1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7945
Book Chapter: Verse
7001 Hand 22:1 | waren, toen verstonden zij, dat het eiland Melite heette. ~
7002 Hand 22:6 | 6 En zij verwachtten, dat hij zou opzwellen, of terstond
7003 Hand 22:6 | gewacht hadden, en zagen, dat geen ongemak hem overkwam,
7004 Hand 22:6 | zij veranderd, en zeiden, dat hij een god was. ~
7005 Hand 22:8 | 8 En het geschiedde, dat de vader van Publius, met
7006 Hand 22:11 | een schip van Alexandrie, dat in het eiland overwinterd
7007 Hand 22:17 | geschiedde na drie dagen dat Paulus samenriep degenen,
7008 Hand 22:22 | aangaat, ons is bekend, dat zij overal tegengesproken
7009 Hand 22:28 | 28 Het zij u dan bekend, dat de zaligheid Gods den heidenen
7010 Rom 1:8 | Jezus Christus over u allen, dat uw geloof verkondigd wordt
7011 Rom 1:12 | 12 Dat is, om mede vertroost te
7012 Rom 1:13 | 13 Doch ik wil niet, dat u onbekend zij, broeders,
7013 Rom 1:13 | onbekend zij, broeders, dat ik menigmaal voorgenomen
7014 Rom 1:15 | Alzo hetgeen in mij is, dat is volvaardig, om u ook,
7015 Rom 1:32 | recht Gods weten,, namelijk, dat degenen, die zulke dingen
7016 Rom 2:2 | 2 En wij weten, dat het oordeel Gods naar waarheid
7017 Rom 2:3 | dingen doen, en dezelve doet, dat gij het oordeel Gods zult
7018 Rom 2:4 | lankmoedigheid, niet wetende, dat de goedertierenheid Gods
7019 Rom 2:21 | uzelven niet? Die predikt, dat men niet stelen zal, steelt
7020 Rom 2:22 | 22 Die zegt, dat men geen overspel doen zal,
7021 Rom 3:2 | want dit is wel het eerste, dat hun de Woorden Gods zijn
7022 Rom 3:4 | 4 Dat zij verre. Doch God zij
7023 Rom 3:6 | 6 Dat zij verre, anderszins hoe
7024 Rom 3:8 | gelijk sommigen zeggen, dat wij zeggen): Laat ons het
7025 Rom 3:9 | beiden Joden en Grieken, dat zij allen onder de zonde
7026 Rom 3:19 | 19 Wij weten nu, dat al wat de wet zegt, zij
7027 Rom 3:19 | al wat de wet zegt, zij dat spreekt tot degenen, die
7028 Rom 3:28 | 28 Wij besluiten dan, dat de mens door het geloof
7029 Rom 3:31 | te niet door het geloof? Dat zij verre; maar wij bevestigen
7030 Rom 4:1 | Wat zullen wij dan zeggen, dat Abraham, onze vader, verkregen
7031 Rom 4:9 | voorhuid? Want wij zeggen, dat Abraham het geloof gerekend
7032 Rom 4:13 | zaad geschied, namelijk, dat hij een erfgenaam der wereld
7033 Rom 4:16 | al den zade, niet alleen dat uit de wet is, maar ook
7034 Rom 4:16 | uit de wet is, maar ook dat uit het geloof Abrahams
7035 Rom 4:18 | hoop op hoop geloofd heeft, dat hij zou worden een vader
7036 Rom 4:19 | lichaam niet aangemerkt, dat alrede verstorven was, alzo
7037 Rom 4:19 | jaren oud was, noch ook dat de moeder in Sara verstorven
7038 Rom 4:21 | volle verzekerd zijnde, dat hetgeen beloofd was, Hij
7039 Rom 4:23 | om zijnentwil geschreven, dat het hem toegerekend is; ~
7040 Rom 5:3 | verdrukkingen, wetende, dat de verdrukking lijdzaamheid
7041 Rom 5:8 | Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven
7042 Rom 6:2 | 2 Dat zij verre. Wij, die der
7043 Rom 6:3 | 3 Of weet gij niet, dat zovelen als wij in Christus
7044 Rom 6:6 | 6 Dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd
7045 Rom 6:8 | gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven; ~
7046 Rom 6:9 | 9 Wetende, dat Christus, opgewekt zijnde
7047 Rom 6:10 | 10 Want dat Hij gestorven is, dat is
7048 Rom 6:10 | Want dat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal
7049 Rom 6:10 | zonde eenmaal gestorven; en dat Hij leeft, dat leeft Hij
7050 Rom 6:10 | gestorven; en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode. ~
7051 Rom 6:11 | gijlieden, houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt,
7052 Rom 6:12 | 12 Dat dan de zonde niet heerse
7053 Rom 6:15 | wet, maar onder de genade? Dat zij verre. ~
7054 Rom 6:16 | 16 Weet gij niet, dat wien gij uzelven stelt tot
7055 Rom 6:17 | 17 Maar Gode zij dank, dat gij wel dienstknechten der
7056 Rom 6:17 | dienstknechten der zonde waart, maar dat gij nu van harte gehoorzaam
7057 Rom 7:1 | degenen, die de wet verstaan) dat de wet heerst over den mens,
7058 Rom 7:3 | zij vrij van de wet, alzo dat zij geen overspeelster is,
7059 Rom 7:6 | wij gehouden waren; alzo dat wij dienen in nieuwigheid
7060 Rom 7:7 | zeggen? Is de wet zonde? Dat zij verre. Ja, ik kende
7061 Rom 7:10 | 10 En het gebod, dat ten leven was, hetzelve
7062 Rom 7:13 | goede mij de dood geworden? Dat zij verre. Maar de zonde
7063 Rom 7:14 | 14 Want wij weten, dat de wet geestelijk is, maar
7064 Rom 7:15 | 15 Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen
7065 Rom 7:15 | niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen
7066 Rom 7:15 | niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik. ~
7067 Rom 7:16 | En indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo stem ik
7068 Rom 7:16 | zo stem ik de wet toe, dat zij goed is. ~
7069 Rom 7:18 | 18 Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn
7070 Rom 7:18 | Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen
7071 Rom 7:18 | maar het goede te doen, dat vind ik niet. ~
7072 Rom 7:19 | 19 Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar
7073 Rom 7:19 | ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. ~
