1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7945
Book Chapter: Verse
5001 Jer 38:24 | zeide Zedekia tot Jeremia: Dat niemand wete van deze woorden,
5002 Jer 38:25 | de vorsten zullen horen, dat ik met u gesproken heb,
5003 Jer 38:26 | konings aangezicht neder, dat hij mij niet zou weder laten
5004 Jer 38:28 | bewaring tot op den dag, dat Jeruzalem werd ingenomen;
5005 Jer 39:14 | Ahikam, den zoon van Safan, dat hij hem henen uitbracht
5006 Jer 40:1 | 1 Het woord, dat van den HEERE geschied is
5007 Jer 40:7 | en hun mannen, hoorden, dat de koning van Babel Gedalia,
5008 Jer 40:7 | het land gesteld had, en dat hij aan hem bevolen
5009 Jer 40:11 | die landen waren, hoorden, dat de koning van Babel in Juda
5010 Jer 40:11 | overblijfsel gelaten had; en dat hij Gedalia, den zoon van
5011 Jer 40:14 | zeiden tot hem: Weet gij wel, dat Baalis, de koning der kinderen
5012 Jer 41:1 | geschiedde in de zevende maand, dat Ismael, de zoon van Nethanja,
5013 Jer 41:6 | geschiedde, als hij hen aantrof dat hij zeide: Komt tot Gedalia,
5014 Jer 41:7 | der stad gekomen waren, dat Ismael, de zoon van Nethanja,
5015 Jer 41:10 | overblijfsel des volks, dat te Mizpa was, gevankelijk,
5016 Jer 41:11 | waren, al het kwaad hoorden, dat Ismael, de zoon van Nethanja,
5017 Jer 41:12 | hem aan het grote water, dat bij Gibeon is. ~
5018 Jer 41:13 | geschiedde, als het volk, dat met Ismael was, Johanan
5019 Jer 41:14 | 14 En al het volk, dat Ismael van Mizpa gevankelijk
5020 Jer 41:16 | overblijfsel des volks, dat hij wedergebracht had van
5021 Jer 41:17 | neder te Geruth-Chimham, dat bij Bethlehem is, om voort
5022 Jer 41:17 | is, om voort te trekken, dat zij in Egypte kwamen. ~
5023 Jer 42:3 | 3 Dat ons de HEERE, uw God, bekend
5024 Jer 42:4 | geschieden, het ganse woord, dat de HEERE u zal antwoorden,
5025 Jer 42:7 | ten einde van tien dagen, dat des HEEREN woord tot Jeremia
5026 Jer 42:10 | heb berouw over het kwaad, dat Ik u aangedaan heb. ~
5027 Jer 42:12 | ulieden barmhartigheid geven, dat hij zich uwer erbarme, en
5028 Jer 42:16 | Zo zal het geschieden, dat het zwaard, waar gij voor
5029 Jer 42:17 | of ontkome van het kwaad, dat Ik over hen zal brengen. ~
5030 Jer 42:19 | Egypte; weet zekerlijk, dat ik heden tegen u betuigd
5031 Jer 42:22 | Zo weet nu zekerlijk, dat gij door het zwaard, door
5032 Jer 43:3 | in de hand der Chaldeen, dat zij ons doden en ons gevankelijk
5033 Jer 44:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschiedde aan
5034 Jer 44:2 | hebt gezien al het kwaad, dat Ik gebracht heb over Jeruzalem
5035 Jer 44:5 | hun boosheid te bekeren, dat zij anderen goden niet roken. ~
5036 Jer 44:15 | al de mannen, die wisten, dat hun vrouwen anderen goden
5037 Jer 44:16 | Aangaande het woord, dat gij tot ons in des HEEREN
5038 Jer 44:18 | 18 Maar van toen af, dat wij opgehouden hebben aan
5039 Jer 44:21 | 21 Het roken, dat gijlieden in de steden van
5040 Jer 44:22 | ontzetting, en tot een vloek, dat er niemand in woont, gelijk
5041 Jer 44:23 | 23 Vanwege dat gij gerookt hebt, en dat
5042 Jer 44:23 | dat gij gerookt hebt, en dat gij tegen den HEERE gezondigd
5043 Jer 44:29 | zijn, spreekt de HEERE, dat Ik in deze plaats over u
5044 Jer 44:29 | zal doen; opdat gij weet, dat Mijn woorden zekerlijk over
5045 Jer 45:1 | 1 Het woord, dat de profeet Jeremia gesproken
5046 Jer 45:4 | Zo zegt de HEERE: Zie, dat Ik gebouwd heb, breek Ik
5047 Jer 45:4 | gebouwd heb, breek Ik af, en dat Ik geplant heb, ruk Ik uit,
5048 Jer 46:1 | Het woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia
5049 Jer 46:2 | Necho, koning van Egypte, dat aan de rivier Frath, bij
5050 Jer 46:2 | Frath, bij Karchemis was, dat Nebukadrezar, de koning
5051 Jer 46:5 | 5 Waarom zie Ik, dat zij versaagd en achterwaarts
5052 Jer 46:10 | heirscharen, een dag der wrake, dat Hij zich wreke van Zijn
5053 Jer 46:13 | 13 Het woord, dat de HEERE tot den profeet
5054 Jer 46:19 | en zal verbrand worden, dat er niemand in wone. ~
5055 Jer 47:1 | Het woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia
5056 Jer 47:1 | tegen de Filistijnen; eer dat Farao Gaza sloeg. ~
5057 Jer 48:2 | laat ons haar uitroeien, dat zij geen volk meer zij;
5058 Jer 48:8 | zal komen over elke stad, dat niet een stad ontkomen zal;
5059 Jer 48:9 | ter verwoesting worden, dat niemand in dezelve wone. ~
