Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
das 1
dassendeksel 1
dassenvellen 13
dat 7945
dathan 10
datzelfde 4
datzelve 52
Frequency    [«  »]
8801 zij
8724 ik
8706 gij
7945 dat
7933 is
7660 niet
6228 der

Bijbel

IntraText - Concordances

dat

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7945

     Book Chapter: Verse
5001 Jer 38:24 | zeide Zedekia tot Jeremia: Dat niemand wete van deze woorden, 5002 Jer 38:25 | de vorsten zullen horen, dat ik met u gesproken heb, 5003 Jer 38:26 | konings aangezicht neder, dat hij mij niet zou weder laten 5004 Jer 38:28 | bewaring tot op den dag, dat Jeruzalem werd ingenomen; 5005 Jer 39:14 | Ahikam, den zoon van Safan, dat hij hem henen uitbracht      5006 Jer 40:1 | 1      Het woord, dat van den HEERE geschied is 5007 Jer 40:7 | en hun mannen, hoorden, dat de koning van Babel Gedalia, 5008 Jer 40:7 | het land gesteld had, en dat hij      aan hem bevolen 5009 Jer 40:11 | die landen waren, hoorden, dat de koning van Babel in Juda 5010 Jer 40:11 | overblijfsel gelaten      had; en dat hij Gedalia, den zoon van 5011 Jer 40:14 | zeiden tot hem: Weet gij wel, dat Baalis, de koning der kinderen 5012 Jer 41:1 | geschiedde in de zevende maand, dat Ismael, de zoon van Nethanja, 5013 Jer 41:6 | geschiedde, als hij hen aantrof dat hij zeide: Komt tot Gedalia, 5014 Jer 41:7 | der stad gekomen waren, dat Ismael, de zoon van Nethanja, 5015 Jer 41:10 | overblijfsel des volks, dat te Mizpa was, gevankelijk, 5016 Jer 41:11 | waren, al het kwaad hoorden, dat Ismael, de zoon van Nethanja, 5017 Jer 41:12 | hem aan het grote water, dat bij Gibeon is. ~ 5018 Jer 41:13 | geschiedde, als het volk, dat met Ismael was, Johanan 5019 Jer 41:14 | 14      En al het volk, dat Ismael van Mizpa gevankelijk 5020 Jer 41:16 | overblijfsel des volks, dat hij wedergebracht had van 5021 Jer 41:17 | neder te Geruth-Chimham, dat bij Bethlehem is, om voort 5022 Jer 41:17 | is, om voort te trekken, dat zij in Egypte kwamen. ~ 5023 Jer 42:3 | 3      Dat ons de HEERE, uw God, bekend 5024 Jer 42:4 | geschieden, het ganse woord, dat de HEERE u      zal antwoorden, 5025 Jer 42:7 | ten einde van tien dagen, dat des HEEREN woord tot Jeremia 5026 Jer 42:10 | heb berouw over het kwaad, dat Ik u aangedaan heb. ~ 5027 Jer 42:12 | ulieden barmhartigheid geven, dat hij zich uwer erbarme, en 5028 Jer 42:16 | Zo zal het geschieden, dat het zwaard, waar gij voor 5029 Jer 42:17 | of ontkome van het kwaad, dat Ik over hen zal brengen. ~ 5030 Jer 42:19 | Egypte; weet zekerlijk, dat ik heden tegen u betuigd 5031 Jer 42:22 | Zo weet nu zekerlijk, dat gij door het zwaard, door 5032 Jer 43:3 | in de hand der Chaldeen, dat zij ons doden en ons gevankelijk 5033 Jer 44:1 | 1      Het woord, dat tot Jeremia geschiedde aan 5034 Jer 44:2 | hebt gezien al het kwaad, dat Ik gebracht heb over Jeruzalem 5035 Jer 44:5 | hun boosheid te bekeren, dat zij anderen goden niet roken. ~ 5036 Jer 44:15 | al de mannen, die wisten, dat hun vrouwen anderen goden 5037 Jer 44:16 | Aangaande het woord, dat gij tot ons in des HEEREN 5038 Jer 44:18 | 18      Maar van toen af, dat wij opgehouden hebben aan 5039 Jer 44:21 | 21      Het roken, dat gijlieden in de steden van 5040 Jer 44:22 | ontzetting, en tot een vloek, dat er niemand in woont, gelijk 5041 Jer 44:23 | 23      Vanwege dat gij gerookt hebt, en dat 5042 Jer 44:23 | dat gij gerookt hebt, en dat gij tegen den HEERE gezondigd 5043 Jer 44:29 | zijn, spreekt de HEERE, dat Ik in deze plaats over u 5044 Jer 44:29 | zal doen; opdat gij weet, dat Mijn woorden zekerlijk over 5045 Jer 45:1 | 1   Het woord, dat de profeet Jeremia gesproken 5046 Jer 45:4 | Zo zegt de HEERE: Zie, dat Ik gebouwd heb, breek Ik 5047 Jer 45:4 | gebouwd heb, breek Ik af, en dat Ik geplant heb, ruk Ik uit, 5048 Jer 46:1 | Het woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia 5049 Jer 46:2 | Necho, koning van Egypte, dat aan de rivier Frath, bij 5050 Jer 46:2 | Frath, bij Karchemis was, dat Nebukadrezar, de koning 5051 Jer 46:5 | 5      Waarom zie Ik, dat zij versaagd en achterwaarts 5052 Jer 46:10 | heirscharen, een dag der wrake, dat Hij zich wreke van Zijn 5053 Jer 46:13 | 13      Het woord, dat de HEERE tot den profeet 5054 Jer 46:19 | en zal verbrand worden, dat er niemand in      wone. ~ 5055 Jer 47:1 | Het woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia 5056 Jer 47:1 | tegen de Filistijnen; eer dat Farao Gaza sloeg. ~ 5057 Jer 48:2 | laat ons haar uitroeien, dat zij geen volk meer zij; 5058 Jer 48:8 | zal komen over elke stad, dat niet een stad ontkomen zal; 5059 Jer 48:9 | ter verwoesting worden, dat niemand