7074 Rom 7:19 | kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. ~
7075 Rom 7:20 | 20 Indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo doe ik nu
7076 Rom 7:21 | als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt. ~
7077 Rom 8:3 | des zondigen vleses, en dat voor de zonde, de zonde
7078 Rom 8:5 | het vlees zijn, bedenken, dat des vleses is; maar die
7079 Rom 8:5 | den Geest zijn, bedenken, dat des Geestes is. ~
7080 Rom 8:7 | 7 Daarom dat het bedenken des vleses
7081 Rom 8:16 | getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. ~
7082 Rom 8:18 | Want ik houde het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen
7083 Rom 8:21 | 21 Op hoop, dat ook het schepsel zelf zal
7084 Rom 8:22 | 22 Want wij weten, dat het ganse schepsel te zamen
7085 Rom 8:28 | 28 En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben,
7086 Rom 8:38 | 38 Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch
7087 Rom 9:2 | 2 Dat het mij een grote droefheid,
7088 Rom 9:8 | 8 Dat is, niet de kinderen des
7089 Rom 9:11 | opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, vast
7090 Rom 9:14 | onrechtvaardigheid bij God? Dat zij verre. ~
7091 Rom 9:30 | Wat zullen wij dan zeggen? Dat de heidenen, die de rechtvaardigheid
7092 Rom 10:1 | mijns harten, en het gebed, dat ik tot God voor Israel doe,
7093 Rom 10:2 | ik geef hun getuigenis, dat zij een ijver tot God hebben,
7094 Rom 10:9 | en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt
7095 Rom 11:1 | God Zijn volk verstoten? Dat zij verre; want ik ben ook
7096 Rom 11:7 | dan? Hetgeen Israel zoekt, dat heeft het niet verkregen;
7097 Rom 11:10 | 10 Dat hun ogen verduisterd worden,
7098 Rom 11:11 | opdat zij vallen zouden? Dat zij verre; maar door hun
7099 Rom 11:21 | 21 Want is het, dat God de natuurlijke takken
7100 Rom 11:21 | gespaard heeft, zie toe, dat Hij ook mogelijk u niet
7101 Rom 11:25 | Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend
7102 Rom 11:25 | wijs zijt, bij uzelven), dat de verharding voor een deel
7103 Rom 12:1 | door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot
7104 Rom 12:3 | iegelijk, die onder u is, dat hij niet wijs zij boven
7105 Rom 12:3 | behoort wijs te zijn; maar dat hij wijs zij tot matigheid,
7106 Rom 12:20 | geeft hem te drinken; want dat doende, zult gij kolen vuurs
7107 Rom 13:2 | 2 Alzo dat die zich tegen de macht
7108 Rom 13:11 | gelegenheid des tijds weten, dat het de ure is, dat wij nu
7109 Rom 13:11 | weten, dat het de ure is, dat wij nu uit den slaap opwaken;
7110 Rom 14:2 | 2 De een gelooft wel, dat men alles eten mag, maar
7111 Rom 14:8 | 8 Want hetzij dat wij leven, wij leven den
7112 Rom 14:8 | leven den Heere; hetzij dat wij sterven, wij sterven
7113 Rom 14:8 | sterven den Heere. Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij
7114 Rom 14:8 | dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des
7115 Rom 14:13 | oordeelt dit liever, namelijk, dat gij den broeder geen aanstoot
7116 Rom 14:14 | verzekerd in den Heere Jezus, dat geen ding onrein is in zichzelven;
7117 Rom 14:16 | 16 Dat dan uw goed niet gelasterd
7118 Rom 14:22 | 22 Hebt gij geloof? hebt dat bij uzelven voor God. Zalig
7119 Rom 14:23 | uit het geloof niet is, dat is zonde. ~ ~ ~
7120 Rom 15:2 | 2 Dat dan een iegelijk van ons
7121 Rom 15:4 | te voren geschreven is, dat is tot onze lering te voren
7122 Rom 15:5 | der vertroosting geve u, dat gij eensgezind zijt onder
7123 Rom 15:8 | 8 En ik zeg, dat Jezus Christus een dienaar
7124 Rom 15:14 | zelf ben verzekerd van u, dat gij ook zelven vol zijt
7125 Rom 15:29 | 29 En ik weet, dat ik, tot u komende, met vollen
7126 Rom 15:30 | door de liefde des Geestes, dat gij met mij strijdt in de
7127 Rom 15:31 | ongehoorzamen in Judea, en dat deze mijn dienst, dien ik
7128 Rom 16:19 | dan uwenthalve; en ik wil, dat gij wijs zijt in het goede,
7129 1Kor 1:5 | 5 Dat gij in alles rijk zijt geworden
7130 1Kor 1:7 | 7 Alzo dat het u aan gene gave ontbreekt,
7131 1Kor 1:10 | onzen Heere Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt,
7132 1Kor 1:10 | allen hetzelfde spreekt, en dat onder u geen scheuringen
7133 1Kor 1:10 | geen scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in
7134 1Kor 1:11 | huisgezin van Chloe zijn, dat er twisten onder u zijn. ~
7135 1Kor 1:12 | 12 En dit zeg ik, dat een iegelijk van u zegt:
7136 1Kor 1:14 | 14 Ik dank God, dat ik niemand van ulieden gedoopt
7137 1Kor 1:15 | Opdat niet iemand zegge, dat ik in mijn naam gedoopt
7138 1Kor 1:26 | ziet uw roeping, broeders, dat gij niet vele wijzen zijt
7139 1Kor 3:5 | welken gij geloofd hebt, en dat, gelijk de Heere aan een
7140 1Kor 3:14 | Zo iemands werk blijft, dat hij daarop gebouwd heeft,
7141 1Kor 3:16 | 16 Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt, en
7142 1Kor 3:18 | Zo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in deze wereld,
7143 1Kor 3:20 | overleggingen der wijzen, dat zij ijdel zijn. ~
7144 1Kor 4:2 | in de uitdelers vereist, dat elk getrouw bevonden worde. ~
7145 1Kor 4:3 | mij is voor het minste, dat ik van ulieden geoordeeld
7146 1Kor 4:6 | boven hetgeen geschreven is, dat gij niet, de een om eens
7147 1Kor 4:7 | onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen?