5060 Jer 48:12 | komen, spreekt de HEERE, dat Ik hem vreemde gasten zal
5061 Jer 48:20 | krijt! verkondigt te Arnon, dat Moab verstoord is. ~
5062 Jer 48:27 | onder de dieven gevonden, dat gij u zo bewoogt, van den
5063 Jer 48:27 | bewoogt, van den tijd af, dat uw woorden van hem waren? ~
5064 Jer 48:36 | fluiten, omdat het overschot, dat hij gemaakt had, verloren
5065 Jer 48:42 | Moab zal verdelgd worden, dat hij geen volk zij, omdat
5066 Jer 49:2 | komen, spreekt de HEERE, dat Ik over Rabba der kinderen
5067 Jer 49:8 | hem gebracht, den tijd, dat Ik hem bezocht heb. ~
5068 Jer 49:10 | verborgene plaatsen ontdekt, dat hij zich niet zal kunnen
5069 Jer 49:13 | gezworen, spreekt de HEERE, dat Bozra worden zal tot een
5070 Jer 49:31 | trekt op tegen het volk, dat rust heeft, dat in zekerheid
5071 Jer 49:31 | het volk, dat rust heeft, dat in zekerheid woont, spreekt
5072 Jer 49:31 | woont, spreekt de HEERE; dat geen deuren noch grendel
5073 Jer 49:34 | Het woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia
5074 Jer 49:39 | in het laatste der dagen, dat Ik Elams gevangenis wenden
5075 Jer 50:1 | 1 Het woord, dat de HEERE gesproken heeft
5076 Jer 50:3 | haar op van het noorden; dat zal haar land zetten in
5077 Jer 50:3 | land zetten in verwoesting, dat er geen inwoner in zal zijn;
5078 Jer 50:5 | met een eeuwig verbond, dat niet zal worden vergeten. ~
5079 Jer 50:7 | geen schuld hebben; daarom dat zij gezondigd hebben tegen
5080 Jer 50:15 | muren zijn afgebroken; want dat is des HEEREN wraak, wreekt
5081 Jer 50:17 | is een verbijsterd lam, dat de leeuwen verjaagd hebben;
5082 Jer 50:24 | gij ook gevangen, o Babel! dat gij het niet wist; gij zijt
5083 Jer 50:25 | gramschap voortgebracht; want dat is een werk van den HEERE,
5084 Jer 50:31 | dag is gekomen, de tijd, dat Ik u bezoeken zal. ~
5085 Jer 50:32 | aansteken in zijn steden, dat zal alle plaatsen rondom
5086 Jer 50:36 | zijn over de leugenaars, dat zij zot worden; het zwaard
5087 Jer 50:36 | zal zijn over haar helden, dat zij versagen; ~
5088 Jer 50:37 | in het midden van hen is, dat zij tot wijven worden; het
5089 Jer 50:37 | over haar schatten, dat zij geplunderd worden. ~
5090 Jer 50:38 | zijn over haar wateren, dat zij uitdrogen; want het
5091 Jer 51:4 | 4 Dat de verslagenen liggen in
5092 Jer 51:11 | voornemen is tegen Babel, dat Hij haar verderve;
5093 Jer 51:29 | stellen tot een verwoesting, dat er geen inwoner zij. ~
5094 Jer 51:31 | van Babel bekend te maken, dat zijn stad van het einde
5095 Jer 51:32 | 32 En dat de veren ingenomen, en de
5096 Jer 51:32 | met vuur verbrand zijn; en dat de krijgslieden verbaasd
5097 Jer 51:33 | dorsvloer, het is tijd, dat men ze trede; nog een weinig,
5098 Jer 51:35 | 35 Het geweld, dat mij en mijn vlees is aangedaan,
5099 Jer 51:37 | ontzetting en aanfluiting, dat er geen inwoner zij. ~
5100 Jer 51:46 | vreest van het gerucht, dat gehoord zal worden in het
5101 Jer 51:47 | Daarom ziet, de dagen komen, dat Ik bezoeking zal doen over
5102 Jer 51:52 | komen, spreekt de HEERE, dat Ik bezoeking doen zal over
5103 Jer 51:58 | zullen gearbeid hebben, dat zij mat worden. ~
5104 Jer 51:59 | 59 Het woord, dat de profeet Jeremia beval
5105 Jer 51:60 | nu schreef al het kwaad, dat over Babel komen zou, in
5106 Jer 51:62 | over deze plaats gesproken, dat Gij ze zult uitroeien, zodat
5107 Jer 51:62 | mens tot op het beest, maar dat zij worden zal tot
5108 Jer 51:64 | opkomen, vanwege het kwaad, dat Ik over haar zal brengen,
5109 Jer 52:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen des
5110 Jer 52:4 | op den tienden der maand, dat Nebukadrezar, de koning
5111 Jer 52:14 | ganse heir der Chaldeen, dat met den overste der trawanten
5112 Jer 52:28 | 28 Dit is het volk, dat Nebukadrezar gevankelijk
5113 Jer 52:31 | twintigsten der maand, dat Evilmerodach, de koning
5114 Klaa 1:10 | immers heeft zij aangezien, dat de heidenen in haar heiligdom
5115 Klaa 1:10 | waarvan Gij geboden hadt, dat zij in Uw gemeente niet
5116 Klaa 1:11 | Zie, HEERE, en aanschouw, dat ik onwaard geworden
5117 Klaa 1:17 | heeft van Jakob geboden, dat die rondom hem zijn, zijn
5118 Klaa 1:21 | 21 Schin. Zij horen, dat ik zucht, maar ik heb geen
5119 Klaa 1:21 | kwaad; en zij zijn vrolijk, dat Gij het gedaan hebt; als
5120 Klaa 1:24 | Hij heeft gemaakt, dat zij de aarde raken; Hij
