, dat zij haar gebouwd hebben,
4942 Jer 32:34 | verfoeiselen gesteld in het huis, dat naar Mijn Naam genoemd is,
4943 Jer 32:34 | Mijn Naam genoemd is, om dat te verontreinigen. ~
4944 Jer 32:35 | Mijn hart is opgekomen, dat zij dezen gruwel zouden
4945 Jer 32:40 | eeuwig verbond met hen maken, dat Ik van achter hen niet zal
4946 Jer 32:40 | vreze in hun hart geven, dat zij niet van Mij afwijken. ~
4947 Jer 32:41 | Mij over hen verblijden, dat Ik hun weldoe; en Ik zal
4948 Jer 32:41 | zal hen getrouwelijk in dat land planten, met Mijn ganse
4949 Jer 32:42 | hen brengen al het goede, dat Ik over hen spreke. ~
4950 Jer 32:43 | gij zegt: Het is woest, dat er geen mens noch beest
4951 Jer 33:2 | het doet, de HEERE, Die dat formeert, opdat Hij het
4952 Jer 33:9 | het goede zullen horen, dat Ik hun doe; en zij zullen
4953 Jer 33:10 | gij zegt: Zij is woest, dat er geen mens en geen beest
4954 Jer 33:10 | die zo verwoest zijn, dat er geen mens, en geen inwoner,
4955 Jer 33:12 | plaats, die zo woest is, dat er geen mens, zelfs tot
4956 Jer 33:14 | komen, spreekt de HEERE, dat Ik het goede woord verwekken
4957 Jer 33:14 | goede woord verwekken zal, dat Ik tot het huis van Israel
4958 Jer 33:21 | verbond met Mijn knecht David, dat hij geen zoon hebbe, die
4959 Jer 33:26 | knecht David verwerpen, dat Ik van zijn zaad niet neme,
4960 Jer 34:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied is
4961 Jer 34:8 | 8 Het woord, dat tot Jeremia geschied is
4962 Jer 34:8 | had met het ganse volk, dat te Jeruzalem was, om vrijheid
4963 Jer 34:9 | 9 Dat een iegelijk zijn knecht,
4964 Jer 34:10 | verbond hadden ingegaan, dat zij, een iegelijk zijn knecht,
4965 Jer 34:15 | wedergekeerd, en hadt gedaan, dat recht is in Mijn ogen, vrijheid
4966 Jer 34:15 | aangezicht, in het huis, dat naar Mijn Naam genoemd is. ~
4967 Jer 34:18 | de woorden des verbonds, dat zij voor Mijn aangezicht
4968 Jer 34:18 | hadden, met het kalf, dat zij in tweeen hadden gehouwen,
4969 Jer 34:22 | stellen tot een verwoesting, dat er niemand in wone. ~ ~
4970 Jer 35:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied is
4971 Jer 35:9 | 9 En dat wij geen huizen bouwen tot
4972 Jer 35:11 | Babel, naar dit land optoog, dat wij zeiden: Komt, en laat
4973 Jer 35:13 | gijlieden geen tucht aannemen, dat gij hoort naar Mijn
4974 Jer 35:14 | kinderen geboden heeft, dat zij geen wijn zouden drinken,
4975 Jer 35:15 | gij in het land blijven, dat Ik u en uw vaderen gegeven
4976 Jer 35:16 | het gebod huns vaders, dat hij hun geboden heeft, bevestigd
4977 Jer 35:17 | Jeruzalem brengen al het kwaad, dat Ik tegen hen gesproken
4978 Jer 36:1 | Josia, den koning van Juda, dat dit woord tot Jeremia geschiedde
4979 Jer 36:2 | volken, van den dag aan, dat Ik tot u gesproken
4980 Jer 36:3 | Juda horen al het kwaad, dat Ik hun gedenk te doen; opdat
4981 Jer 36:8 | geboden had, lezende in dat boek de woorden des HEEREN,
4982 Jer 36:9 | Juda, in de negende maand, dat zij een vasten voor des
4983 Jer 36:10 | 10 Zo las Baruch in dat boek de woorden van Jeremia
4984 Jer 36:11 | de woorden des HEEREN uit dat boek gehoord had;
4985 Jer 36:13 | gehoord had, als Baruch uit dat boek las voor de oren des
4986 Jer 36:16 | zij al de woorden hoorden, dat zij verschrikten, de een
4987 Jer 36:23 | en wierp ze in het vuur, dat op den haard was, totdat
4988 Jer 36:23 | verteerd was in het vuur, dat op den haard was. ~
4989 Jer 36:25 | koning daarvoor spraken, dat hij de rol niet zou verbranden;
4990 Jer 36:29 | land verderven, en maken, dat mens en beest daarin ophouden? ~
4991 Jer 36:31 | Juda, al het kwaad brengen, dat Ik tot hen gesproken heb;
4992 Jer 36:32 | al de woorden des boeks, dat Jojakim, de koning
4993 Jer 37:7 | vragen: Ziet, Farao's heir, dat u ter hulpe uitgetogen
4994 Jer 37:12 | 12 Dat Jeremia uit Jeruzalem uitging,
4995 Jer 37:15 | schrijver; want zij hadden dat tot een gevangenhuis
4996 Jer 37:18 | tegen dit volk gezondigd, dat gijlieden mij in het gevangenhuis
4997 Jer 38:7 | konings huis was, hoorde, dat zij Jeremia in den kuil
4998 Jer 38:10 | Jeremia op uit den kuil, eer dat hij sterft. ~
4999 Jer 38:19 | Chaldeen gevallen zijn, dat zij mij misschien in derzelver
5000 Jer 38:21 | gaan, zo is dit het woord, dat de HEERE mij heeft doen
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7945 |