7148 1Kor 4:9 | 9 Want ik acht, dat God ons, die de laatste
7149 1Kor 5:1 | 1 Men hoort ganselijk, dat er hoererij onder u is,
7150 1Kor 5:1 | niet genoemd wordt, alzo dat er een zijns vaders huisvrouw
7151 1Kor 5:3 | tegenwoordig ware, dengene, die dat alzo bedreven heeft, besloten, ~
7152 1Kor 5:6 | niet goed. Weet gij niet, dat een weinig zuurdesem het
7153 1Kor 5:9 | geschreven in den brief, dat gij u niet zoudt vermengen
7154 1Kor 5:11 | nu heb ik u geschreven, dat gij u niet zult vermengen,
7155 1Kor 5:11 | dronkaard, of een rover; dat gij met zodanig een ook
7156 1Kor 6:2 | 2 Weet gij niet, dat de heiligen de wereld oordelen
7157 1Kor 6:3 | 3 Weet gij niet, dat wij de engelen oordelen
7158 1Kor 6:6 | anderen broeder te recht, en dat voor ongelovigen. ~
7159 1Kor 6:7 | ganselijk gebrek onder u, dat gij met elkander rechtzaken
7160 1Kor 6:8 | ongelijk, en doet schade, en dat den broederen. ~
7161 1Kor 6:9 | 9 Of weet gij niet, dat de onrechtvaardigen het
7162 1Kor 6:15 | 15 Weet gij niet, dat uw lichamen leden van Christus
7163 1Kor 6:15 | maken ze leden ener hoer? Dat zij verre.
7164 1Kor 6:16 | 16 Of weet gij niet, dat die de hoer aanhangt, een
7165 1Kor 6:19 | 19 Of weet gij niet, dat ulieder lichaam een tempel
7166 1Kor 6:19 | Dien gij van God hebt, en dat gij uws zelfs niet zijt? ~
7167 1Kor 7:7 | 7 Want ik wilde, dat alle mensen waren, gelijk
7168 1Kor 7:9 | zich niet kunnen onthouden, dat zij trouwen; want het is
7169 1Kor 7:10 | niet ik, maar de Heere, dat de vrouw van den man niet
7170 1Kor 7:11 | indien zij ook scheidt, dat zij ongetrouwd blijve, of
7171 1Kor 7:11 | met den man verzoene; en dat de man de vrouw niet verlate. ~
7172 1Kor 7:12 | tevreden is bij hem te wonen, dat hij ze niet verlate. ~
7173 1Kor 7:13 | tevreden is bij haar te wonen, dat zij hem niet verlate. ~
7174 1Kor 7:15 | indien de ongelovige scheidt, dat hij scheide. De broeder
7175 1Kor 7:17 | iegelijk geroepen heeft, dat hij alzo wandele; en alzo
7176 1Kor 7:21 | zijnde, geroepen, laat u dat niet bekommeren; maar indien
7177 1Kor 7:21 | kunt vrij worden, gebruik dat liever. ~
7178 1Kor 7:26 | om den aanstaanden nood, dat het, zeg ik, den mens goed
7179 1Kor 7:29 | Maar dit zeg ik, broeders, dat de tijd voorts kort is;
7180 1Kor 7:32 | 32 En ik wil, dat gij zonder bekommernis zijt.
7181 1Kor 7:36 | 36 Maar zo iemand acht, dat hij ongevoegelijk handelt
7182 1Kor 7:36 | hij wil, hij zondigt niet; dat zij trouwen. ~
7183 1Kor 7:37 | zijn hart besloten heeft, dat hij zijn maagd zal bewaren,
7184 1Kor 8:1 | geofferd zijn, wij weten, dat wij allen te zamen kennis
7185 1Kor 8:4 | geofferd zijn, wij weten, dat een afgod niets is in de
7186 1Kor 8:4 | niets is in de wereld, en dat er geen ander God is dan
7187 1Kor 8:7 | tot nog toe, eten als iets dat den afgoden geofferd is;
7188 1Kor 8:8 | niet aangenaam; want hetzij dat wij eten, wij hebben geen
7189 1Kor 8:8 | geen overvloed; en hetzij dat wij niet eten, wij hebben
7190 1Kor 8:9 | 9 Maar ziet toe, dat deze uw macht niet enigerwijze
7191 1Kor 9:10 | 10 Of zegt Hij dat ganselijk om onzentwil?