5121 Klaa 1:25 | ontstoken als een vlammend vuur, dat rondom verteert. ~
5122 Klaa 1:26 | als een tegenpartijder, dat Hij doodde al de begeerlijke
5123 Klaa 1:30 | Zijn hand niet afgewend, dat Hij ze niet verslonde;
5124 Klaa 1:35 | zal ik bij u vergelijken, dat ik u trooste, gij jonkvrouw,
5125 Klaa 1:37 | waar men van zeide, dat zij volkomen van schoonheid
5126 Klaa 1:39 | heeft Zijn woord vervuld, dat Hij bevolen had van oude
5127 Klaa 1:51 | Hij heeft mij toegemuurd, dat ik er niet uit gaan kan;
5128 Klaa 1:66 | goedertierenheden des HEEREN, dat wij niet vernield zijn,
5129 Klaa 1:66 | wij niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden geen
5130 Klaa 1:70 | Teth. Het is goed, dat men hope, en stille zij
5131 Klaa 1:71 | Het is goed voor een man, dat hij het juk in zijn jeugd
5132 Klaa 1:78 | 34 Lamed. Dat men al de gevangenen der
5133 Klaa 1:79 | 35 Lamed. Dat men het recht eens mans
5134 Klaa 1:80 | 36 Lamed. Dat men een mens verongelijkt
5135 Klaa 1:116| dan de zonden van Sodom, dat als in een ogenblik omgekeerd
5136 Klaa 1:122| de inwoners der wereld, dat de tegenpartijder en vijand
5137 Klaa 1:127| met ons gapen op een volk, dat niet kon verlossen. ~
5138 Klaa 1:128| onze gangen nagespeurd, dat wij op onze straten niet
5139 Klaa 2:16 | afgevallen; o wee nu onzer, dat wij zo gezondigd hebben! ~
5140 Eze 1:1 | Chebar, zo geschiedde het, dat de hemelen werden geopend,
5141 Eze 1:18 | velgen, die waren zo hoog, dat zij vreselijk waren; en
5142 Eze 1:23 | 23 En onder dat uitspansel waren hun vleugelen
5143 Eze 2:5 | 5 En zij, hetzij dat zij het horen zullen, of
5144 Eze 2:5 | horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen (want
5145 Eze 2:5 | huis), zo zullen zij weten, dat een profeet in het midden
5146 Eze 2:7 | tot hen spreken, hetzij dat zij horen zullen, of hetzij
5147 Eze 2:7 | horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen; want
5148 Eze 2:8 | niet wederspannig, gelijk dat wederspannig huis; open
5149 Eze 3:11 | zegt de Heere HEERE, hetzij dat zij horen zullen, of hetzij
5150 Eze 3:11 | horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen. ~
5151 Eze 3:16 | ten einde van zeven dagen, dat het woord des HEEREN tot
5152 Eze 3:26 | uw gehemelte doen kleven, dat gij stom worden zult, en
5153 Eze 4:3 | uw aangezicht tegen haar, dat zij in belegering kome,
5154 Eze 4:4 | naar het getal der dagen, dat gij daarop zult liggen,
5155 Eze 4:5 | driehonderd en negentig dagen, dat gij de ongerechtigheid van
5156 Eze 4:8 | dikke touwen aan u leggen, dat gij u niet omkeert van uw
5157 Eze 4:9 | negentig dagen, zult gij dat eten. ~
5158 Eze 4:14 | toe, geen dood aas, noch dat verscheurd is, gegeten,
5159 Eze 5:13 | troosten; en zij zullen weten, dat Ik, de HEERE, in Mijn ijver
5160 Eze 6:7 | liggen, opdat gij weet, dat Ik de HEERE ben. ~
5161 Eze 6:9 | door hun hoerachtig hart, dat van Mij afgeweken is,
5162 Eze 6:10 | En zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben; Ik heb
5163 Eze 6:13 | Dan zult gij weten, dat Ik de HEERE ben, als hun
5164 Eze 6:14 | en zij zullen bevinden, dat Ik de HEERE ben. ~ ~ ~ ~ ~
5165 Eze 7:4 | en gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5166 Eze 7:6 | Een einde is er gekomen, dat einde is gekomen, het is
5167 Eze 7:9 | en gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE ben, Die
5168 Eze 7:20 | verfoeiselen gemaakt; daarom heb Ik dat hun tot onreinigheid
5169 Eze 7:27 | richten; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~ ~ ~ ~ ~
5170 Eze 8:1 | voor mijn aangezicht zaten, dat de hand des Heeren
5171 Eze 8:3 | een beeld der ijvering, dat tot ijver verwekt. ~
5172 Eze 8:15 | mij: Hebt gij, mensenkind, dat gezien? Gij zult nog wederom
5173 Eze 8:17 | mij: Hebt gij, mensenkind, dat gezien? Is er iets lichter
5174 Eze 9:8 | en ik overgebleven was, dat ik op mijn aangezicht viel,
5175 Eze 10:6 | van tussen de cherubs, dat hij inging en stond bij
5176 Eze 10:15 | dit was hetzelfde dier, dat ik bij de rivier Chebar
5177 Eze 10:20 | 20 Dit is het dier, dat ik zag onder den Gods Israels
5178 Eze 10:20 | Chebar; en ik bemerkte, dat het cherubs waren. ~
5179 Eze 11:7 | nedergelegd hebt, die zijn dat vlees, en deze stad is de
5180 Eze 11:10 | richten, en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5181 Eze 11:12 | En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, omdat gij