in dezelve wone. ~ 5060 Jer 48:12 | komen, spreekt de HEERE, dat Ik hem vreemde gasten zal 5061 Jer 48:20 | krijt! verkondigt te Arnon, dat Moab verstoord is. ~ 5062 Jer 48:27 | onder de dieven gevonden, dat gij u zo bewoogt, van den 5063 Jer 48:27 | bewoogt, van den tijd af, dat uw woorden van hem waren? ~ 5064 Jer 48:36 | fluiten, omdat het overschot, dat hij gemaakt had,      verloren 5065 Jer 48:42 | Moab zal verdelgd worden, dat hij geen volk zij, omdat 5066 Jer 49:2 | komen, spreekt de HEERE, dat Ik over Rabba der kinderen 5067 Jer 49:8 | hem gebracht, den tijd, dat Ik hem bezocht heb. ~ 5068 Jer 49:10 | verborgene plaatsen ontdekt, dat hij zich niet zal kunnen 5069 Jer 49:13 | gezworen, spreekt de HEERE, dat Bozra worden zal tot een 5070 Jer 49:31 | trekt op tegen het volk, dat rust heeft, dat in zekerheid 5071 Jer 49:31 | het volk, dat rust heeft, dat in zekerheid woont, spreekt 5072 Jer 49:31 | woont, spreekt de HEERE; dat geen deuren noch grendel 5073 Jer 49:34 | Het woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia 5074 Jer 49:39 | in het laatste der dagen, dat Ik Elams gevangenis wenden 5075 Jer 50:1 | 1      Het woord, dat de HEERE gesproken heeft 5076 Jer 50:3 | haar op van het noorden; dat zal haar land zetten in 5077 Jer 50:3 | land zetten in verwoesting, dat er geen inwoner in zal zijn; 5078 Jer 50:5 | met een eeuwig verbond, dat niet zal      worden vergeten. ~ 5079 Jer 50:7 | geen schuld hebben; daarom dat zij gezondigd hebben tegen 5080 Jer 50:15 | muren zijn afgebroken; want dat is des HEEREN wraak, wreekt 5081 Jer 50:17 | is een verbijsterd lam, dat de leeuwen verjaagd hebben; 5082 Jer 50:24 | gij ook gevangen, o Babel! dat gij het niet wist; gij zijt 5083 Jer 50:25 | gramschap voortgebracht; want dat is een werk van den HEERE, 5084 Jer 50:31 | dag is gekomen, de tijd, dat Ik u bezoeken zal. ~ 5085 Jer 50:32 | aansteken in zijn steden, dat zal alle plaatsen rondom 5086 Jer 50:36 | zijn over de leugenaars, dat zij zot worden; het zwaard 5087 Jer 50:36 | zal zijn over haar helden, dat zij versagen; ~ 5088 Jer 50:37 | in het midden van hen is, dat zij tot wijven worden; het 5089 Jer 50:37 | over      haar schatten, dat zij geplunderd worden. ~ 5090 Jer 50:38 | zijn over haar wateren, dat zij uitdrogen; want het 5091 Jer 51:4 | 4      Dat de verslagenen liggen in 5092 Jer 51:11 | voornemen is tegen Babel, dat Hij haar verderve;      5093 Jer 51:29 | stellen tot een verwoesting, dat er geen inwoner zij. ~ 5094 Jer 51:31 | van Babel bekend te maken, dat zijn stad van het einde 5095 Jer 51:32 | 32      En dat de veren ingenomen, en de 5096 Jer 51:32 | met vuur verbrand zijn; en dat de krijgslieden verbaasd 5097 Jer 51:33 | dorsvloer, het is tijd, dat men ze trede; nog een weinig, 5098 Jer 51:35 | 35      Het geweld, dat mij en mijn vlees is aangedaan, 5099 Jer 51:37 | ontzetting en aanfluiting, dat er geen inwoner zij. ~ 5100 Jer 51:46 | vreest van het gerucht, dat gehoord zal worden in het 5101 Jer 51:47 | Daarom ziet, de dagen komen, dat Ik bezoeking zal doen over 5102 Jer 51:52 | komen, spreekt de HEERE, dat Ik bezoeking doen zal over 5103 Jer 51:58 | zullen gearbeid hebben, dat zij mat worden. ~ 5104 Jer 51:59 | 59      Het woord, dat de profeet Jeremia beval 5105 Jer 51:60 | nu schreef al het kwaad, dat over Babel komen zou, in 5106 Jer 51:62 | over deze plaats gesproken, dat Gij ze zult uitroeien, zodat 5107 Jer 51:62 | mens tot op het beest, maar dat zij worden zal tot      5108 Jer 51:64 | opkomen, vanwege het kwaad, dat Ik over haar zal brengen, 5109 Jer 52:2 | 2      En hij deed dat kwaad was in de ogen des 5110 Jer 52:4 | op den tienden der maand, dat Nebukadrezar, de koning 5111 Jer 52:14 | ganse heir der Chaldeen, dat met den overste der trawanten 5112 Jer 52:28 | 28      Dit is het volk, dat Nebukadrezar gevankelijk 5113 Jer 52:31 | twintigsten der      maand, dat Evilmerodach, de koning 5114 Klaa 1:10 | immers heeft zij aangezien, dat de heidenen in haar heiligdom 5115 Klaa 1:10 | waarvan Gij geboden      hadt, dat zij in Uw gemeente niet 5116 Klaa 1:11 | Zie, HEERE, en aanschouw, dat ik onwaard geworden      5117 Klaa 1:17 | heeft van Jakob geboden, dat die rondom hem zijn, zijn 5118 Klaa 1:21 | 21      Schin. Zij horen, dat ik zucht, maar ik heb geen 5119 Klaa 1:21 | kwaad; en zij zijn vrolijk, dat Gij het gedaan hebt; als 5120 Klaa 1:24 | Hij heeft      gemaakt, dat zij de aarde raken; Hij 5121 Klaa 1:25 | ontstoken als een vlammend vuur, dat rondom verteert. ~ 5122 Klaa 1:26 | als een tegenpartijder, dat Hij doodde al de begeerlijke 5123 Klaa 1:30 | Zijn hand niet afgewend, dat