7192 1Kor 9:10 | onzentwil? Want om onzentwil is dat geschreven; overmits die
7193 1Kor 9:11 | grote zaak, zo wij het uwe, dat lichamelijk is, maaien? ~
7194 1Kor 9:13 | 13 Weet gij niet, dat degenen, die de heilige
7195 1Kor 9:14 | het Evangelie verkondigen, dat zij van het Evangelie leven. ~
7196 1Kor 9:15 | mij beter te sterven, dan dat iemand dezen mijn roem zou
7197 1Kor 9:17 | 17 Want indien ik dat gewillig doe, zo heb ik
7198 1Kor 9:18 | loon heb ik dan? Namelijk dat ik, het Evangelie verkondigende,
7199 1Kor 9:24 | 24 Weet gijlieden niet, dat die in de loopbaan lopen,
7200 1Kor 9:24 | lopen, allen wel lopen, maar dat een den prijs ontvangt?
7201 1Kor 9:24 | prijs ontvangt? Loopt alzo, dat gij dien moogt verkrijgen. ~
7202 1Kor 10:1 | En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat
7203 1Kor 10:1 | dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder
7204 1Kor 10:12 | meent te staan, zie toe, dat hij niet valle. ~
7205 1Kor 10:16 | van Christus? Het brood, dat wij breken, is dat niet
7206 1Kor 10:16 | brood, dat wij breken, is dat niet een gemeenschap des
7207 1Kor 10:18 | 18 Ziet Israel, dat naar het vlees is: hebben
7208 1Kor 10:19 | 19 Wat zeg ik dan? Dat een afgod iets is, of dat
7209 1Kor 10:19 | Dat een afgod iets is, of dat het afgodenoffer iets is? ~
7210 1Kor 10:20 | 20 Ja, ik zeg, dat hetgeen de heidenen offeren,
7211 1Kor 10:20 | niet Gode; en ik wil niet, dat gij met de duivelen gemeenschap
7212 1Kor 10:24 | 24 Niemand zoeke dat zijns zelfs is; maar een
7213 1Kor 10:24 | maar een iegelijk zoeke dat des anderen is. ~
7214 1Kor 10:28 | iemand tot ulieden zegt: Dat is afgodenoffer; eet het
7215 1Kor 10:28 | om desgenen wil, die u dat te kennen gegeven heeft,
7216 1Kor 10:31 | 31 Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat
7217 1Kor 10:31 | dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij
7218 1Kor 10:31 | hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet
7219 1Kor 11:2 | En ik prijs u, broeders, dat gij in alles mijner gedachtig
7220 1Kor 11:3 | 3 Doch ik wil, dat gij weet, dat Christus het
7221 1Kor 11:3 | Doch ik wil, dat gij weet, dat Christus het Hoofd is eens
7222 1Kor 11:6 | een vrouw niet gedekt is, dat zij ook geschoren worde;
7223 1Kor 11:6 | haar afgesneden te hebben, dat zij zich dekke. ~
7224 1Kor 11:13 | uzelven: is het betamelijk, dat de vrouw ongedekt God bidde? ~
7225 1Kor 11:14 | ook de natuur zelve niet, dat zo een man lang haar draagt,
7226 1Kor 11:15 | vrouw lang haar draagt, dat het haar een eer is; omdat
7227 1Kor 11:17 | prijs ik niet, namelijk dat gij niet tot beter, maar
7228 1Kor 11:18 | de Gemeente, zo hoor ik, dat er scheuringen zijn onder
7229 1Kor 11:20 | gij dan bijeen samenkomt, dat is niet des Heeren avondmaal
7230 1Kor 11:23 | ik ook u overgegeven heb, dat de Heere Jezus in den nacht,
7231 1Kor 11:24 | het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor
7232 1Kor 11:24 | eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet
7233 1Kor 11:24 | voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. ~
7234 1Kor 11:25 | Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij dien
7235 1Kor 11:34 | Doch zo iemand hongert, dat hij te huis ete, opdat gij
7236 1Kor 12:1 | broeders, wil ik niet, dat gij onwetende zijt. ~
7237 1Kor 12:2 | 2 Gij weet, dat gij heidenen waart, tot
7238 1Kor 12:2 | afgoden heengetrokken, naar dat gij geleid werdt. ~
7239 1Kor 12:3 | Daarom maak ik u bekend, dat niemand, die door den Geest
7240 1Kor 12:26 | 26 En hetzij dat een lid lijdt, zo lijden
7241 1Kor 12:26 | al de leden mede; hetzij dat een lid verheerlijkt wordt,
7242 1Kor 13:1 | 1 Al ware het, dat ik de talen der mensen en
7243 1Kor 13:2 | 2 En al ware het dat ik de gave der profetie
7244 1Kor 13:2 | wetenschap; en al ware het, dat ik al het geloof had, zodat
7245 1Kor 13:3 | 3 En al ware het, dat ik al mijn goederen tot
7246 1Kor 13:3 | uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam overgaf,
7247 1Kor 14:1 | geestelijke gaven, maar meest, dat gij moogt profeteren. ~
7248 1Kor 14:5 | 5 En ik wil wel, dat gij allen in vreemde talen
7249 1Kor 14:5 | talen spreekt, maar meer, dat gij profeteert; want die
7250 1Kor 14:5 | talen spreekt, tenzij dan, dat hij het uitlegge, opdat
7251 1Kor 14:12 | geestelijke gaven, zo zoekt dat gij moogt overvloedig zijn