5182 Eze 11:13 | nu, als ik profeteerde, dat Pelatja, de zoon van Benaja,
5183 Eze 11:15 | ganse huis Israels, ja, dat ganse, tot welke de inwoners
5184 Eze 11:24 | weggevoerden; en het gezicht, dat ik gezien had, voer van
5185 Eze 12:6 | aangezicht zult gij bedekken, dat gij het land niet ziet;
5186 Eze 12:10 | het ganse huis Israels, dat in het midden van hen is. ~
5187 Eze 12:13 | net over hem uitspreiden, dat hij in Mijn jachtgaren gegrepen
5188 Eze 12:13 | der Chaldeen; ook zal hij dat niet zien, hoewel hij
5189 Eze 12:15 | Alzo zullen zij weten, dat Ik de HEERE ben, wanneer
5190 Eze 12:16 | zullen, en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5191 Eze 12:20 | zijn; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5192 Eze 12:22 | dit voor een spreekwoord, dat gijlieden hebt in het land
5193 Eze 12:23 | spreekwoord doen ophouden, dat zij het niet meer ten spreekwoord
5194 Eze 12:27 | Israels zeggen: Het gezicht dat hij ziet, is voor vele dagen,
5195 Eze 12:28 | hetwelk Ik gesproken heb, dat zal gedaan worden, spreekt
5196 Eze 13:9 | komen; en gij zult weten, dat Ik de Heere HEERE ben. ~
5197 Eze 13:10 | Daarom, ja, daarom dat zij Mijn volk verleiden,
5198 Eze 13:10 | daar geen vrede is; en dat de een een lemen wand bouwt,
5199 Eze 13:11 | met loze kalk pleisteren, dat hij omvallen zal; er zal
5200 Eze 13:14 | hem ter aarde nederwerpen, dat zijn grond zal ontdekt worden;
5201 Eze 13:14 | omkomen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5202 Eze 13:19 | uw liegen tot Mijn volk, dat de leugen hoort? ~
5203 Eze 13:21 | jacht; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5204 Eze 13:22 | bozen weg niet afkeren zou, dat Ik hem in het leven behield; ~
5205 Eze 13:23 | redden, en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~ ~
5206 Eze 14:8 | gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5207 Eze 14:13 | honger daarin zenden, dat Ik daaruit mensen en beesten
5208 Eze 14:15 | land door te gaan, hetwelk dat van kinderen berove, zodat
5209 Eze 14:15 | zodat het woest worde, dat er niemand doorga, vanwege
5210 Eze 14:17 | zegge: Zwaard! ga door, door dat land, zodat Ik daarvan uitroeie
5211 Eze 14:22 | vertroost worden over het kwaad, dat Ik over Jeruzalem gebracht
5212 Eze 14:23 | zult; en gij zult weten, dat Ik niet zonder oorzaak gedaan
5213 Eze 15:2 | of de wijnrank meer dan dat onder het hout eens wouds
5214 Eze 15:5 | hoeveel te min als het vuur dat verteerd heeft, zodat het
5215 Eze 15:7 | verteren; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik
5216 Eze 16:13 | waart voorspoedig, dat gij een koninkrijk werdt. ~
5217 Eze 16:17 | goud en van Mijn zilver, dat Ik u gegeven had, en gij
5218 Eze 16:19 | waarmede Ik u spijsde, dat hebt gij ook voor hun aangezichten
5219 Eze 16:21 | 21 Dat gij Mijn kinderen geslacht
5220 Eze 16:24 | 24 Dat gij u een verwelfsel gebouwd
5221 Eze 16:36 | bloed uwer kinderen, dat gij hun gegeven hebt; ~
5222 Eze 16:37 | uw naaktheid ontdekken, dat zij uw ganse naaktheid zien
5223 Eze 16:43 | 43 Daarom dat gij niet gedacht hebt aan
5224 Eze 16:62 | oprichten, en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben; ~
5225 Eze 17:9 | en zijn vrucht afsnijden, dat hij droog worde? Hij zal
5226 Eze 17:9 | gewas verdrogen; en dat niet door een groten arm,
5227 Eze 17:12 | 12 Zeg nu tot dat wederspannig huis: Weet
5228 Eze 17:14 | zich niet verheffende, en dat het, zijn verbond houdende,
5229 Eze 17:19 | heeft, en Mijn verbond, dat hij gebroken heeft, datzelve
5230 Eze 17:20 | net over hem uitspreiden, dat hij gegrepen zal worden
5231 Eze 17:21 | en gijlieden zult weten, dat Ik, de HEERE, gesproken
5232 Eze 17:22 | des hogen ceders nemen, dat Ik zetten zal; van het opperste
5233 Eze 17:23 | heerlijken ceder worden, dat onder hem wonen zal alle
5234 Eze 17:24 | alle bomen des velds weten, dat Ik, de HEERE, den hogen
5235 Eze 18:2 | 2 Wat is ulieden, dat gij dit spreekwoord gebruikt
5236 Eze 18:14 | doet, aanziet, en toeziet, dat hij dergelijke niet doet; ~
5237 Eze 18:18 | heeft, en gedaan heeft, dat niet goed was in het midden
5238 Eze 18:23 | bekeert van zijn wegen, dat hij leve? ~
5239 Eze 18:26 | hij zal in zijn onrecht, dat hij gedaan heeft, sterven. ~
5240 Eze 19:5 | 5 Zij nu ziende, dat zij in hope was geweest,