Hij ze niet verslonde;      5124 Klaa 1:35 | zal ik bij u vergelijken, dat ik u trooste, gij jonkvrouw, 5125 Klaa 1:37 | waar men van zeide,      dat zij volkomen van schoonheid 5126 Klaa 1:39 | heeft Zijn woord vervuld, dat Hij bevolen had van oude 5127 Klaa 1:51 | Hij heeft mij toegemuurd, dat ik er niet uit gaan kan; 5128 Klaa 1:66 | goedertierenheden des HEEREN, dat wij niet vernield zijn, 5129 Klaa 1:66 | wij niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden geen 5130 Klaa 1:70 | Teth. Het is goed, dat men hope, en stille zij 5131 Klaa 1:71 | Het is goed voor een man, dat hij het juk in zijn jeugd 5132 Klaa 1:78 | 34      Lamed. Dat men al de gevangenen der 5133 Klaa 1:79 | 35      Lamed. Dat men het recht eens mans 5134 Klaa 1:80 | 36      Lamed. Dat men een mens verongelijkt 5135 Klaa 1:116| dan de zonden van Sodom, dat als in een ogenblik omgekeerd 5136 Klaa 1:122| de inwoners der wereld, dat de tegenpartijder en vijand 5137 Klaa 1:127| met ons gapen op een volk, dat niet kon verlossen. ~ 5138 Klaa 1:128| onze gangen nagespeurd, dat wij op onze straten niet 5139 Klaa 2:16 | afgevallen; o wee nu onzer, dat wij zo gezondigd hebben! ~ 5140 Eze 1:1 | Chebar, zo geschiedde het, dat de hemelen      werden geopend, 5141 Eze 1:18 | velgen, die waren zo hoog, dat zij vreselijk waren; en 5142 Eze 1:23 | 23      En onder dat uitspansel waren hun vleugelen 5143 Eze 2:5 | 5      En zij, hetzij dat zij het horen zullen, of 5144 Eze 2:5 | horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen (want 5145 Eze 2:5 | huis), zo zullen zij weten, dat een profeet in het midden 5146 Eze 2:7 | tot hen spreken, hetzij dat zij horen zullen, of hetzij 5147 Eze 2:7 | horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen; want 5148 Eze 2:8 | niet wederspannig, gelijk dat wederspannig huis; open 5149 Eze 3:11 | zegt de Heere HEERE, hetzij dat zij horen zullen, of hetzij 5150 Eze 3:11 | horen zullen, of hetzij dat zij het laten      zullen. ~ 5151 Eze 3:16 | ten einde van zeven dagen, dat het woord des HEEREN tot 5152 Eze 3:26 | uw gehemelte doen kleven, dat gij stom worden zult, en 5153 Eze 4:3 | uw aangezicht tegen haar, dat zij in belegering kome, 5154 Eze 4:4 | naar het getal der dagen, dat gij daarop zult liggen, 5155 Eze 4:5 | driehonderd en negentig dagen, dat gij de ongerechtigheid van 5156 Eze 4:8 | dikke touwen aan u leggen, dat gij u niet omkeert van uw 5157 Eze 4:9 | negentig dagen, zult gij dat eten. ~ 5158 Eze 4:14 | toe, geen dood aas, noch dat verscheurd is, gegeten, 5159 Eze 5:13 | troosten; en zij zullen weten, dat Ik, de HEERE, in Mijn ijver 5160 Eze 6:7 | liggen, opdat gij weet, dat Ik de HEERE ben. ~ 5161 Eze 6:9 | door hun hoerachtig hart, dat van Mij      afgeweken is, 5162 Eze 6:10 | En zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben; Ik heb 5163 Eze 6:13 | Dan zult gij weten, dat Ik de HEERE ben, als hun 5164 Eze 6:14 | en zij zullen bevinden, dat Ik de      HEERE ben. ~  ~  ~  ~ ~ 5165 Eze 7:4 | en gijlieden zult weten, dat Ik de      HEERE ben. ~ 5166 Eze 7:6 | Een einde is er gekomen, dat einde is gekomen, het is 5167 Eze 7:9 | en gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE      ben, Die 5168 Eze 7:20 | verfoeiselen gemaakt; daarom heb Ik dat hun      tot onreinigheid 5169 Eze 7:27 | richten; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~  ~  ~  ~ ~ 5170 Eze 8:1 | voor mijn aangezicht zaten, dat de hand des      Heeren 5171 Eze 8:3 | een beeld der ijvering, dat tot ijver verwekt. ~ 5172 Eze 8:15 | mij: Hebt gij, mensenkind, dat gezien? Gij zult nog wederom 5173 Eze 8:17 | mij: Hebt gij, mensenkind, dat gezien? Is er iets lichter 5174 Eze 9:8 | en ik overgebleven was, dat ik op mijn aangezicht viel, 5175 Eze 10:6 | van tussen de cherubs, dat hij inging en stond bij 5176 Eze 10:15 | dit was hetzelfde dier, dat ik bij de rivier Chebar 5177 Eze 10:20 | 20      Dit is het dier, dat ik zag onder den Gods Israels 5178 Eze 10:20 | Chebar; en ik bemerkte, dat het cherubs waren. ~ 5179 Eze 11:7 | nedergelegd hebt, die zijn dat vlees, en deze stad is de 5180 Eze 11:10 | richten, en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~ 5181 Eze 11:12 | En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, omdat gij 5182 Eze 11:13 | nu, als ik profeteerde, dat Pelatja, de zoon van Benaja, 5183 Eze 11:15 | ganse huis Israels, ja, dat ganse, tot welke de inwoners 5184 Eze 11:24 | weggevoerden; en het gezicht, dat ik gezien had, voer van 5185 Eze 12:6 | aangezicht zult gij bedekken, dat gij het land niet ziet; 5186 Eze 12:10 | het ganse huis Israels, dat in het midden van hen is. ~ 