7252 1Kor 14:13 | taal spreekt, die bidde, dat hij het moge uitleggen. ~
7253 1Kor 14:18 | 18 Ik dank mijn God, dat ik meer vreemde talen spreek,
7254 1Kor 14:23 | zouden zij niet zeggen, dat gij uitzinnig waart? ~
7255 1Kor 14:25 | aanbidden, en verkondigen, dat God waarlijk onder u is. ~
7256 1Kor 14:27 | een vreemde taal spreekt, dat het door twee, of ten meeste
7257 1Kor 14:27 | geschiede, en bij beurte; en dat een het uitlegge. ~
7258 1Kor 14:28 | indien er geen uitlegger is, dat hij zwijge in de Gemeente;
7259 1Kor 14:28 | zwijge in de Gemeente; doch dat hij tot zichzelven spreke,
7260 1Kor 14:29 | 29 En dat twee of drie profeten spreken,
7261 1Kor 14:29 | drie profeten spreken, en dat de anderen oordelen. ~
7262 1Kor 14:30 | zit, iets geopenbaard is, dat de eerste zwijge. ~
7263 1Kor 14:34 | 34 Dat uw vrouwen in de Gemeenten
7264 1Kor 14:35 | lelijk voor de vrouwen, dat zij in de Gemeente spreken. ~
7265 1Kor 14:37 | geestelijke, die erkenne, dat, hetgeen ik u schrijf, des
7266 1Kor 15:1 | u bekend het Evangelie, dat ik u verkondigd heb, hetwelk
7267 1Kor 15:2 | verkondigd heb; tenzij dan dat gij tevergeefs geloofd hebt. ~
7268 1Kor 15:3 | hetgeen ik ook ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor
7269 1Kor 15:4 | 4 En dat Hij is begraven, en dat
7270 1Kor 15:4 | dat Hij is begraven, en dat Hij is opgewekt ten derden
7271 1Kor 15:5 | 5 En dat Hij is van Cefas gezien,
7272 1Kor 15:9 | genaamd te worden, daarom dat ik de Gemeente Gods vervolgd
7273 1Kor 15:10 | door de genade Gods ben ik, dat ik ben; en Zijn genade,
7274 1Kor 15:12 | Christus gepredikt wordt, dat Hij uit de doden opgewekt
7275 1Kor 15:12 | zeggen sommigen onder u, dat er geen opstanding der doden
7276 1Kor 15:15 | hebben van God getuigd, dat Hij Christus opgewekt heeft,
7277 1Kor 15:27 | Doch wanneer Hij zegt, dat Hem alle dingen onderworpen
7278 1Kor 15:27 | zijn, zo is het openbaar, dat Hij uitgenomen wordt, Die
7279 1Kor 15:36 | wordt niet levend, tenzij dat het gestorven is; ~
7280 1Kor 15:37 | zaait gij het lichaam niet, dat worden zal, maar een bloot
7281 1Kor 15:50 | Doch dit zeg ik, broeders, dat vlees en bloed het Koninkrijk
7282 1Kor 15:54 | zal het woord geschieden, dat geschreven is: De dood is
7283 1Kor 15:58 | des Heeren, als die weet, dat uw arbeid niet ijdel is
7284 1Kor 16:2 | vergaderende een schat, naar dat hij welvaren verkregen heeft;
7285 1Kor 16:4 | moeite waardig mocht zijn, dat ik ook zelf reizen zou,
7286 1Kor 16:10 | nu Timotheus komt, ziet, dat hij buiten vreze bij u zij;
7287 1Kor 16:11 | 11 Dat hem dan niemand verachte;
7288 1Kor 16:12 | ik heb hem zeer gebeden, dat hij met de broederen tot
7289 1Kor 16:12 | ganselijk zijn wil niet, dat hij nu zou komen; doch hij
7290 1Kor 16:14 | 14 Dat al uw dingen in de liefde
7291 1Kor 16:15 | kent het huis van Stefanas, dat het is de eersteling van
7292 1Kor 16:15 | eersteling van Achaje, en dat zij zichzelven den heiligen
7293 1Kor 16:16 | 16 Dat gij ook u aan de zodanigen
7294 2Kor 1:6 | 6 Doch hetzij dat wij verdrukt worden, het
7295 2Kor 1:6 | hetwelk wij ook lijden; hetzij dat wij vertroost worden, het
7296 2Kor 1:7 | is vast, als die weten, dat, gelijk gij gemeenschap
7297 2Kor 1:8 | wij willen niet, broeders, dat gij onwetende zijt van onze
7298 2Kor 1:8 | ons in Azie overkomen is, dat wij uitnemend zeer bezwaard
7299 2Kor 1:8 | geweest boven onze macht, alzo dat wij zeer in twijfel waren,
7300 2Kor 1:10 | verlost; op Welken wij hopen, dat Hij ons ook nog verlossen
7301 2Kor 1:12 | getuigenis van ons geweten, dat wij in eenvoudigheid en
7302 2Kor 1:13 | ook erkent; en ik hoop, dat gij ze ook tot het einde
7303 2Kor 1:14 | ten dele ons erkend hebt, dat wij uw roem zijn, gelijk
7304 2Kor 1:18 | 18 Doch God is getrouw, dat ons woord, hetwelk tot u
7305 2Kor 1:23 | Getuige over mijn ziel, dat ik, om u te sparen, nog
7306 2Kor 1:24 | 24 Niet dat wij heerschappij voeren
7307 2Kor 2:1 | bij mijzelven voorgenomen, dat ik niet wederom in droefheid
7308 2Kor 2:3 | vertrouwende van u allen, dat mijn blijdschap uw aller
7309 2Kor 2:7 | 7 Alzo dat gij daarentegen hem liever
7310 2Kor 2:8 | 8 Daarom bid ik u, dat gij de liefde aan hem bevestigt. ~
7311 2Kor 3:3 | openbaar zijt geworden, dat gij een brief van Christus
7312 2Kor 3:5 | 5 Niet dat wij van onszelven bekwaam