5241 Eze 19:14 | een roede zijner ranken, dat zijn vrucht verteerd heeft;
5242 Eze 20:1 | tienden derzelver maand, dat er mannen uit de oudsten
5243 Eze 20:6 | Ik Mijn hand tot hen op, dat Ik hen uit Egypteland uitvoeren
5244 Eze 20:6 | uitvoeren zou, in een land, dat Ik voor hen uitgespeurd
5245 Eze 20:8 | Egypte; daarom zeide Ik, dat Ik Mijn grimmigheid over
5246 Eze 20:12 | opdat zij zouden weten, dat Ik de HEERE ben, Die hen
5247 Eze 20:13 | ontheiligden Mijn sabbatten zeer, dat Ik zeide, Mijn grimmigheid
5248 Eze 20:15 | tot hen in de woestijn, dat Ik hen niet zou brengen
5249 Eze 20:15 | zou brengen in het land, dat Ik hun gegeven had, vloeiende
5250 Eze 20:16 | 16 Daarom dat zij Mijn rechten verwierpen,
5251 Eze 20:17 | Mijn oog verschoonde hen, dat Ik hen niet verdierf, en
5252 Eze 20:20 | ulieden, opdat gij weet, dat Ik, de HEERE, uw God ben. ~
5253 Eze 20:21 | ontheiligden Mijn sabbatten, dat Ik zeide, Mijn grimmigheid
5254 Eze 20:23 | tot hen op in de woestijn, dat Ik hen verspreiden zou onder
5255 Eze 20:26 | verwoesten zou, ten einde dat zij zouden weten, dat Ik
5256 Eze 20:26 | einde dat zij zouden weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5257 Eze 20:27 | Mij uw vaderen gesmaad, dat zij door overtreding tegen
5258 Eze 20:32 | 32 Daarom, dat in uw geest opgeklommen
5259 Eze 20:32 | zal geenszins geschieden, dat gij zegt: Wij zullen als
5260 Eze 20:38 | komen, en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5261 Eze 20:42 | En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik
5262 Eze 20:44 | Zo zult gij weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik
5263 Eze 20:48 | En alle vlees zal zien, dat Ik, de HEERE, dat aangestoken
5264 Eze 20:48 | zien, dat Ik, de HEERE, dat aangestoken heb; het zal
5265 Eze 21:5 | En alle vlees zal weten, dat Ik, de HEERE, Mijn zwaard
5266 Eze 21:7 | zullen: Waarom zucht gij, dat gij zeggen zult: Om het
5267 Eze 21:11 | met de hand handelen zou; dat zwaard is gescherpt, en
5268 Eze 21:11 | zwaard is gescherpt, en dat is geveegd, om hetzelve
5269 Eze 21:14 | verslagen zullen worden, dat tot hen in de binnenste
5270 Eze 21:27 | recht heeft, en dien Ik dat geven zal. ~
5271 Eze 22:4 | 4 Door uw bloed, dat gij vergoten hebt, zijt
5272 Eze 22:16 | heidenen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5273 Eze 22:21 | vuur Mijner verbolgenheid, dat gij in het midden van haar
5274 Eze 22:22 | worden; en gij zult weten, dat Ik, de HEERE, Mijn grimmigheid
5275 Eze 22:24 | haar; Gij zijt een land, dat niet gereinigd is, dat zijn
5276 Eze 22:24 | dat niet gereinigd is, dat zijn plasregen niet heeft
5277 Eze 23:13 | 13 Toen zag Ik, dat zij verontreinigd was; zij
5278 Eze 23:25 | Mijn ijver tegen u zetten, dat zij in grimmigheid met u
5279 Eze 23:29 | u naakt en bloot laten, dat uw hoerenschaamte ontdekt
5280 Eze 23:39 | dag in Mijn heiligdom, om dat te ontheiligen; en ziet,
5281 Eze 23:40 | 40 Dit is er ook, dat zij gezonden hebben tot
5282 Eze 23:48 | vrouwen onderwezen worden, dat zij naar uw schandelijkheid
5283 Eze 23:49 | en gijlieden zult weten, dat Ik de Heere HEERE ben. ~ ~
5284 Eze 24:3 | gebruik een gelijkenis tot dat wederspannig huis, en zeg
5285 Eze 24:7 | gladde steenrots heeft zij dat gelegd; zij heeft het op
5286 Eze 24:19 | wat ons deze dingen zijn, dat gij aldus doet? ~
5287 Eze 24:24 | komt, dan zult gij weten, dat Ik de Heere HEERE ben. ~
5288 Eze 24:26 | 26 Dat ten zelfden dage een ontkomene
5289 Eze 24:26 | u zal komen, om uw oren dat te doen horen? ~
5290 Eze 24:27 | en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~ ~
5291 Eze 25:4 | overgeven tot een bezitting, dat zij hun burgen in u zetten,
5292 Eze 25:5 | schaapskooi; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5293 Eze 25:7 | en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5294 Eze 25:11 | oefenen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5295 Eze 25:12 | schuldig gemaakt hebben, dat zij zich aan hen gewroken
5296 Eze 25:17 | doen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik
5297 Eze 26:1 | op den eersten der maand, dat des HEEREN woord tot mij
5298 Eze 26:2 | Mensenkind! daarom dat Tyrus van Jeruzalem gezegd
5299 Eze 26:6 | worden; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5300 Eze 27:7 | Egypte was uw uitbreidsel, dat het u tot een zeil ware;