5187 Eze 12:13 | net over hem uitspreiden, dat hij in Mijn jachtgaren gegrepen 5188 Eze 12:13 | der Chaldeen; ook zal hij dat niet zien, hoewel      hij 5189 Eze 12:15 | Alzo zullen zij weten, dat Ik de HEERE ben, wanneer 5190 Eze 12:16 | zullen, en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~ 5191 Eze 12:20 | zijn; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~ 5192 Eze 12:22 | dit voor een spreekwoord, dat gijlieden hebt in het land 5193 Eze 12:23 | spreekwoord doen ophouden, dat zij het niet meer ten spreekwoord 5194 Eze 12:27 | Israels zeggen: Het gezicht dat hij ziet, is voor vele dagen, 5195 Eze 12:28 | hetwelk Ik gesproken heb, dat zal gedaan worden, spreekt 5196 Eze 13:9 | komen; en gij zult weten, dat Ik de Heere HEERE ben. ~ 5197 Eze 13:10 | Daarom, ja, daarom dat zij Mijn volk verleiden, 5198 Eze 13:10 | daar geen vrede is; en dat de een een lemen wand bouwt, 5199 Eze 13:11 | met loze kalk pleisteren, dat hij omvallen zal; er zal 5200 Eze 13:14 | hem ter aarde nederwerpen, dat zijn grond zal ontdekt worden; 5201 Eze 13:14 | omkomen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~ 5202 Eze 13:19 | uw liegen tot Mijn volk, dat de leugen hoort? ~ 5203 Eze 13:21 | jacht; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~ 5204 Eze 13:22 | bozen weg niet afkeren zou, dat Ik hem in het leven behield; ~ 5205 Eze 13:23 | redden, en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~  ~ 5206 Eze 14:8 | gijlieden zult      weten, dat Ik de HEERE ben. ~ 5207 Eze 14:13 | honger daarin zenden, dat Ik daaruit mensen en beesten 5208 Eze 14:15 | land door te gaan, hetwelk dat van kinderen berove, zodat 5209 Eze 14:15 | zodat het woest worde, dat er niemand doorga, vanwege 5210 Eze 14:17 | zegge: Zwaard! ga door, door dat land, zodat Ik daarvan uitroeie 5211 Eze 14:22 | vertroost worden over het kwaad, dat Ik over Jeruzalem gebracht 5212 Eze 14:23 | zult; en gij zult weten, dat Ik niet zonder oorzaak gedaan 5213 Eze 15:2 | of de wijnrank meer dan dat onder het hout eens wouds 5214 Eze 15:5 | hoeveel te min als het vuur dat verteerd heeft, zodat het 5215 Eze 15:7 | verteren; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik 5216 Eze 16:13 | waart      voorspoedig, dat gij een koninkrijk werdt. ~ 5217 Eze 16:17 | goud en van Mijn zilver, dat Ik u gegeven had, en gij 5218 Eze 16:19 | waarmede Ik u spijsde, dat hebt gij ook voor hun aangezichten 5219 Eze 16:21 | 21      Dat gij Mijn kinderen geslacht 5220 Eze 16:24 | 24      Dat gij u een verwelfsel gebouwd 5221 Eze 16:36 | bloed      uwer kinderen, dat gij hun gegeven hebt; ~ 5222 Eze 16:37 | uw naaktheid ontdekken, dat zij uw ganse naaktheid zien 5223 Eze 16:43 | 43      Daarom dat gij niet gedacht hebt aan 5224 Eze 16:62 | oprichten, en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben; ~ 5225 Eze 17:9 | en zijn vrucht afsnijden, dat hij droog worde? Hij zal 5226 Eze 17:9 | gewas      verdrogen; en dat niet door een groten arm, 5227 Eze 17:12 | 12      Zeg nu tot dat wederspannig huis: Weet 5228 Eze 17:14 | zich niet verheffende, en dat het, zijn verbond houdende, 5229 Eze 17:19 | heeft, en Mijn verbond, dat hij gebroken heeft, datzelve 5230 Eze 17:20 | net over hem uitspreiden, dat hij gegrepen zal worden 5231 Eze 17:21 | en gijlieden zult weten, dat Ik, de      HEERE, gesproken 5232 Eze 17:22 | des hogen ceders nemen, dat Ik zetten zal; van het opperste 5233 Eze 17:23 | heerlijken ceder worden, dat onder hem wonen zal alle      5234 Eze 17:24 | alle bomen des velds weten, dat Ik, de HEERE, den hogen 5235 Eze 18:2 | 2      Wat is ulieden, dat gij dit spreekwoord gebruikt 5236 Eze 18:14 | doet, aanziet, en toeziet, dat hij dergelijke niet doet; ~ 5237 Eze 18:18 | heeft, en gedaan heeft, dat niet goed was in het midden 5238 Eze 18:23 | bekeert van zijn wegen, dat hij leve? ~ 5239 Eze 18:26 | hij zal in zijn onrecht, dat hij gedaan heeft, sterven. ~ 5240 Eze 19:5 | 5      Zij nu ziende, dat zij in hope was geweest, 5241 Eze 19:14 | een roede zijner ranken, dat zijn vrucht verteerd heeft; 5242 Eze 20:1 | tienden derzelver maand, dat er mannen uit de oudsten 5243 Eze 20:6 | Ik Mijn hand tot hen op, dat Ik hen uit Egypteland uitvoeren 5244 Eze 20:6 | uitvoeren zou, in een land, dat Ik voor hen uitgespeurd 5245 Eze 20:8 | Egypte; daarom zeide Ik,      dat Ik Mijn grimmigheid over 5246 Eze 20:12 | opdat zij zouden weten, dat Ik de HEERE ben, Die hen 5247 Eze 20:13 | ontheiligden Mijn sabbatten zeer, dat Ik zeide, Mijn grimmigheid 5248 Eze 20:15 | tot hen in de woestijn, dat Ik hen niet zou brengen 5249 Eze 20:15 | zou brengen in het land, dat Ik hun