7313 2Kor 3:7 | heerlijkheid is geweest, alzo dat de kinderen Israels het
7314 2Kor 4:5 | den Heere; en onszelven, dat wij uw dienaars zijn om
7315 2Kor 4:6 | Want God, Die gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis
7316 2Kor 4:14 | 14 Wetende, dat Hij, Die den Heere Jezus
7317 2Kor 5:1 | 1 Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes
7318 2Kor 5:6 | altijd goeden moed, en weten, dat wij, inwonende in het lichaam,
7319 2Kor 5:13 | 13 Want hetzij dat wij uitzinnig zijn, wij
7320 2Kor 5:13 | wij zijn het Gode; hetzij dat wij gematigd van zinnen
7321 2Kor 5:15 | 15 Als die dit oordelen, dat, indien Een voor allen gestorven
7322 2Kor 6:1 | medearbeidende, bidden u ook, dat gij de genade Gods niet
7323 2Kor 7:3 | ik heb te voren gezegd, dat gij in onze harten zijt,
7324 2Kor 7:7 | uw ijver voor mij; alzo dat ik te meer verblijd ben
7325 2Kor 7:8 | berouwd heeft; want ik zie, dat dezelve zendbrief, hoewel
7326 2Kor 7:11 | 11 Want ziet, ditzelfde dat gij naar God zijt bedroefd
7327 2Kor 7:12 | dan aan u geschreven heb, dat is niet om diens wil, die
7328 2Kor 7:16 | 16 Ik verblijde mij dan, dat ik in alles van u vertrouwen
7329 2Kor 8:2 | 2 Dat in vele beproeving der verdrukking
7330 2Kor 8:4 | vele vermaning biddende, dat wij wilden aannemen de gave
7331 2Kor 8:6 | 6 Alzo dat wij Titus vermaanden, dat,
7332 2Kor 8:6 | dat wij Titus vermaanden, dat, gelijk hij te voren begonnen
7333 2Kor 8:7 | uw liefde tot ons, ziet, dat gij ook in deze gave overvloedig
7334 2Kor 8:9 | onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden,
7335 2Kor 8:17 | 17 Dat hij de vermaning heeft aangenomen,
7336 2Kor 8:19 | 19 En dat niet alleen, maar hij is
7337 2Kor 8:20 | 20 Dit verhoedende, dat ons niemand moge lasteren
7338 2Kor 8:22 | dikmaals beproefd hebben, dat hij naarstig is; en nu veel
7339 2Kor 8:22 | door het groot vertrouwen, dat hij heeft tot ulieden. ~
7340 2Kor 9:2 | over u bij de Macedoniers, dat Achaje van over een jaar
7341 2Kor 9:4 | 4 En dat niet mogelijk, zo de Macedoniers
7342 2Kor 9:5 | deze broeders te vermanen, dat zij eerst tot u zouden komen,
7343 2Kor 9:11 | 11 Dat gij in alles rijk wordt
7344 2Kor 10:2 | 2 Ik bid dan, dat ik, tegenwoordig zijnde,
7345 2Kor 10:7 | bij zichzelven betrouwt, dat hij van Christus is, die
7346 2Kor 10:7 | wederom uit zichzelven, dat gelijkerwijs hij van Christus
7347 2Kor 10:11 | 11 Dezulke bedenke dit, dat hoedanigen wij zijn in het
7348 2Kor 10:12 | maar deze verstaan niet, dat zij zichzelven met zichzelven
7349 2Kor 10:13 | roemen buiten de maat; maar dat wij, naar de maat des regels,
7350 2Kor 10:15 | geloof zal gewassen zijn, dat wij onder ulieden overvloediglijk
7351 2Kor 11:3 | 3 Doch ik vrees, dat niet enigszins, gelijk de
7352 2Kor 11:4 | of een ander Evangelie, dat gij niet hebt aangenomen,
7353 2Kor 11:5 | 5 Want ik acht, dat ik nergens minder in ben
7354 2Kor 11:10 | van Christus is in mij, dat deze roem in de gewesten
7355 2Kor 11:12 | 12 Maar wat ik doe, dat zal ik nog doen, om de oorzaak
7356 2Kor 11:16 | 16 Ik zeg wederom, dat niemand mene, dat ik onwijs
7357 2Kor 11:16 | wederom, dat niemand mene, dat ik onwijs ben; doch zo niet,
7358 2Kor 11:17 | 17 Dat ik spreek, spreek ik niet
7359 2Kor 11:29 | 29 Wie is er zwak, dat ik niet zwak ben? Wie wordt
7360 2Kor 11:29 | Wie wordt er geergerd, dat ik niet brande? ~
7361 2Kor 11:31 | in der eeuwigheid, weet, dat ik niet lieg. ~
7362 2Kor 12:2 | ik niet, God weet het), dat de zodanige opgetrokken
7363 2Kor 12:4 | 4 Dat hij opgetrokken is geweest
7364 2Kor 12:6 | boven hetgeen hij ziet, dat ik ben, of dat hij uit mij
7365 2Kor 12:6 | hij ziet, dat ik ben, of dat hij uit mij hoort. ~
7366 2Kor 12:7 | namelijk een engel des satans, dat hij mij met vuisten slaan
7367 2Kor 12:13 | andere Gemeenten, anders, dan dat ikzelf u niet lastig ben
7368 2Kor 12:19 | 19 Meent gij wederom, dat wij ons bij u verontschuldigen?
7369 2Kor 12:20 | 20 Want ik vrees, dat als ik gekomen zal zijn,
7370 2Kor 12:20 | zodanigen als ik wil, en dat ik van u zal gevonden worden
7371 2Kor 12:20 | zodanig als gij niet wilt; dat er niet enigszins zijn twisten,
7372 2Kor 13:1 | 1 Dit is de derde maal, dat ik tot u kom; in den mond
7373 2Kor 13:2 | hebben, en aan al de anderen, dat, zo ik wederom kom, ik hen
7374 2Kor 13:5 | Of kent gij uzelven niet, dat Jezus Christus in u is?