5301 Eze 27:34 | 34 Ten tijde, dat gij uit de zeeen verbroken
5302 Eze 28:15 | uw wegen, van den dag af, dat gij geschapen zijt, totdat
5303 Eze 28:18 | u doen voortkomen, dat u heeft verteerd, en Ik
5304 Eze 28:22 | worden; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik
5305 Eze 28:23 | van haar, door het zwaard, dat tegen haar zal zijn van
5306 Eze 28:23 | en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.
5307 Eze 28:24 | beroven; en zij zullen weten, dat Ik de Heere HEERE ben. ~
5308 Eze 28:25 | zullen zij in hun land wonen, dat Ik aan Mijn knecht, aan
5309 Eze 28:26 | zijn; en zij zullen weten dat Ik, de HEERE, hunlieder
5310 Eze 29:6 | van Egypte zullen weten, dat Ik de HEERE ben, omdat zij
5311 Eze 29:9 | woestheid, en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben; omdat hij
5312 Eze 29:15 | Ik zal hen verminderen, dat zij niet zullen heersen
5313 Eze 29:16 | zijn tot een vertrouwen, dat der ongerechtigheid doet
5314 Eze 29:16 | maar zij zullen weten, dat Ik de Heere HEERE ben. ~
5315 Eze 29:17 | op den eersten der maand, dat het woord des HEEREN tot
5316 Eze 29:21 | hen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~ ~
5317 Eze 30:8 | En zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik
5318 Eze 30:19 | Egypte; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5319 Eze 30:20 | den zevenden der maand, dat het woord des HEEREN tot
5320 Eze 30:21 | verbinden, om dien te sterken, dat hij het zwaard houde. ~
5321 Eze 30:24 | armen zal Ik verbreken, dat hij voor zijn aangezicht
5322 Eze 30:25 | vallen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik
5323 Eze 30:26 | alzo zullen zij weten, dat Ik de HEERE ben. ~ ~
5324 Eze 31:1 | op den eersten der maand, dat des HEEREN woord tot mij
5325 Eze 31:9 | veelheid zijner takken, dat alle bomen van Eden, die
5326 Eze 31:11 | machtigste der heidenen, dat die hem rechtschapen zou
5327 Eze 31:18 | verslagenen door het zwaard. Dat is Farao, en zijn ganse
5328 Eze 32:1 | op den eersten der maand, dat het woord des HEEREN tot
5329 Eze 32:10 | 10 En Ik zal maken, dat zich vele volken over u
5330 Eze 32:15 | alzo zullen zij weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5331 Eze 32:16 | 16 Dat is het klaaglied, en dat
5332 Eze 32:16 | Dat is het klaaglied, en dat zullen zij klagelijk zingen;
5333 Eze 32:17 | den vijftienden der maand, dat het woord des HEEREN tot
5334 Eze 33:9 | goddeloze van zijn weg afmaant, dat hij zich van dien bekere,
5335 Eze 33:11 | maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere
5336 Eze 33:13 | tot den rechtvaardige zeg, dat hij zekerlijk leven zal,
5337 Eze 33:13 | maar in zijn onrecht, dat hij doet, daarin zal hij
5338 Eze 33:21 | op den vijfden der maand, dat er een tot mij kwam, die
5339 Eze 33:27 | wild gedierte overgeve, dat het hem vrete, en die in
5340 Eze 33:28 | Israels zullen woest zijn, dat er niemand overga. ~
5341 Eze 33:29 | Dan zullen zij weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik
5342 Eze 33:30 | hoort, wat het woord zij, dat van den HEERE voortkomt. ~
5343 Eze 33:33 | 33 Maar als dat komt (zie, het zal komen!)
5344 Eze 33:33 | dan zullen zij weten, dat er een profeet in het midden
5345 Eze 34:18 | Is het u te weinig, dat gij de goede weide afweidt?
5346 Eze 34:22 | Mijn schapen verlossen, dat zij niet meer tot een roof
5347 Eze 34:27 | hun land; en zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik
5348 Eze 34:30 | Maar zij zullen weten, dat Ik, de HEERE, hun God, met
5349 Eze 34:30 | hun God, met hen ben, en dat zij Mijn volk zijn, het
5350 Eze 35:4 | verwoesting worden, en zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5351 Eze 35:9 | worden; alzo zult gij weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5352 Eze 35:12 | En gij zult weten, dat Ik, de HEERE, al uw lasteringen
5353 Eze 35:15 | worden; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~ ~
5354 Eze 36:10 | ganse huis Israels, ja, dat geheel; en de steden zullen
5355 Eze 36:11 | beginselen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5356 Eze 36:13 | zeggen: Gij zijt een land, dat mensen opeet, en gij zijt
5357 Eze 36:13 | opeet, en gij zijt een land, dat uw volken berooft; ~
5358 Eze 36:15 | 15 En Ik zal maken, dat men den schimp der heidenen
5359 Eze 36:18 | uit, om des bloeds wil, dat zij in het land vergoten
5360 Eze 36:18 | drekgoden, waarmede zij dat verontreinigd hadden. ~
5361 Eze 36:23 | de heidenen zullen weten, dat Ik de HEERE ben, spreekt
5362 Eze 36:27 | van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen
5363 Eze 36:28 | zult wonen in het land, dat Ik uw vaderen gegeven heb,
5364 Eze 36:29 | roepen tot het koren, en zal dat vermenigvuldigen, en Ik
5365 Eze 36:34 | bebouwd worden, in plaats dat het een verwoesting was,
5366 Eze 36:35 | zullen zeggen: Dit land, dat verwoest was, is geworden