gegeven had, vloeiende 5250 Eze 20:16 | 16      Daarom dat zij Mijn rechten verwierpen, 5251 Eze 20:17 | Mijn oog verschoonde hen, dat Ik hen niet verdierf, en 5252 Eze 20:20 | ulieden, opdat gij weet, dat Ik, de HEERE, uw God ben. ~ 5253 Eze 20:21 | ontheiligden Mijn sabbatten, dat Ik zeide, Mijn grimmigheid 5254 Eze 20:23 | tot hen op in de woestijn, dat Ik hen verspreiden zou onder 5255 Eze 20:26 | verwoesten zou, ten einde dat zij zouden weten, dat Ik 5256 Eze 20:26 | einde dat zij zouden weten, dat Ik de      HEERE ben. ~ 5257 Eze 20:27 | Mij uw vaderen gesmaad, dat zij door overtreding tegen 5258 Eze 20:32 | 32      Daarom, dat in uw geest opgeklommen 5259 Eze 20:32 | zal geenszins geschieden, dat gij zegt: Wij zullen als 5260 Eze 20:38 | komen, en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~ 5261 Eze 20:42 | En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik 5262 Eze 20:44 | Zo zult gij weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik 5263 Eze 20:48 | En alle vlees zal zien, dat Ik, de HEERE, dat aangestoken 5264 Eze 20:48 | zien, dat Ik, de HEERE, dat aangestoken heb; het zal 5265 Eze 21:5 | En alle vlees zal weten, dat Ik, de HEERE, Mijn zwaard 5266 Eze 21:7 | zullen: Waarom zucht gij, dat gij zeggen zult: Om het 5267 Eze 21:11 | met de hand handelen zou; dat zwaard is gescherpt, en 5268 Eze 21:11 | zwaard is gescherpt, en dat is geveegd, om hetzelve 5269 Eze 21:14 | verslagen zullen worden, dat tot hen in de binnenste 5270 Eze 21:27 | recht heeft, en dien Ik dat geven zal. ~ 5271 Eze 22:4 | 4      Door uw bloed, dat gij vergoten hebt, zijt 5272 Eze 22:16 | heidenen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~ 5273 Eze 22:21 | vuur Mijner verbolgenheid, dat gij in het midden van haar 5274 Eze 22:22 | worden; en gij zult weten, dat Ik, de HEERE, Mijn grimmigheid      5275 Eze 22:24 | haar; Gij zijt een land, dat niet gereinigd is, dat zijn 5276 Eze 22:24 | dat niet gereinigd is, dat zijn plasregen niet heeft 5277 Eze 23:13 | 13      Toen zag Ik, dat zij verontreinigd was; zij 5278 Eze 23:25 | Mijn ijver tegen u zetten, dat zij in grimmigheid met u 5279 Eze 23:29 | u naakt en bloot laten, dat uw hoerenschaamte ontdekt 5280 Eze 23:39 | dag in Mijn heiligdom, om dat te ontheiligen; en ziet, 5281 Eze 23:40 | 40      Dit is er ook, dat zij gezonden hebben tot 5282 Eze 23:48 | vrouwen onderwezen worden, dat zij naar uw schandelijkheid 5283 Eze 23:49 | en gijlieden zult weten, dat Ik de Heere HEERE ben. ~  ~ 5284 Eze 24:3 | gebruik een gelijkenis tot dat wederspannig huis, en zeg 5285 Eze 24:7 | gladde steenrots heeft zij dat gelegd; zij heeft het op 5286 Eze 24:19 | wat ons deze dingen zijn, dat gij aldus doet? ~ 5287 Eze 24:24 | komt, dan zult gij weten, dat Ik de Heere HEERE ben. ~ 5288 Eze 24:26 | 26      Dat ten zelfden dage een ontkomene 5289 Eze 24:26 | u zal komen, om uw oren dat te doen horen? ~ 5290 Eze 24:27 | en zij zullen      weten, dat Ik de HEERE ben. ~  ~ 5291 Eze 25:4 | overgeven tot een bezitting, dat zij hun burgen in u zetten, 5292 Eze 25:5 | schaapskooi; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~ 5293 Eze 25:7 | en gij zult      weten, dat Ik de HEERE ben. ~ 5294 Eze 25:11 | oefenen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~ 5295 Eze 25:12 | schuldig gemaakt hebben, dat zij zich aan hen      gewroken 5296 Eze 25:17 | doen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik 5297 Eze 26:1 | op den eersten der maand, dat des HEEREN woord tot mij 5298 Eze 26:2 | Mensenkind! daarom dat Tyrus van Jeruzalem gezegd 5299 Eze 26:6 | worden; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~ 5300 Eze 27:7 | Egypte was uw uitbreidsel, dat het u tot een zeil ware; 5301 Eze 27:34 | 34      Ten tijde, dat gij uit de zeeen verbroken 5302 Eze 28:15 | uw wegen, van den dag af, dat gij geschapen zijt, totdat 5303 Eze 28:18 | u doen      voortkomen, dat u heeft verteerd, en Ik 5304 Eze 28:22 | worden; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik 5305 Eze 28:23 | van haar, door het zwaard, dat tegen haar zal zijn van 5306 Eze 28:23 | en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. 