7375 2Kor 13:5 | Christus in u is? tenzij dat gij enigszins verwerpelijk
7376 2Kor 13:6 | 6 Doch ik hoop, dat gij zult verstaan, dat wij
7377 2Kor 13:6 | dat gij zult verstaan, dat wij niet verwerpelijk zijn. ~
7378 2Kor 13:7 | 7 En ik wens van God, dat gij geen kwaad doet; niet
7379 Gal 1:6 | 6 Ik verwonder mij, dat gij zo haast wijkende van
7380 Gal 1:8 | 8 Doch al ware het ook, dat wij, of een engel uit den
7381 Gal 1:11 | maak u bekend, broeders, dat het Evangelie, hetwelk van
7382 Gal 1:13 | eertijds in het Jodendom was, dat ik uitnemend zeer de Gemeente
7383 Gal 1:14 | 14 En dat ik in het Jodendom toenam
7384 Gal 1:20 | ziet, ik getuig voor God, dat ik niet lieg! ~
7385 Gal 1:23 | hadden alleenlijk gehoord, dat men zeide: Degene, die ons
7386 Gal 2:2 | hun het Evangelie voor, dat ik predik onder de heidenen;
7387 Gal 2:4 | 4 En dat om der ingekropen valse
7388 Gal 2:7 | daarentegen, als zij zagen, dat aan mij het Evangelie der
7389 Gal 2:7 | toebetrouwd was, gelijk aan Petrus dat der besnijdenis; ~
7390 Gal 2:10 | 10 Alleenlijk, dat wij den armen zouden gedenken;
7391 Gal 2:13 | Joden veinsden met hem; alzo dat ook Barnabas mede afgetrokken
7392 Gal 2:14 | 14 Maar als ik zag, dat zij niet recht wandelden
7393 Gal 2:16 | 16 Doch wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd
7394 Gal 2:16 | de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen
7395 Gal 2:17 | Christus een dienaar der zonde? Dat zij verre. ~
7396 Gal 2:20 | ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof
7397 Gal 3:1 | Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt
7398 Gal 3:5 | onder u werkt, doet Hij dat uit de werken der wet, of
7399 Gal 3:7 | 7 Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof
7400 Gal 3:8 | Schrift, te voren ziende, dat God de heidenen uit het
7401 Gal 3:10 | in het boek der wet, om dat te doen. ~
7402 Gal 3:11 | 11 En dat niemand door de wet gerechtvaardigd
7403 Gal 3:15 | zelfs eens mensen verbond, dat bevestigd is, doet niemand
7404 Gal 3:17 | dit zeg ik: Het verbond, dat te voren van God bevestigd
7405 Gal 3:21 | tegen de beloftenissen Gods? Dat zij verre; want indien er
7406 Gal 3:23 | geweest tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden. ~
7407 Gal 4:11 | 11 Ik vrees voor u, dat ik niet enigszins tevergeefs
7408 Gal 4:13 | 13 En gij weet, dat ik u door zwakheid des vleses
7409 Gal 4:15 | Want ik geef u getuigenis, dat gij, zo het mogelijk ware,
7410 Gal 4:20 | 20 Doch ik wilde, dat ik nu tegenwoordig bij u
7411 Gal 4:22 | 22 Want er is geschreven, dat Abraham twee zonen had,
7412 Gal 4:25 | komt overeen met Jeruzalem, dat nu is, en dienstbaar is
7413 Gal 4:26 | 26 Maar Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk
7414 Gal 4:26 | Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons
7415 Gal 5:2 | zo gij u laat besnijden, dat Christus u niet nut zal
7416 Gal 5:3 | die zich laat besnijden, dat hij een schuldenaar is de
7417 Gal 5:10 | vertrouw van u in den Heere, dat gij niet anders zult gevoelen;
7418 Gal 5:15 | bijt en vereet, ziet toe, dat gij van elkander niet verteerd
7419 Gal 5:17 | staan tegen elkander, alzo dat gij niet doet, hetgeen gij
7420 Gal 5:21 | ook te voren gezegd heb, dat die zulke dingen doen, het
7421 Gal 6:7 | want zo wat de mens zaait, dat zal hij ook maaien. ~
7422 Gal 6:13 | wet niet; maar zij willen, dat gij besneden wordt, opdat
7423 Gal 6:14 | Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen, anders dan
7424 Efez 1:10 | vergaderen in Christus, beide dat in den hemel is, en dat
7425 Efez 1:10 | dat in den hemel is, en dat op de aarde is; ~
7426 Efez 1:15 | geloof in den Heere Jezus, dat onder u is, en de liefde
7427 Efez 2:8 | geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods
7428 Efez 2:11 | 11 Daarom gedenkt, dat gij, die eertijds heidenen
7429 Efez 2:12 | 12 Dat gij in dien tijd waart zonder
7430 Efez 3:3 | 3 Dat Hij mij door openbaring
7431 Efez 3:6 | 6 Namelijk dat de heidenen zijn medeerfgenamen,
7432 Efez 3:9 | En allen te verlichten, dat zij mogen verstaan, welke
7433 Efez 3:11 | Naar het eeuwig voornemen, dat Hij gemaakt heeft in Christus
7434 Efez 3:13 | 13 Daarom bid ik, dat gij niet vertraagt in mijn
7435 Efez 4:1 | gevangene in den Heere, dat gij wandelt waardiglijk
7436 Efez 4:9 | opgevaren; wat is het, dan dat Hij ook eerst is nedergedaald
7437 Efez 4:17 | betuig het in den Heere, dat gij niet meer wandelt, gelijk