5367 Eze 36:36 | overgelaten zijn, weten, dat Ik, de HEERE, de verstoorde
5368 Eze 36:37 | Israels verzocht worden, dat Ik het hun doe; Ik zal ze
5369 Eze 36:38 | mensenkudden; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~ ~ ~ ~ ~
5370 Eze 37:6 | worden; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5371 Eze 37:13 | En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik
5372 Eze 37:14 | zetten; en gij zult weten, dat Ik, de HEERE, dit gesproken
5373 Eze 37:19 | zal het hout van Jozef, dat in Efraims hand geweest
5374 Eze 37:25 | zullen wonen in het land, dat Ik Mijn knecht Jakob gegeven
5375 Eze 37:28 | de heidenen zullen weten, dat Ik de HEERE ben, Die Israel
5376 Eze 38:8 | zult gij komen in het land, dat wedergebracht is van het
5377 Eze 38:8 | wedergebracht is van het zwaard, dat vergaderd is uit vele volken,
5378 Eze 38:10 | zal het ook geschieden, dat er raadslagen in uw hart
5379 Eze 38:11 | zeggen: Ik zal optrekken naar dat dorpland, ik zal komen tot
5380 Eze 38:12 | zijn, en tegen een volk, dat uit de heidenen verzameld
5381 Eze 38:12 | de heidenen verzameld is, dat vee en have verkregen
5382 Eze 38:17 | hebben, jaren lang, dat Ik u tegen hen zou aanbrengen? ~
5383 Eze 38:18 | spreekt de Heere HEERE, dat Mijn grimmigheid in Mijn
5384 Eze 38:20 | al het kruipend gedierte, dat op het aardrijk kruipt,
5385 Eze 38:23 | heidenen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~ ~
5386 Eze 39:6 | wonen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~
5387 Eze 39:7 | de heidenen zullen weten, dat Ik de HEERE ben, de
5388 Eze 39:11 | te dien dage geschieden, dat Ik aan Gog aldaar een grafstede
5389 Eze 39:17 | tot Mijn slachtoffer, dat Ik voor u geslacht heb,
5390 Eze 39:19 | toe; van Mijn slachtoffer, dat Ik voor u geslacht heb. ~
5391 Eze 39:21 | zullen Mijn oordeel zien, dat Ik gedaan heb, en Mijn hand,
5392 Eze 39:22 | huis Israels zullen weten, dat Ik, de HEERE, hunlieder
5393 Eze 39:23 | de heidenen zullen weten, dat die van het huis Israels
5394 Eze 39:23 | Mij hadden overtreden, en dat Ik Mijn aangezicht
5395 Eze 39:28 | Dan zullen zij weten, dat Ik, de HEERE, hunlieder
5396 Eze 40:17 | kameren, en een plaveisel, dat gemaakt was in het voorhof
5397 Eze 40:44 | in het binnenste voorhof, dat aan de zijde van de noorderpoort
5398 Eze 40:46 | wacht des altaars waarnemen; dat zijn de kinderen van Zadok,
5399 Eze 41:6 | boven zijkamer, drie, en dat dertig malen, en zij kwamen
5400 Eze 41:9 | buiten, was vijf ellen; en dat ledig gelaten was, was de
5401 Eze 41:12 | Voorts van het gebouw, dat voor aan de afgesneden plaats
5402 Eze 41:15 | aan de afgesneden plaats dat achter dezelve was, en derzelver
5403 Eze 42:3 | tegenover het plaveisel, dat het buitenste voorhof had,
5404 Eze 42:13 | afgesneden plaats zijn, dat zijn heilige kameren, waarin
5405 Eze 43:3 | gedaante van het gezicht, dat ik zag, gelijk het gezicht,
5406 Eze 43:3 | zag, gelijk het gezicht, dat ik gezien had, toen ik kwam,
5407 Eze 43:3 | gezichten, als het gezicht, dat ik gezien had aan de
5408 Eze 43:8 | hun post nevens Mijn post, dat er maar een wand tussen
5409 Eze 43:22 | ontzondigen, gelijk als zij dat ontzondigd hebben met den
5410 Eze 43:27 | en voortaan geschieden, dat de priesters uw brandofferen
5411 Eze 44:7 | Mijn heiligdom te zijn, om dat te ontheiligen, te weten
5412 Eze 44:12 | spreekt de Heere HEERE, dat zij hun ongerechtigheid
5413 Eze 44:17 | binnenste voorhof zullen ingaan, dat zij linnen klederen zullen
5414 Eze 44:25 | tot een doden mens ingaan, dat hij onrein worde; maar om
5415 Eze 45:1 | de breedte tien duizend; dat zal in zijn gehele grenzen
5416 Eze 45:4 | 4 Dat zal een heilige plaats zijn
5417 Eze 45:11 | zullen van enerlei mate zijn, dat een bath het tiende deel
5418 Eze 45:13 | Dit is het hefoffer, dat gijlieden offeren zult:
5419 Eze 46:4 | Het brandoffer nu, dat de vorst den HEERE zal offeren,
5420 Eze 46:13 | HEERE; alle morgens zult gij dat bereiden. ~
5421 Eze 46:16 | geven van zijn erfenis, dat zullen zijn zonen hebben;
5422 Eze 46:17 | van zijn knechten, die zal dat hebben tot het vrijjaar
5423 Eze 47:9 | Ja, het zal geschieden, dat alle levende ziel, die er
5424 Eze 47:10 | Ook zal het geschieden, dat er vissers aan dezelve zullen
5425 Eze 47:14 | 14 En gij zult dat erven, de een zowel als
5426 Eze 47:14 | Mijn hand heb opgeheven, dat Ik het uw vaderen zou geven;
5427 Eze 47:16 | Hamath, Berotha, Sibraim, dat tussen de landpale van Damaskus
5428 Eze 47:16 | Hamath is; Hazar Hattichon, dat aan de landpale van Havran
5429 Eze 47:17 | landpale van Hamath; en dat zal de noorderhoek zijn. ~
5430 Eze 47:18 | tot de Oostzee toe; en dat zal de oosterhoek zijn. ~
5431 Eze 47:19 | tot aan de grote zee; en dat zal de zuiderhoek zuidwaarts
5432 Eze 47:20 | recht tegenover Hamath komt; dat zal de westerhoek zijn. ~