5307 Eze 28:24 | beroven; en zij zullen weten, dat Ik de Heere      HEERE ben. ~ 5308 Eze 28:25 | zullen zij in hun land wonen, dat Ik aan Mijn knecht, aan 5309 Eze 28:26 | zijn; en zij zullen weten dat Ik, de HEERE, hunlieder 5310 Eze 29:6 | van Egypte zullen weten, dat Ik de HEERE ben, omdat zij 5311 Eze 29:9 | woestheid, en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben; omdat hij 5312 Eze 29:15 | Ik zal hen verminderen, dat zij niet zullen heersen 5313 Eze 29:16 | zijn tot een vertrouwen, dat der ongerechtigheid doet 5314 Eze 29:16 | maar zij zullen weten, dat Ik de Heere      HEERE ben. ~ 5315 Eze 29:17 | op den eersten der maand, dat het woord des HEEREN tot 5316 Eze 29:21 | hen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~  ~ 5317 Eze 30:8 | En zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik 5318 Eze 30:19 | Egypte; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~ 5319 Eze 30:20 | den zevenden der maand, dat het woord des HEEREN tot 5320 Eze 30:21 | verbinden, om dien te sterken, dat hij het zwaard houde. ~ 5321 Eze 30:24 | armen zal Ik verbreken, dat hij voor zijn aangezicht 5322 Eze 30:25 | vallen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik 5323 Eze 30:26 | alzo zullen zij weten, dat Ik de HEERE ben. ~  ~ 5324 Eze 31:1 | op den eersten der maand, dat des HEEREN woord tot mij 5325 Eze 31:9 | veelheid zijner takken, dat alle bomen van Eden, die 5326 Eze 31:11 | machtigste der heidenen, dat die hem rechtschapen zou 5327 Eze 31:18 | verslagenen door het zwaard. Dat is Farao, en zijn ganse 5328 Eze 32:1 | op den eersten der maand, dat het woord des HEEREN tot 5329 Eze 32:10 | 10      En Ik zal maken, dat zich vele volken over u 5330 Eze 32:15 | alzo zullen zij      weten, dat Ik de HEERE ben. ~ 5331 Eze 32:16 | 16      Dat is het klaaglied, en dat 5332 Eze 32:16 | Dat is het klaaglied, en dat zullen zij klagelijk zingen; 5333 Eze 32:17 | den vijftienden der maand, dat het woord des HEEREN tot 5334 Eze 33:9 | goddeloze van zijn weg afmaant, dat hij zich van dien bekere, 5335 Eze 33:11 | maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere 5336 Eze 33:13 | tot den rechtvaardige zeg, dat hij zekerlijk leven zal, 5337 Eze 33:13 | maar in      zijn onrecht, dat hij doet, daarin zal hij 5338 Eze 33:21 | op den vijfden der maand, dat er een tot mij kwam, die 5339 Eze 33:27 | wild gedierte overgeve, dat het hem vrete, en die in 5340 Eze 33:28 | Israels zullen woest zijn, dat er niemand overga. ~ 5341 Eze 33:29 | Dan zullen zij weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik 5342 Eze 33:30 | hoort, wat het woord zij, dat van den HEERE voortkomt. ~ 5343 Eze 33:33 | 33      Maar als dat komt (zie, het zal komen!) 5344 Eze 33:33 | dan zullen zij weten, dat er een profeet in het midden 5345 Eze 34:18 | Is het u te weinig, dat gij de goede weide afweidt? 5346 Eze 34:22 | Mijn schapen verlossen, dat zij niet meer tot een roof 5347 Eze 34:27 | hun land; en zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik 5348 Eze 34:30 | Maar zij zullen weten, dat Ik, de HEERE, hun God, met 5349 Eze 34:30 | hun God, met hen ben, en dat zij Mijn volk zijn, het 5350 Eze 35:4 | verwoesting worden, en zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~ 5351 Eze 35:9 | worden; alzo zult gij weten, dat Ik de HEERE ben. ~ 5352 Eze 35:12 | En gij zult weten, dat Ik, de HEERE, al uw lasteringen 5353 Eze 35:15 | worden; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~  ~ 5354 Eze 36:10 | ganse huis Israels, ja, dat geheel; en de steden zullen 5355 Eze 36:11 | beginselen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~ 5356 Eze 36:13 | zeggen: Gij zijt een land, dat mensen opeet, en gij zijt 5357 Eze 36:13 | opeet, en gij zijt een land, dat uw volken berooft; ~ 5358 Eze 36:15 | 15      En Ik zal maken, dat men den schimp der heidenen 5359 Eze 36:18 | uit, om des bloeds wil, dat zij in het land vergoten 5360 Eze 36:18 | drekgoden, waarmede zij dat verontreinigd hadden. ~ 5361 Eze 36:23 | de heidenen zullen weten, dat Ik de HEERE ben,      spreekt 5362 Eze 36:27 | van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen 5363 Eze 36:28 | zult wonen in het land, dat Ik uw vaderen gegeven heb, 5364 Eze 36:29 | roepen tot het koren, en zal dat vermenigvuldigen, en Ik 5365 Eze 36:34 | bebouwd worden, in plaats dat het een verwoesting was, 5366 Eze 36:35 | zullen zeggen: Dit land, dat verwoest was, is geworden 5367 Eze 36:36 | overgelaten zijn, weten, dat Ik, de HEERE, de verstoorde 5368 Eze 36:37 | Israels verzocht worden, dat Ik het hun doe; Ik zal ze 5369 Eze 36:38 | mensenkudden; en zij zullen weten, dat Ik      de HEERE ben. ~  ~  ~  ~ ~ 5370 Eze 37:6 | worden; en gij zult weten, dat Ik de HEERE      ben. ~ 5371 Eze 37:13 | En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik 5372 Eze 37:14 | zetten; en gij zult weten, dat Ik, de HEERE, dit gesproken 5373 Eze 37:19 | zal het hout van Jozef, dat in Efraims hand geweest 5374 Eze 37:25 | zullen wonen in het land, dat Ik Mijn knecht Jakob gegeven 5375 Eze 37:28 | de heidenen zullen