7438 Efez 4:22 | 22 Te weten dat gij zoudt afleggen, aangaande
7439 Efez 4:23 | 23 En dat gij zoudt vernieuwd worden
7440 Efez 4:28 | arbeide liever, werkende dat goed is met de handen, opdat
7441 Efez 5:5 | 5 Want dit weet gij, dat geen hoereerder, of onreine,
7442 Efez 5:6 | 6 Dat u niemand verleide met ijdele
7443 Efez 5:27 | of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk. ~
7444 Efez 5:33 | zichzelven; en de vrouw zie, dat zij den man vreze. ~ ~ ~
7445 Efez 6:1 | gehoorzaam in den Heere; want dat is recht. ~
7446 Efez 6:3 | 3 Opdat het u welga, en dat gij lang leeft op de aarde. ~
7447 Efez 6:8 | 8 Wetende, dat zo wat goed een iegelijk
7448 Efez 6:9 | dreiging; als die weet, dat ook uw eigen Heere in de
7449 Efez 6:9 | Heere in de hemelen is, en dat geen aanneming des persoons
7450 Efez 6:21 | aangaat; en wat ik doe, dat alles zal u Tychikus, de
7451 Fili 1:6 | 6 Vertrouwende ditzelve, dat Hij, Die in u een goed werk
7452 Fili 1:6 | goed werk begonnen heeft, dat voleindigen zal tot op den
7453 Fili 1:7 | Gelijk het bij mij recht is, dat ik van u allen dit gevoel,
7454 Fili 1:7 | omdat ik in mijn hart houde, dat gij, beide in mijn banden,
7455 Fili 1:9 | 9 En dit bid ik God, dat uw liefde nog meer en meer
7456 Fili 1:12 | 12 En ik wil, dat gij weet, broeders, dat
7457 Fili 1:12 | dat gij weet, broeders, dat hetgeen aan mij is geschied,
7458 Fili 1:13 | 13 Alzo dat mijn banden in Christus
7459 Fili 1:14 | 14 En dat het meerder deel der broederen
7460 Fili 1:17 | liefde, dewijl zij weten, dat ik tot verantwoording van
7461 Fili 1:19 | 19 Want ik weet, dat dit mij ter zaligheid gedijen
7462 Fili 1:20 | ernstige verwachting en hoop, dat ik in geen zaak zal beschaamd
7463 Fili 1:20 | zal beschaamd worden; maar dat in alle vrijmoedigheid,
7464 Fili 1:23 | met Christus te zijn; want dat is zeer verre het beste. ~
7465 Fili 1:25 | dit vertrouw en weet ik, dat ik zal blijven, en met u
7466 Fili 1:27 | van uw zaken moge horen, dat gij staat in een geest,
7467 Fili 1:28 | 28 En dat gij in geen ding verschrikt
7468 Fili 1:28 | maar u der zaligheid, en dat van God. ~
7469 Fili 2:2 | vervult mijn blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn,
7470 Fili 2:5 | 5 Want dat gevoelen zij in u, hetwelk
7471 Fili 2:11 | alle tong zou belijden, dat Jezus Christus de Heere
7472 Fili 2:16 | tegen den dag van Christus, dat ik niet tevergeefs heb gelopen,
7473 Fili 2:22 | gij weet zijn beproeving, dat hij, als een kind zijn vader,
7474 Fili 2:24 | ik vertrouw in den Heere, dat ik ook zelf haast tot u
7475 Fili 2:26 | omdat gij gehoord hadt, dat hij krank was. ~
7476 Fili 3:4 | 4 Hoewel ik heb, dat ik ook in het vlees betrouwen
7477 Fili 3:7 | Maar hetgeen mij gewin was, dat heb ik om Christus' wil
7478 Fili 3:12 | 12 Niet dat ik het alrede gekregen heb,
7479 Fili 3:13 | Broeders, ik acht niet, dat ik zelf het gegrepen heb. ~
7480 Fili 3:15 | anderszins gevoelt, ook dat zal u God openbaren. ~
7481 Fili 3:18 | en nu ook wenende zeg, dat zij vijanden des kruises
7482 Fili 4:2 | en ik vermaan Syntyche, dat zij eensgezind zijn in den
7483 Fili 4:9 | in mij gezien hebt, doet dat; en de God des vredes zal
7484 Fili 4:10 | verblijd geweest in den Heere, dat gij nu eenmaal wederom verwakkerd
7485 Fili 4:11 | 11 Niet dat ik dit zeg vanwege gebrek;
7486 Fili 4:14 | Nochtans hebt gij wel gedaan, dat gij met mijn verdrukking
7487 Fili 4:15 | gij, Filippensen, weet, dat in het begin des Evangelies,
7488 Fili 4:17 | 17 Niet dat ik de gave zoek, maar ik
7489 Fili 4:18 | Epafroditus ontvangen heb, dat van u gezonden was, als
7490 Kol 1:6 | onder u, van dien dag af dat gij gehoord hebt, en de
7491 Kol 1:9 | ook wij, van dien dag af dat wij het gehoord hebben,
7492 Kol 1:9 | te bidden en te begeren, dat gij moogt vervuld worden
7493 Kol 1:19 | Vaders welbehagen geweest, dat in Hem al de volheid wonen
7494 Kol 1:20 | 20 En dat Hij, door Hem vrede gemaakt
7495 Kol 1:23 | de hope des Evangelies, dat gij gehoord hebt, hetwelk
7496 Kol 2:1 | 1 Want ik wil, dat gij weet, hoe groten strijd
7497 Kol 2:2 | samengevoegd zijn in de liefde, en dat tot allen rijkdom der volle
7498 Kol 2:8 | 8 Ziet toe, dat niemand u als een roof vervoere
7499 Kol 2:14 | hebbende het handschrift, dat tegen ons was, in inzettingen
7500 Kol 2:16 | 16 Dat u dan niemand oordele in
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7945 |