5433 Eze 47:22 | Maar het zal geschieden, dat gij hetzelve zult doen vallen
5434 Eze 48:8 | zal het hefoffer zijn, dat gijlieden zult offeren,
5435 Eze 48:9 | 9 Het hefoffer, dat gijlieden den HEERE zult
5436 Eze 48:15 | Maar de vijf duizend, dat is hetgeen overgelaten is
5437 Eze 48:15 | vijf en twintig duizend, dat zal onheilig zijn, voor
5438 Eze 48:21 | tegenover de andere delen, dat zal voor den vorst zijn;
5439 Eze 48:29 | 29 Dit is het land, dat gijlieden zult doen vallen
5440 Dan 1:3 | overste zijner kamerlingen, dat hij voorbrengen zou enigen
5441 Dan 1:4 | in des konings paleis; en dat men hen onderwees in de
5442 Dan 1:5 | den wijn zijns dranks, en dat men hen drie jaren alzo
5443 Dan 1:5 | jaren alzo optoog, en dat zij ten einde derzelve zouden
5444 Dan 1:8 | nu nam voor in zijn hart, dat hij zich niet zou ontreinigen
5445 Dan 1:8 | overste der kamerlingen, dat hij zich niet mocht ontreinigen. ~
5446 Dan 1:13 | doe met uw knechten, naar dat gij zien zult. ~
5447 Dan 1:15 | der tien dagen, zag men dat hun gedaanten schoner waren,
5448 Dan 1:16 | Toen geschiedde het, dat Melzar de stukken hunner
5449 Dan 1:18 | waarvan de koning gezegd had, dat men hen zou inbrengen, zo
5450 Dan 2:2 | Toen zeide de koning, dat men roepen zou de tovenaars,
5451 Dan 2:8 | zeide: Ik weet vastelijk, dat gijlieden den tijd uitkoopt,
5452 Dan 2:8 | uitkoopt, dewijl gij ziet, dat de zaak mij ontgaan is. ~
5453 Dan 2:9 | droom, dan zal ik weten, dat gij mij deszelfs uitlegging
5454 Dan 2:12 | zeer verbolgen, en zeide, dat men al de wijzen te Babel
5455 Dan 2:16 | verzocht van den koning, dat hij hem een bestemden tijd
5456 Dan 2:16 | bestemden tijd wilde geven, dat hij den koning de uitlegging
5457 Dan 2:18 | over deze verborgenheid, dat Daniel en zijn metgezellen
5458 Dan 2:34 | zonder handen, die sloeg dat beeld aan zijn voeten van
5459 Dan 2:35 | tot een groten berg, alzo dat hij de gehele aarde vervulde. ~
5460 Dan 2:38 | al dezelve; gij zijt dat gouden hoofd. ~
5461 Dan 2:40 | verzwakt; gelijk nu het ijzer, dat zulks alles verbreekt, alzo
5462 Dan 2:41 | 41 En dat gij gezien hebt de voeten
5463 Dan 2:41 | en ten dele van ijzer, dat zal een gedeeld koninkrijk
5464 Dan 2:42 | ijzer, en ten dele leem; dat koninkrijk zal ten dele
5465 Dan 2:43 | 43 En dat gij gezien hebt ijzer vermengd
5466 Dan 2:44 | een Koninkrijk verwekken, dat in der eeuwigheid niet zal
5467 Dan 2:44 | zal verstoord worden; en dat Koninkrijk zal aan geen
5468 Dan 2:45 | Daarom hebt gij gezien, dat uit den berg een steen zonder
5469 Dan 2:46 | aanbad Daniel; en hij zeide, dat men hem met spijsoffer en
5470 Dan 2:47 | zeide: Het is de waarheid, dat ulieder God een God der
5471 Dan 3:2 | heerschappers der landschappen, dat zij komen zouden tot de
5472 Dan 3:3 | stonden voor het beeld, dat Nebukadnezar had opgericht. ~
5473 Dan 3:10 | hebt een bevel gegeven, dat alle mensen, die horen zouden
5474 Dan 3:13 | in toorn en grimmigheid, dat men Sadrach, Mesach en Abed-nego
5475 Dan 3:14 | Sadrach, Mesach en Abed-nego, dat gijlieden mijn goden niet
5476 Dan 3:14 | eert, en het gouden beeld, dat ik opgericht heb, niet
5477 Dan 3:15 | zo gijlieden gereed zijt, dat gij ten tijde, als gij horen
5478 Dan 3:15 | nedervalt, en aanbidt het beeld, dat ik gemaakt heb, zo is het
5479 Dan 3:18 | u zij bekend, o koning! dat wij uw goden niet zullen
5480 Dan 3:18 | noch het gouden beeld, dat gij hebt opgericht, zullen
5481 Dan 3:19 | hij antwoordde en zeide, dat men den oven zevenmaal
5482 Dan 3:20 | zijn heir waren, zeide hij, dat zij Sadrach, Mesach en Abed-nego
5483 Dan 3:27 | niet geheerst had, en dat het haar huns hoofds niet
5484 Dan 3:27 | niet veranderd waren, ja, dat de reuk des vuurs daardoor
5485 Dan 3:29 | van mij een bevel gegeven, dat alle volk, natie en tong,
5486 Dan 4:6 | een bevel van mij gesteld, dat men voor mij zou inbrengen
5487 Dan 4:9 | tovenaars! dewijl ik weet, dat de geest der heilige goden
5488 Dan 4:14 | verstrooit zijn vruchten, dat de dieren van onder hem
5489 Dan 4:16 | Zijn hart worde veranderd, dat het geens mensen hart meer
5490 Dan 4:17 | opdat de levenden bekennen, dat de Allerhoogste heerschappij
5491 Dan 4:22 | 22 Dat zijt gij, o koning! die
5492 Dan 4:22 | grootheid is zo gewassen, dat zij reikt aan den hemel,
5493 Dan 4:23 | 23 Dat nu de koning, een wachter,
5494 Dan 4:23 | hemels nat gemaakt worden, en dat zijn deel zij met het gedierte
5495 Dan 4:25 | voorbijgaan, totdat gij bekent, dat de Allerhoogste heerschappij
5496 Dan 4:26 | 26 Dat er ook gezegd is, dat men
5497 Dan 4:26 | Dat er ook gezegd is, dat men den stam met de wortelen
5498 Dan 4:26 | gij zult bekend hebben, dat de Hemel heerst. ~
5499 Dan 4:30 | dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb tot een huis
5500 Dan 4:32 | voorbijgaan, totdat gij bekent, dat de Allerhoogste over de
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7945 |