weten, dat Ik de HEERE ben, Die Israel 5376 Eze 38:8 | zult gij komen in het land, dat wedergebracht is van het 5377 Eze 38:8 | wedergebracht is van het zwaard, dat vergaderd is uit vele volken, 5378 Eze 38:10 | zal het ook geschieden, dat er raadslagen in uw hart 5379 Eze 38:11 | zeggen: Ik zal optrekken naar dat dorpland, ik zal komen tot 5380 Eze 38:12 | zijn, en tegen een volk, dat uit de heidenen verzameld 5381 Eze 38:12 | de heidenen verzameld is, dat vee en      have verkregen 5382 Eze 38:17 | hebben, jaren lang, dat Ik u tegen hen zou aanbrengen? ~ 5383 Eze 38:18 | spreekt de Heere HEERE, dat Mijn grimmigheid in Mijn 5384 Eze 38:20 | al het kruipend gedierte, dat op het aardrijk kruipt, 5385 Eze 38:23 | heidenen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~  ~ 5386 Eze 39:6 | wonen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. ~ 5387 Eze 39:7 | de heidenen zullen weten, dat Ik de      HEERE ben, de 5388 Eze 39:11 | te dien dage geschieden, dat Ik aan Gog aldaar een grafstede 5389 Eze 39:17 | tot      Mijn slachtoffer, dat Ik voor u geslacht heb, 5390 Eze 39:19 | toe; van Mijn slachtoffer, dat Ik voor u geslacht heb. ~ 5391 Eze 39:21 | zullen Mijn oordeel zien, dat Ik gedaan heb, en Mijn hand, 5392 Eze 39:22 | huis Israels zullen weten, dat Ik, de HEERE, hunlieder 5393 Eze 39:23 | de heidenen zullen weten, dat die van het huis Israels 5394 Eze 39:23 | Mij hadden overtreden, en dat Ik Mijn aangezicht      5395 Eze 39:28 | Dan zullen zij weten, dat Ik, de HEERE, hunlieder 5396 Eze 40:17 | kameren, en een plaveisel, dat gemaakt was in het voorhof 5397 Eze 40:44 | in het binnenste voorhof, dat aan de zijde van de noorderpoort 5398 Eze 40:46 | wacht des altaars waarnemen; dat zijn de kinderen van Zadok, 5399 Eze 41:6 | boven zijkamer, drie, en dat dertig malen, en zij kwamen 5400 Eze 41:9 | buiten, was vijf ellen; en dat ledig gelaten was, was de 5401 Eze 41:12 | Voorts van het gebouw, dat voor aan de afgesneden plaats 5402 Eze 41:15 | aan de afgesneden plaats dat achter dezelve was, en derzelver 5403 Eze 42:3 | tegenover het plaveisel, dat het buitenste voorhof had, 5404 Eze 42:13 | afgesneden plaats zijn, dat zijn heilige kameren, waarin 5405 Eze 43:3 | gedaante van het gezicht, dat ik zag, gelijk het gezicht, 5406 Eze 43:3 | zag, gelijk het gezicht, dat ik gezien had, toen ik kwam, 5407 Eze 43:3 | gezichten, als het gezicht, dat ik      gezien had aan de 5408 Eze 43:8 | hun post nevens Mijn post, dat er maar een wand tussen 5409 Eze 43:22 | ontzondigen, gelijk als zij dat ontzondigd hebben met den 5410 Eze 43:27 | en voortaan geschieden, dat de priesters uw brandofferen 5411 Eze 44:7 | Mijn heiligdom te zijn, om dat te ontheiligen, te weten 5412 Eze 44:12 | spreekt de Heere HEERE, dat zij hun ongerechtigheid 5413 Eze 44:17 | binnenste voorhof zullen ingaan, dat zij linnen klederen zullen 5414 Eze 44:25 | tot een doden mens ingaan, dat hij onrein worde; maar om 5415 Eze 45:1 | de breedte tien duizend; dat zal in zijn gehele grenzen 5416 Eze 45:4 | 4      Dat zal een heilige plaats zijn 5417 Eze 45:11 | zullen van enerlei mate zijn, dat een bath het tiende deel 5418 Eze 45:13 | Dit is het hefoffer, dat gijlieden offeren zult: 5419 Eze 46:4 | Het brandoffer nu, dat de vorst den HEERE zal offeren, 5420 Eze 46:13 | HEERE; alle morgens zult gij dat bereiden. ~ 5421 Eze 46:16 | geven van zijn erfenis, dat zullen zijn zonen hebben; 5422 Eze 46:17 | van zijn knechten, die zal dat hebben tot het vrijjaar 5423 Eze 47:9 | Ja, het zal geschieden, dat alle levende ziel, die er 5424 Eze 47:10 | Ook zal het geschieden, dat er vissers aan dezelve zullen 5425 Eze 47:14 | 14      En gij zult dat erven, de een zowel als 5426 Eze 47:14 | Mijn hand heb opgeheven, dat Ik het uw vaderen zou geven; 5427 Eze 47:16 | Hamath, Berotha, Sibraim, dat tussen de landpale van Damaskus 5428 Eze 47:16 | Hamath is; Hazar Hattichon, dat aan de landpale van Havran 5429 Eze 47:17 | landpale van Hamath; en dat zal de noorderhoek zijn. ~ 5430 Eze 47:18 | tot de Oostzee toe; en dat zal de oosterhoek zijn. ~ 5431 Eze 47:19 | tot aan de grote zee; en dat zal de zuiderhoek zuidwaarts 5432 Eze 47:20 | recht tegenover Hamath komt; dat zal de westerhoek zijn. ~ 5433 Eze 47:22 | Maar het zal geschieden, dat gij hetzelve zult doen vallen 5434 Eze 48:8 | zal het hefoffer zijn, dat gijlieden zult offeren, 5435 Eze 48:9 | 9      Het hefoffer, dat gijlieden den HEERE zult 5436 Eze 48:15 | Maar de vijf duizend, dat is hetgeen overgelaten is 5437 Eze 48:15 | vijf en twintig duizend, dat zal onheilig zijn, voor 5438 Eze 48:21 | tegenover de andere delen, dat zal voor den vorst zijn; 5439 Eze 48:29 | 29      Dit is het land, dat gijlieden zult doen vallen 5440 Dan 1:3 | overste zijner kamerlingen, dat hij voorbrengen zou enigen 5441 Dan 1:4 | in des konings paleis; en dat men hen onderwees in de 5442 Dan 1:5 | den wijn zijns dranks, en dat men hen drie jaren alzo 5443 Dan 1:5 | jaren alzo optoog, en      dat zij ten einde derzelve zouden 5444 Dan 1:8 | nu nam voor in zijn hart, dat hij zich niet zou ontreinigen 5445 Dan 1:8 | overste der      kamerlingen, dat hij zich niet mocht ontreinigen. ~ 5446 Dan 1:13 | doe met uw knechten, naar dat gij zien zult. ~ 5447 Dan 1:15 | der tien dagen, zag men dat hun gedaanten schoner waren, 5448 Dan 1:16 | Toen geschiedde het, dat Melzar de stukken hunner 5449 Dan 1:18 | waarvan de koning gezegd had, dat men hen zou inbrengen, zo 5450 Dan 2:2 | Toen zeide de koning, dat men roepen zou de tovenaars, 5451 Dan 2:8 | zeide: Ik weet vastelijk, dat gijlieden den tijd uitkoopt, 5452 Dan 2:8 | uitkoopt, dewijl gij ziet, dat de zaak mij ontgaan is. ~ 5453 Dan 2:9 | droom, dan zal ik weten, dat gij mij deszelfs uitlegging 5454 Dan 2:12 | zeer verbolgen, en zeide, dat men al de wijzen te Babel 5455 Dan 2:16 | verzocht van den koning, dat hij hem een bestemden tijd 5456 Dan 2:16 | bestemden tijd wilde geven, dat hij den koning de uitlegging 5457 Dan 2:18 | over deze verborgenheid, dat Daniel en zijn metgezellen 5458 Dan 2:34 | zonder handen, die sloeg dat beeld aan zijn voeten van 5459 Dan 2:35 | tot een groten berg, alzo dat hij de gehele aarde vervulde. ~ 5460 Dan 2:38 | al dezelve; gij      zijt dat gouden hoofd. ~ 5461 Dan 2:40 | verzwakt; gelijk nu het ijzer, dat zulks alles verbreekt, alzo 5462 Dan 2:41 | 41      En dat gij gezien hebt de voeten 5463 Dan 2:41 | en ten dele van ijzer, dat zal een gedeeld koninkrijk 5464 Dan 2:42 | ijzer, en ten dele leem; dat koninkrijk zal ten dele 5465 Dan 2:43 | 43      En dat gij gezien hebt ijzer vermengd 5466 Dan 2:44 | een Koninkrijk verwekken, dat in der eeuwigheid niet zal 5467 Dan 2:44 | zal verstoord worden; en dat Koninkrijk zal aan geen 5468 Dan 2:45 | Daarom hebt gij gezien, dat uit den berg een steen zonder 5469 Dan 2:46 | aanbad Daniel; en hij zeide, dat men hem met spijsoffer en 5470 Dan 2:47 | zeide: Het is de waarheid, dat ulieder God een God der 5471 Dan 3:2 | heerschappers der landschappen, dat zij komen zouden tot de 5472 Dan 3:3 | stonden voor het beeld, dat Nebukadnezar had opgericht. ~ 5473 Dan 3:10 | hebt een bevel gegeven, dat alle mensen, die horen zouden 5474 Dan 3:13 | in toorn en grimmigheid, dat men Sadrach, Mesach en Abed-nego 5475 Dan 3:14 | Sadrach, Mesach en Abed-nego, dat gijlieden mijn goden niet 5476 Dan 3:14 | eert, en het gouden beeld, dat ik opgericht heb, niet      5477 Dan 3:15 | zo gijlieden gereed zijt, dat gij ten tijde, als gij horen 5478 Dan 3:15 | nedervalt, en aanbidt het beeld, dat ik gemaakt heb, zo is het 5479 Dan 3:18 | u zij bekend, o koning! dat wij uw goden niet zullen 5480 Dan 3:18 | noch het gouden beeld, dat gij hebt opgericht, zullen 5481 Dan 3:19 | hij antwoordde en zeide, dat men den oven      zevenmaal 5482 Dan 3:20 | zijn heir waren, zeide hij, dat zij Sadrach, Mesach en Abed-nego 5483 Dan 3:27 | niet geheerst      had, en dat het haar huns hoofds niet 5484 Dan 3:27 | niet veranderd waren, ja, dat de reuk des vuurs daardoor 5485 Dan 3:29 | van mij een bevel gegeven, dat alle volk, natie en tong, 5486 Dan 4:6 | een bevel van mij gesteld, dat men voor mij zou inbrengen 5487 Dan 4:9 | tovenaars! dewijl ik weet, dat de geest der heilige goden 5488 Dan 4:14 | verstrooit zijn vruchten, dat de dieren van onder hem 5489 Dan 4:16 | Zijn hart worde veranderd, dat het geens mensen hart meer 5490 Dan 4:17 | opdat de levenden bekennen, dat de Allerhoogste heerschappij 5491 Dan 4:22 | 22      Dat zijt gij, o koning! die 5492 Dan 4:22 | grootheid is zo gewassen, dat zij reikt aan den hemel, 5493 Dan 4:23 | 23      Dat nu de koning, een wachter, 5494 Dan 4:23 | hemels nat gemaakt worden, en dat zijn deel zij met het gedierte 5495 Dan 4:25 | voorbijgaan, totdat gij bekent, dat de Allerhoogste heerschappij 5496 Dan 4:26 | 26      Dat er ook gezegd is, dat men 5497 Dan 4:26 | Dat er ook gezegd is, dat men den stam met de wortelen 5498 Dan 4:26 | gij zult bekend hebben, dat de Hemel heerst. ~ 5499 Dan 4:30 | dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb tot een huis 5500 Dan 4:32 | voorbijgaan, totdat gij bekent, dat de Allerhoogste over de


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7945

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License